ECLI:NL:RBLIM:2020:325

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 295 + AWB - 19 _ 297
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak en evenredigheid van woningsluiting na aantreffen hennepkwekerij

In deze zaak hebben eisers, eigenaren en bewoners van een woning, beroep ingesteld tegen besluiten van de burgemeester van de gemeente Eijsden-Margraten, die hen een last tot sluiting van hun woning had opgelegd naar aanleiding van het aantreffen van een hennepkwekerij. De rechtbank heeft op 17 januari 2020 geoordeeld dat de sluiting van de woning noodzakelijk was, gezien de ernst van de overtreding van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers onvoldoende bijzondere omstandigheden hebben aangetoond die zouden leiden tot een andere beslissing. De rechtbank heeft de medische omstandigheden van eisers beoordeeld, maar geconcludeerd dat de overgelegde medische gegevens niet voldoende onderbouwden dat de sluiting van de woning onaanvaardbare gevolgen zou hebben voor hun gezondheid. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. De rechtbank heeft ook de signaleringsfunctie van de sluiting voor de openbare orde en veiligheid in aanmerking genomen, en heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning ook een preventieve werking heeft tegen toekomstige overtredingen.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/295 en AWB 19/297

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 januari 2020 in de zaken tussen

[eiser1] en [eiser2], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. J.E.A.H. Verstraelen),
en

de burgemeester van de gemeente Eijsden-Margraten, verweerder

(gemachtigden: mr. S.A.R. Lely en mr. D. Heuts).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 7 mei 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder eisers een last onder bestuursdwang opgelegd om de woning op het perceel [adres] te [woonplaats] (de woning) met ingang van 4 juni 2018 voor de duur van drie maanden te sluiten en gesloten te houden.
Bij afzonderlijke besluiten van 17 december 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de facto de primaire besluiten met een aanvullende motivering gehandhaafd, waarbij de begunstigingstermijn is bepaald op één week ingaande zes weken na bekendmaking van de bestreden besluiten.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld, die zijn geregistreerd onder de zaaknummers AWB 19/295 ([eiser1]) en AWB 19/297 ([eiser2]). Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 25 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, in die zin dat de bestreden besluiten zijn geschorst tot de uitspraak op de beroepen.
Verweerder heeft de stukken die op de zaken betrekking hebben ingezonden en op 4 oktober 2019 in beide beroepen een verweerschrift ingezonden. Eisers hebben op 11 oktober 2019 een aanvullend beroepschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2019. Eisers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eisers zijn de eigenaars en bewoners van de woning. Naar aanleiding van een melding van een wijkagent is de politie op donderdag 22 maart 2018 de woning binnengetreden. Volgens de naar aanleiding daarvan opgemaakte bestuurlijke rapportage heeft de politie daarbij een in werking zijnde hennepkwekerij van in totaal 183 hennepplanten aangetroffen. De kwekerij bevond zich op de zolder van de woning. In een andere zolderkamer werden vijftien droogrekken aangetroffen. In de kelder werd een in aanbouw zijnde kwekerij zonder planten aangetroffen. In een bijgebouw werden in en nabij een koelcel goederen en apparaten ten behoeve van de teelt van hennep aangetroffen. Gelet hierop heeft verweerder bij de primaire besluiten de woning op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet voor de duur van drie maanden te sluiten en gesloten te houden. In de bestreden besluiten heeft verweerder de facto de primaire besluiten met een aanvullende motivering gehandhaafd, waarbij de begunstigingstermijn is bepaald op één week ingaande zes weken na bekendmaking van de bestreden besluiten.
2. Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten op het standpunt gesteld dat de bevoegdheid tot sluiting bestaat, omdat een handelshoeveelheid hennepplanten in de woning is aangetroffen. Verweerder heeft ter uitvoering van de in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid de “2e wijziging Damoclesbeleid Lokalen en woningen” (het Damoclesbeleid) opgesteld. In het Damoclesbeleid is bepaald dat het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs in een woning in beginsel leidt tot een sluiting voor de duur van drie maanden. Volgens verweerder waren, de door eisers overgelegde medische gegevens in aanmerking nemende, geen bijzondere omstandigheden aanwezig die maken dat van sluiting van de woning had moeten worden afgezien.
3. Eisers hebben op de hierna te bespreken gronden beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Procesbelang
4. Ter zitting is besproken of er nog procesbelang bestaat bij beoordeling van de beroepen omdat verweerder heeft aangegeven niet afwijzend te staan ten opzichte van een actuele beoordeling van de noodzaak en evenredigheid van de effectuering van de bestreden besluiten. Hij heeft echter geen uitsluitsel gegeven over de vraag of de bestreden besluiten nog geëffectueerd zullen worden, zodat er geen aanleiding is te oordelen dat het procesbelang niet meer aanwezig is.
Omvang van het geschil
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat verweerder bevoegd was op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen, dat het Damoclesbeleid niet onredelijk is en dat verweerder in dit geval overeenkomstig het Damoclesbeleid van zijn bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen gebruik heeft gemaakt. Het geschil is beperkt tot de vraag of zich ten tijde van de bestreden besluiten bijzondere omstandigheden voordeden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op dit artikel diende verweerder te beoordelen of de gevolgen van de sluiting van de woning wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de woningsluiting te dienen doelen. Verweerder diende daarbij alle omstandigheden van het geval, al dan niet verdisconteerd in het Damoclesbeleid, in zijn beoordeling te betrekken en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moesten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat van sluiting van de woning voor drie maanden moest worden afgezien. Bij deze beoordeling heeft verweerder een discretionaire bevoegdheid. De rechtbank dient daarom te toetsen of verweerder, alle relevante omstandigheden van het geval ten tijde van de bestreden besluiten op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden in aanmerking nemende, zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit geen bijzondere omstandigheden waren om van de woningsluiting af te zien. De rechtbank dient bij deze toetsing zwaar gewicht toe te kennen aan de mogelijk zeer ingrijpende gevolgen die sluiting van de woning voor drie maanden voor eisers kan hebben, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 augustus 2019, (ECLI:NL:RVS:2013:2362).
6. De rechtbank zal, in aansluiting op de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling eerst aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding beoordelen in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk was en vervolgens of de sluiting evenredig was.
Noodzakelijkheid
7. Eisers hebben aangevoerd dat de ernst en omvang van de overtreding beperkt was. Het waren kleine hennepplantjes. De ruimtes waar ze zich bevonden zijn slechts korte tijd in gebruik geweest voor de kweek van hennepplanten. De overtreding heeft zich alleen in de verhuurde ruimtes afgespeeld. Er was geen handel in of vanuit de woning en geen loop naar de woning, van overlast voor de omgeving is niet gebleken. Eisers zullen nooit meer ruimtes van de woning aan een onbekende derde verhuren, zodat er geen gevaar voor recidive is. Sinds de ontdekking van de overtreding is het steeds rustig geweest rond de woning. Het algemeen belang werd ten tijde van de bestreden besluiten en ook thans door een woningsluiting niet meer gediend.
8. De rechtbank overweegt dat artikel 13b van de Opiumwet beoogt negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs, onder meer bezien vanuit het perspectief van de openbare orde, tegen te gaan. De maatregel van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is gericht op beëindiging en voorkoming van een overtreding. Als, zoals in dit geval, een hennepkwekerij in een woning wordt aangetroffen, dan is aan te nemen dat de woning (mede) gebruikt wordt voor het plegen van overtredingen van de Opiumwet. Bij de handel in drugs mag een aantasting van de openbare orde en veiligheid worden voorondersteld. Sluiting van de woning dient om de relatie van de woning met het criminele milieu en de handel te verbreken. De inbreuk op de openbare orde ter plaatse wordt niet reeds definitief ongedaan gemaakt met de ontmanteling van de hennepkwekerij (zie de uitspraken van de Afdeling van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435, en 30 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3167). In de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3481, overweegt de Afdeling dat zichtbare sluiting van de woning voor bij de woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in woningen en leidt tot grotere meldingsbereidheid bij buurtbewoners.
9. Naar het oordeel van de rechtbank was, gelet op de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten en professionaliteit waarmee de kwekerij, gelet op de aanwezige attributen, was opgezet, sprake van een ernstige overtreding van de Opiumwet. De rechtbank overweegt voorts dat de woning is gelegen aan de rand van het gehucht Withuis, met gemengde bebouwing, op de overgang naar het landelijke gebied nabij de Nederlands/Belgische grens. Verweerder heeft aangegeven, en de rechtbank acht ook aannemelijk, dat dit gebied kan worden beschouwd als relatief bevattelijk voor de vestiging van drugsproducerende activiteiten in panden. Sluiting van de woning had daarom nog de in voormelde uitspraak van de Afdeling van 20 december 2017 genoemde signaalfunctie en was daarom, ook al is van overlast bij de woning niet gebleken en lijkt de kans op nieuwe overtredingen vanuit de woning klein te zijn, nog noodzakelijk.
Evenredigheid - verwijtbaarheid
10. Voor de beoordeling of de sluiting evenredig is, is van belang of eisers een verwijt kan worden gemaakt van de begane overtreding van de Opiumwet. Eisers hebben in eerste instantie aangegeven dat begin 2018 een persoon de woning is komen bezichtigen en een aanbod heeft gedaan om hennepplantjes in de woning te plaatsen. In ruil daarvoor zou deze persoon de hypotheeklasten en energiekosten betalen. Ter zitting hebben eisers aangegeven dat hen pas na aanvang van de huur duidelijk is geworden dat de huurder een hennepkwekerij had gerealiseerd, maar dat er voor hen toen geen weg terug was, omdat zij bang waren voor de huurder. Eisers hebben ter zitting niet betwist dat hun wel een verwijt zou kunnen worden gemaakt van de overtreding, maar vinden dat dit verwijt gering is nu er verzachtende omstandigheden zijn.
11. De rechtbank overweegt dat ingevolge vaste jurisprudentie persoonlijke verwijtbaarheid niet is vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet (zie de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:851). In de eerder genoemde uitspraak van 28 augustus 2019 heeft de Afdeling overwogen dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kan maken. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaringen van eisers dat zij bij aanvang van de verhuur of kort daarna kennis hadden van de drugsactiviteiten. Bovendien hadden zij als verhuurders deugdelijk toezicht moeten houden op het gebruik van de woning (zie de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2462). Ook als zou worden aangenomen dat eisers werden bedreigd door de huurder maakt dit het oordeel niet anders. Niet valt in te zien waarom eisers zich in dat geval niet zouden hebben kunnen wenden tot de politie. Gelet op voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat eisers (op enig moment) op de hoogte waren dat de woning werd gebruikt voor drugshandel en dat zij dit hebben toegelaten. Er kan daarom niet worden geoordeeld dat hen geen enkel verwijt kan worden gemaakt.
Evenredigheid – gevolgen van de sluiting
12. In het kader van de vraag of sluiting van de woning evenredig is, is tevens van belang of eisers om medische redenen aan de woning gebonden zijn. Volgens eisers blijkt uit de door hen overgelegde stukken dat er objectieve medische gegevens zijn waaruit blijkt dat zij bijzonder ernstige medische problemen (zowel lichamelijk als psychisch) hebben en sluiting van de woning zal leiden tot een onaanvaardbare achteruitgang van hun gezondheidstoestand en een onaanvaardbaar groot risico op suïcide. Wegens deze bijzondere omstandigheden zijn zij gebonden aan de woning en had verweerder niet tot sluiting mogen overgaan. Tot de door eisers overgelegde stukken behoren rapporten van [naam psychiater1], psychiater, van 6 november 2012, brieven en medische verslagen van [huisarts], huisarts (de huisarts), van 5 april 2018, 17 mei 2018, 10 augustus 2018, 11 september 2018 en 21 september 2018, en een verklaring van [naam psychiater2], psychiater (psychiater [naam]), van 26 september 2018. Tevens hebben eisers verwezen naar recente medische stukken, waaronder een medisch verslag van de huisarts van 30 september 2019. Eisers zijn van mening dat verweerder had moeten beoordelen wat het risico is dat sluiting van de woning aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen heeft, dat die inschatting een medische beoordeling vergt en dat verweerder die beoordeling niet zelf kan maken. Daarom diende verweerder zich door een medisch adviseur te laten adviseren. Verweerder heeft dat niet gedaan en heeft daarom bij het nemen van de bestreden besluiten onzorgvuldig gehandeld.
13. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie degene die een beroep doet op bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, dit beroep moet onderbouwen. Dit betekent dat het aan eisers was hun stelling dat sprake was van bijzondere medische omstandigheden in de zin van voormelde bepaling te onderbouwen. Verweerder kon ermee volstaan op grond van de beschikbare medische gegevens zich een oordeel te vormen over de gezondheidssituatie van eisers en deze vervolgens te betrekken bij de te maken belangenafweging. De beroepsgrond van eisers dat verweerder een deskundige had moeten raadplegen slaagt daarom niet.
14. Uit de medische verklaringen van de huisarts van september 2018 blijkt dat eisers fysieke en psychische klachten hebben. Wat betreft de fysieke gezondheidssituatie blijkt daaruit het volgende:
[eiser1] lijdt aan een chronische invaliderende lumbale rugpijn en is daardoor beperkt in mobiliteit. Hij blijft, ondanks het gebruik van een neurostimulator als middel voor pijncontrole, veel last hebben van chronische pijn in rug en benen. Hij heeft ook cardiale problemen. Deze worden hoofdzakelijk veroorzaakt door chronische stress.
[eiser2] heeft in 2005 een slokdarmoperatie ondergaan in verband met een kwaadaardige tumor. Hij slaapt als gevolg daarvan in een aangepast bed waarbij het bovenlichaam in een [naam psychiater2] van minstens 40° gepositioneerd wordt om reflux van maagzuur te voorkomen. In april 2018 heeft [eiser2] een operatie aan de rechterknie ondergaan waarbij een knieprothese is aangebracht. Hij blijft echter veel last en pijn houden van de knie. Bij onderzoek is gebleken dat er een chronische ontsteking aanwezig is ter hoogte van de prothese. Bij een recent uitgevoerd onderzoek zijn ontstekingen in de longen, veroorzaakt door reflux, vastgesteld. Bij dat onderzoek is tevens een rectumtumor vastgesteld. De tumor zal heelkundig verwijderd moeten worden en er zal een tijdelijk stoma moeten worden aangelegd.
15. Wat betreft de psychische gezondheidssituatie van eisers ten tijde van de bestreden besluiten zijn met name de volgende stukken van belang:
1) Een brief van de huisarts van 5 april 2018 betreffende [eiser1] houdt, onder meer, in dat de huisarts op basis van zijn kennis over de medische toestand van [eiser1], het besluit tot sluiting van de woning inschat als een uiterst moeilijke en zelfs gevaarlijke situatie, omdat de fysieke en mentale toestand van [eiser1] hem niet toelaten om deze ingrijpende veranderingen te ondergaan.
2) Een brief van de huisarts van 5 april 2018 betreffende [eiser2] houdt, onder meer, in dat [eiser2] al vele jaren lijdt aan een ernstige chronische ziekte en er zijn ernstige financiële problemen die ook al jaren aanslepen en welke hem emotioneel hebben uitgeput. De huisarts schat de situatie op dat moment zodanig ernstig in, dat er zelfs een reëel gevaar bestaat voor suïcidaliteit bij [eiser2].
3) Een brief van de huisarts van 17 mei 2018 betreffende [eiser1] houdt, onder meer, in dat er bij [eiser1] een chronisch depressieve toestand bestaat vanwege slepende financiële problemen en gezondheidsproblemen van zijn levenspartner. Hiervoor is [eiser1] al jaren onder behandeling bij een psychiater en slikt hij antidepressiva. Op basis van zijn kennis over de medische toestand van [eiser1], schat de huisarts in dat een uithuiszetting een heel slechte uitwerking kan hebben op zowel het fysisch welzijn als op het psychisch welzijn van [eiser1]. Vanuit medisch oogpunt vindt hij het zelfs een gevaarlijke situatie indien [eiser1] zijn huis zou moeten verlaten.
4) Een brief van de huisarts van 17 mei 2018 betreffende [eiser2] houdt, onder meer, in dat [eiser2] al meerdere jaren last heeft van een depressie waarvoor hij antidepressiva slikt. Bovendien zijn er ernstige financiële problemen die hem emotioneel hebben uitgeput. Een ingrijpende verandering als een uithuiszetting zou volgens de huisarts nefaste gevolgen hebben op zijn psychisch welzijn. Zijn conclusie is dat de algemene gezondheidstoestand van [eiser2] slecht is en dat een uithuiszetting heel negatieve gevolgen zou hebben op zijn gezondheid. De huisarts acht dit een niet te verantwoorden daad.
5) Een brief van de huisarts van 10 augustus 2018 betreffende [eiser1] houdt, onder meer, in dat bij [eiser1] een chronische depressieve toestand bestaat wegens slepende financiële problemen en gezondheidsproblemen van zijn levenspartner. Hiervoor is hij al jaren onder behandeling bij een psychiater en slikt hij antidepressiva.
6) Een brief van de huisarts van 11 september 2018 betreffende [eiser1] houdt, onder meer, in dat bij [eiser1] de laatste tijd de klachten die het gevolg zijn van het PTSS de laatste maanden erg zijn toegenomen, mede door de slechte gezondheidstoestand van zijn partner.
7) Een brief van de huisarts van 21 september 2018 betreffende [eiser1] waarin de huisarts vanwege de dreigende woningsluiting een risico-analyse heeft uitgevoerd over suïcide. Dit heeft geresulteerd in een hoog suïciderisico. Bijgevolg is volgens de huisarts een aanzienlijke kans dat een woningsluiting fatale en onomkeerbare gevolgen kan hebben.
8) Een brief van de huisarts van 21 september 2018 betreffende [eiser2] waarin de huisarts aangeeft het risico op suïcide te hebben onderzocht en vast te stellen dat er een hoog suïciderisico is en bijgevolg een aanzienlijke kans dat een woningsluiting fatale en onomkeerbare gevolgen zal hebben.
9) Een verklaring van psychiater [naam psychiater2] van 26 september 2018 betreffende [eiser1] en [eiser2] houdt, onder meer, in dat [eiser2] sedert 1992 en [eiser1] sedert 2004 bij hem onder psychiatrische behandeling zijn. Beiden zijn ernstig depressief. Door vele problemen heeft de zinloosheid van het bestaan zonder zicht op herstel maar juist verergering van lichamelijk lijden de dood als enige uitweg, door zelfmoord of euthanasie, doen overwegen. De psychiater wil waarschuwen voor grote gevolgen van een simpele uithuiszetting, de laatste druppel in een zeer fragiel en wankel systeem, met voor beiden nog medische trajecten met een onzeker resultaat voor de boeg. Volgens hem zal huisuitzetting, in combinatie met hun levensloop en huidig bestaan, het verlangen naar een zacht einde sterk doen toenemen.
16.Verweerder heeft voormelde medische stukken van de huisarts en psychiater [naam psychiater2] betrokken bij het nemen van de bestreden besluiten. Volgens verweerder is de huisarts niet onafhankelijk en heeft deze geen specifieke deskundigheid op het specifieke medische terrein waarover hij verklaart. De psychiater is een psychiater in ruste, wat volgens verweerder betekent dat hij in principe geen psychiater (meer) is. Bovendien is geen sprake van een recente behandelrelatie tussen deze psychiater en eisers. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat de voormelde verklaringen van de huisarts en psychiater [naam psychiater2] niet kunnen dienen om de bijzondere ernst van de gezondheidstoestand van eisers en de onomkeerbare gevolgen van een woningsluiting te bewijzen.
17. Eisers hebben in beroep nog diverse medische stukken overgelegd die na de bestreden besluiten zijn opgesteld. Deze stukken hebben geen betrekking op de medische situatie van eisers ten tijde van de bestreden besluiten. De rechtbank laat deze stukken daarom bij de beoordeling van de rechtmatigheid van die besluiten buiten beschouwing.
18. De rechtbank is van oordeel dat uit de ten tijde van de bestreden besluiten door eisers overgelegde medische stukken blijkt dat zij diverse ernstige gezondheidsproblemen hadden. De rechtbank is het echter met verweerder eens dat deze stukken onvoldoende objectief medisch bewijs leveren dat eisers afhankelijk zijn van verblijf in de woning en niet voor een periode van drie maanden elders zouden kunnen verblijven. In de overgelegde medische stukken wordt niet inzichtelijk gemaakt dat een woningsluiting onevenredige gevolgen voor de fysieke gezondheidstoestand van eisers heeft. Ook de gestelde psychische gevolgen van een woningsluiting zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Het staat vast dat eisers te kampen hebben met diverse psychiatrische problemen. Dit is ook niet in geschil tussen partijen. Anders dan is vermeld in de brieven van de huisarts, genoemd onder 3 en 5, was [eiser1] hiervoor echter niet meer in behandeling bij een psychiater. Ook [eiser2] was niet meer onder behandeling bij een psychiater. Eisers hebben wel medische stukken van een behandelend psychiater overgelegd, maar deze informatie is gedateerd, namelijk uit 2012. De enige medische behandeling die eisers ontvingen ten tijde van de besluiten was de behandeling via de huisarts. De huisarts heeft een inschatting gemaakt van de psychische gevolgen en de huisarts heeft in zijn brieven herhaaldelijk te kennen gegeven dat hij zich grote zorgen maakt om eisers. De rechtbank kan echter niet anders dan vaststellen dat de huisarts geen psychiater is. Dit maakt de verklaringen van de huisarts weliswaar niet zonder waarde, maar de huisarts heeft ook niet medisch-methodisch inzichtelijk gemaakt hoe hij tot zijn conclusies is gekomen. Dat geldt ook voor de verklaring van psychiater [naam psychiater2], waarin bovendien onduidelijk blijft wat de begeleidende rol die deze psychiater heeft vervuld concreet inhield. Uit de beschikbare informatie volgt niet op basis van welk onderzoek en met inachtneming van welke feiten de huisarts en psychiater [naam psychiater2] tot de conclusie zijn gekomen dat sprake is van een suïciderisico als een gevolg van de onderhavige besluitvorming. Eisers hadden voor het bewijs een verklaring van een psychiater kunnen overleggen welke aantoonbaar gebaseerd is op een naar de geldende medische standaarden verricht onderzoek naar hun psychiatrische toestand en waarin de psychiatrische impact op eisers van een woningsluiting ten tijde van die besluiten inzichtelijk wordt gemaakt. Eisers hebben ter zitting gesteld thans te worden behandeld door een psychiater, maar dit traject is pas recent opgestart. Tussen de primaire besluiten en de bestreden besluiten is sprake van een ruim tijdsverloop en het staat vast dat eisers zich in deze periode niet tot een psychiater hebben gewend. Een dergelijke verklaring van een psychiater ontbreekt, maar had naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de gestelde (psychiatrische) problematiek, wel voor de hand gelegen.
19. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het voorgaande, zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de gezondheidstoestand van eisers ten tijde van de bestreden besluiten niet een bijzondere omstandigheid was die, tezamen met alle overige omstandigheden, ertoe leidde dat van woningsluiting moest worden afgezien. De rechtbank betrekt daarbij dat niet is gebleken dat eisers geen andere woonruimte konden vinden en dat in beroep niet langer andere mogelijke belemmeringen voor een verblijf elders gedurende drie maanden zijn aangevoerd.
20. De beroepen zijn ongegrond.
21. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, voorzitter, en mr. R.M.M. Kleijkers en mr. C. Drent, leden, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 17 januari 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan door een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.