Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 maart 2020 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had beroep ingesteld tegen meerdere besluiten van verweerder, die de intrekking van zijn uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) betroffen. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de WW-uitkering, die op 8 januari 2019 was vastgesteld, leidde tot de conclusie dat eiser ten tijde van zijn arbeidsongeschiktheid geen recht had op een WW-uitkering en dus ook niet als werknemer kon worden beschouwd in de zin van de ZW. Dit had ook gevolgen voor zijn recht op uitkeringen op basis van de Wet WIA en de Toeslagenwet (TW). De rechtbank benadrukte dat eiser niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van de WW-uitkering, waardoor de besluiten onherroepelijk waren geworden. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, omdat eiser niet had aangetoond dat de besluiten onvoldoende gemotiveerd waren. De rechtbank bevestigde dat de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen gerechtvaardigd was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zou later alsnog openbaar worden gemaakt.