ECLI:NL:RBLIM:2020:1846
Rechtbank Limburg
- Wraking
- R.M.M. Kleijkers
- G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe
- M.B.T.G. Steeghs
- M.J.W.D. Janssen
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in de Rechtbank Limburg wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid
Op 5 maart 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door een besloten vennootschap. Dit verzoek was gericht tegen de rechters van de wrakingskamer zelf, te weten mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, mr. R.M.M. Kleijkers en mr. M.B.T.G. Steeghs. De verzoekster had eerder op 28 januari 2020 de griffie geïnformeerd over haar intentie om de wrakingskamer te wraken, die op 29 januari 2020 haar wrakingsverzoek tegen mr. W.E. Elzinga zou behandelen. De verzoekster voerde verschillende gronden aan voor haar wrakingsverzoek, waaronder het niet vermelden van de samenstelling van de wrakingskamer in een eerdere brief en het niet voldoen aan verzoeken om getuigen op te roepen en om aantekeningen aan het dossier toe te voegen.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling moest worden gesteld. De kamer verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd gesteld dat bij een opstapeling van wrakingsverzoeken, de wrakingskamer het verzoek kan afwijzen om ongerechtvaardigd oponthoud te voorkomen. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de onpartijdigheid van de rechters in het geding was. Het verzoek werd daarom niet in behandeling genomen en de beslissing werd openbaar uitgesproken.
De beslissing van de wrakingskamer is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De zaak benadrukt de strikte eisen die aan wrakingsverzoeken worden gesteld en de noodzaak voor verzoekers om valide gronden aan te voeren.