ECLI:NL:RBLIM:2020:3018
Rechtbank Limburg
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure over niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres, die niet de kentekenhouder was, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd omdat haar voertuig zonder geldig parkeerrecht was geparkeerd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat eiseres geen machtiging van de kentekenhouder had overgelegd. Eiseres stelde dat zij voldoende duidelijkheid had verschaft over haar hoedanigheid als bestuurder van het voertuig.
De rechtbank overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een ieder zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte een machtiging van de kentekenhouder had verlangd, aangezien eiseres in haar bezwaarschrift voldoende duidelijkheid had verschaft over haar rol als bestuurder. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat de bestuurder van een voertuig bezwaar kan maken tegen een naheffingsaanslag, ook als de kentekenhouder een andere persoon is.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de heffingsambtenaar op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.