Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De (verdere) procedure
2.De (verdere) beoordeling
De beoordeling van de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet
Decathlon. De naam Albert America is tijdens het gesprek op 19 december 2019 niet gevallen. Decathlon verkoopt geen veiligheidsschoenen en [verzoeker] had bovendien helemaal geen veiligheidsschoenen nodig. In het magazijn zijn speciale paden waarop men zonder veiligheidsschoenen mag lopen. Daarbij, zo stelt Acist, worden veiligheidsschoenen bij Acist centraal ingekocht via [naam 1] . Deze worden dan ingekocht bij Smezo, niet bij Albert America. Acist vindt het opmerkelijk dat [verzoeker] op 19 december 2019 heeft verklaard dat hij de veiligheidsschoenen thuis had en niet op het werk. [verzoeker] had de veiligheidsschoenen toch gekocht omdat hij ze nodig had voor zijn werk? Verder vindt Acist het opmerkelijk dat [verzoeker] de veiligheidsschoenen contant heeft betaald en de kinderschoenen met de creditcard van Acist. Acist stelt verder dat de nummering van de factuur van Albert America van 18 oktober 2019 in combinatie met de facturen van controle aankopen bij Albert America door Acist op 20 december 2019 aantoont dat [verzoeker] de veiligheidsschoenen op 19 december 2019 heeft gekocht, na het gesprek. Het is Acist bovendien gebleken dat Albert America bereid is facturen de antedateren. Acist stelt dat de prijs van de door [verzoeker] gekochte veiligheidsschoenen € 60,45, inclusief BTW, is, hetgeen zou betekenen dat [verzoeker] een korting van 38,8% zou hebben gekregen. Dit is ongeloofwaardig, aldus Acist.
“Bij doorvragen gaf [verzoeker] , als liefhebber van het merk Audi aan, dat hij ook wel eens privé ritten met de auto had gereden. Volgens hem niet meer dan 500 km, althans dat dacht hij.”[verzoeker] erkent ook (verwezen wordt naar 5.8 van het verzoekschrift) dat er toen is gesproken over de kilometeradministratie, maar dit komt helemaal niet terug in het gesprekverslag.
nietin geslaagd dit bewijs
voldoendete leveren. Een ontslag op staande is een zware sanctie met ernstige gevolgen en dan is het, om stand te houden bij de kantonrechter, onvoldoende indien een werkgever enkel kan wijzen op een aantal opmerkelijke aspecten in de verklaring van de werknemer. Het enkel bieden van een aantal aanwijzingen die er op
kunnenduiden dat er
misschienfraude is gepleegd, is niet genoeg. Daarmee is niet
bewezendát er fraude is gepleegd. [verzoeker] heeft de door Acist geschetste gang van zaken bovendien gemotiveerd weersproken. Aan de verklaring van [verzoeker] kleven weliswaar een aantal opmerkelijke aspecten, maar dat doet aan het uitgangspunt dat op Acist de bewijslast rust om met name aan te tonen dat [verzoeker] willens en wetens tweevoudig fraude heeft gepleegd, niet af. Verder is niet uit te sluiten dat [verzoeker] zich gewoon heeft vergist bij het indienen van de bon op 18 oktober 2019, misschien omdat hij er vanwege zijn problematische gezinssituatie niet helemaal met zijn hoofd bij was. Dit alles brengt de kantonrechter tot het oordeel dat Acist er niet voldoende in is geslaagd te bewijzen dat [verzoeker] willens en wetens (I) een paar kinderschoenen heeft gedeclareerd als ware het veiligheidsschoenen en willens en wetens (II) Acist heeft getracht te misleiden met een valse bon van Albert America. Nu Acist niet voldoende is geslaagd in dit bewijs, ontvalt daarmee in zoverre de grondslag voor het ontslag op staande voet.
“Bij controle van uw kilometeradministratie bleek dat deze onjuist is. U hebt kennelijk privé gereden met een door werkgever ter beschikking gesteld voertuig, zonder fiscale bijtelling te betalen. U hebt niet enkel gefraudeerd met verschillende administraties, (…)”. Hoewel er dus kennelijk is gesproken over de kilometeradministratie in het gesprek op 19 december 2019, lopen de lezingen over wat exact is gezegd uiteen. Het enkele verwijt dat de kilometeradministratie onjuist is, zonder daarbij precies te vermelden op welke data welke ritten onjuist zijn geregistreerd, is te vaag. Acist heeft pas na de ontslagbrief concreet gemaakt op welke aspecten - onder meer “Nyenrode” en “Abab” - de kilometeradministratie van [verzoeker] onjuist zou zijn. Dit was echter te laat om nog te kunnen dienen als onderbouwing van het reeds gegeven ontslag op staande voet.
“een verwijtbaar handelen zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”) verwijst Acist voor de onderbouwing van die e-grond naar de hiervoor genoemde redenen I tot en met IV. De kantonrechter heeft echter al vastgesteld dat Acist de redenen I en II niet voldoende heeft bewezen. [verzoeker] kan wel worden voorgeworpen dat hij - en niet Acist - de oorzaak is van de onduidelijkheden rondom de declaratie op 18 oktober 2019 en de nasleep daarvan, maar nu niet voldoende is gebleken dat [verzoeker] willens en wetens privékosten ter declaratie heeft ingediend en dit gegeven willens en weten heeft trachten te verhullen, kan deze gestelde, maar niet bewezen, “fraude” dus niet dienen als grondslag voor het ontslag op staande voet en ook niet voor dit voorwaardelijk ontbindingsverzoek op de e-grond.
zodanigdat het van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verzoeker] vervulde enerzijds natuurlijk best wel een functie waarbij het voeren van een correcte en heldere administratie mocht worden verwacht, maar anderzijds gaat het om slordigheid, het willens en wetens voeren van een onjuiste administratie is immers niet komen vast te staan. Ook is [verzoeker] er dus niet eerder indringend, waarschuwend, grenzen stellend, op aangesproken. De e-mail van een collega met betrekking tot de boete van 9 september 2019 kan niet als zodanig worden beschouwd. Ook weegt de kantonrechter mee dat er dus als zodanig op het vakinhoudelijk functioneren van [verzoeker] kennelijk geen aanmerkingen waren. Dit alles maakt dat geen sprake is van een voldragen e-grond.
“vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”. Die grond is wel vervuld. Het is duidelijk dat de verhouding tussen [verzoeker] en Acist dusdanig is verstoord dat van Acist niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing van [verzoeker] zal in dat verband geen soelaas bieden, gelet op de hoge functie die [verzoeker] bij Acist bekleedde en de ernst van de verstoring van de verhoudingen. Partijen moeten uit elkaar. Beide partijen hebben uiteindelijk bijgedragen aan het ontstaan van de verstoring: [verzoeker] door administratieve onzorgvuldigheid en nonchalance, Acist door onterecht te grijpen naar een te zwaar middel, namelijk een ontslag op staande voet.