Uitspraak
11.De procedure
- het tussenvonnis van 17 juli 2019
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 oktober 2019
- de conclusie na getuigenverhoor van [eiser]
- de conclusie na enquête met productie 5 van [gedaagde] .
12.De verdere beoordeling
overboekennaar de bankrekening van moeder, om dat geld in tranches weer terug te ontvangen. Ter comparitiezitting van 21 juni 2019 heeft [gedaagde] echter verklaard gedurende ongeveer twee jaar telkens 1 x per maand telkens ongeveer 1/24e deel van € 10.000,00 van door hem ontvangen salaris
contantaan moeder te hebben gegeven om te voorkomen dat crediteuren van hem daarop beslag zouden leggen. De rechtbank heeft vervolgens [gedaagde] toegelaten dit te bewijzen. Daarop heeft [gedaagde] als partijgetuige verklaard dat hij elke maand een bedrag aan moeder gaf, dat zij deels thuis in een kluis bewaarde en deels zelf in stortingen tussen € 200 en € 1.000 naar een bank bracht. Zijn getuigenverklaring wordt door niets ondersteund. Zo heeft [gedaagde] bijvoorbeeld niet gewezen op bankafschriften van de rekening van moeder, met daarop vermeld stortingen van contante gelden.
een zeer waarschijnlijke uitleg” volgens hem is dat de Belastingdienst het wonen van [eiser] als een “
schenking” heeft geëtiketteerd.
naar alle waarschijnlijkheid door de belastingdienst als te laag is beschouwd zodat een naheffing heeft plaatsgevonden”, is wederom speculatief zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat. Overigens, zo dit veronderstellenderwijs al waar zou zijn, ondersteunt dit niet zijn te bewijzen stelling dat de ouders een huurvordering hadden op [eiser] die in de boedelbeschrijving dient te worden opgenomen.