ECLI:NL:RBLIM:2020:1686

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
03.239989.18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake gevaarlijk rijgedrag onder invloed van alcohol met spookrijden op de A73

Op 28 februari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 november 2018 onder invloed van alcohol spookrijdend op de A73 reed. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk. Tijdens de zitting op 14 februari 2020 zijn de officier van justitie en de verdediging gehoord, evenals verschillende slachtoffers. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag en het verlaten van de plaats van een ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag, omdat er geen opzet was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in paniek verkeerde en niet de intentie had om anderen te doden of zwaar letsel toe te brengen. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het verlaten van de plaats van het ongeval en het rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uur op en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De auto van de verdachte werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.239989.18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 februari 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Daarnaast zijn de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] verschenen.

2.De tenlastelegging

De ter zitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:
door op 25 november 2018 onder invloed van alcohol te gaan spookrijden op de A73 heeft geprobeerd (primair) zes verbalisanten van het leven te beroven dan wel (subsidiair) hun zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel (meer subsidiair) een gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 2:
na een aanrijding de plaats van het ongeval heeft verlaten;
Feit 3:
als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol (1,06 mg/ml) heeft gereden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte, door met een alcoholpromille van 1,06 mg/ml en met hoge snelheid te gaan spookrijden door de Roertunnel op de snelweg A73, zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag. Daarbij was geen sprake van blinde paniek, maar trachtte de verdachte zich te onttrekken aan een aanhouding door de politie. Door te blijven doorrijden, heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard op een frontale aanrijding met de hem tegemoetkomende politieauto’s. Daarnaast acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte de plaats van het ongeval met [getuige] heeft verlaten en dat hij als beginnend bestuurder heeft gereden met te veel alcohol op.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair en subsidiair onder feit 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het was weliswaar heel gevaarlijk wat de verdachte heeft gedaan, maar hij heeft nooit de intentie gehad (ook niet in voorwaardelijke zin) de verbalisanten die hij tegemoet reed te doden of hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Van feit 3 moet de verdachte eveneens worden vrijgesproken, omdat in strijd met artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 is overgegaan tot een bloedonderzoek. Voor wat feit 1 meer subsidiair en feit 2 betreft, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Juridisch kaderDe eerste vraag die de rechtbank bij feit 1 primair en subsidiair dient te beantwoorden, is of de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Van “vol opzet” is in dit geval sprake indien de verdachte met het spookrijden onder invloed het doel had de betrokken verbalisanten van het leven te beroven of hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Indien van vol opzet geen sprake is, ligt bij feit 1 primair en subsidiair vervolgens de vraag naar “voorwaardelijke opzet” voor: heeft de verdachte zich, door onder invloed te gaan spookrijden, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de verbalisanten die hij passeerde zouden komen te overlijden? Dat er op zichzelf een aanmerkelijke kans is op de dood of zwaar lichamelijk letsel bij een frontale aanrijding door spookrijden op een snelweg in een tunnel met hoge snelheden, staat buiten kijf. De vraag is echter of de verdachte die kans ook bewust, dus met een zekere mate van opzet, heeft aanvaard. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld, maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest (HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003/552).
Sommige gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. [2] Over zeer gevaarlijke gedragingen in het verkeer heeft de Hoge Raad overwogen dat deze onder omstandigheden een poging doodslag kunnen opleveren, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeel dient te betrekken dat de verdachte in een dergelijk geval het ook op de koop toe moet nemen dat niet alleen een ander, maar ook hij zelf het leven zal verliezen door zijn gedraging(en). [3] Anders gezegd: hoewel spookrijden heel erg gevaarlijk is, is dit gegeven alleen onvoldoende om te zeggen dat iemand die spookrijdt bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij door zijn gedraging een ander doodt. Of dit het geval is, zal moeten worden beoordeeld aan de hand van de dossierstukken, waaronder de verkeersongevallenanalyse, camerabeelden, de verklaringen van slachtoffers, getuigen en de verklaringen van de verdachte zelf. Op die manier zal als het ware moeten worden achterhaald hij door zijn handelen willens en wetens de kans aanvaardde dat hij een ander zou doden.
Bewijsmiddelen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
De verdachte is op 27 november 2018 in zijn auto gestapt. Vanuit Linne rijdt hij richting zijn woonplaats Echt. Rond 4:00 uur ziet verbalisant [verbalisant 1] dat de verdachte met een behoorlijke snelheid de kruising Vonderen/N276 oprijdt. [4] De verdachte heeft grote moeite zijn auto onder controle te houden en vliegt bijna uit de bocht. [verbalisant 1] rijdt achter de verdachte aan en vraagt assistentie van collega’s. De verdachte verhoogt zijn snelheid en draait de snelweg A73 richting Roermond op. [verbalisant 1] achtervolgt hem met zwaailichten en geeft een stopteken. De verdachte negeert dit stopteken en rijdt met een snelheid van ongeveer 160 km per uur richting de Roertunnel. Direct na de Roertunnel neemt de verdachte de afslag Laurentius, waar hij aan het einde van de afslag met zijn voorbumper de achterkant van de auto van [getuige] raakt. [5] De verdachte spint rond en rijdt vervolgens tegen het verkeer in terug de A73 op. Hij neemt opnieuw de Roertunnel, dit keer al spookrijdend, waarbij hij achtereenvolgens verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] passeert. [6] De snelheid van de verdachte is onbekend, maar vast staat dat hij met een behoorlijke snelheid, zonder snelheid te minderen en knipperend met zijn lichten als spookrijder over de linker rijstrook (gezien vanuit de normale rijrichting) door de tunnel rijdt. [7] De verbalisanten kunnen door hun oplettendheid en een stuurbeweging naar rechts een aanrijding met de verdachte voorkomen. Met name [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , rijden blijkens de beschrijving van de camerabeelden rakelings langs de verdachte en kunnen dankzij een snelle reactie voorkomen dat zij tegen de auto van de verdachte of de tunnelwand botsen. Nadat de verdachte de Roertunnel uitrijdt, zet hij zijn auto stil op de vluchtstrook. Hij heeft dan bijna 6 kilometer spookgereden. [8]
Uit bloedonderzoek blijkt dat de verdachte 1,06 mg/ml alcohol in zijn bloed heeft. [9]
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij op die bewuste dag na het werk met een paar vrienden ging stappen in Amersfoort. [10] Hij dronk een paar glazen sterke drank en een vriend reed met zijn auto terug naar diens huisadres in Linne. De verdachte reed vervolgens, anders dan gepland, vanuit Linne met zijn eigen auto richting zijn woonplaats Echt. De verdachte raakte naar eigen zeggen in de war en ook enigszins in paniek toen hij op de kruising Vonderen/N276 bijna uit de bocht vloog. Hij nam de A73 richting Roermond met het idee daar te keren naar Echt. Hij stelt het stopteken van verbalisant [verbalisant 1] niet te hebben gezien.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij, toen hij zich eenmaal realiseerde dat de politie achter hem aanzat, in een soort blinde paniek raakte. Hij stelt gedesoriënteerd te zijn geweest na de aanrijding met [getuige] . Dat die aanrijding plaatsvond, heeft hij gemerkt. Toen hij opnieuw (dit keer in de verkeerde rijrichting) de tunnelbuis inreed, was hij zich er bewust van dat hij aan het spookrijden was. Hij zag geen andere uitweg dan de tunnel door te rijden. De verdachte heeft verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest zijn tegenliggers aan te rijden, waarbij hij een fatale afloop voor de bestuurders van die auto’s en voor hem zelf zou riskeren. Hij realiseert zich achteraf dat wat hij gedaan heeft heel gevaarlijk was, maar hij stelt dat hij nooit de intentie heeft gehad de betrokken verbalisanten of zichzelf te doden of letsel toe te brengen. Het risico op een frontale aanrijding heeft hij willen beperken door (vanuit hem gezien) rechts te blijven rijden en met zijn verlichting te signaleren. Bij zijn gemoedstoestand speelde volgens de verdachte een rol dat hij uit een getraumatiseerd gezin komt. De (onverwerkte) ervaringen uit zijn verleden in combinatie met de alcohol hebben er volgens de verdachte toe geleid dat hij in een soort vlucht/overleefmodus belandde en geen andere uitweg zag dan te blijven spookrijden tot na de tunnel.
Oordeel van de rechtbank; feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is op grond van voorgaande bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van de genoemde verbalisanten. Nergens blijkt uit dat de verdachte met zijn handelen het doel voor ogen heeft gehad de verbalisanten in kwestie van het leven te beroven.
Ook van voorwaardelijke opzet is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest. Uit de besproken bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte bijna 6 kilometer heeft spookgereden, onder andere door de Roertunnel, en dat hij reed onder invloed van alcohol. Dit is heel gevaarlijk rijgedrag, maar daarmee niet zonder meer een poging doodslag. Daarvoor is immers vereist dat de verdachte met zijn gedrag bewust aanvaardde dat hij anderen van het leven zou beroven. De verdachte hield rechts aan en knipperde met zijn lichten om tegemoetkomend verkeer te waarschuwen. Hij heeft tijdens de rit op geen enkel moment op andere weggebruikers ingestuurd. Voorts neemt de rechtbank aan dat de verdachte in paniek was en wilde vluchten uit de situatie. Dit volgt uit de verklaringen van de verdachte en wordt bevestigd door het feit dat hij zijn auto op de vluchtstrook parkeerde zodra hij daartoe een mogelijkheid zag en het feit dat hij wegrende door een akker om te ontkomen aan de politie. De verdachte heeft zijn gemoedstoestand verklaard vanuit zijn moeilijke jeugd (waarover ook de reclassering rapporteert [11] ) en het gebruik van alcohol eerder die avond. Hoewel dit naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze rechtvaardigt wat de verdachte heeft gedaan, neemt de rechtbank wel aan dat de verdachte vanuit een paniekreactie op de vlucht sloeg met het spookrijden tot gevolg.
Op basis van deze feiten en omstandigheden kan dan ook niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zo duidelijk onverschillig was over de afloop van zijn gedragingen dat daarin een aanvaarding van de kans op de dood van de slachtoffers alsmede op zijn eigen dood besloten lag. Hoe gevaarlijk en (voor de slachtoffers) angstaanjagend het ook was wat de verdachte heeft gedaan, de dood van de betrokken politieagenten heeft hij niet gewild.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt daarom het wettig en overtuigend bewijs voor feit 1 primair. Ditzelfde geldt voor wat onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd. Ook daar ontbreekt het om dezelfde redenen aan (voorwaardelijke) opzet. De verdachte zal daarom van de poging doodslag en de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank; feit 1 meer subsidiair en feit 2 en 3
Uit de besproken bewijsmiddelen volgt wel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag, dat hij de plaats van een ongeval heeft verlaten en dat hij als beginnend bestuurder met 1,06 mg/ml alcohol heeft gereden. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 1 meer subsidiair en onder feit 2 en 3 ten laste is gelegd.
De rechtbank verwerpt daarbij het verweer van de verdediging dat in strijd met de wet bloed is afgenomen bij de verdachte. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [verbalisant 2] [12] blijkt dat de verdachte rond 4:45 uur op de spoedeisende hulp van het Laurentius ziekenhuis wordt binnengebracht. Hij werkt hier mee aan een voorlopig ademonderzoek, dat leidt tot de uitslag “A”. Vervolgens vorderen de verbalisanten medewerking aan een bloedonderzoek. De verdachte heeft hiermee ingestemd. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gehandeld in overeenstemming met artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. meer subsidiair) op 25 november 2018 in de gemeente Roermond als bestuurder van een motorrijtuig daarmee rijdend over de Rijksweg A73 heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 100 km/uur, zo onvoorzichtig en onoplettend over het voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde weggedeelte heeft gereden zulks op het moment dat meerdere over laatstgenoemd weggedeelte verdachte tegemoetkomende motorrijtuigen het door verdachte bestuurde motorrijtuig naderden en tot op korte afstand waren genaderd, door welke gedragingen van de verdachte telkens gevaar op die weg werd veroorzaakt;
2. op 25 november 2018 in de gemeente Roermond als degene door wiens gedraging een
verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op de A73, de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten: [getuige] ) schade was toegebracht;
3. hij op 25 november 2018 in de gemeente Roermond als bestuurder van een voertuig dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, geconstateerde hoeveelheid 1,06 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen zeven jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs voor de categorie AM of T is afgegeven en hij op het tijdstip van die afgifte de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1. (meer subsidiair)
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
overtreding van artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
3.
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar gevorderd en de verbeurdverklaring van de auto van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat rekening zou moeten worden gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij veel spijt heeft van wat er is gebeurd. Daarnaast wijst de verdediging op het reclasseringsadvies van 6 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte inmiddels een stuk volwassener is geworden en zijn leven goed op orde heeft. De verdediging verzoekt om die redenen geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Bij een ontzegging van de rijbevoegdheid vraagt de verdediging er rekening mee te houden dat die niet alleen voor de verdachte, maar ook voor zijn ouders gevolgen heeft. Zij zijn van hem afhankelijk voor vervoer per auto onder meer naar ziekenhuis en behandelaars.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Wat begon als een avondje uit na een dag werken, eindigde ‘s nachts in een weiland naast de A73, waar de verdachte met een politiehond werd aangehouden. De rit als spookrijder die de verdachte kort daarvoor door de Roertunnel maakte, was ontzettend gevaarlijk. Voor de betrokken verbalisanten waren het angstaanjagende momenten die ook daarna nog vaak door hun hoofd hebben gespeeld. Het is te danken aan hun stuurcapaciteiten en aan ontzettend veel geluk dat er geen slachtoffers of (zwaar) gewonden zijn gevallen. Ook de verdachte is zich daarvan bewust.
De rechtbank houdt enerzijds rekening met de ernst van de strafbare feiten: het gevaar dat de verdachte heeft veroorzaakt, het rijden onder invloed van alcohol en het verlaten van de plaats van een ongeluk. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij zegt spijt te hebben van wat hij heeft gedaan. Hij schaamt zich en realiseert zich dat hij ook zijn ouders veel verdriet heeft aangedaan. De verdachte was nog maar 19 ten tijde van de strafbare feiten. Door de impact van de gebeurtenissen kon hij zich op school niet meer concentreren en heeft hij zijn opleiding moeten beëindigen. De verdachte is na het incident gestopt met het drinken van alcohol, is fulltime gaan werken en is van plan om het volgend schooljaar opnieuw te gaan studeren. In het reclasseringsadvies leest de rechtbank een bevestiging dat de verdachte zijn leven op dit moment goed op orde heeft en dat hij een stuk volwassener is geworden.
Rekening houdend met deze omstandigheden zal de rechtbank aan de verdachte voor feit 1 meer subsidiar (het veroorzaken van een gevaar op de weg) een taakstraf van 120 uur opleggen en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. Voor de feiten 2 en 3 acht de rechtbank eveneens een taakstraf van 120 uur passend. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht moet van de duur van deze taakstraf worden afgetrokken. Om de ernst van de misdrijven tot uitdrukking te brengen en om te voorkomen dat de verdachte opnieuw de fout gaat als het om gevaarlijk rijgedrag gaat, zal de rechtbank hem voor de feiten 2 en 3 daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opleggen.
De verdachte wordt vrijgesproken van wat hem meer of anders ten laste is gelegd.

7.Het beslag

De auto van de verdachte wordt verbeurd verklaard.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f, 57 en 62 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 8, 176, 177, 179 Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor 1 feit tot een taakstraf van 120 uren
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 2 en 3 tot een taakstraf van 120 uren;
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 2 en 3 tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf van in totaal 240 uur niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
- veroordeelt de verdachte voor feit 1 tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen auto Volkswagen Golf met kenteken 34‑NS FR.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, en mr. F.H. Machiels en mr. M.J.H. van den Hombergh, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2020.
Buiten staat
mrs. Nollen en Machiels zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 november 2018 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] (zijnde hoofdagent(en) of brigadier(s) van de politie eenheid Limburg) en/of andere personen, opzettelijk van het leven te beroven, terwijl hij, verdachte, een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd zodanig dat het alcoholgehalte van zijn bloed ongeveer 1,
6 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg, met een door hem verdachte, bestuurd
motorrijtuig met (zeer) hoge snelheid op de Rijksweg A73 heeft gereden, en/of (daarbij) over het voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde weggedeelte heeft gereden, zulks op het moment dat een of meerdere bestuurders van motorrijtuigen hem, verdachte, tegemoet
kwamen waardoor telkens voornoemde bestuurders moesten uitwijken om een botsing of aanrijding met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2018 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] (zijnde hoofdagent(en) of brigadier(s) van de politie eenheid Limburg) en/of andere personen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, terwijl hij, verdachte, een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd zodanig dat het alcoholgehalte van zijn bloed ongeveer 1,
6 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg, met een door hem verdachte, bestuurd motorrijtuig met (zeer) hoge snelheid op de Rijksweg A73 heeft gereden,
en/of (daarbij) over het voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde weggedeelte heeft gereden, zulks op het moment dat een of meerdere bestuurders van motorrijtuigen hem, verdachte, tegemoet kwamen waardoor telkens voornoemde bestuurders moesten uitwijken
om een botsing of aanrijding met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2018 in de gemeente Roermond, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmee rijdende over de weg, de Rijksweg A73 heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid
maximumsnelheid van 100 km per uur, in elk geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, zo onvoorzichtig en/of onoplettend over het voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde weggedeelte heeft gereden, zulks op het moment dat een of
meerdere over laatstgenoemd weggedeelte verdachte tegemoetkomende motorrijtuigen het door verdachte bestuurde motorrijtuig naderden en/of tot op korte afstand waren genaderd, door welke gedraging(en) van de verdachte (telkens) gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt althans (telkens) kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die
weg(en) (telkens) werd gehinderd althans (telkens) kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2.
hij op of omstreeks 25 november 201
8, in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (te weten: een personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op de A73 (in de richting van Venlo), ter hoogte van Roermond, in elk geval op de openbare weg in Nederland, op of omstreeks 25 november 2018, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten: [getuige] ) schade was toegebracht.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )
3.
hij op of omstreeks 25 november 2018 in de gemeente Roermond als bestuurder van een voertuig, (personenauto, gekentekend:34-NS-FR), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een
onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, geconstateerde hoeveelheid 1,
6 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen zeven jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs voor de categorie AM of T is afgegeven en hij op het tijdstip van die afgifte de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
( art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden‑Limburg, proces-verbaalnummer 2018180060/LB1R018117, gesloten d.d. 29 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 205.
2.Vgl. o.a. Hoge Raad 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049.
3.Vgl. Hoge Raad 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0139 en Hoge Raad 5 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1668.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 25 november 2018, pagina 63-65.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 25 november 2018, pagina 186.
6.Processen-verbaal van bevindingen van 25 november 2018 [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] (66-67), [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] (68-69) en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] (80).
7.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse van 27 december 2018, pagina 99-125.
8.Proces-verbaal Afstand Spookrijder van 27 november 2018, pagina 83-84.
9.Rapport “Alcohol in het verkeer” van het Nederlands Forensisch Instituut van 4 december 2018, pagina 60.
10.Processen-verbaal van verhoor van de verdachte van 25 november 2018, pagina 33-42, en proces‑verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
11.Reclasseringsadvies van [naam reclasseringsmedewerker] van 6 februari 2020.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2018, pagina 54-57.