ECLI:NL:RBLIM:2020:2352

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
03/700008-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en doodslag in Heerlen met schietpartij

Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een schietpartij in een loods in Heerlen op 11 januari 2017. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord en poging tot doodslag op het slachtoffer, die tijdens de schietpartij meerdere schotverwondingen opliep. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van poging tot moord. Echter, de rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd een schadevergoeding van €5.169,- toegewezen aan de benadeelde partij, die gedeeltelijk werd toegewezen voor materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, die blijvende lichamelijke schade had opgelopen door de schietpartij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700008-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr S.T. van Berge Henegouwen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 10 en 11 maart 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn telkens ter zitting verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is
mr. C.A. Bouw, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam, telkens ter terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 11 januari 2017 samen met anderen in een loods aan de Bekkerweg in Heerlen heeft geprobeerd – al dan niet met voorbedachten rade – [slachtoffer] te doden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een viertal andere personen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer] en acht aldus het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals uiteengezet in zijn schriftelijk requisitoir.
De officier van justitie heeft in dit kader naar voren gebracht dat voor het vinden van het antwoord op de vraag wat er in de loods is gebeurd, gezocht moet worden in objectieve onderzoeksbevindingen, in combinatie met verklaringen van personen die zich in de loods bevonden op het moment dat [slachtoffer] werd beschoten. De officier van justitie hecht in dat verband waarde aan de verklaring van [slachtoffer] zelf, maar ook aan die van [getuige 1] en [getuige 2] en dan vooral aan de verklaringen die kort na het voorval zijn afgelegd. Bij de schietpartij in de loods, waarbij [slachtoffer] had kunnen overlijden, waren in totaal een vijftal personen betrokken. Een van deze vijf personen is de verdachte, en dan meer in het bijzonder de persoon die in het dossier wordt aangeduid met de bijnaam ‘ [bijnaam 1] ’. Door deze vijf personen is nauw en bewust samengewerkt. Geen van de vijf personen heeft zich van de schietpartij gedistantieerd en na het voorval zijn de vijf personen gezamenlijk gevlucht. Nu uit het dossier naar voren komt dat de vijf personen naar de loods zijn gekomen vanwege een vermeende diefstal van drugs door [slachtoffer] en omdat naar de uiterlijke verschijningsvorm het schot in de knie volledig geregisseerd lijkt te zijn om [slachtoffer] te immobiliseren, is naar het oordeel van de officier van justitie ook bewezen dat de personen met voorbedachten rade hebben gehandeld.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, zoals uiteengezet in de door de hem overgelegde pleitnota.
De raadsman heeft aangevoerd dat de gebeurtenissen in de loods in een drietal fases zijn te onderscheiden. In de eerste fase is [slachtoffer] de loods binnengekomen en is hij, na een korte ruzie met een drietal mannen, vrijwel direct in zijn been geschoten. Pas in de tweede fase zou de verdachte samen met iemand anders de loods hebben betreden. De derde fase is wanneer een van de mannen opmerkt dat de politie in aantocht zou zijn, waarop iedereen, waaronder de verdachte, vertrekt en een van de mannen terugkomt om van dichtbij op [slachtoffer] te schieten. Uit de verklaringen van aangever blijkt dat hij tijdens de tweede fase niet door kogels is geraakt. Dat de verdachte in de loods kogels op [slachtoffer] heeft afgevuurd, vindt ook geen ondersteuning in technisch bewijs. In de loods zijn geen kogelgaten, hulzen of andere sporen ter onderbouwing van deze stelling aangetroffen. Indien de verklaring van [slachtoffer] juist is, en de verdachte op hem heeft geschoten, dan moet het dus met een wapen zijn geweest waaruit geen kogels kwamen, zoals een alarmpistool. Voor dit laatste zijn wel aanwijzingen in de resultaten van het opsporingsonderzoek te vinden. Uit de bewijsmiddelen kan voorts niet worden afgeleid dat de verdachten met voorbedachten rade naar de loods zijn gegaan om [slachtoffer] te liquideren. Een nauwe en bewuste samenwerking kan eveneens niet worden vastgesteld. Tijdens de eerste fase, waarin het eerste schot is gelost, was de verdachte nog niet in de loods aanwezig. Daarna volgde de ondervraging door de verdachte met het alarmpistool. Het was wellicht de bedoeling om [slachtoffer] vrees aan te jagen, maar zonder kogels is het onjuist om daaruit af te willen leiden dat er sprake zou zijn van een intentie om [slachtoffer] van het leven te beroven. Al deze gedragingen, ook in onderlinge samenhang beschouwd, kunnen niet leiden tot de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijk doel of een gezamenlijk concreet plan om [slachtoffer] te doden. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat behalve onvoldoende wettig, ook onvoldoende overtuigend bewijs uit het dossier naar voren komt om de verdachte te veroordelen. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar de verschillende verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd en zijn weigering om aanvullend te verklaren. Ook de verklaring van [getuige 1] is niet als geheel betrouwbaar aan te merken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 11 januari 2017 komen vanaf 21:09 uur bij het alarmnummer meerdere meldingen binnen van een schietpartij op de Weggebekker in Heerlen. [2] De Weggebekker is een klein industrieterrein, enkel bereikbaar via een en dezelfde doodlopende weg. De politie komt omstreeks 21.15 uur ter plaatse. In een aldaar gelegen loods wordt een manspersoon, naar later blijkt [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ), aangetroffen. Hij ligt op de grond en [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1] ), zijnde de eigenaar van het in de loods gevestigde garagebedrijf, zit naast hem en drukt een hoofdsteun van een autostoel tegen het linker bovenbeen van [slachtoffer] . Verder wordt niemand in de loods aangetroffen. [slachtoffer] wordt vervolgens met meerdere schotverwondingen naar het ziekenhuis overgebracht. Door de politie wordt een onderzoek naar de schietpartij ingesteld.
Aan de verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan deze schietpartij en dientengevolge een poging tot moord dan wel een poging tot doodslag heeft gepleegd. De rechtbank zal eerst de bewijsmiddelen de revue laten passeren, vervolgens weergeven hoe de politie de verdachte(n) op het spoor is gekomen, de verklaringen van de verdachte(n) en ten slotte hun telecommunicatiegegevens. Daarna trekt de rechtbank conclusies op basis van dat materiaal, gevolgd door overwegingen over het bewijs en als laatste de juridische kwalificaties.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen
De verklaringen van aangever [slachtoffer]
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen die avond rond 21:15 uur ter plaatse. In een van de loodsen troffen zij [slachtoffer] aan, liggend op de grond. [slachtoffer] deelde hen mede dat hij was beschoten door drie Turken en twee mannen uit Heerlen. Eén van de mannen uit Heerlen was [naam 1] (fonetisch) genaamd. Ze reden in een zwarte auto en het kenteken bevatte iets met Wiesbaden. [slachtoffer] verklaarde voorts dat deze mannen met meerdere wapens op hem hadden geschoten. [3]
[slachtoffer] heeft op 12 januari 2017 aangifte gedaan van een poging moord c.q. een poging doodslag. Hij heeft verklaard dat hij op 11 januari 2017 tussen 20:30 uur en 21:00 uur samen met [betrokkene 1] (hierna te noemen: [betrokkene 1] ), naar de Weggebekker in Heerlen is gereden. [betrokkene 1] had eerder die dag met [getuige 1] gesproken. [getuige 1] had toen verteld dat er Duitsers bij hem in de loods waren geweest, op zoek naar drugs. [slachtoffer] dacht dat hij hier misschien iets aan kon verdienen, door die Duitsers aan een dealer voor te stellen. Er was die avond eigenlijk om 20.00 uur afgesproken, maar toen [slachtoffer] rond die tijd bij de loods aankwam, hoorde hij van [getuige 1] dat de anderen er nog niet waren. [slachtoffer] en [betrokkene 1] zijn toen wat rond gaan rijden en tussen 20:30 uur en 21:00 uur terug naar de loods gegaan. [slachtoffer] liep vervolgens de loods binnen via de blauwe rolpoort. In de loods waren een drietal mannen aanwezig, drie Turken uit België. Een man, de kale, was de leider. Hij gaf [slachtoffer] een hand en zei: ‘
Hallo jongen’en vroeg ‘
Heb je blok?”.[slachtoffer] zei dat hij geen blok of drugs had, maar hem wel kon voorstellen aan mensen die dat wel hadden. [slachtoffer] hoorde opeens een schot, waarna hij zijn rechterbeen niet meer voelde. Hij viel door dit schot op de grond. Hij zag dat de mannen opeens grote revolvers en wapens hadden. Hierna werd [slachtoffer] geslagen en er werd tegen hem gezegd: “
Er is drugs van ons gestolen, jullie hebben drugs van ons gestolen” en “
Jij gaat nu dood, jij hebt iets gehoord hier, er is vijf kilogram gestolen”. De twee andere mannen sloegen en schoten ook op [slachtoffer] en er werd op zijn hoofd gericht. [slachtoffer] bleef heen en weer bewegen terwijl hij op de grond lag, om de kogels te kunnen ontwijken. Opeens kwamen er nog twee personen tevoorschijn, ook allebei met een wapen. Een van deze twee personen kent de verdachte onder de bijnaam [bijnaam 1] . Zijn echte naam is [naam 1] en hij komt uit [S.] . Hij is ongeveer 27 jaar oud. Hij is slank, heeft een dikke neus, kort zwart haar, een stoppelbaard, ongeveer 1.90 meter lang, heeft een Koerdisch uiterlijk en hij had witte uitslag op de linkerzijde van zijn kin. Hij zei tegen [slachtoffer] :
“Jij hebt bij mij ingebroken in Maasmechelen op de [straatnaam 1] ”en “
Er is ingebroken bij mij en er is vijf kilogram bruin gestolen”. [bijnaam 1] begon te schieten en richtte daarbij op de borst van [slachtoffer] . De andere man kent [slachtoffer] onder de bijnaam [bijnaam 2] . De kale richtte vervolgens zijn wapen op [slachtoffer] en vroeg hem of hij moslim was en zei: “
Jij gaat vandaag dood”. Terwijl [bijnaam 1] en [bijnaam 2] op [slachtoffer] aan het schieten waren, riep een van de mannen: “
flikken, flikken, flikken”. [slachtoffer] lag op dat moment op de grond en kon niet opstaan, omdat hij in zijn been was geschoten. [bijnaam 1] schoot op dat moment nog een keer op [slachtoffer] . De drie mannen die [slachtoffer] niet kende, liepen als eerste de loods uit, daarna [bijnaam 1] en uiteindelijk verliet ook [bijnaam 2] de loods. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat toen hij aankwam, hem een auto opviel: een zwarte of blauwe stationcar, een nieuwer model met Duits kenteken met de eerste twee letters WI voor Wiesbaden. Het leek een huurauto. Over het schieten heeft [slachtoffer] verklaard dat de drie personen eigenlijk tegelijkertijd schoten. Ze hadden een grote zilverkleurige revolver. In totaal waren er twee of drie revolvers, de mannen wisselden gedurende het gebeuren wapens uit. Ze hadden in ieder geval nog een zwarte revolver en een zwart pistool. [4]
Medische informatie [slachtoffer]
In de letselbeschrijving van de forensisch arts Van den Bogard is het volgende over het letsel bij [slachtoffer] opgenomen. [slachtoffer] is op 11 januari 2017 opgenomen in het ziekenhuis en hij is op 12 januari 2017 geopereerd. Door de forensisch arts is het volgende letsel vastgesteld:
  • een verwonding onder het rechteroog
  • een deels ontbrekende wijsvinger aan de rechterhand. Het laatste en middelste kootje zijn verdwenen. Bij de operatie op 12 januari 2017 is deze vinger deels geamputeerd;
  • schotverwondingen in het linkerbeen (midden voorzijde) en in het rechterbeen (binnenzijde bovenbeen en onder de rechterknie).
Bij [slachtoffer] zijn aldus schotverwondingen aan beide benen vastgesteld, met een gevoelsstoornis van de rechtervoorvoet en voetzool door een mogelijke beschadiging van de beenzenuw. In het linker bovenbeen bevindt zich halverwege een scheur in de lengterichting van het bloedvat over een afstand van vier centimeter. Daarin is op 12 januari 2017 operatief een stent geplaatst. De forensisch arts heeft voorts opgenomen dat [slachtoffer] levenslang een bloedstollingsremmer zal moeten slikken om het dichtslibben van deze stent te voorkomen. De conclusie is dat de beschreven letsels het meest passen bij schotverwondingen. Er zijn een aantal kogels in het lichaam achtergebleven. Deze kunnen niet worden verwijderd. De gevoelsstoornis in de rechtervoet is het gevolg van een zenuwbeschadiging in het been. Er bestaat twijfel over de vraag of de zenuw in het rechterbeen volledig zal herstellen. [5]
Door de politie is gerelateerd dat, gezien het tactisch onderzoek, de letselbeschrijving en het onderzoek van de radioloog, de metalen dense structuren in de benen van [slachtoffer] waarschijnlijk extreem gedeformeerde projectielen zijn, die met een vuurwapen zijn afgevuurd. Gezien de afgelegde wondtrajecten in de benen van [slachtoffer] zijn deze waarschijnlijk ontstaan toen [slachtoffer] zich laag bij de grond bevond. Gelet op diens verklaring dat hij op zijn rug op de grond lag en hij de schoten probeerde te ontwijken door naar links en rechts te bewegen, is het volgens de politie zeer aannemelijk dat [slachtoffer] tijdens deze bewegingen door meerdere projectielen werd geraakt. [6]
De verklaringen van getuigen
[getuige 1] (eigenaar van het in de loods gevestigde garagebedrijf)
[getuige 1] heeft op 11 januari 2017 tegenover verbalisanten van de politie een eerste verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 11 januari 2017 in zijn loods aan het werk was. Iets na 21.00 uur kwamen een drietal mannen binnen. Man 1 was kaal, droeg een grijze jas en was ongeveer 1.80 meter lang. Man 2 droeg een zwarte jas, had kort krullend haar en was ongeveer 1.85 meter lang. Man 3 droeg een grijze trui met een capuchon. Daarna kwam [slachtoffer] binnen. [getuige 1] had tussen deze drie mannen en [slachtoffer] een afspraak geïnitieerd. Zodra [slachtoffer] de loods betrad, schreeuwden de mannen naar elkaar. [getuige 1] zag toen dat twee van de drie mannen een vuurwapen trokken. Man 3 had geen wapen. Zodra [getuige 1] de wapens zag, maakte hij zich uit de voeten. Onder het naar buiten gaan, bij de balie, kwam [getuige 1] nog iemand tegen, een man met een zwarte jas en kort krullend haar, iets kleiner dan 1.85 meter, met in zijn hand een kleine zwarte revolver. Hij duwde [getuige 1] tegen de deurstijl aan. Toen de andere mannen iets tegen deze man schreeuwden, liet hij [getuige 1] los. [getuige 1] rende naar buiten en hoorde een aantal harde knallen, hij denkt zes schoten. Daarna kwamen de mannen uit de loods gerend en reden ze weg in een aantal auto’s. Over de vluchtauto’s heeft [getuige 1] verklaard dat er twee auto’s, waarvan een stationwagen, klaarstonden. Toen de mannen weg waren, is [getuige 1] samen met [betrokkene 2] de loods binnengegaan en is toen [slachtoffer] gaan helpen. Over de wapens heeft [getuige 1] verklaard dat man 1 een zwarte handrevolver had, man 2 had een grote “Dirty Harry” revolver en de man die later binnenkwam had een kleine zwarte handrevolver. [7]
Op 12 januari 2017 heeft [getuige 1] opnieuw een verklaring tegenover verbalisanten van de politie afgelegd. In dit verhoor heeft [getuige 1] verklaard dat hij een van drie mannen, die als eerste in de loods waren, kent. De vriendin van deze man heeft namelijk een ongeluk gehad met een zwarte BMW. Deze BMW, met Belgisch kenteken, staat ter reparatie in de loods van [getuige 1] . [getuige 1] kent deze persoon onder de naam “ [medeverdachte 1] ”. [getuige 1] heeft geen telefoonnummer van deze [medeverdachte 1] . Verder heeft [getuige 1] tijdens dit verhoor verklaard dat, toen hij buiten was, hij vier of vijf personen uit de loods zag komen rennen. Een van deze mannen was [medeverdachte 1] . Hij zag dat [medeverdachte 1] toen het grote wapen, dat daarvoor nog door iemand anders werd vastgehouden, in zijn handen droeg. Over de wapens heeft [getuige 1] nog verklaard dat hij een zilverkleurig vuurwapen, een hele grote handrevolver, heeft gezien. Over de man die hem in de deurstijl tegenhield, heeft [getuige 1] nog verklaard dat deze iets opvallends in zijn gezicht had, namelijk een soort koortslip of wond, roodkleurig opgezet, nabij zijn lip en in de richting van zijn kin. [8]
Op 13 januari 2017 heeft [getuige 1] meer verklaard over de aanleiding van de afspraak in de loods. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte 1] die ochtend bij hem in de loods is geweest. Hij had aan [getuige 1] gevraagd of hij iemand wist die aan “bruin” kon komen. [betrokkene 1] kwam aan het einde van de ochtend in de loods in verband met een reparatie aan zijn auto. [getuige 1] had toen aan [betrokkene 1] gevraagd of hij aan drugs kon komen of iemand anders wist. [betrokkene 1] ging bellen en zei dat het in orde zou komen. [getuige 1] heeft als het ware tussen de partijen bemiddeld. [medeverdachte 1] is die middag wederom naar de loods gekomen en [getuige 1] heeft hem over [betrokkene 1] verteld. Er werd vervolgens tussen partijen afgesproken dat ze elkaar om 20.00 uur in de loods zouden treffen. Volgens [getuige 1] waren alle partijen om 20.00 uur te laat. [slachtoffer] kwam als eerste, rond 20.15 uur. [getuige 1] heeft hem toen verteld dat de anderen er nog niet waren en er werd afgesproken dat [slachtoffer] een half uur later terug zou komen. Op een gegeven moment kwam [medeverdachte 1] samen met twee andere mannen de loods binnen. [medeverdachte 1] was er ongeveer 10 minuten toen [slachtoffer] de loods binnenkwam. [9]
[getuige 1] heeft op 16 februari 2017 nog verklaard dat hij in de ochtend van 11 januari 2017 had gehoord dat de drugs bestemd waren voor Duitsers. [10]
[betrokkene 1] (samen met [slachtoffer] naar de loods gereden)
[betrokkene 1] is die avond samen met [slachtoffer] naar de loods op de Weggebekker gereden en is in de auto blijven wachten toen [slachtoffer] naar binnen ging. Over de aanleiding heeft hij verklaard dat hij die ochtend bij [getuige 1] was geweest in verband met een kapotte auto. [getuige 1] heeft toen via de telefoon van [betrokkene 1] met [slachtoffer] gesproken en voor die avond een afspraak gemaakt. [betrokkene 1] hoorde, nadat [slachtoffer] de loods was binnengegaan, gelijk schoten. Hij stapte uit de auto en hoorde nog een aantal schoten. Hij zag mensen in paniek weglopen. Buiten kwam hij [getuige 1] nog tegen. [betrokkene 1] vroeg aan [getuige 1] wat er aan de hand was. [getuige 1] noemde een Turkse/Marokkaanse naam – de naam die hij noemde was binnen, zei [getuige 1] . [11]
[getuige 2] (monteur in de autogarage van [getuige 1] )
[getuige 2] (hierna te noemen: [getuige 2] ) was die avond ook in de loods aan het werk. Hij heeft verklaard dat hij die avond rond 19.55 uur naar de loods is gereden. Daar was alleen [getuige 1] aanwezig. Hij is toen aan zijn eigen auto gaan werken. Hij zag op een gegeven moment een paar mannen binnen komen lopen. Het waren drie mannen, buitenlandse types. Hierna kwam nog een andere man binnen en de mannen raakten met elkaar in gesprek. Dat gesprek liep al vrij snel uit de hand, binnen twee minuten escaleerde het. [getuige 2] heeft zijn telefoon en spullen toen gepakt en heeft de loods verlaten. Hij hoorde een knal en maakte dat hij wegkwam. Hij kwam buiten nog twee best lange jongens tegen, buitenlandse types, die uitzagen als Marokkaans. Toen de man heibel kreeg met de drie mannen binnen, begonnen ze te schreeuwen in het Arabisch. Er werd ook geroepen: ‘
Allah Akbar, zeg dat je moslim bent”en er werd gescholden. [12]
[getuige 3] (broer van aangever [slachtoffer] )
[getuige 3] , zijnde de broer van aangever [slachtoffer] , is door de politie gehoord over de identiteit van de personen die door [slachtoffer] [bijnaam 1] en [bijnaam 2] worden genoemd. Door [getuige 3] is vervolgens meer informatie over de identiteit van [bijnaam 1] verstrekt. Zo heeft hij over [bijnaam 1] verklaard dat zijn voornaam [naam 1] is, zijn bijnaam [bijnaam 1] is, dat het een Irakese jongen is met de Nederlandse nationaliteit, ongeveer 26 of 27 jaar oud, hij op College Rolduc zat, hij een broer en een zus heeften samen met zijn moeder heeft gewoond op de [straatnaam 2] in de gemeente [S.] . [13]
[betrokkene 2] (eigenaar van de loods)
[betrokkene 2] (hierna te noemen: [betrokkene 2] ) was die bewuste avond werkzaam in een loods op de Weggebekker. Hij is de eigenaar van de loods die wordt verhuurd aan [getuige 1] . [14] [betrokkene 2] heeft die avond om 21:14:22 uur het alarmnummer gebeld. Tijdens dit gesprek geeft hij aan in de loods aan de Weggebekker [huisnummer] aanwezig te zijn en dat aldaar een schietpartij heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer is gewond. Tijdens dit gesprek vraagt de meldkamer aan [betrokkene 2] of hij bij het slachtoffer kan informeren naar de dader of daders. Het slachtoffer zegt dan dat de dader [bijnaam 1] [naam 1] is en dat hij in de [straatnaam 1] te Maasmechelen woont. [15]
Op het spoor van de verdachten
De persoon met de bijnaam [bijnaam 1]
De politie heeft naar aanleiding van bovengenoemde verklaringen een onderzoek ingesteld naar de identiteit van de persoon die ook wel [bijnaam 1] wordt genoemd. Zo heeft de politie naar aanleiding van de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat de persoon die hij [bijnaam 1] noemt tijdens de schietpartij heeft gezegd dat bij hem op de [straatnaam 1] in Maasmechelen zou zijn ingebroken, een onderzoek naar dit adres ingesteld. Uit onderzoek door de Belgische politie blijkt dat de [straatnaam 1] in Maasmechelen niet bestaat. Er bestaat wel een [straatnaam 3] in Maasmechelen. Op de [adres 1] staat ingeschreven [naam 3] en haar zoontje [naam 4] . Uit informatie van de Nederlandse politie blijkt dat de verdachte [verdachte] hier zou verblijven. Voorts blijkt uit dit onderzoek dat door [naam 3] op 30 december 2016 melding bij de politie is gemaakt van een poging tot diefstal in haar woning. Zij werd door het alarmsysteem op haar mobiele telefoon verwittigd van deze inbraak. Zij heeft vastgesteld dat het schuifraam beschadigd was en open stond. [16] [naam 3] is de vriendin van de verdachte. [17] Uit verder onderzoek door de politie blijkt voorts dat de verdachte [verdachte] , zoals door [getuige 3] is verklaard, een broer en een zus heeft en dat zijn moeder woont op de [straatnaam 2] te [S.] . [18]
De verdachte is vervolgens op 22 januari 2019 door de Belgische politie in een woning aan de [adres 2] in [L.] , zijnde de woning van [naam 3] [19] , aangehouden. [20] Hij is diezelfde dag aan Nederland overgeleverd. [21]
De verdachte heeft zich bij de politie telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Tijdens de zitting heeft hij verklaard:
‘Het enige wat ik wil zeggen is dat toen ik in die loods was, ik een alarmpistool bij me had”. Op nadere vragen heeft hij geen antwoord willen geven.
Overige verdachten
Op 11 januari 2017 om 21.20 uur is door de politie in de buurt van de plaats delict een persoon genaamd [betrokkene 3] aangehouden. [22] Naar aanleiding van verder onderzoek is op 14 februari 2019 een persoon genaamd [betrokkene 4] aangehouden. [23] Een persoon genaamd [medeverdachte 1] is vervolgens op 22 januari 2019 aangehouden. [24] Op 5 februari 2019 is een persoon genaamd [medeverdachte 2] aangehouden. Hij zou de persoon zijn die in het dossier [bijnaam 2] wordt genoemd. [25]
De telefoongegevens van de verdachten
Door de politie zijn na de schietpartij de mastgegevens van de plaats delict opgevraagd. Daaruit zijn een aantal telefoonnummers naar voren gekomen die op 11 januari 2017 de mast hebben aangestraald behorende bij de plaats delict De Weggebekker in Heerlen.
Het telefoonnummer[telefoonnummer 1] – vermoedelijk van of in gebruik bij de verdachte
Het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]werd pas actief op 11 januari 2017 en straalde om 16:31 uur op de mast aan de [adres 3] te Maastricht. Het nummer heeft vervolgens tot 19:25 uur masten in Maastricht aangestraald en heeft tot dan alleen contact met het telefoonnummer
[telefoonnummer 2], welk nummer door de politie aan [medeverdachte 1] wordt toegeschreven. [26] Uit de printlijsten blijkt dat vanaf 19:25 uur tot 21:31:37 uur in totaal 24 contactmomenten tussen dit telefoonnummer en het telefoonnummer dat aan [medeverdachte 1] zou toebehoren, hebben plaatsgevonden. [27] Vanaf 20:22 uur straalt het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]masten aan in de ruimere omgeving van de Weggebekker in Heerlen. Met name tussen 21:03 uur en 21:15 uur bevindt het nummer zich in een kleiner gebied waarin de plaats delict is gelegen. Om 21:01 uur, 21:02 uur en 21:03 uur zijn er meerdere pogingen tot contact tussen dit nummer en het nummer dat aan [medeverdachte 1] zou toebehoren. Het laatstgenoemde nummer straalt dan inmiddels ook de mast van de plaats delict aan. Op 21:11 uur, 21:12 uur, 21:16 en 21:18 uur vinden er wederom contactmomenten tussen deze twee nummers plaats.
Het nummer dat door de politie aan [medeverdachte 1] wordt toegeschreven, bevindt zich dan inmiddels op een andere mast en gaat steeds verder weg van de Weggebekker. Om 21.13 uur vindt er tussen het nummer
[telefoonnummer 1]een eerste contact plaats met het bij de politie bekende telefoonnummer van [betrokkene 3] , zijnde de persoon die door de politie in de buurt van de plaats delict is aangehouden. Beide nummers bevinden zich dan op de mast van de plaats delict. Er is nogmaals contact om 21:15 uur en 21:18 uur. Om 21:20 uur volgt nog een poging tot contact, maar het toestel van [betrokkene 3] is dan uit. Hij is dan immers al aangehouden door de politie. [28]
Het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]bevindt zich tot 21:24 uur op de plaats delict. De eerstvolgende aangestraalde mast is vervolgens die om 21:31 uur in Sittard. Het toestel probeert dan wederom opnieuw te bellen met het telefoonnummer dat door de politie aan [medeverdachte 1] wordt toegeschreven. Daarna wordt het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]niet meer gebruikt. De politie heeft hieruit geconcludeerd dat dit nummer kennelijk alleen is gebruikt voor communicatie met betrekking tot het schietincident. [29]
De politie heeft in haar proces-verbaal gerelateerd om welke redenen bovengenoemd telefoonnummer vermoedelijk bij de verdachte in gebruik is geweest, te weten:
  • dit telefoonnummer heeft die avond contact gehad met het telefoonnummer van [betrokkene 3] . Uit analyse van de printgegevens van bij de politie bekende telefoonnummers van de verdachte blijkt dat hij – als enige – in het verleden eerder contact met [betrokkene 3] heeft gehad;
  • het telefoonnummer was voor een eerste keer actief op de mast [adres 3] te Maastricht. Dit is vlakblij de woning van de vader van [naam 3] , zijnde de partner van de verdachte.
Het telefoonnummer[telefoonnummer 3] – ook vermoedelijk van of in gebruik bij de verdachte
Daarnaast zou door de verdachte ook gebruik zijn gemaakt van het telefoonnummer
[telefoonnummer 3]. Dit telefoonnummer straalt op 11 januari 2017 om 20:48 uur aan op de telefoonmast gelegen in de directe omgeving van de plaats delict. [31] Op die dag was dit telefoonnummer gekoppeld aan een IMEI-nummer, te weten [nummer] , behorende bij een Apple iPhone 7. [32] Op 22 januari 2017 is in de woning van [naam 3] , zijnde de partner van de verdachte, een doosje van een iPhone 7 aangetroffen, met daarop voornoemd IMEI-nummer, eindigt op * [nummer] . [33]
Het telefoonnummer[telefoonnummer 2] – vermoedelijk van of in gebruik bij [medeverdachte 1]
Het telefoonnummer
[telefoonnummer 2]heeft zich op 11 januari 2017 tot 12:15:01 wellicht onder Belgisch netwerk bevonden. Vanaf 12:39 uur is het telefoonnummer actief op het Nederlands netwerk. Tussen 12:39 uur en 15:01 uur heeft het telefoonnummer zich opgehouden in Heerlen, waarop het mogelijk om 13:05 uur op de plaats delict is geweest. Ook om 14:15 uur is dit telefoonnummer mogelijk op de plaats delict aanwezig geweest. Op dit laatste tijdstip is er contact geweest tussen dit nummer en een nummer dat op naam van de broer van [getuige 1] staat geregistreerd. Vervolgens valt het nummer tussen 15:19:34 uur en 20:10:59 uur weer onder het bereik van het Belgisch netwerk. Vanaf 20:21:16 uur valt het nummer weer onder Nederlands netwerk. Uit de printlijsten blijkt dat vanaf 19:25 uur tot 21:31:37 uur in totaal 24 contactmomenten tussen dit telefoonnummer en het telefoonnummer dat aan [verdachte] zou toebehoren, hebben plaatsgevonden. Tussen 20:38 uur en 21:04 is het nummer onder bereik van de zendmast van de plaats delict. Om 21:09 uur is vervolgens bij 112 een van de meldingen van de schietpartij binnengekomen. [34] Na het schietincident heeft het telefoonnummer zich vanaf ongeveer 21:11 uur verplaatst, vanaf de plaats delict richting de Belgische grens in Stein. Om 21:24:16 uur straalt het telefoonnummer een mast aan in de omgeving van de Belgische grens bij Stein. [35]
De politie heeft in haar proces-verbaal gerelateerd om welke redenen bovengenoemd telefoonnummer vermoedelijk bij [medeverdachte 1] in gebruik is geweest, te weten:
  • dit telefoonnummer heeft als enige van de potentiële telefoonnummers van verdachten contact gehad met het nummer dat geregistreerd staat op naam van de broer van [getuige 1] . Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] een klant was van de autogarage van de broers [getuige 1] ;
  • dit telefoonnummer heeft contact met een telefoonnummer dat in gebruik is bij een persoon genaamd [betrokkene 5] . Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] blijkt, dat wanneer hij [medeverdachte 1] moet spreken, hij hem kan bereiken via [betrokkene 5] , zijnde [betrokkene 5] ;
  • dit telefoonnummer heeft veel contact met bekende telefoonnummers van
de verdachte. Op 11 januari 2017 vanaf 19:25 uur tot 21:31:37 uur heeft dit telefoonnummer 24 keer contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , welk nummer volgens de politie die avond vermoedelijk bij de verdachte in gebruik was;
- het telefoonnummer heeft contact met meerdere telefoonnummers waarvan de tenaamstellingen Turkse namen zijn, zijnde dezelfde afkomst als [medeverdachte 1] . [36]
Conclusie van de politie ten aanzien van de telecomgegevens
De politie heeft ook de telefoongegevens onderzocht van de telefoonnummers die vermoedelijk aan [bijnaam 2] en [betrokkene 4] hebben toebehoord. Op basis van alle telecomgegevens tezamen heeft de politie geconcludeerd dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [betrokkene 4] zich voor het schietincident in de omgeving van de plaats delict hebben bevonden. Vanaf 20:21 uur zijn er gezamenlijke verplaatsingen zichtbaar in de ruime omgeving van de plaats delict, even later in een kleiner gebied van de plaats delict. Na het schietincident is zichtbaar dat de omgeving van de plaats delict wordt verlaten. [37]
Tussenconclusie met betrekking tot de telefoonnummers
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaand telecomonderzoek kan worden geconcludeerd dat het telefoonnummer
[telefoonnummer 2]op 11 januari 2017 bij de verdachte [medeverdachte 1] in gebruik is geweest. De rechtbank wijst dan met name op het gegeven dat de tijdstippen waarop dit nummer mogelijk op de plaats delict is geweest op 11 januari 2017 passen bij de verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 1] , inhoudende dat [medeverdachte 1] die dag meermalen in de loods is geweest, waaronder om 14.00 uur die middag. Ook betrekt de rechtbank in haar oordeel het gegeven dat [betrokkene 5] en een telefoonnummer dat op naam van de broer van [getuige 1] staat geregistreerd, contacten van dit telefoonnummer zijn. Bovendien heeft dit telefoonnummer rondom het tijdstip van het tenlastegelegde feit (in december 2016 en januari 2017) contact met een telefoonnummer dat destijds op naam stond van een persoon genaamd [betrokkene 6] . [betrokkene 6] heeft telefonisch verklaard [medeverdachte 1] , die woonachtig is in België, te kennen en dat het goed mogelijk is dat beiden in december 2016 en januari 2017 telefonisch contact hebben gehad. [38]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaand telecomonderzoek kan worden geconcludeerd dat de telefoonnummers
[telefoonnummer 1]en
[telefoonnummer 3]op 11 januari 2017 bij de verdachte in gebruik zijn geweest. Ten aanzien van het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]wijst de rechtbank op de vele contactmomenten die avond met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Wanneer [medeverdachte 1] op dit nummer geen gehoor krijgt, belt hij vrijwel onmiddellijk het telefoonnummer
[telefoonnummer 3], kennelijk met de bedoeling de verdachte te bereiken. Dat dit laatstgenoemde nummer aan de verdachte toebehoorde leidt de rechtbank, zoals hiervoor besproken, af uit het IMEI-nummer van het toestel waarin dit telefoonnummer zat, namelijk de iPhone 7 met IMEI-nummer eindigend op * [nummer] , waarvan het doosje in de woning van de partner van de verdachte is aangetroffen, alwaar de verdachte verbleef.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank merkt op dat [slachtoffer] in zijn verklaringen omtrent de gebeurtenissen niet altijd even consistent is. Naar het oordeel van de rechtbank is op een aantal wezenlijke punten de voorstelling van zaken in zijn verklaringen in overeenstemming met de verklaringen van andere getuigen, zoals [getuige 1] en [getuige 2] , zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat deze verklaringen van [slachtoffer] niet als onbetrouwbaar buiten het bewijs behoeven te worden gelaten. Zo verklaren [slachtoffer] , [getuige 1] en [getuige 2] dat er drie mannen in de loods aanwezig waren op het moment dat [slachtoffer] de loods betrad. [slachtoffer] en [getuige 2] hebben beiden verklaard over twee jongens die er korte tijd later bij zijn gekomen en zij hebben beiden verklaard dat in de loods aan [slachtoffer] is gevraagd of hij moslim was. Dat vrijwel meteen toen [slachtoffer] de loods binnenkwam is geschoten, vindt bevestiging in de verklaringen van zowel [getuige 2] als [betrokkene 1] . Zowel [slachtoffer] als [getuige 1] hebben voorts verklaard over een stationwagen die als vluchtauto werd gebruikt, over een groot zilverkleurig vuurwapen in de handen van de mannen, ze hebben beiden verklaard dat er tussen de mannen wapens werden uitgewisseld en ze hebben beiden verklaard over een opvallend witte uitslag op de kin bij een van de daders. Dit alles maakt ook dat de rechtbank de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar acht, nu omgekeerd deze verklaring voldoende steun vindt in de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande bewijsmiddelen het volgende is komen vast te staan. Medeverdachte [medeverdachte 1] is op 11 januari 2017 drie keer in de loods op De Weggebekker aanwezig geweest, met als doel een afspraak met [slachtoffer] te initiëren. Het ging de mannen blijkbaar om een gestolen partij drugs vanuit de woning aan de [straatnaam 3] in Maasmechelen, alwaar de partner van de verdachte woont en de verdachte verbleef. Vanaf 20:21 uur die avond hebben in ieder geval de verdachte en [medeverdachte 1] zich gezamenlijk verplaatst in de ruime omgeving van de plaats delict en later in een kleiner gebied van de plaats delict. Rond 21.00 uur heeft [slachtoffer] de loods betreden. In de loods waren op dat moment – behalve [getuige 1] en [getuige 2] – een drietal personen aanwezig, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat [medeverdachte 1] in de loods in het bezit van een vuurwapen is geweest, leidt de rechtbank af uit zowel de verklaring van [slachtoffer] als uit de verklaring van [getuige 1] . Toen [slachtoffer] met deze drie personen in de loods aanwezig was, is hij in zijn been geschoten. Kort daarna zijn twee andere personen de loods binnengekomen, waaronder de verdachte, die wordt aangeduid met de bijnaam [bijnaam 1] . Dat de verdachte in het bezit was van een vuurwapen, leidt de rechtbank eveneens af uit de verklaringen van zowel [slachtoffer] als [getuige 1] , die beiden hebben verklaard over een zwart wapen dat door de verdachte werd gehanteerd. De rechtbank ziet geen aanwijzingen om aan te nemen dat dit wapen een alarmpistool is geweest, nu de verdachte pas tijdens de zitting voor de eerste keer over een alarmpistool heeft verklaard en zijn verklaring desgevraagd niet concreet heeft willen maken. Toen de vijf personen samen met [slachtoffer] in de loods aanwezig waren, is nogmaals op [slachtoffer] geschoten. Na het schietincident zijn de mannen gevlucht.
Anders dan de raadsman leidt de rechtbank uit deze gang van zaken af dat – ook gezien de korte tijd waarin een en ander zich heeft afgespeeld – er geen sprake is van drie afzonderlijke fasen. De verklaring van [slachtoffer] is op dit punt duidelijk. Onderscheiden in verschillende fasen zou geen recht doen aan de werkelijkheid zoals door [slachtoffer] omschreven.
De juridische kwalificatie
De rechtbank zal allereerst – los van de vraag wie in de loods op [slachtoffer] heeft geschoten en/of er sprake is van medeplegen – de juridische kwalificatie van het handelen vaststellen.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot moord moet worden beoordeeld of er sprake was van voorbedachte raad. Uit het voorgaande blijkt dat de aanleiding voor de afspraak in de loods het vermoeden was dat [slachtoffer] drugs uit de woning van de verdachte had gestolen of in dit verband over informatie beschikte. Uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier blijkt niet dat de verdachte en/of de anderen doelbewust, na kalm beraad of rustig overleg, een plan hebben gemaakt om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat zij op 11 januari 2017 aan dat plan, al dan niet gezamenlijk, hebben getracht uitvoering te doen geven. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt derhalve het bewijs voor voorbedachte raad. De verdachte moet van het primair tenlastegelegde, te weten: poging tot moord, worden vrijgesproken.
Poging doodslag
Onder het subsidiair tenlastegelegde is een poging tot doodslag op [slachtoffer] tenlastegelegd. Vaststaat dat [slachtoffer] een maal in zijn been is geschoten, waarna hij op de grond is gevallen. Vervolgens zijn meerdere kogels op korte afstand op het lichaam van [slachtoffer] afgevuurd, terwijl deze op de grond lag en heen en weer bewoog om kogels te ontwijken. De rechtbank begrijpt aldus dat het schietincident in een zeer kort tijdsbestek en terwijl [slachtoffer] zich heen en weer bewoog over de grond, heeft plaatsgevonden. De kogels hebben [slachtoffer] onder meer in beide benen geraakt, waardoor een slagaderlijke bloeding is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat het meenemen van de vuurwapens naar de loods en het op korte afstand afvuren van kogels op het zich op de grond heen en weer bewegende lichaam van [slachtoffer] een aanmerkelijk risico op de dood met zich mee hebben gebracht en dat deze aanmerkelijke kans ook is aanvaard. De rechtbank acht een poging doodslag aldus bewezen.
Medeplegen?
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen daarover hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, zowel voorafgaand aan, als ook tijdens de schietpartij. Medeverdachte [medeverdachte 1] is degene geweest die op 11 januari 2017 via [getuige 1] een afspraak met [slachtoffer] heeft gemaakt. Op basis van de telecomgegevens kan worden vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich voorafgaand aan de schietpartij naar de omgeving van de plaats delict hebben begeven. In ieder geval de verdachte en [medeverdachte 1] hebben zich daarna naar de loods verplaatst en hebben beiden een vuurwapen meegenomen. Niet alleen door de verdachte en [medeverdachte 1] , maar ook door anderen werden vuurwapens meegenomen naar de loods. Hieruit leidt de rechtbank een gezamenlijke voorbereiding af en de bereidheid gebruik te maken van die wapens. Tijdens de schietpartij – waarbij meerdere keren op [slachtoffer] is geschoten en geen van de daders zich heeft gedistantieerd – werd er door zowel [medeverdachte 1] , als even later ook door de verdachte, gerefereerd aan een diefstal van drugs. De rechtbank concludeert hieruit dat de daders kennelijk een gezamenlijk belang hadden, namelijk het achterhalen van de dader van deze diefstal. De rechtbank is van oordeel dat het aandeel van de verdachte in zowel de samenwerking als de uitvoering van het delict zodanig is geweest dat sprake is geweest van medeplegen van een poging doodslag. Met het schieten door de verdachte en anderen op het lichaam van [slachtoffer] , is gezien de beschrijving van het opgetreden letsel, de kans op overlijden van [slachtoffer] reëel geweest. Zonder medisch ingrijpen was de slagaderlijke bloeding mogelijk fataal afgelopen. Alle betrokkenen hebben ook na het schietincident het hazenpad gekozen. De verdachte heeft geen verklaring over zijn aanwezigheid in de loods willen afleggen.
Dit betekent dat de verdachte en de anderen voor het geheel aan gedragingen in de loods verantwoordelijk worden gehouden en niet hoeft te worden vastgesteld door wie op welk moment in dat korte tijdsbestek in de loods op [slachtoffer] is geschoten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
subsidiair
op 11 januari 2017 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met anderen meermalen met vuurwapens meerdere kogels in het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten en met vuurwapens meerdere kogels in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair
medeplegen van poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, geheel subsidiair, op het standpunt gesteld dat de hoogte van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf in deze zaak niet passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat heeft de verdachte gedaan?
De verdachte en zijn mededaders zijn op 11 januari 2017, terwijl zij waren uitgerust met meerdere vuurwapens, naar de loods op de Weggebekker in Heerlen gegaan om [slachtoffer] te ontmoeten. Vrij snel nadat [slachtoffer] de loods betrad, is hij in zijn been geschoten. Kort daarna is nog meerdere keren op hem geschoten. Het kennelijke gemak en de berekendheid waarmee verdachte en diens mededaders deze schietpartij hebben gepleegd, geeft blijk van een professionaliteit die de rechtbank ernstige zorgen baart. De verdachte en diens mededaders hebben gehandeld uit puur eigenbelang, met als kennelijk doel ordehandhaving binnen het criminele drugscircuit, vanwege de vermeende diefstal van een partij drugs. Door schietpartijen als door de verdachte en zijn mededaders gepleegd worden reeds in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid vergroot.
Door de schietpartij is [slachtoffer] gewond geraakt. Als gevolg van de schietverwonding is in de slagader in zijn linker bovenbeen een stent geplaatst, en moet hij voor de rest van zijn leven bloedverdunners slikken. Ook is een deel van zijn rechterwijsvinger geamputeerd. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] op grove wijze hebben geschonden. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Het onderhavige feit heeft begrijpelijk voor ophef in de maatschappij gezorgd. De verdachte heeft daaraan bijgedragen, ook door op geen enkele manier inzicht te willen verschaffen in zijn drijfveren of door te erkennen dat hij een ander leed heeft aangedaan.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het strafblad van de verdachte. De verdachte is in het verleden meermalen veroordeeld tot deels voorwaardelijke gevangenisstraffen voor overtreding van de Opiumwet. Uit het strafblad blijkt dat de verdachte na het plegen van dit feit in januari 2017 ter zake een ander feit in de tussenliggende periode is veroordeeld. Vanwege deze omstandigheid is in beginsel artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Naar het oordeel van de rechtbank zal artikel 63 in de onderhavige zaak - gelet op de ernst van het feit - geen strafmitigerende werking hebben.
Het tijdsverloop
Na de schietpartij op 11 januari 2017 is het onderzoek door de politie met ingang van 9 maart 2017 stilgelegd. Eind augustus 2018 is het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak pas weer voortgezet. Ook daarna heeft het een tijd geduurd voordat de zaak inhoudelijk kon worden behandeld, mede door de weigering van [slachtoffer] om als getuige een verklaring af te leggen. Hoewel er geen sprake is van de overschrijding van de redelijke termijn, houdt de rechtbank bij de strafoplegging wel rekening met dit tijdsverloop.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. De aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak worden miskend.
Opgemerkt moet ook worden dat de rechtbank anders dan de officier van justitie niet de poging tot moord bewezen acht.
Voor feiten als een poging doodslag zijn binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten voor de hoogte van de straf opgesteld. De rechtbank heeft gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd voor een enkelvoudige poging doodslag waarbij er van korte afstand en gericht wordt geschoten op het slachtoffer. Als uitgangspunt geldt dat het gerechtshof voor een voltooide enkelvoudige doodslag geen lagere straf oplegt dan een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. In deze zaak is echter geen sprake van een voltooide poging doodslag, maar van een poging daartoe.
Alles afwegende, legt de rechtbank ter zake van voornoemde feiten aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren op, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. C.A. Bouw, vordert een schadevergoeding van € 80.638,50. De gevorderde materiële schade, met een totaalbedrag van € 638,50, bestaat uit een gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding ad € 196,00 en gevorderde kosten huishoudelijke hulp ad € 442,50. De gevorderde immateriële schade behelst een totaalbedrag van € 80.000,-. De raadsvrouw heeft in dit kader aangevoerd dat de schade aan het lichaam van [slachtoffer] groot is en hij daarnaast door het incident met psychische klachten kampt. Ook de lichamelijke problematiek heeft zijn weerslag op de psyche van [slachtoffer] . Hij zal moeten leven met een vinger minder en moet de rest van zijn leven bloedverdunners slikken om trombose te voorkomen. Dit is noodzakelijk in verband met een stent die geplaatst moest worden na het incident. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing van de vordering tot immateriële schade verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof van
17 januari 2002. [39]
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot materiële schade kan worden toegewezen, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat hij het gevorderde bedrag niet op voorhand onredelijk vindt, maar dat – gelet op alle posten die bijdragen tot die immateriële schade – de vordering niet in zijn geheel zo eenvoudig van aard is dat het strafproces zich daarvoor leent. De officier van justitie acht de vordering tot immateriële schade tot een bedrag van € 40.000,- voor toewijzing vatbaar, dit als voorschot en onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het gehele toewijsbare bedrag verzoekt de officier van justitie tot hoofdelijke veroordeling, telkens voor 1/5 omdat het openbaar ministerie uitgaat van een vijftal daders.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de verdachte van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de schadepost kosten huishoudelijke hulp moet worden afgewezen, nu in een proces-verbaal van bevindingen is opgenomen dat [betrokkene 7] heeft verklaard geen relatie met [slachtoffer] te hebben en geen gemeenschappelijke huishouding met hem te voeren.
De vordering tot immateriële schade dient geheel te worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is, dan verzoekt de raadsman matiging van dit bedrag tot maximaal € 5.000,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3.4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de verdachte de omvang van deze materiële schadepost niet heeft betwist, ligt deze vordering voor toewijzing gereed tot het door de benadeelde gevorderde totaal van € 196,00, met de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 11 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
Kosten huishoudelijke hulp
De rechtbank stelt vast dat door de verdediging deze schadepost uitdrukkelijk is betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost ten opzichte van deze gemotiveerde betwisting onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De door de benadeelde aangehaalde jurisprudentie acht de rechtbank echter niet vergelijkbaar met de feiten in onderhavige strafzaak. De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schade tot op heden geleden begroten en daarbij aansluiting zoeken bij de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven en wel bij letselcategorie 3 (fysiek letsel met blijvende hinderlijke beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit)). Bij deze letselcategorie hoort een schadebedrag van € 5.000,-. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding dan ook tot op dit moment toewijzen tot een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 11 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde in het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder 3.4 verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens [slachtoffer] aansprakelijk is voor de gevorderde schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten. Vanaf 1 januari 2020 is bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel vervangende gijzeling van toepassing. Voor zover overgangsrecht van toepassing is, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van vervangende gijzeling voor de verdachte als meest gunstig moet worden gezien.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair tot een gevangenisstraf van 5 jaren,
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. C.A. Bouw, van een bedrag van 5.169,- euro, bestaande uit materiële schade ad 169,00 euro en immateriële schade ad 5.000 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 5.169,- euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. W.L.J. Voogt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2020.
Buiten staat
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2017 in de gemeente Heerlen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met (een) vuurwapen(s) meerdere althans een kogel(s) in het lichaam en/of
ledema(a)t(en) van die [slachtoffer] heeft geschoten en/of met (een) vuurwapen(s)
meerdere althans een kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft
geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2017 in de gemeente Heerlen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met (een) vuurwapen(s) meerdere althans een kogel(s) in het lichaam en/of
ledema(a)t(en) van die [slachtoffer] heeft geschoten en/of met (een) vuurwapen(s)
meerdere althans een kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft
geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Parkstad-Limburg,
2.Proces-verbaal 112 gesprek [betrokkene 1] d.d. 23januari 2017, pagina 1252.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2017, pagina’s 789 en 790.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 12 januari 2017, pagina’s 1100 tot en met 1115.
5.Letselbeschrijving, opgesteld door [deskundige] , forensisch geneeskundige bij GGD Zuid-Limburg, pagina’s 1066 tot en met 1068.
6.Proces-verbaal d.d. 8 april 2019, pagina 758.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 januari 2017, pagina’s 1167 tot en met 1168.
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 12 januari 2017, pagina’s 1169 tot en met 1181.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 januari 2017, pagina’s 1185 tot en met 1190.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 16 februari 2017, pagina 1205.
11.Proces-verbaal verhoor [betrokkene 1] d.d. 3 maart 2017, pagina’s 1152 tot en met 1156.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 15 januari 2017, pagina’s 1216 tot en met 1219.
13.Proces-verbaal van bevindingen (identificatie [bijnaam 1] en [bijnaam 2] ), pagina’s 1118 tot en met 1123.
14.Proces-verbaal mededelingen [betrokkene 2] d.d. 22 januari 2017, pagina’s 1212 en 1213.
15.Proces-verbaal uitluisteren 112 gesprek ambulance d.d. 6 februari 2017, pagina’s 1254 en 1255.
16.Proces-verbaal Pro Justitia d.d. 21 februari 2017, pagina’s 1338 en 1339.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 januari 2019, pagina’s 591 en 592.
18.Proces-verbaal van bevindingen (identificatie [bijnaam 1] en [bijnaam 2] ), pagina’s 1118 tot en met 1123.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 januari 2019, pagina 591.
20.Proces-verbaal Pro Justitia d.d. 22 januari 2019, pagina 550.
21.Proces-verbaal Pr Justitia d.d. 23 januari 2019, pagina 569.
22.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 11 januari 2017, pagina’s 731 en 732.
23.Proces-verbaal aanhouding en voorgeleiding d.d. 14 februari 2019, pagina’s 704 en 705.
24.Proces-verbaal Pro Justitia d.d. 22 januari 2019, pagina’s 469 en 470 en proces-verbaal Pro Justitia d.d. 22 januari 2019, pagina 488.
25.Proces-verbaal Pro Justitia d.d. 5 februari 2019, pagina’s 646 en 647.
26.Analyse rapport d.d.18 februari 2019, pagina 1283.
27.Proces-verbaal onderzoek telecom d.d. 20 november 2018, pagina 1291.
28.Analyse rapport d.d.18 februari 2019, pagina 1283.
29.Analyse rapport d.d.18 februari 2019, pagina 1283.
30.Analyse rapport d.d.18 februari 2019, pagina 1283.
31.Proces-verbaal onderzoek telecom d.d. 20 november 2018, pagina 1287.
32.Proces-verbaal d.d. 8 april 2019, pagina 787.
33.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina’s 1579 tot en met 1583.
34.Proces-verbaal 112 gesprek [betrokkene 1] d.d. 23 januari 2017, pagina’s 1252 en 1253.
35.Proces-verbaal onderzoek telecom, pagina’s 1288, 1289 en 1291.
36.Analyse rapport d.d. 18 februari 2019, pagina’s 1283 en 1284.
37.Proces-verbaal onderzoek telecom d.d. 20 november 2018, pagina 1292.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2019, pagina’s 1642 en 1643.