In de strafzaak tegen de verdachte, geboren te [geboortegegevens] en wonende te [adres 1], heeft de rechtbank Limburg op 9 maart 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft de megazaak Landlord, waarin de verdachte werd beschuldigd van het witwassen van 60.000 euro en het medeplegen van het laten opnemen van een verkeerde koopprijs in een notariële akte. De rechtbank heeft eerder het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, maar dit vonnis werd door het gerechtshof vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en vastgesteld dat de verdachte op 15 december 2006 een woning heeft verkocht aan medeverdachte [naam 3] voor een bedrag van 172.500 euro, terwijl zij daarnaast 60.000 euro contant heeft ontvangen van [naam 5]. De rechtbank oordeelde dat de leveringsakte valselijk was opgemaakt, omdat de werkelijke koopprijs hoger was dan in de akte vermeld. De verdachte werd vrijgesproken van het witwassen van het bedrag, omdat niet bewezen kon worden dat zij wist dat het geld van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een forse overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat in het voordeel van de verdachte werd meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het valselijk laten opmaken van een authentieke akte, maar er werd geen straf of maatregel opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak en de lange duur van de procedure. Het in beslag genomen geldbedrag van 36.790 euro werd teruggegeven aan de verdachte.