ECLI:NL:RBLIM:2020:1919
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in megazaak Landlord wegens gebrek aan bewijs van witwassen
In de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de verkoop van een pand aan de [Adres 2] te Landgraaf, heeft de rechtbank Limburg op 9 maart 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door mr. R.W.P. Krijnen. De zaak betreft een megazaak, bekend als de 'Landlord-zaak', waarin de verdachte werd beschuldigd van witwassen. De rechtbank heeft eerder in 2013 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, maar het gerechtshof heeft deze beslissing in 2017 vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. De zittingen vonden plaats in november 2019 en op 4 maart 2020 werd het onderzoek gesloten.
De tenlastelegging omvatte het witwassen van een pand en een geldbedrag van 2.269 euro. De verdediging stelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een ernstige overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad sprake was van een overschrijding van bijna acht jaar, maar dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank volgde de jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat overschrijding van de redelijke termijn niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid, maar dat dit verdisconteerd moet worden in de straf.
In de beoordeling van het bewijs concludeerde de rechtbank dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de witwasconstructie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de afspraken tussen de andere betrokkenen en dat hij geen voordeel had behaald uit de transactie. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde.