ECLI:NL:RBLIM:2020:10003

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
AWB/ROE 19/3309
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor vijfsterrenhotel in Maastricht in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een vijfsterrenhotel in Maastricht, dat in strijd is met het bestemmingsplan. Eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht, dat de vergunning heeft verleend. De eisers voeren aan dat het hotel het historisch karakter van de straat aantast, overlast veroorzaakt door laden en lossen, en geluidsoverlast met zich meebrengt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder aanvragen heeft ingediend voor de bouw van het hotel, dat deels in strijd is met de bestemmingen van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat de vergunninghouder voldoende maatregelen heeft getroffen om overlast te beperken. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de vergunninghouder en de eisers zorgvuldig zijn afgewogen door verweerder. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij ook is opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 19/3309
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2020 in de zaak tussen
[eiser 1]en
[eiseres 2], te [woonplaats] , eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigden: mr. M.E.J.M. Vorstermans en M.M.E. Carta)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], te [vestigingsplaats]
(gemachtigden: mr. D. Korsse en mr. J.A.M.A. Sluysmans).
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (hierna: vergunninghouder) omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een vijfsterrenhotel aan de [adres 1] en de [adres 2] te [plaats] .
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben op 12 november 2020 aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2020.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder is vertegenwoordigd door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en bijgestaan door mr. D. Korsse.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Eisers wonen aan de [adres 3] te [woonplaats] en zijn eigenaar van deze woning. Vergunninghouder heeft op 20 juli 2018 en 18 februari 2019 aanvragen ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een vijfsterren plus-hotel met 56 kamers aan de [adres 1] en doorlopend naar de [adres 2] (hierna: het bouwplan). Op het bouwplan rust op grond van het bestemmingsplan “Centrum”, vastgesteld op 21 mei 2013 (hierna: bestemmingsplan) deels de bestemming ‘Centrum’ en deels de bestemming ‘Wonen’. Het bouwplan is in strijd met deze bestemmingen, omdat nieuwvestiging van een hotel niet is toegestaan, nieuwbouw ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’ niet is toegestaan en de toegestane goothoogte wordt overschreden. Het huidige pand aan de [adres 1] is een rijksmonument en de huidige panden aan de [adres 2] zijn gemeentelijke monumenten. Het perceel ligt in een beschermd stadsgezicht. Het bouwplan houdt (onder meer) in dat het pand aan de [adres 1] wordt gerestaureerd, dat de panden aan de [adres 2] worden gesloopt en dat er een toren wordt gebouwd, met daarin hotelkamers. Op 22 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Maastricht ten behoeve van verlening van de omgevingsvergunning een verklaring van geen bedenkingen afgegeven.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten (ver)bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo)), slopen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder g en/of h van de Wabo), het wijzigen/herstellen van een beschermd monument dan wel het slopen van een beschermd monument (artikel 2.1, eerste lid, onder f of artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo) en handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).
Laden en lossen
3. Eisers voeren aan dat het laden en lossen (minimaal drie keer per dag) in de [straat 1] gaat leiden tot verkeersopstoppingen en autoschades.
4. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat aan de zijde van de [straat 1] voor het laden en lossen gebruik kan worden gemaakt van de plaats waar momenteel de in-/uitrit van het binnenterrein is. Hier wordt een parkeerhaven gerealiseerd ten behoeve van het laden en lossen. Gesteld noch gebleken is dat deze inrit niet voldoende ruimte biedt om, zonder het doorgaande verkeer te belemmeren, te laden en te lossen. Tevens zijn er in de omgevingsvergunning voorwaarden opgenomen die ervoor moeten zorgen dat omwonenden geen onevenredige schade en overlast zullen ondervinden van de laad- en losactiviteiten. Zo is in vergunningvoorschrift 8 onder het kopje ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ bepaald dat voor het laden en lossen alleen gebruik mag worden gemaakt van reguliere bestelbussen, dat het laden en lossen tussen 9:00 uur en 11:00 uur moet plaatsvinden en dat dit moet gebeuren met steekwagens met rubberen wielen. Het betoog van eisers slaagt gelet op het voorgaande niet.
Historisch karakter
5. Eisers voeren aan dat door de extreem hoge hoteltoren het historisch karakter van de straat wordt geschonden.
6. Het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3˚, van de Wabo voor een project dat in strijd is met het bestemmingsplan is een bevoegdheid van verweerder. Gelet op de aanhef van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo mag de activiteit niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder dient bij de beslissing of het gebruik maakt van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan de belangen af te wegen, waarbij het beleidsruimte heeft. De bestuursrechter dient zich te beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen (zie bijvoorbeeld uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 1 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1532).
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder een zorgvuldige afweging van de belangen van vergunninghouder en eisers gemaakt. Verweerder heeft immers in de zienswijzenotitie, die als bijlage 2 bij het bestreden besluit is opgenomen, uitgelegd waar naar gekeken is en daarbij gesteld dat rekening is gehouden met onder andere het monumentale karakter van de bebouwing aan de [straat 2] , de karakteristiek van de [straat 1] , de historische ontwikkeling van het bouwblok en de planologische traditie in de omgang met het beschermd stadsgezicht. Hierbij heeft verweerder tevens onweersproken gesteld dat de bebouwing weliswaar hoger is dan de huidige bebouwing op deze locatie, maar niet hoger dan de panden aan de [adres 4] en [adres 5] . Tevens heeft verweerder belang mogen hechten aan het onbetwiste gegeven dat de historische binnenstad van Maastricht een mengelmoes is van gebouwen in verschillende stijlen uit verschillende periodes, waarbij modern en historisch heel goed samengaan. Verder heeft de welstands- en monumentencommissie van de gemeente Maastricht (hierna: commissie) het bouwplan getoetst aan de algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria en de criteria behorend bij het bebouwingstype, beschermd stadsgezicht en monumentenbeleid. Op basis hiervan heeft de commissie een positief advies uitgebracht. Het betoog van eisers slaagt gelet op het voorgaande niet.
Geluidoverlast
8. Eisers vrezen dat een terras zorgt voor aantasting van hun nachtrust, waar de gezondheid van eisers onder zal lijden.
9. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat verweerder geen omgevingsvergunning heeft verleend voor een terras. In vergunningvoorschrift 9 onder het kopje ‘het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ is bovendien opgenomen dat het gebruik van een buitenterras niet is toegestaan. Gelet hierop heeft verweerder terecht gesteld dat niet te verwachten is dat hotelgasten veelvuldig en lang in de buitenruimte aanwezig zullen zijn en daarnaast is het ook in het belang van vergunninghouder dat vanuit de buitenruimte geen overlast ontstaat voor de omgeving. Indien de buitenruimte wel als terras gebruikt wordt, kan verweerder hierop handhaven omdat een terras in strijd is met het bestemmingsplan. Voor eventueel toekomstig gebruik als terras is een omgevingsvergunning vereist voor afwijking van het bestemmingsplan. Eisers bezwaren tegen een terras kunnen in een dergelijke procedure aan de orde komen. Het betoog van eisers in onderhavige procedure slaagt niet.
Conclusie

10.Het beroep is ongegrond.

11.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

12. Tegen het bestreden besluit zijn naast onderhavig beroep ook andere beroepen ingediend die op dezelfde dag (deels niet gevoegd met onderhavige zaak) ter zitting zijn behandeld. Het betreft de zaken AWB/ROE 19/3307, 19/3290, 19/3292 en 19/3322, (alsmede AWB/ROE 19/3213, waarin het beroep zich met name richt tegen de verklaring van geen bedenkingen). De beroepen in die zaken zijn bij uitspraken van vandaag eveneens ongegrond verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2020.
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 17 december 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.