3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 11 januari 2017 komen vanaf 21:09 uur bij het alarmnummer meerdere meldingen binnen van een schietpartij op de Weggebekker in Heerlen.De Weggebekker is een klein industrieterrein, enkel bereikbaar via een en dezelfde doodlopende weg. De politie komt omstreeks 21.15 uur ter plaatse. In een aldaar gelegen loods wordt een manspersoon, naar later blijkt [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ), aangetroffen. Hij ligt op de grond en [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1] ), zijnde de eigenaar van het in de loods gevestigde garagebedrijf, zit naast hem en drukt een hoofdsteun van een autostoel tegen het linker bovenbeen van [slachtoffer] . Verder wordt niemand in de loods aangetroffen. [slachtoffer] wordt vervolgens met meerdere schotverwondingen naar het ziekenhuis overgebracht. Door de politie wordt een onderzoek naar de schietpartij ingesteld.
Aan de verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan deze schietpartij en dientengevolge een poging tot moord dan wel een poging tot doodslag heeft gepleegd. De rechtbank zal eerst de bewijsmiddelen de revue laten passeren, vervolgens weergeven hoe de politie de verdachte(n) op het spoor is gekomen, de verklaringen van de verdachte(n) en ten slotte hun telecommunicatiegegevens. Daarna trekt de rechtbank conclusies op basis van dat materiaal, gevolgd door overwegingen over het bewijs en als laatste de juridische kwalificaties.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen
De verklaringen van aangever [slachtoffer]
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen die avond rond 21:15 uur ter plaatse. In een van de loodsen troffen zij [slachtoffer] aan, liggend op de grond. [slachtoffer] deelde hen mede dat hij was beschoten door drie Turken en twee mannen uit Heerlen. Eén van de mannen uit Heerlen was [naam 1] (fonetisch) genaamd. Ze reden in een zwarte auto en het kenteken bevatte iets met Wiesbaden. [slachtoffer] verklaarde voorts dat deze mannen met meerdere wapens op hem hadden geschoten.
[slachtoffer] heeft op 12 januari 2017 aangifte gedaan van een poging moord c.q. een poging doodslag. Hij heeft verklaard dat hij op 11 januari 2017 tussen 20:30 uur en 21:00 uur samen met [betrokkene 1] (hierna te noemen: [betrokkene 1] ), naar de Weggebekker in Heerlen is gereden. [betrokkene 1] had eerder die dag met [getuige 1] gesproken. [getuige 1] had toen verteld dat er Duitsers bij hem in de loods waren geweest, op zoek naar drugs. [slachtoffer] dacht dat hij hier misschien iets aan kon verdienen, door die Duitsers aan een dealer voor te stellen. Er was die avond eigenlijk om 20.00 uur afgesproken, maar toen [slachtoffer] rond die tijd bij de loods aankwam, hoorde hij van [getuige 1] dat de anderen er nog niet waren. [slachtoffer] en [betrokkene 1] zijn toen wat rond gaan rijden en tussen 20:30 uur en 21:00 uur terug naar de loods gegaan. [slachtoffer] liep vervolgens de loods binnen via de blauwe rolpoort. In de loods waren een drietal mannen aanwezig, drie Turken uit België. Een man, de kale, was de leider. Hij gaf [slachtoffer] een hand en zei: ‘
Hallo jongen’en vroeg ‘
Heb je blok?”.[slachtoffer] zei dat hij geen blok of drugs had, maar hem wel kon voorstellen aan mensen die dat wel hadden. [slachtoffer] hoorde opeens een schot, waarna hij zijn rechterbeen niet meer voelde. Hij viel door dit schot op de grond. Hij zag dat de mannen opeens grote revolvers en wapens hadden. Hierna werd [slachtoffer] geslagen en er werd tegen hem gezegd: “
Er is drugs van ons gestolen, jullie hebben drugs van ons gestolen” en “
Jij gaat nu dood, jij hebt iets gehoord hier, er is vijf kilogram gestolen”. De twee andere mannen sloegen en schoten ook op [slachtoffer] en er werd op zijn hoofd gericht. [slachtoffer] bleef heen en weer bewegen terwijl hij op de grond lag, om de kogels te kunnen ontwijken. Opeens kwamen er nog twee personen tevoorschijn, ook allebei met een wapen. Een van deze twee personen kent de verdachte onder de bijnaam [bijnaam 1] . Zijn echte naam is [naam 1] en hij komt uit [S.] . Hij is ongeveer 27 jaar oud. Hij is slank, heeft een dikke neus, kort zwart haar, een stoppelbaard, ongeveer 1.90 meter lang, heeft een Koerdisch uiterlijk en hij had witte uitslag op de linkerzijde van zijn kin. Hij zei tegen [slachtoffer] :
“Jij hebt bij mij ingebroken in Maasmechelen op de [straatnaam 1] ”en “
Er is ingebroken bij mij en er is vijf kilogram bruin gestolen”. [bijnaam 1] begon te schieten en richtte daarbij op de borst van [slachtoffer] . De andere man kent [slachtoffer] onder de bijnaam [bijnaam 2] . De kale richtte vervolgens zijn wapen op [slachtoffer] en vroeg hem of hij moslim was en zei: “
Jij gaat vandaag dood”. Terwijl [bijnaam 1] en [bijnaam 2] op [slachtoffer] aan het schieten waren, riep een van de mannen: “
flikken, flikken, flikken”. [slachtoffer] lag op dat moment op de grond en kon niet opstaan, omdat hij in zijn been was geschoten. [bijnaam 1] schoot op dat moment nog een keer op [slachtoffer] . De drie mannen die [slachtoffer] niet kende, liepen als eerste de loods uit, daarna [bijnaam 1] en uiteindelijk verliet ook [bijnaam 2] de loods. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat toen hij aankwam, hem een auto opviel: een zwarte of blauwe stationcar, een nieuwer model met Duits kenteken met de eerste twee letters WI voor Wiesbaden. Het leek een huurauto. Over het schieten heeft [slachtoffer] verklaard dat de drie personen eigenlijk tegelijkertijd schoten. Ze hadden een grote zilverkleurige revolver. In totaal waren er twee of drie revolvers, de mannen wisselden gedurende het gebeuren wapens uit. Ze hadden in ieder geval nog een zwarte revolver en een zwart pistool.
Medische informatie [slachtoffer]
In de letselbeschrijving van de forensisch arts Van den Bogard is het volgende over het letsel bij [slachtoffer] opgenomen. [slachtoffer] is op 11 januari 2017 opgenomen in het ziekenhuis en hij is op 12 januari 2017 geopereerd. Door de forensisch arts is het volgende letsel vastgesteld:
- een verwonding onder het rechteroog
- een deels ontbrekende wijsvinger aan de rechterhand. Het laatste en middelste kootje zijn verdwenen. Bij de operatie op 12 januari 2017 is deze vinger deels geamputeerd;
- schotverwondingen in het linkerbeen (midden voorzijde) en in het rechterbeen (binnenzijde bovenbeen en onder de rechterknie).
Bij [slachtoffer] zijn aldus schotverwondingen aan beide benen vastgesteld, met een gevoelsstoornis van de rechtervoorvoet en voetzool door een mogelijke beschadiging van de beenzenuw. In het linker bovenbeen bevindt zich halverwege een scheur in de lengterichting van het bloedvat over een afstand van vier centimeter. Daarin is op 12 januari 2017 operatief een stent geplaatst. De forensisch arts heeft voorts opgenomen dat [slachtoffer] levenslang een bloedstollingsremmer zal moeten slikken om het dichtslibben van deze stent te voorkomen. De conclusie is dat de beschreven letsels het meest passen bij schotverwondingen. Er zijn een aantal kogels in het lichaam achtergebleven. Deze kunnen niet worden verwijderd. De gevoelsstoornis in de rechtervoet is het gevolg van een zenuwbeschadiging in het been. Er bestaat twijfel over de vraag of de zenuw in het rechterbeen volledig zal herstellen.
Door de politie is gerelateerd dat, gezien het tactisch onderzoek, de letselbeschrijving en het onderzoek van de radioloog, de metalen dense structuren in de benen van [slachtoffer] waarschijnlijk extreem gedeformeerde projectielen zijn, die met een vuurwapen zijn afgevuurd. Gezien de afgelegde wondtrajecten in de benen van [slachtoffer] zijn deze waarschijnlijk ontstaan toen [slachtoffer] zich laag bij de grond bevond. Gelet op diens verklaring dat hij op zijn rug op de grond lag en hij de schoten probeerde te ontwijken door naar links en rechts te bewegen, is het volgens de politie zeer aannemelijk dat [slachtoffer] tijdens deze bewegingen door meerdere projectielen werd geraakt.
De verklaringen van getuigen
[getuige 1] (eigenaar van het in de loods gevestigde garagebedrijf)
[getuige 1] heeft op 11 januari 2017 tegenover verbalisanten van de politie een eerste verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 11 januari 2017 in zijn loods aan het werk was. Iets na 21.00 uur kwamen een drietal mannen binnen. Man 1 was kaal, droeg een grijze jas en was ongeveer 1.80 meter lang. Man 2 droeg een zwarte jas, had kort krullend haar en was ongeveer 1.85 meter lang. Man 3 droeg een grijze trui met een capuchon. Daarna kwam [slachtoffer] binnen. [getuige 1] had tussen deze drie mannen en [slachtoffer] een afspraak geïnitieerd. Zodra [slachtoffer] de loods betrad, schreeuwden de mannen naar elkaar. [getuige 1] zag toen dat twee van de drie mannen een vuurwapen trokken. Man 3 had geen wapen. Zodra [getuige 1] de wapens zag, maakte hij zich uit de voeten. Onder het naar buiten gaan, bij de balie, kwam [getuige 1] nog iemand tegen, een man met een zwarte jas en kort krullend haar, iets kleiner dan 1.85 meter, met in zijn hand een kleine zwarte revolver. Hij duwde [getuige 1] tegen de deurstijl aan. Toen de andere mannen iets tegen deze man schreeuwden, liet hij [getuige 1] los. [getuige 1] rende naar buiten en hoorde een aantal harde knallen, hij denkt zes schoten. Daarna kwamen de mannen uit de loods gerend en reden ze weg in een aantal auto’s. Over de vluchtauto’s heeft [getuige 1] verklaard dat er twee auto’s, waarvan een stationwagen, klaarstonden. Toen de mannen weg waren, is [getuige 1] samen met [betrokkene 2] de loods binnengegaan en is toen [slachtoffer] gaan helpen. Over de wapens heeft [getuige 1] verklaard dat man 1 een zwarte handrevolver had, man 2 had een grote “Dirty Harry” revolver en de man die later binnenkwam had een kleine zwarte handrevolver.
Op 12 januari 2017 heeft [getuige 1] opnieuw een verklaring tegenover verbalisanten van de politie afgelegd. In dit verhoor heeft [getuige 1] verklaard dat hij een van drie mannen, die als eerste in de loods waren, kent. De vriendin van deze man heeft namelijk een ongeluk gehad met een zwarte BMW. Deze BMW, met Belgisch kenteken, staat ter reparatie in de loods van [getuige 1] . [getuige 1] kent deze persoon onder de naam “ [medeverdachte 1] ”. [getuige 1] heeft geen telefoonnummer van deze [medeverdachte 1] . Verder heeft [getuige 1] tijdens dit verhoor verklaard dat, toen hij buiten was, hij vier of vijf personen uit de loods zag komen rennen. Een van deze mannen was [medeverdachte 1] . Hij zag dat [medeverdachte 1] toen het grote wapen, dat daarvoor nog door iemand anders werd vastgehouden, in zijn handen droeg. Over de wapens heeft [getuige 1] nog verklaard dat hij een zilverkleurig vuurwapen, een hele grote handrevolver, heeft gezien. Over de man die hem in de deurstijl tegenhield, heeft [getuige 1] nog verklaard dat deze iets opvallends in zijn gezicht had, namelijk een soort koortslip of wond, roodkleurig opgezet, nabij zijn lip en in de richting van zijn kin.
Op 13 januari 2017 heeft [getuige 1] meer verklaard over de aanleiding van de afspraak in de loods. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte 1] die ochtend bij hem in de loods is geweest. Hij had aan [getuige 1] gevraagd of hij iemand wist die aan “bruin” kon komen. [betrokkene 1] kwam aan het einde van de ochtend in de loods in verband met een reparatie aan zijn auto. [getuige 1] had toen aan [betrokkene 1] gevraagd of hij aan drugs kon komen of iemand anders wist. [betrokkene 1] ging bellen en zei dat het in orde zou komen. [getuige 1] heeft als het ware tussen de partijen bemiddeld. [medeverdachte 1] is die middag wederom naar de loods gekomen en [getuige 1] heeft hem over [betrokkene 1] verteld. Er werd vervolgens tussen partijen afgesproken dat ze elkaar om 20.00 uur in de loods zouden treffen. Volgens [getuige 1] waren alle partijen om 20.00 uur te laat. [slachtoffer] kwam als eerste, rond 20.15 uur. [getuige 1] heeft hem toen verteld dat de anderen er nog niet waren en er werd afgesproken dat [slachtoffer] een half uur later terug zou komen. Op een gegeven moment kwam [medeverdachte 1] samen met twee andere mannen de loods binnen. [medeverdachte 1] was er ongeveer 10 minuten toen [slachtoffer] de loods binnenkwam.
[getuige 1] heeft op 16 februari 2017 nog verklaard dat hij in de ochtend van 11 januari 2017 had gehoord dat de drugs bestemd waren voor Duitsers.
[betrokkene 1] (samen met [slachtoffer] naar de loods gereden)
[betrokkene 1] is die avond samen met [slachtoffer] naar de loods op de Weggebekker gereden en is in de auto blijven wachten toen [slachtoffer] naar binnen ging. Over de aanleiding heeft hij verklaard dat hij die ochtend bij [getuige 1] was geweest in verband met een kapotte auto. [getuige 1] heeft toen via de telefoon van [betrokkene 1] met [slachtoffer] gesproken en voor die avond een afspraak gemaakt. [betrokkene 1] hoorde, nadat [slachtoffer] de loods was binnengegaan, gelijk schoten. Hij stapte uit de auto en hoorde nog een aantal schoten. Hij zag mensen in paniek weglopen. Buiten kwam hij [getuige 1] nog tegen. [betrokkene 1] vroeg aan [getuige 1] wat er aan de hand was. [getuige 1] noemde een Turkse/Marokkaanse naam – de naam die hij noemde was binnen, zei [getuige 1] .
[getuige 2] (monteur in de autogarage van [getuige 1] )
[getuige 2] (hierna te noemen: [getuige 2] ) was die avond ook in de loods aan het werk. Hij heeft verklaard dat hij die avond rond 19.55 uur naar de loods is gereden. Daar was alleen [getuige 1] aanwezig. Hij is toen aan zijn eigen auto gaan werken. Hij zag op een gegeven moment een paar mannen binnen komen lopen. Het waren drie mannen, buitenlandse types. Hierna kwam nog een andere man binnen en de mannen raakten met elkaar in gesprek. Dat gesprek liep al vrij snel uit de hand, binnen twee minuten escaleerde het. [getuige 2] heeft zijn telefoon en spullen toen gepakt en heeft de loods verlaten. Hij hoorde een knal en maakte dat hij wegkwam. Hij kwam buiten nog twee best lange jongens tegen, buitenlandse types, die uitzagen als Marokkaans. Toen de man heibel kreeg met de drie mannen binnen, begonnen ze te schreeuwen in het Arabisch. Er werd ook geroepen: ‘
Allah Akbar, zeg dat je moslim bent”en er werd gescholden.
[getuige 3] (broer van aangever [slachtoffer] )
[getuige 3] , zijnde de broer van aangever [slachtoffer] , is door de politie gehoord over de identiteit van de personen die door [slachtoffer] [bijnaam 1] en [bijnaam 2] worden genoemd. Door [getuige 3] is vervolgens meer informatie over de identiteit van [bijnaam 1] verstrekt. Zo heeft hij over [bijnaam 1] verklaard dat zijn voornaam [naam 1] is, zijn bijnaam [bijnaam 1] is, dat het een Irakese jongen is met de Nederlandse nationaliteit, ongeveer 26 of 27 jaar oud, hij op College Rolduc zat, hij een broer en een zus heeften samen met zijn moeder heeft gewoond op de [straatnaam 2] in de gemeente [S.] .
[betrokkene 2] (eigenaar van de loods)
[betrokkene 2] (hierna te noemen: [betrokkene 2] ) was die bewuste avond werkzaam in een loods op de Weggebekker. Hij is de eigenaar van de loods die wordt verhuurd aan [getuige 1] .[betrokkene 2] heeft die avond om 21:14:22 uur het alarmnummer gebeld. Tijdens dit gesprek geeft hij aan in de loods aan de Weggebekker [huisnummer] aanwezig te zijn en dat aldaar een schietpartij heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer is gewond. Tijdens dit gesprek vraagt de meldkamer aan [betrokkene 2] of hij bij het slachtoffer kan informeren naar de dader of daders. Het slachtoffer zegt dan dat de dader [bijnaam 1] [naam 1] is en dat hij in de [straatnaam 1] te Maasmechelen woont.
Op het spoor van de verdachten
De persoon met de bijnaam [bijnaam 1]
De politie heeft naar aanleiding van bovengenoemde verklaringen een onderzoek ingesteld naar de identiteit van de persoon die ook wel [bijnaam 1] wordt genoemd. Zo heeft de politie naar aanleiding van de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat de persoon die hij [bijnaam 1] noemt tijdens de schietpartij heeft gezegd dat bij hem op de [straatnaam 1] in Maasmechelen zou zijn ingebroken, een onderzoek naar dit adres ingesteld. Uit onderzoek door de Belgische politie blijkt dat de [straatnaam 1] in Maasmechelen niet bestaat. Er bestaat wel een [straatnaam 3] in Maasmechelen. Op de [adres 1] staat ingeschreven [naam 3] en haar zoontje [naam 4] . Uit informatie van de Nederlandse politie blijkt dat de verdachte [verdachte] hier zou verblijven. Voorts blijkt uit dit onderzoek dat door [naam 3] op 30 december 2016 melding bij de politie is gemaakt van een poging tot diefstal in haar woning. Zij werd door het alarmsysteem op haar mobiele telefoon verwittigd van deze inbraak. Zij heeft vastgesteld dat het schuifraam beschadigd was en open stond.[naam 3] is de vriendin van de verdachte.Uit verder onderzoek door de politie blijkt voorts dat de verdachte [verdachte] , zoals door [getuige 3] is verklaard, een broer en een zus heeft en dat zijn moeder woont op de [straatnaam 2] te [S.] .
De verdachte is vervolgens op 22 januari 2019 door de Belgische politie in een woning aan de [adres 2] in [L.] , zijnde de woning van [naam 3], aangehouden.Hij is diezelfde dag aan Nederland overgeleverd.
De verdachte heeft zich bij de politie telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Tijdens de zitting heeft hij verklaard:
‘Het enige wat ik wil zeggen is dat toen ik in die loods was, ik een alarmpistool bij me had”. Op nadere vragen heeft hij geen antwoord willen geven.
Overige verdachten
Op 11 januari 2017 om 21.20 uur is door de politie in de buurt van de plaats delict een persoon genaamd [betrokkene 3] aangehouden.Naar aanleiding van verder onderzoek is op 14 februari 2019 een persoon genaamd [betrokkene 4] aangehouden.Een persoon genaamd [medeverdachte 1] is vervolgens op 22 januari 2019 aangehouden.Op 5 februari 2019 is een persoon genaamd [medeverdachte 2] aangehouden. Hij zou de persoon zijn die in het dossier [bijnaam 2] wordt genoemd.
De telefoongegevens van de verdachten
Door de politie zijn na de schietpartij de mastgegevens van de plaats delict opgevraagd. Daaruit zijn een aantal telefoonnummers naar voren gekomen die op 11 januari 2017 de mast hebben aangestraald behorende bij de plaats delict De Weggebekker in Heerlen.
Het telefoonnummer[telefoonnummer 1] – vermoedelijk van of in gebruik bij de verdachte
Het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]werd pas actief op 11 januari 2017 en straalde om 16:31 uur op de mast aan de [adres 3] te Maastricht. Het nummer heeft vervolgens tot 19:25 uur masten in Maastricht aangestraald en heeft tot dan alleen contact met het telefoonnummer
[telefoonnummer 2], welk nummer door de politie aan [medeverdachte 1] wordt toegeschreven.Uit de printlijsten blijkt dat vanaf 19:25 uur tot 21:31:37 uur in totaal 24 contactmomenten tussen dit telefoonnummer en het telefoonnummer dat aan [medeverdachte 1] zou toebehoren, hebben plaatsgevonden.Vanaf 20:22 uur straalt het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]masten aan in de ruimere omgeving van de Weggebekker in Heerlen. Met name tussen 21:03 uur en 21:15 uur bevindt het nummer zich in een kleiner gebied waarin de plaats delict is gelegen. Om 21:01 uur, 21:02 uur en 21:03 uur zijn er meerdere pogingen tot contact tussen dit nummer en het nummer dat aan [medeverdachte 1] zou toebehoren. Het laatstgenoemde nummer straalt dan inmiddels ook de mast van de plaats delict aan. Op 21:11 uur, 21:12 uur, 21:16 en 21:18 uur vinden er wederom contactmomenten tussen deze twee nummers plaats.
Het nummer dat door de politie aan [medeverdachte 1] wordt toegeschreven, bevindt zich dan inmiddels op een andere mast en gaat steeds verder weg van de Weggebekker. Om 21.13 uur vindt er tussen het nummer
[telefoonnummer 1]een eerste contact plaats met het bij de politie bekende telefoonnummer van [betrokkene 3] , zijnde de persoon die door de politie in de buurt van de plaats delict is aangehouden. Beide nummers bevinden zich dan op de mast van de plaats delict. Er is nogmaals contact om 21:15 uur en 21:18 uur. Om 21:20 uur volgt nog een poging tot contact, maar het toestel van [betrokkene 3] is dan uit. Hij is dan immers al aangehouden door de politie.
Het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]bevindt zich tot 21:24 uur op de plaats delict. De eerstvolgende aangestraalde mast is vervolgens die om 21:31 uur in Sittard. Het toestel probeert dan wederom opnieuw te bellen met het telefoonnummer dat door de politie aan [medeverdachte 1] wordt toegeschreven. Daarna wordt het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]niet meer gebruikt. De politie heeft hieruit geconcludeerd dat dit nummer kennelijk alleen is gebruikt voor communicatie met betrekking tot het schietincident.
De politie heeft in haar proces-verbaal gerelateerd om welke redenen bovengenoemd telefoonnummer vermoedelijk bij de verdachte in gebruik is geweest, te weten:
- dit telefoonnummer heeft die avond contact gehad met het telefoonnummer van [betrokkene 3] . Uit analyse van de printgegevens van bij de politie bekende telefoonnummers van de verdachte blijkt dat hij – als enige – in het verleden eerder contact met [betrokkene 3] heeft gehad;
- het telefoonnummer was voor een eerste keer actief op de mast [adres 3] te Maastricht. Dit is vlakblij de woning van de vader van [naam 3] , zijnde de partner van de verdachte.
Het telefoonnummer[telefoonnummer 3] – ook vermoedelijk van of in gebruik bij de verdachte
Daarnaast zou door de verdachte ook gebruik zijn gemaakt van het telefoonnummer
[telefoonnummer 3]. Dit telefoonnummer straalt op 11 januari 2017 om 20:48 uur aan op de telefoonmast gelegen in de directe omgeving van de plaats delict.Op die dag was dit telefoonnummer gekoppeld aan een IMEI-nummer, te weten [nummer] , behorende bij een Apple iPhone 7.Op 22 januari 2017 is in de woning van [naam 3] , zijnde de partner van de verdachte, een doosje van een iPhone 7 aangetroffen, met daarop voornoemd IMEI-nummer, eindigt op * [nummer] .
Het telefoonnummer[telefoonnummer 2] – vermoedelijk van of in gebruik bij [medeverdachte 1]
Het telefoonnummer
[telefoonnummer 2]heeft zich op 11 januari 2017 tot 12:15:01 wellicht onder Belgisch netwerk bevonden. Vanaf 12:39 uur is het telefoonnummer actief op het Nederlands netwerk. Tussen 12:39 uur en 15:01 uur heeft het telefoonnummer zich opgehouden in Heerlen, waarop het mogelijk om 13:05 uur op de plaats delict is geweest. Ook om 14:15 uur is dit telefoonnummer mogelijk op de plaats delict aanwezig geweest. Op dit laatste tijdstip is er contact geweest tussen dit nummer en een nummer dat op naam van de broer van [getuige 1] staat geregistreerd. Vervolgens valt het nummer tussen 15:19:34 uur en 20:10:59 uur weer onder het bereik van het Belgisch netwerk. Vanaf 20:21:16 uur valt het nummer weer onder Nederlands netwerk. Uit de printlijsten blijkt dat vanaf 19:25 uur tot 21:31:37 uur in totaal 24 contactmomenten tussen dit telefoonnummer en het telefoonnummer dat aan [verdachte] zou toebehoren, hebben plaatsgevonden. Tussen 20:38 uur en 21:04 is het nummer onder bereik van de zendmast van de plaats delict. Om 21:09 uur is vervolgens bij 112 een van de meldingen van de schietpartij binnengekomen.Na het schietincident heeft het telefoonnummer zich vanaf ongeveer 21:11 uur verplaatst, vanaf de plaats delict richting de Belgische grens in Stein. Om 21:24:16 uur straalt het telefoonnummer een mast aan in de omgeving van de Belgische grens bij Stein.
De politie heeft in haar proces-verbaal gerelateerd om welke redenen bovengenoemd telefoonnummer vermoedelijk bij [medeverdachte 1] in gebruik is geweest, te weten:
- dit telefoonnummer heeft als enige van de potentiële telefoonnummers van verdachten contact gehad met het nummer dat geregistreerd staat op naam van de broer van [getuige 1] . Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] een klant was van de autogarage van de broers [getuige 1] ;
- dit telefoonnummer heeft contact met een telefoonnummer dat in gebruik is bij een persoon genaamd [betrokkene 5] . Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] blijkt, dat wanneer hij [medeverdachte 1] moet spreken, hij hem kan bereiken via [betrokkene 5] , zijnde [betrokkene 5] ;
- dit telefoonnummer heeft veel contact met bekende telefoonnummers van
de verdachte. Op 11 januari 2017 vanaf 19:25 uur tot 21:31:37 uur heeft dit telefoonnummer 24 keer contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , welk nummer volgens de politie die avond vermoedelijk bij de verdachte in gebruik was;
- het telefoonnummer heeft contact met meerdere telefoonnummers waarvan de tenaamstellingen Turkse namen zijn, zijnde dezelfde afkomst als [medeverdachte 1] .
Conclusie van de politie ten aanzien van de telecomgegevens
De politie heeft ook de telefoongegevens onderzocht van de telefoonnummers die vermoedelijk aan [bijnaam 2] en [betrokkene 4] hebben toebehoord. Op basis van alle telecomgegevens tezamen heeft de politie geconcludeerd dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [betrokkene 4] zich voor het schietincident in de omgeving van de plaats delict hebben bevonden. Vanaf 20:21 uur zijn er gezamenlijke verplaatsingen zichtbaar in de ruime omgeving van de plaats delict, even later in een kleiner gebied van de plaats delict. Na het schietincident is zichtbaar dat de omgeving van de plaats delict wordt verlaten.
Tussenconclusie met betrekking tot de telefoonnummers
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaand telecomonderzoek kan worden geconcludeerd dat het telefoonnummer
[telefoonnummer 2]op 11 januari 2017 bij de verdachte [medeverdachte 1] in gebruik is geweest. De rechtbank wijst dan met name op het gegeven dat de tijdstippen waarop dit nummer mogelijk op de plaats delict is geweest op 11 januari 2017 passen bij de verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 1] , inhoudende dat [medeverdachte 1] die dag meermalen in de loods is geweest, waaronder om 14.00 uur die middag. Ook betrekt de rechtbank in haar oordeel het gegeven dat [betrokkene 5] en een telefoonnummer dat op naam van de broer van [getuige 1] staat geregistreerd, contacten van dit telefoonnummer zijn. Bovendien heeft dit telefoonnummer rondom het tijdstip van het tenlastegelegde feit (in december 2016 en januari 2017) contact met een telefoonnummer dat destijds op naam stond van een persoon genaamd [betrokkene 6] . [betrokkene 6] heeft telefonisch verklaard [medeverdachte 1] , die woonachtig is in België, te kennen en dat het goed mogelijk is dat beiden in december 2016 en januari 2017 telefonisch contact hebben gehad.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaand telecomonderzoek kan worden geconcludeerd dat de telefoonnummers
[telefoonnummer 1]en
[telefoonnummer 3]op 11 januari 2017 bij de verdachte in gebruik zijn geweest. Ten aanzien van het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]wijst de rechtbank op de vele contactmomenten die avond met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Wanneer [medeverdachte 1] op dit nummer geen gehoor krijgt, belt hij vrijwel onmiddellijk het telefoonnummer
[telefoonnummer 3], kennelijk met de bedoeling de verdachte te bereiken. Dat dit laatstgenoemde nummer aan de verdachte toebehoorde leidt de rechtbank, zoals hiervoor besproken, af uit het IMEI-nummer van het toestel waarin dit telefoonnummer zat, namelijk de iPhone 7 met IMEI-nummer eindigend op * [nummer] , waarvan het doosje in de woning van de partner van de verdachte is aangetroffen, alwaar de verdachte verbleef.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank merkt op dat [slachtoffer] in zijn verklaringen omtrent de gebeurtenissen niet altijd even consistent is. Naar het oordeel van de rechtbank is op een aantal wezenlijke punten de voorstelling van zaken in zijn verklaringen in overeenstemming met de verklaringen van andere getuigen, zoals [getuige 1] en [getuige 2] , zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat deze verklaringen van [slachtoffer] niet als onbetrouwbaar buiten het bewijs behoeven te worden gelaten. Zo verklaren [slachtoffer] , [getuige 1] en [getuige 2] dat er drie mannen in de loods aanwezig waren op het moment dat [slachtoffer] de loods betrad. [slachtoffer] en [getuige 2] hebben beiden verklaard over twee jongens die er korte tijd later bij zijn gekomen en zij hebben beiden verklaard dat in de loods aan [slachtoffer] is gevraagd of hij moslim was. Dat vrijwel meteen toen [slachtoffer] de loods binnenkwam is geschoten, vindt bevestiging in de verklaringen van zowel [getuige 2] als [betrokkene 1] . Zowel [slachtoffer] als [getuige 1] hebben voorts verklaard over een stationwagen die als vluchtauto werd gebruikt, over een groot zilverkleurig vuurwapen in de handen van de mannen, ze hebben beiden verklaard dat er tussen de mannen wapens werden uitgewisseld en ze hebben beiden verklaard over een opvallend witte uitslag op de kin bij een van de daders. Dit alles maakt ook dat de rechtbank de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar acht, nu omgekeerd deze verklaring voldoende steun vindt in de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande bewijsmiddelen het volgende is komen vast te staan. Medeverdachte [medeverdachte 1] is op 11 januari 2017 drie keer in de loods op De Weggebekker aanwezig geweest, met als doel een afspraak met [slachtoffer] te initiëren. Het ging de mannen blijkbaar om een gestolen partij drugs vanuit de woning aan de [straatnaam 3] in Maasmechelen, alwaar de partner van de verdachte woont en de verdachte verbleef. Vanaf 20:21 uur die avond hebben in ieder geval de verdachte en [medeverdachte 1] zich gezamenlijk verplaatst in de ruime omgeving van de plaats delict en later in een kleiner gebied van de plaats delict. Rond 21.00 uur heeft [slachtoffer] de loods betreden. In de loods waren op dat moment – behalve [getuige 1] en [getuige 2] – een drietal personen aanwezig, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat [medeverdachte 1] in de loods in het bezit van een vuurwapen is geweest, leidt de rechtbank af uit zowel de verklaring van [slachtoffer] als uit de verklaring van [getuige 1] . Toen [slachtoffer] met deze drie personen in de loods aanwezig was, is hij in zijn been geschoten. Kort daarna zijn twee andere personen de loods binnengekomen, waaronder de verdachte, die wordt aangeduid met de bijnaam [bijnaam 1] . Dat de verdachte in het bezit was van een vuurwapen, leidt de rechtbank eveneens af uit de verklaringen van zowel [slachtoffer] als [getuige 1] , die beiden hebben verklaard over een zwart wapen dat door de verdachte werd gehanteerd. De rechtbank ziet geen aanwijzingen om aan te nemen dat dit wapen een alarmpistool is geweest, nu de verdachte pas tijdens de zitting voor de eerste keer over een alarmpistool heeft verklaard en zijn verklaring desgevraagd niet concreet heeft willen maken. Toen de vijf personen samen met [slachtoffer] in de loods aanwezig waren, is nogmaals op [slachtoffer] geschoten. Na het schietincident zijn de mannen gevlucht.
Anders dan de raadsman leidt de rechtbank uit deze gang van zaken af dat – ook gezien de korte tijd waarin een en ander zich heeft afgespeeld – er geen sprake is van drie afzonderlijke fasen. De verklaring van [slachtoffer] is op dit punt duidelijk. Onderscheiden in verschillende fasen zou geen recht doen aan de werkelijkheid zoals door [slachtoffer] omschreven.
De juridische kwalificatie
De rechtbank zal allereerst – los van de vraag wie in de loods op [slachtoffer] heeft geschoten en/of er sprake is van medeplegen – de juridische kwalificatie van het handelen vaststellen.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot moord moet worden beoordeeld of er sprake was van voorbedachte raad. Uit het voorgaande blijkt dat de aanleiding voor de afspraak in de loods het vermoeden was dat [slachtoffer] drugs uit de woning van de verdachte had gestolen of in dit verband over informatie beschikte. Uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier blijkt niet dat de verdachte en/of de anderen doelbewust, na kalm beraad of rustig overleg, een plan hebben gemaakt om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat zij op 11 januari 2017 aan dat plan, al dan niet gezamenlijk, hebben getracht uitvoering te doen geven. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt derhalve het bewijs voor voorbedachte raad. De verdachte moet van het primair tenlastegelegde, te weten: poging tot moord, worden vrijgesproken.
Poging doodslag
Onder het subsidiair tenlastegelegde is een poging tot doodslag op [slachtoffer] tenlastegelegd. Vaststaat dat [slachtoffer] een maal in zijn been is geschoten, waarna hij op de grond is gevallen. Vervolgens zijn meerdere kogels op korte afstand op het lichaam van [slachtoffer] afgevuurd, terwijl deze op de grond lag en heen en weer bewoog om kogels te ontwijken. De rechtbank begrijpt aldus dat het schietincident in een zeer kort tijdsbestek en terwijl [slachtoffer] zich heen en weer bewoog over de grond, heeft plaatsgevonden. De kogels hebben [slachtoffer] onder meer in beide benen geraakt, waardoor een slagaderlijke bloeding is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat het meenemen van de vuurwapens naar de loods en het op korte afstand afvuren van kogels op het zich op de grond heen en weer bewegende lichaam van [slachtoffer] een aanmerkelijk risico op de dood met zich mee hebben gebracht en dat deze aanmerkelijke kans ook is aanvaard. De rechtbank acht een poging doodslag aldus bewezen.
Medeplegen?
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen daarover hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, zowel voorafgaand aan, als ook tijdens de schietpartij. Medeverdachte [medeverdachte 1] is degene geweest die op 11 januari 2017 via [getuige 1] een afspraak met [slachtoffer] heeft gemaakt. Op basis van de telecomgegevens kan worden vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich voorafgaand aan de schietpartij naar de omgeving van de plaats delict hebben begeven. In ieder geval de verdachte en [medeverdachte 1] hebben zich daarna naar de loods verplaatst en hebben beiden een vuurwapen meegenomen. Niet alleen door de verdachte en [medeverdachte 1] , maar ook door anderen werden vuurwapens meegenomen naar de loods. Hieruit leidt de rechtbank een gezamenlijke voorbereiding af en de bereidheid gebruik te maken van die wapens. Tijdens de schietpartij – waarbij meerdere keren op [slachtoffer] is geschoten en geen van de daders zich heeft gedistantieerd – werd er door zowel [medeverdachte 1] , als even later ook door de verdachte, gerefereerd aan een diefstal van drugs. De rechtbank concludeert hieruit dat de daders kennelijk een gezamenlijk belang hadden, namelijk het achterhalen van de dader van deze diefstal. De rechtbank is van oordeel dat het aandeel van de verdachte in zowel de samenwerking als de uitvoering van het delict zodanig is geweest dat sprake is geweest van medeplegen van een poging doodslag. Met het schieten door de verdachte en anderen op het lichaam van [slachtoffer] , is gezien de beschrijving van het opgetreden letsel, de kans op overlijden van [slachtoffer] reëel geweest. Zonder medisch ingrijpen was de slagaderlijke bloeding mogelijk fataal afgelopen. Alle betrokkenen hebben ook na het schietincident het hazenpad gekozen. De verdachte heeft geen verklaring over zijn aanwezigheid in de loods willen afleggen.
Dit betekent dat de verdachte en de anderen voor het geheel aan gedragingen in de loods verantwoordelijk worden gehouden en niet hoeft te worden vastgesteld door wie op welk moment in dat korte tijdsbestek in de loods op [slachtoffer] is geschoten.