Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 maart 2020 met producties 1 t/m 6,
- het schrijven van mr. Kunze van 10 maart 2020 met producties 7, 8 en 9,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 11,
- de mondelinge behandeling op 12 maart 2020,
- het overzicht ‘Rekening Courant cumulatief’ dat door HEEMwonen is overgelegd tijdens de mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het geschil
11 juni 2018 met zaaknummer 6678855 CV EXPL 18-1092 te schorsen;
4.De beoordeling
De spoedeisendheid
20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 en HR 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983: AG4575).
11 juni 2018 is niet gesteld en ook niet gebleken.
27 januari 2020 [eiseres] de mogelijkheid te bieden om een ontruiming te voorkomen niet bij [eiseres] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de ontruiming niet zou worden aangezegd. Integendeel, de tekst van de brief is duidelijk. Onbetwist is tijdens de mondelinge behandeling door HEEMwonen gesteld dat [eiseres] niet vóór 31 januari 2020 contact met haar heeft opgenomen, reden waarom HEEMwonen de deurwaarder opdracht heeft gegeven de ontruiming aan te zeggen. Pas kort voordat de deurwaarder de exploten heeft betekend, is er op 8 februari 2020 via de toenmalige gemachtigde van [eiseres] contact gezocht met HEEMwonen. Partijen verschillen van mening wat de exacte inhoud van dit gesprek geweest is. Volgens [eiseres] mocht ze alsnog binnen veertien dagen betalen, maar werd ze kort erna overvallen door de exploten. Volgens HEEMwonen zijn er op
8 februari 2020 geen harde afspraken gemaakt; de toenmalige gemachtigde zou opnieuw contact opnemen met HEEMwonen na eerst nog overleg te plegen met [eiseres] . HEEMwonen stelt dat dit nieuwe contact er niet meer geweest is. Het enige bericht dat zij nog van de toenmalige gemachtigde heeft gehad was de e-mail van 5 maart 2020 (productie 3 bij conclusie van antwoord) waarin gemeld werd dat [eiseres] de woning uiterlijk per einde maart 2020 zelf zou verlaten. De kantonrechter overweegt dat een kort gedingprocedure zich niet leent voor nadere bewijslevering via het horen van getuigen. De kantonrechter zal moeten beslissen op basis van wat partijen in deze procedure naar voren hebben gebracht. De bewijslast van de stelling dat er sprake is van schending van opgewekte verwachtingen, waardoor executie van het vonnis van 11 juni 2018 misbruik van bevoegdheid oplevert, rust gelet op het bepaalde in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering op [eiseres] . Wat [eiseres] in deze kort gedingprocedure naar voren heeft gebracht is onvoldoende om aannemelijk te achten dat er sprake is geweest van een schending van door HEEMwonen rond januari-februari 2020 opgewekte verwachtingen. Ook van een gedogen van de huurachterstand door HEEMwonen voor die tijd is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake geweest, gelet op de door HEEMwonen bij conclusie van antwoord overgelegde correspondentie over de huurachterstand die inhoudelijk niet betwist is.
11 juni 2018 betalingen verricht teneinde de destijds bestaande achterstand in te lopen maar daar tegenover staat dat er ook weer een nieuwe achterstand is ontstaan. Hoewel [eiseres] , aldus haar eigen stelling, de beschikking heeft over een bedrag om de achterstand in te lopen, heeft zij dit bedrag op de dag van de mondelinge behandeling nog steeds niet voldaan aan HEEMwonen.
HR 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575 te kunnen spreken.