6.3.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.P.J. van de Pasch, rechter, in aanwezigheid van M.B.G. Cox-Vorage, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 23 april 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 23 april 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
4. De toestemming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, wordt onthouden indien de desbetreffende persoon niet beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid die nodig zijn voor het te verrichten werk. (…)
5. De toestemming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid kan worden ingetrokken indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan de toestemming niet zou zijn verleend, indien zij zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest op het tijdstip waarop de toestemming werd verleend.
Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2014
Paragraaf 2.3
De toestemming aan een beveiligingsorganisatie of recherchebureau om personen te werk stellen, zoals bedoeld in artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de wet wordt onthouden indien:
a. de betrokkene binnen vier jaar voorafgaande aan het moment van toetsing (…) een strafbeschikking (…) wegens het plegen van een misdrijf van het Openbaar Ministerie heeft aanvaard (…).
Om te bepalen of een antecedent binnen de termijn van toetsing valt, wordt uitgegaan van de datum van de rechterlijke uitspraak in eerste aanleg. Bij gebreke daarvan wordt de datum dat het Openbaar Ministerie een strafbeschikking heeft uitgevaardigd als uitgangspunt genomen.
Paragraaf 2.3.1
De korpschef (…) kan van het hiervoor onder ad. a (…) bepaalde afwijken indien, gelet op de aard van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de geringe kans op recidive en recente persoonlijke ontwikkelingen, toepassing daarvan een voor betrokkene onevenredig nadeel zou meebrengen ten opzichte van het daarmee te dienen belang.