Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Bij het zoontje van de verdachte, [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) is letsel geconstateerd. In zijn rapport van 16 november 2017 concludeert de forensisch arts R.A.C. Bilo dat het letsel door een persoon is toegebracht. Het hersenletsel kan enkel het gevolg zijn van de in de tenlastelegging opgenomen handelingen. De conclusie van de forensisch arts is duidelijk. Uit het rapport blijkt dat het letsel op meerdere momenten is toegebracht. [slachtoffer] was op het moment dat het letsel werd toegebracht nog erg jong. Er is heel veel kracht nodig om bij een baby botbreuken te veroorzaken.
Iemand die geweldshandelingen, als waarvan hier sprake is, toepast op een baby, neemt de aanmerkelijk kans op de koop toe dat zijn handelingen de dood van de baby tot gevolg kunnen hebben. Uitgesloten is dat de botbreuken het gevolg zijn van handelingen in een spelsituatie. Ook het laten vallen van [slachtoffer] van een geringe hoogte kan niet de oorzaak zijn van het letsel van [slachtoffer] .
Er is letsel geconstateerd aan de bovenlip van [slachtoffer] . Volgens de forensisch arts Bilo kan dat letsel niet het gevolg zijn van hard zuigen op een speen. De blauwe plekken op zijn lichaam kan [slachtoffer] niet zelf hebben toegebracht. Een baby heeft hier niet de kracht voor.
Nadat bepaalde letsels waren geconstateerd, spraken de verdachte en zijn partner, de medeverdachte [naam medeverdachte] , af dat alleen zij [slachtoffer] nog mochten vasthouden. Weliswaar hebben ook anderen [slachtoffer] toen nog vastgehouden, maar dat gebeurde steeds in de aanwezigheid van de verdachte en/of de medeverdachte [naam medeverdachte] . Er is toen opnieuw letsel aan [slachtoffer] toegebracht. Alleen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] waren in de gelegenheid dat letsel toe te brengen. Alleen de verdachte had de fysieke kracht om de botbreuken bij [slachtoffer] te veroorzaken.
Op een bepaald moment heeft [naam medeverdachte] aan de verdachte gevraagd of hij echt niets bij [slachtoffer] had gedaan. De verdachte heeft een agressieregulatieprobleem. Ik zie hierin een aanwijzing dat de verdachte verantwoordelijk is voor het letsel van [slachtoffer] . In de periode waarin het letsel bij [slachtoffer] moet zijn toegebracht, gebruikte de verdachte speed. Hij heeft verklaard dat hij na gebruik van speed stemmen in zijn hoofd hoort.
De stiefdochter van de verdachte, [naam stiefdochter verdachte] (hierna te noemen: [naam stiefdochter verdachte] ), heeft gedetailleerd verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte op 20 februari 2017 [slachtoffer] expres van een hoogte in de box liet vallen. [naam stiefdochter verdachte] heeft [slachtoffer] meerdere keren hysterisch horen huilen. [naam stiefdochter verdachte] ging dan naar beneden en zag dan steeds dat verdachte alleen met [slachtoffer] in de woonkamer was.
Weliswaar heeft [naam stiefdochter verdachte] in haar eerste verhoor positief over de verdachte verklaard, maar toen was zij als kind nog van hem afhankelijk. Zij wilde haar moeder toen beschermen. Later had [naam stiefdochter verdachte] nachtmerries. De politie heeft de beeldopnamen van zo’n nachtmerrie bekeken. Deze beelden gaan door merg en been.
Niet is gebleken dat [naam stiefdochter verdachte] door anderen tot het afleggen van een valse verklaring is aangezet. Wel is het zo dat de politie bij de latere verhoren van [naam stiefdochter verdachte] , op zijn zachtst gezegd, ongelukkig te werk is gegaan. Maar van enige beïnvloeding van [naam stiefdochter verdachte] bij het afleggen van haar verklaring is geen sprake geweest. Er behoeft in strafvorderlijke zin geen consequentie te worden verbonden aan de gebezigde verhoormethode.