ECLI:NL:RBLIM:2020:10629

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/03/281002 / HA RK 20-172
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 17 juli 2020 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. H.H. Dethmers, rechter in de rechtbank Limburg. Verzoeker stelt dat de dagvaarding niet is betekend en dat de rechter op 8 juli 2020 niet heeft onderzocht of de dagvaarding was betekend, waardoor hoor en wederhoor niet mogelijk was. Dit zou kunnen leiden tot partijdigheid en/of vooringenomenheid van de rechter. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 september 2020, maar noch verzoeker noch de rechter waren aanwezig.

De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij verantwoordelijk is voor de inschrijving van de dagvaarding en dat er een afschrift is achtergelaten bij verzoeker. Hij stelt dat verzoeker niet persoonlijk op de zitting hoefde te verschijnen en dat hij binnen vier weken schriftelijk kon reageren op de dagvaarding. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de criteria voor onpartijdigheid, zoals vastgesteld door de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

De wrakingskamer concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de schijn van partijdigheid kunnen rechtvaardigen. De overtuiging van verzoeker dat de rechter de betekening niet goed heeft gecontroleerd, is op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat de rechter partijdig is. Verzoeker is tijdig geïnformeerd over het vervolg van de procedure en had de mogelijkheid om schriftelijk te reageren. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/281002 / HA RK 20-172
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats]
(hierna: verzoeker),
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van mr. H.H. Dethmers, rechter in de rechtbank Limburg (hierna: de rechter).

1.De procedure

Bij brief van 17 juli 2020 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de rechter ingediend.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft een schriftelijke reactie gegeven.
De mondeling behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van de wrakingskamer op 16 september 2020, waar verzoeker noch de rechter zijn verschenen.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.De gronden voor het verzoek

Verzoeker stelt dat de dagvaarding niet is betekend en nooit is bezorgd en dat de rechter op 8 juli 2020 niet heeft onderzocht of de dagvaarding is betekend. Hierdoor is hoor en wederhoor niet mogelijk geweest. Daarom kan sprake zijn van partijdigheid en/of vooringenomenheid.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft opgemerkt dat hij als rechter op de rolzitting van 8 juli 2020 verantwoordelijk kan worden geacht voor de inschrijving van de dagvaarding. In de dagvaarding is opgenomen dat de deurwaarder een afschrift heeft achtergelaten op het adres van verzoeker, zodat aangenomen moet worden dat verzoeker bekend was met de zitting. Verzoeker hoefde niet persoonlijk op de zitting te verschijnen nu in vrijwel alle gevallen (behalve bij een mondelinge erkenning) de gelegenheid wordt geboden binnen vier weken bij voorkeur schriftelijk op de dagvaarding te reageren. Dat is in dit geval niet anders.

4.De beoordeling

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheden voordoen, die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert of dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. [1] Dit door de Hoge Raad aangegeven kader voor de beoordeling van onpartijdigheid in overeenstemming met de algemene beginselen die voortvloeien uit het Verdrag voor de Rechten van de Mens zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Onwelgevallige procesbeslissingen van een rechter zijn op zich zelf geen grond voor wraking. Dat kan anders zijn indien voor die beslissing geen andere verklaring te geven is dan dat die door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Het verwijt van verzoeker houdt in dat de rechter geen onderzoek heeft gedaan naar de betekening en dat er om die reden sprake kan zijn van partijdigheid.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit hetgeen verzoeker stelt, niet de schijn van partijdigheid kan worden afgeleid. De overtuiging van de verzoeker dat de rechter de betekening niet goed heeft gecontroleerd en dus zijn werk niet goed heeft gedaan, betekent op zich zelf niet dat de rechter om die reden partijdig is of lijkt te zijn. Feiten of omstandigheden waarom dat bij deze rechter en in deze zaak wel zo zou zijn, zijn door verzoeker niet aangevoerd.
Verzoeker is bij brief van 9 juli 2020, daags na de rolzitting geïnformeerd over het vervolg van de procedure, over de mogelijkheid – schriftelijk dan wel mondeling – te reageren en de termijn die daarvoor bestaat. Dat verzoeker door de handelwijze van de rechter geen weerwoord meer kan geven is dan ook feitelijk onjuist.
Nu er uit het aangevoerde geen vermoeden van partijdigheid blijkt en er ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter, zal het verzoek tot wraking worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, mr. R.H.J. Otto en mr. A.M. Schutte, leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7956