ECLI:NL:RBLIM:2020:3278

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
7134255 CV EXPL 18-4891
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid naar oud recht en de toegang tot een perceel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee buren over een erfdienstbaarheid die is gevestigd bij notariële akte op 17 juni 1986. De eisers in conventie, eigenaren van een perceel, vorderen toegang tot een strook grond die hen toekomt op basis van de erfdienstbaarheid. De gedaagden in conventie, die het aangrenzende perceel bezitten, hebben een hek geplaatst dat de toegang tot deze strook belemmert door het slot op het hek. De eisers stellen dat zij recht hebben op toegang tot deze strook grond, terwijl de gedaagden betwisten dat er sprake is van een erfdienstbaarheid en stellen dat er een kwalitatieve verplichting is die ontbonden moet worden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid is gevestigd naar oud recht, en dat de eisers recht hebben op toegang tot de strook grond. De rechter oordeelt dat de gedaagden onrechtmatig handelen door de toegang te beletten en gebiedt hen om het slot te verwijderen of de sleutel te geven aan de eisers. Daarnaast wordt een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagden in gebreke blijven. De vorderingen van de gedaagden in reconventie worden afgewezen, omdat de rechter van oordeel is dat de erfdienstbaarheid niet kan worden opgeheven of gewijzigd. De uitspraak is gedaan op 29 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7134255 CV EXPL 18-4891
Vonnis van de kantonrechter van 29 april 2020
in de zaak van:

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. R.Ph.E.M. Cratsborn,
tegen:

1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,

2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P.C.M. van Riet.
Partijen worden hierna “ [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ” en “ [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ” genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenvonnissen van 14 november 2018 en 11 december 2019 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van repliek in conventie;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] , eigenaren en bewoners van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] , en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] , eigenaren en bewoners van de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] , zijn buren van elkaar.
2.2.
Op 17 juni 1986 kochten [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] het perceel grond [kadasternummer] . Diezelfde dag verkochten zij de helft van dat perceel aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] Bij notariële akte van 17 juni 1986 is door partijen het volgende bepaald:
“(…) 9. Bij deze wordt gevestigd ten behoeve van het bij deze verkochte perceel [kadasternummer] als heersend erf en ten laste van aan verkoper in eigendom verblijvende gedeelte van voormeld perceel [kadasternummer] als lijdend erf, de erfdienstbaarheid van weg, om te komen van- en te gaan, via de niet verharde veldweg, naar de [adres 1] , naar- en van het bij deze verkochte, welk recht zal worden uitgeoefend over een strook grond ter breedte van ongeveer vier meter, grenzende aan, gezien vanaf genoemde veldweg, de rechtergrens van het aan verkoper in eigendom verblijvende perceel, met dien verstande, dat de boom die in het midden van gemelde strook staat, ongeveer op de grens met gemelde veldweg, niet mag verhinderen dat de kopers met een voertuig over voormelde strook kunnen gaan.
Van gemelde erfdienstbaarheid zal alleen door de kopers en/of lid of leden van hun gezin gebruik mogen worden gemaakt, en de erfdienstbaarheid zal eindigen zodra de eigendom van het heersend erf niet meer behoort bij kopers of een van hen of één of meerdere van hun kinderen. (…)”
2.3.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hebben een hek, dat toegang geeft tot hun perceel, waaronder de in de akte genoemde strook grond van ongeveer vier meter breed, afgesloten met een slot. Zij weigeren de sleutel van dit slot aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te geven, zodat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen toegang meer hebben tot deze strook grond.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] vorderen – zakelijk weergegeven – om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] te gebieden om het slot te verwijderen en in de toekomst verwijderd te houden, dan wel de sleutel aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te geven, waardoor toegang wordt verleend;
II. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] [bedoeld zal zijn: [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ; aanvulling kantonrechter] met gehele of gedeeltelijke nakoming van het onder I verzochte bevel in gebreke blijven, met een maximum van € 20.000,00;
III. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] leggen daaraan, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat zij een recht van erfdienstbaarheid hebben en dat zij daarvan geen gebruik kunnen maken, omdat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hen de toegang tot hun perceel blijvend hebben geweigerd.
3.3.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] voeren verweer.
in reconventie
3.4.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] vorderen – zakelijk weergegeven – om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair
- de tussen partijen gesloten kwalitatieve verbintenis bij notariële akte van 17 juni 1986, daarin opgenomen onder artikel 9, te ontbinden en ontbonden te verklaren;
subsidiair, indien sprake is vaan een zakelijk recht van erfdienstbaarheid,
- het zakelijk recht van erfdienstbaarheid op te heffen, met bepaling dat het vonnis zal kunnen worden overgeschreven in het Kadaster;
meer subsidiair
- op de voet van artikel 5:80 BW de erfdienstbaarheid te wijzigen, in die zin dat van het bedoelde recht van weg uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van voertuigen, niet zijnde tractoren, en uitsluitend door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zelf, op grond waarvan het hen verboden wordt dat derden, in hun opdracht, gebruik mogen maken van dit zakelijk recht van weg;
primair, subsidiair en meer subsidiair
met veroordeling van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de proceskosten.
3.5.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] leggen daaraan, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat sprake is van een kwalitatieve verplichting, die dient te worden ontbonden, dan wel subsidiair van een erfdienstbaarheid, die dient te worden opgeheven of gewijzigd.
3.6.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] voeren verweer.
in conventie en reconventie
3.7.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] baseren hun vordering op het bestaan van een erfdienstbaarheid. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] betwisten dat sprake is van een erfdienstbaarheid. Zij voeren aan dat sprake is van een kwalitatieve verplichting. Beide partijen doen een beroep op het bepaalde in de notariële akte van 17 juni 1986. Gelet op deze verschillende opvattingen dient eerst te worden beoordeeld hoe hetgeen partijen zijn overeengekomen moet worden gekwalificeerd.
4.2.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] stellen dat de erfdienstbaarheid is gevestigd in 1986. Dat betekent dat deze is gevestigd naar oud recht. Boek 5 van het huidige Burgerlijke Wetboek is immers pas ingevoerd in 1992. In die – oude – gevallen zal het voor de vraag of een erfdienstbaarheid is gevestigd of slechts een persoonlijk recht aankomen op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die weer moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (HR 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AH9168).
4.3.
Dat partijen gelet op voorgaand toetsingskader, zoals [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aanvoeren, géén erfdienstbaarheid hebben willen vestigen kan naar objectieve maatstaven in het licht van gehele inhoud van de akte reeds gelet op het herhaalde gebruik van het woord ‘erfdienstbaarheid’ in de akte niet worden aangenomen. Aangezien in de betreffende bepaling uit de notariële akte bij herhaling over een erfdienstbaarheid wordt gesproken, dient het ervoor gehouden te worden dat het de bedoeling van partijen was om op dat moment een erfdienstbaarheid te vestigen.
4.4.
Anders dan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] betogen is de erfdienstbaarheid in de akte verbonden aan de eigendom van het heersend erf. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] (en hun kinderen) kunnen geen gebruik maken van het recht van weg, indien zij geen eigenaar zijn van het heersend erf. In zoverre kan daarom ook niet gezegd worden dat sprake is van een persoonlijk recht.
4.5.
Partijen zijn overeengekomen dat de erfdienstbaarheid eindigt zodra de eigendom van het heersend erf niet meer behoort bij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] of één of meerdere van hun kinderen. Een dergelijke voorwaarde is toegestaan en doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de erfdienstbaarheid. Het brengt evenmin met zich mee dat daarom gesproken dient te worden van een persoonlijk recht, aangezien de voorwaarde is verbonden aan de eigendom van het heersend erf.
4.6.
Slotsom van het voorgaande is sprake is van een erfdienstbaarheid en niet van een kwalitatieve verplichting.
4.7.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] voeren subsidiair aan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] handelen in strijd met artikel 5:74 BW, inhoudende dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid niet geschiedt op de wijze die voor het dienende erf het minst bezwarend is. Volgens hen maken derden gebruik van de erfdienstbaarheid door daarover met een tractor hout te vervoeren, en is een tractor geen voertuig.
4.8.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] erkennen dat derden soms voor hen de tractor besturen over het dienende erf, omdat die hiertoe beter in staat zijn dan zijzelf. De vraag is of dit is toegestaan. De kantonrechter is van oordeel dat het de bedoeling van partijen was dat enkel [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zelf met een voertuig van de erfdienstbaarheid gebruik mogen maken. De in de notariële akte gebezigde bewoordingen zijn – naar objectieve maatstaven – op dit punt duidelijk, en dit sluit ook aan bij hetgeen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zelf in de conclusie van repliek hebben verwoord:
“ [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] poogt bij de gebruikmaking van de erfdienstbaarheidzoveel als mogelijk[onderstreping toegevoegd door kantonrechter]
de tekst uit de akte letterlijk te volgen, en daaraan te voldoen, doch is het in de praktijk niet altijd even goed doenlijk dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] enkel persoonlijk met een tractor (…) over de strook van de erfdienstbaarheid rijdt.”[eisers in conventie, verweerders in reconventie] erkennen hiermee dat het de bedoeling van partijen was dat enkel zijzelf met een voertuig over de strook mogen rijden. Verder voeren [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de conclusie van repliek aan:
“Hedendaagse tractoren zijn immers nadrukkelijk technisch minder makkelijk te bedienen dan de tractoren die [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] indertijd heeft geleerd te bedienen alsook is de techniek in de afgelopen 35 jaar nadrukkelijk veranderd.”Op het moment dat de erfdienstbaarheid werd gevestigd, konden [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zelf met een tractor rijden. Er was dus geen reden om het besturen van de tractor door derden in de erfdienstbaarheid te verdisconteren. Dat de techniek [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft ingehaald, maakt niet dat de erfdienstbaarheid een andere inhoud krijgt. Als [eisers in conventie, verweerders in reconventie] derden over het perceel laten rijden, handelen zij dus in strijd met de erfdienstbaarheid.
4.9.
Met betrekking tot de vraag of gebruik mag worden gemaakt van een tractor, is gesteld noch gebleken dat partijen hebben bedoeld af te wijken van hetgeen naar normaal spraakgebruik als voertuig heeft te gelden. De kantonrechter is van oordeel dat een tractor, naar normaal spraakgebruik, als een voertuig gekwalificeerd dient te worden en dus onder het bereik van de erfdienstbaarheid valt. Zo wordt een tractor in het woordenboek Van Dale gedefinieerd als:
gemotoriseerd voertuig voor het trekken van landbouwmachines, wagens enz.
4.10.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hebben bij conclusie van antwoord aangevoerd dat het gebruik van de weg door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] schade toebrengt aan het perceel van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] Aangezien de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] tijdens de gehouden descente desgevraagd heeft verklaard dat er geen schade is veroorzaakt met de tractor op zijn perceel en ook overigens niet is gebleken dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] schade hebben toegebracht aan het perceel van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] , dient dit verweer te worden gepasseerd.
4.11.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] voeren aan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] maar sporadisch gebruik maken van de erfdienstbaarheid, terwijl zij hun achterliggende perceel goed kunnen bereiken vanaf hun eigen perceel. De kantonrechter heeft tijdens de descente vastgesteld dat het weiland van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de huidige toestand niet met een voertuig via het eigen perceel van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] kan worden bereikt, omdat de doorgang, zoals die nu is ingericht, te smal is. Dit verweer slaagt daarom evenmin. Overigens is de omstandigheid dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] kennelijk slechts sporadisch gebruik maken van de erfdienstbaarheid een indicatie dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de uitoefening van hun recht op de minst bezwarende wijze uitoefenen, namelijk door er niet (onnodig) vaak gebruik van te maken.
4.12.
Van een inbreuk op het bepaalde in artikel 5:74 BW is op grond van het voorgaande geen sprake.
4.13.
Uit hetgeen hierna in reconventie wordt overwogen, volgt dat geen grond is om de bestaande erfdienstbaarheid op te heffen of te wijzigen. Dit brengt mee dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] onverkort recht hebben om gebruik te maken van de erfdienstbaarheid zoals die bij notariële akte van 17 juni 1986 is gevestigd. Omdat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hen daartoe momenteel niet in de gelegenheid stellen, handelen zij daarmee onrechtmatig jegens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] De vordering strekt ertoe om het slot, waarmee het hek is afgesloten dat toegang geeft tot de betreffende weg, te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel een sleutel daarvan aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] af te geven. Nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] daarin geen nader onderscheid hebben gemaakt, gaat de kantonrechter ervan uit dat beide oplossingen voor hen acceptabel zijn. Het voorgaande betekent dat het sub I gevorderde dient te worden toegewezen.
4.14.
De sub II gevorderde dwangsom, waartegen geen verweer is gevoerd, wordt toegewezen als gevorderd. De kantonrechter zal gelet op de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gehanteerde termijn in het sub I gevorderde bepalen dat pas een dwangsom zal worden verbeurd na het verstrijken van twee dagen na betekening van dit vonnis.
4.15.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten en nakosten, een en ander als onder de beslissing vermeld.
in reconventie
4.16.
Omdat de kantonrechter van oordeel is dat sprake is van een erfdienstbaarheid (zie hiervoor 4.6.), dient de primaire vordering, die gebaseerd is op de stellingname dat sprake is van een kwalitatieve verplichting, reeds daarom te worden afgewezen. Bij de verdere beoordeling dient te worden uitgegaan van de wettelijke bepalingen omtrent erfdienstbaarheden, zoals opgenomen in artikel 5:70 BW en verder.
4.17.
Subsidiair vorderen [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] opheffing van de erfdienstbaarheid op grond van artikelen 5:78 en 5:79 BW. Zij voeren daartoe aan dat de inhoud van de overeenkomst alleen maar tot irritatie en spanningen leidt tussen partijen. Bij het aangaan van de verbintenis waren de gevolgen daarvan voor [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] onvoorzien. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] kunnen het bedoelde stuk perceel goed bereiken vanaf hun eigen perceel. Zij hebben volgens [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] geen redelijk belang meer bij nakoming van de betreffende verplichting en het is ook niet aannemelijk dat dit belang zal terugkeren.
4.17.1.
De kantonrechter stelt voorop dat volledige toepassing van artikel 5:78 BW op reeds onder het oude recht bestaande erfdienstbaarheden door de wetgever niet wenselijk is geacht, omdat partijen bij de vestiging van de erfdienstbaarheid niet met een bepaling als artikel 5:78 BW rekening hebben kunnen houden. Gevolg daarvan is dat opheffing van deze rechten door de rechter op grond van dit artikel is uitgesloten (artikel 165 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek). Opheffing is wel mogelijk op grond van het bepaalde in artikel 5:79 BW, omdat de wetgever daarvoor een dergelijke beperking niet nodig heeft geacht. De door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aangevoerde argumenten voor opheffing van de erfdienstbaarheid worden daarom (enkel) in het kader van artikel 5:79 BW besproken.
4.17.2.
Artikel 5:79 BW bepaalt dat de rechter op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid kan opheffen, indien de uitoefening daarvan onmogelijk is geworden of de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening of het redelijk belang daarbij zal terugkeren.
Gesteld noch gebleken is dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid blijvend onmogelijk is geworden. Ook kan niet worden aangenomen dat er geen redelijk belang meer bestaat bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid. De kantonrechter heeft tijdens de gehouden descente vastgesteld dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] het betreffende deel van hun perceel niet met een voertuig via hun eigen perceel kunnen bereiken. Met dat laatste is het belang van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] om van de erfdienstbaarheid gebruik te kunnen blijven maken gegeven.
4.17.3.
De omstandigheid dat nakoming van de erfdienstbaarheid tot irritatie en/of spanningen tussen partijen leidt is voor beide partijen vervelend, maar is juridisch gezien geen reden om deze op te heffen. Het subsidiair gevorderde dient op grond van het voorgaande te worden afgewezen.
4.18.
Meer subsidiair vorderen [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] de erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:80 BW te wijzigen, in die zin dat dat van het bedoelde recht alleen gebruik mag worden gemaakt door middel van voertuigen, niet zijnde tractoren, en uitsluitend door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zelf.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben terecht aangevoerd dat artikel 5:80 BW ziet op een vordering die wordt ingesteld door de eigenaar van het heersende erf, terwijl [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] eigenaren van het dienende erf zijn. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hebben daarin kennelijk geen reden gezien om de grondslag van deze vordering aan te vullen of te wijzigen, waaruit de kantonrechter afleidt dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hun vordering uitsluitend beoordeeld wensen te zien op grond van artikel 5:80 BW. Aangezien deze grondslag de vordering niet kan dragen, dient ook het meer subsidiair gevorderde te worden afgewezen.
4.19.
Voor zover [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] wel de mogelijkheid open wilden laten voor de rechter om de rechtsgrond ambtshalve aan te vullen, overweegt de kantonrechter het volgende. Op grond van artikel 5:78 BW kan de rechter op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid wijzigen (ook erfdienstbaarheden die zijn gevestigd onder oud recht) of opheffen (wat dus niet mogelijk is bij zulke erfdienstbaarheden, zie 4.17.1.) op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van de eigenaar van het dienende erf kan worden gevergd, of indien ten minste twintig jaren na het ontstaan van de erfdienstbaarheid zijn verlopen en het ongewijzigd voortbestaan van de erfdienstbaarheid in strijd is met het algemeen belang.
4.20.
Dat strijd bestaat met het algemeen belang hebben [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet aangevoerd, zodat de kantonrechter enkel zal beoordelen of de erfdienstbaarheid gewijzigd moet worden op grond van onvoorziene omstandigheden.
4.21.
Bij wijziging op grond van onvoorziene omstandigheden geldt dat bij erfdienstbaarheden die zijn gevestigd onder oud recht enkel rekening mag worden gehouden met omstandigheden die zich hebben voorgedaan na inwerkingtreding van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (artikel 165 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek). Niet is aangevoerd dat gebruik van een tractor in 1992 een nog onvoorziene omstandigheid was. Uit de standpunten van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] lijkt te volgen dat ook al voordien gebruik werd gemaakt van een tractor. Hoe dan ook, zelfs indien dit niet zo was, geldt dat geen sprake is van een onvoorziene omstandigheid, omdat het rijden met voertuigen is toegestaan, en een tractor een voertuig is. Voor zover het wel een onvoorziene omstandigheid zou zijn geweest voor [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] , geldt dat die niet van dien aard is dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding niet kan worden gevergd van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] Immers is niet gebleken dat het rijden met de tractor schade veroorzaakt aan hun eigendom (zie 4.10.).
4.22.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] vorderen verder een wijziging van de erfdienstbaarheid in dier voege dat van het bedoelde recht van weg uitsluitend gebruik mag worden gemaakt door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zelf, op grond waarvan het hen verboden wordt derden, in hun opdracht, gebruik te laten maken van dit zakelijk recht van weg. Hiervoor is echter geen wijziging van de erfdienstbaarheid nodig, want dat gebruikmaking door derden niet is toegestaan blijkt reeds uit de huidige bewoordingen van de akte waarbij de erfdienstbaarheid is gevestigd (zie 4.8.).
4.23.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
gebiedt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het slot te verwijderen en in de toekomst verwijderd te houden, dan wel de sleutel aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te geven, waardoor toegang wordt verleend;
5.2.
veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] met gehele of gedeeltelijke nakoming van voornoemd bevel in gebreke blijven, met een maximum van € 20.000,00;
5.3.
veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tot op heden begroot op een bedrag van € 101,81 aan explootkosten, € 79,00 aan griffierecht en € 300,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,00 aan salaris gemachtigde, en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.6.
wijst het gevorderde af;
5.7.
veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tot op heden begroot op € 150,00 aan salaris gemachtigde;
5.8.
verklaart dit vonnis, wat de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth, kantonrechter, en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma, rolrechter, op 29 april 2020.
type: PB
coll: