ECLI:NL:RBLIM:2019:9173

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
03/721290-18 03/087393-18 en 03/866038-19 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en poging tot doodslag met meerdere slachtoffers

Op 14 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 mei 2018 bij een tankstation in Wessem, waar de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen een groep fietsers. De verdachte heeft meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], en [slachtoffer 7], met zijn auto aangereden, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de slachtoffers zouden overlijden. De verdachte werd ook beschuldigd van het bedreigen en beledigen van [slachtoffer 3] in een andere zaak, en van diefstal van een aanhangwagen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor tien jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], en [slachtoffer 3].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/721290-18,
03/087393-18 en 03/866038-19 (ttz gev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn (gevoegd) inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 september 2019. De verdachte [1] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Daarnaast zijn de vorderingen tot schadevergoeding behandeld die de benadeelde partijen [slachtoffer 1] [2] , [slachtoffer 2] [3] en [slachtoffer 3] [4] hebben ingediend. De benadeelde partijen zijn niet ter terechtzitting verschenen. De vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ter terechtzitting toegelicht door mr. N. Kievits, werkzaam als jurist bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen medeverdachte [naam 1] [5] met het parketnummer 03/721269-18.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Onder parketnummer 03/721290-18
feit 1:openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] [6] , [slachtoffer 5]
[7] en [slachtoffer 6] [8] ;
feit 2: heeft geprobeerd om [slachtoffer 7] [9] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd deze [slachtoffer 7] samen met anderen zwaar te mishandelen;
feit 3:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, dan wel
deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geprobeerd zwaar te mishandelen;
feit 4:samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen, dan wel samen
met een ander heeft mishandeld;
feit 5:heeft gereden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
Onder parketnummer 03/866038-19
feit 1:[slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 2:[slachtoffer 3] heeft beledigd;
Onder parketnummer 03/087393-18
feit:samen met een ander een aanhangwagen heeft gestolen door middel van braak.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Onder parketnummer 03/721290-18
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht de onder feit 1 primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging tegen de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] bewezen. Uit de verklaringen van aangevers en getuigen blijkt dat verdachte samen met [naam 1] geweld heeft gepleegd tegen voornoemde personen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat is geslagen en met harde voorwerpen dreigend in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] is gezwaaid. Het geweld is gepleegd in vereniging, nu beide verdachten welbewust de confrontatie zijn aangegaan nadat [slachtoffer 1] [verdachte] aansprak over zijn agressieve rijgedrag. Beide verdachten raken daarna in gevecht met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . Dat verdachten uiteindelijk in het gevecht bij het tankstation het onderspit hebben moeten delven, doet aan de bewezenverklaring niet af.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht de onder feit 2 primair tenlastegelegde poging doodslag tegen slachtoffer [slachtoffer 7] bewezen. De officier van justitie verwijst in dit verband ter onderbouwing naar onder meer een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. [10] Het inrijden van verdachte op het slachtoffer [slachtoffer 7] ging met een dergelijke snelheid dat indien [slachtoffer 7] door de auto werd geraakt de kans aanmerkelijk is dat hij daardoor zou overlijden. Verdachte heeft bewust deze aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 7] door verdachtes rijgedrag zou overlijden.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie acht eveneens de onder feit 3 primair tenlastegelegde poging doodslag tegen slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewezen. De officier van justitie heeft gewezen op de aangiftes, de verklaring van [naam 1] en de verklaringen van getuigen die een harde klap hoorden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van boos opzet. De verklaring van verdachte dat hij de slachtoffers niet had gezien acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Ten aanzien van feit 4
De officier van justitie acht de onder feit 4 primair tenlastegelegde poging zware mishandeling tegen slachtoffer [slachtoffer 1] bewezen. Daarbij is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met [naam 1] . De verklaringen van verdachte en [naam 1] dat zij niet hebben geslagen, acht de officier van justitie op basis van het dossier ongeloofwaardig. De verdachten hebben willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] door hun handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Ten aanzien van feit 5
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting, inhoudende dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en dat hij niet mocht rijden, acht de officier van justitie ook dit feit bewezen.
Onder parketnummer 03/866038-19
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging tegen slachtoffer [slachtoffer 3] bewezen. Hoewel verdachte dit feit heeft ontkent, is er voldoende bewijs in het dossier voorhanden dat verdachte [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht op basis van de bewijsmiddelen de onder feit 2 tenlastegelegde belediging tegen slachtoffer [slachtoffer 3] bewezen. Hoewel de klacht ontbreekt, blijkt evident uit de aangifte alsmede uit de vordering schadevergoeding van [slachtoffer 3] dat zij vervolging wenst.
Onder parketnummer 03/087393-18
Tot slot acht de officier van justitie bewezen dat verdachte samen met een ander een aanhangwagen heeft gestolen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Nu uit het dossier niet blijkt dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd door middel van braak, dient verdachte hiervan partieel te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Onder parketnummer 03/721290-18
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het bestanddeel ‘in vereniging’ niet kan worden bewezen. Dat verdachte zelf een geweldshandeling heeft verricht, staat op basis van het dossier vast, maar medeverdachte [naam 1] heeft aan het geweld geen voldoende wezenlijke en/of significante bijdrage geleverd. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen van dit bestanddeel, dan heeft de raadsman aangevoerd om verdachte wegens het ontbreken van overtuigend bewijs vrij te spreken van het tonen en/of zwaaien met een betonschaar. Tot slot heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van de strafverzwarende omstandigheid dat het door hem en/of zijn mededader gepleegde geweld enig letsel heeft opgeleverd, zoals bedoeld in artikel 141 lid 2 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), nu in de eerste plaats een medische onderbouwing van de letsels ontbreekt, in de tweede plaats het letsel (ook) een gevolg kan zijn van het tenlastegelegde onder feit 3 of feit 4 en, in de derde plaats, niet kan worden vastgesteld dat het door verdachte gepleegde geweld enig letsel ten gevolge heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de onder feit 2 primair tenlastegelegde poging doodslag. Uit de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij niemand wilde aanrijden en er voldoende ruimte was om te remmen, kan niet worden afgeleid dat er sprake was van boos opzet. Daarnaast heeft verdachte ook niet gehandeld met voorwaardelijk opzet. Weliswaar wordt er door verschillende personen gesproken over slippende banden, een hoge snelheid en toerental, maar verdachte heeft daarover verklaard dat de auto een hoop herrie maakte, vanwege een kapotte katalysator en de auto in de eerste versnelling stond. Onder de gegeven omstandigheden kan er sprake zijn van gevaarlijk rijgedrag, maar dat brengt nog niet met zich dat van een aanmerkelijke kans op de dood kan worden gesproken en dat verdachte de kans op overlijden ook bewust heeft aanvaard. Ten aanzien van de onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de onder feit 3 primair tenlastegelegde poging doodslag, nu (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. Niet kan worden vastgesteld dat het opzet erop was gericht om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te doden. Tevens kan niet worden vastgesteld met welke snelheid verdachte reed. Daarbij betrekt de verdediging de verklaring van [slachtoffer 1] dat op het laatste moment nog geremd is en er na het voorval een remspoor werd aangetroffen. Ten aanzien van de onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4
De verdediging heeft verzocht de verdachte eveneens vrij te spreken van de onder feit 4 primair en subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling, dan wel mishandeling, nu uit de verklaringen van aangevers/getuigen in het dossier niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat geweld is gebruikt na de tweede aanrijding.
Ten aanzien van feit 5
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte refereert de verdediging zich ten aanzien van het tenlastegelegde rijden tijdens een ongeldigverklaring van het rijbewijs aan het oordeel van de rechtbank.
Onder parketnummer 03/866038-19
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging, nu het ‘in elkaar slaan’ in de gegeven omstandigheden geen bedreiging als bedoeld in artikel 285 Sr oplevert. Het dreigen iemand in elkaar slaan is op zichzelf te onbepaald om daaruit af te leiden dat redelijkerwijs gevreesd mocht worden voor zwaar lichamelijk letsel, laat staan het leven te verliezen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft primair verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, nu door [slachtoffer 3] geen officiële klacht is ingediend. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad. [11]
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 3] heeft beledigd door haar de woorden ‘kankerhoer’ toe te voegen, nu dit enkel uit de aangifte blijkt. De verdediging heeft derhalve verzocht verdachte hiervan partieel vrij te spreken.
Onder parketnummer 03/087393-18
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd ten aanzien van de tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal dat op basis van het dossier genoegzaam vaststaat dat verdachte samen met een ander een aanhangwagen heeft weggenomen. De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van ‘braak’, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden opgemaakt dat er sprake is van enige toegebrachte schade.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder parketnummer 03/721290-18 [12]
3.3.1
Feit 1 en 2
3.3.1.1
De inleiding
Op 27 mei 2018, omstreeks 02:19 uur, ontving de politie een melding dat er een grote vechtpartij had plaatsgevonden bij tankstation TinQ aan de Molenweg te Wessem. Een groep fietsers zou bijna ‘van de sokken’ zijn gereden door een groene ‘Caddy’. De ‘Caddy’ zou daarna gestopt zijn bij het tankstation. Een van de fietsers sprak hen daarop aan, waarna drie mannen uit de Caddy waren gesprongen. Vervolgens ontstond er een grote vechtpartij. Een van de fietsers zou zijn geslagen en gewond zijn. Ook zou de groene ‘Caddy’ op enkele fietsers zijn ingereden. Later is door de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] aangifte gedaan. Dit leidde tot het onderzoek genaamd ‘Koolwitje’. Na onderzoek naar de identiteit van de daders zijn [verdachte] en [naam 1] op 17 september 2018 respectievelijk 13 augustus 2018 als verdachte aangehouden.
De zaak tegen medeverdachte [naam 1] is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met deze zaak.
3.3.1.2
De bewijsmiddelen
Verbalisant [naam 2] heeft de camerabeelden van drie bewakingscamera’s van tankstation Tinq, gelegen aan de Molenweg te Wessem, [naam 3] en [naam 4] bekeken en hiervan een beschrijving gegeven in een proces-verbaal van bevindingen. Later stelt hij vast dat Persoon X /fietser 4 [slachtoffer 1] is, Persoon Y betreft [slachtoffer 7] , fietser 1 is [slachtoffer 2] , fietser 2 is [slachtoffer 4] en fietser 3 betreft [slachtoffer 5] . [13] De verdachten worden met een snapshot van de beelden aangeduid als verdachte 1 (bestuurder), 2 en 3. Uit nader onderzoek is gebleken dat verdachte 1 kon worden geïdentificeerd als verdachte [verdachte] , verdachte 2 als [naam 1] en verdachte 3 als [naam 5] . [14] [15] [16]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bestuurder van de groene Caddy, die op de camerabeelden te zien is, was en dat [naam 1] de bijrijder was.
Uit de camerabeelden blijkt onder meer het volgende [17] :
01.33:00 uur:Verdachte 2 stapt via het bijrijdersportier uit het voertuig.
01.33:06 uur:Verdachte 1 stapt als bestuurder uit het voertuig.
01.33:26 uur:Fietser 3 en 4 houden zich op bij rijbaan van de Molenweg, in de
directe nabijheid van het voertuig. Fietser 4 staat op de rijbaan, ter hoogte van de achterzijde van het voertuig.
01.33:28 uur:Verdachte 1 loopt achterlangs zijn voertuig en loopt richting de rijbaan van de
Molenweg, naar dezelfde plek waar fietser 4 staat.
01.33:39 uur:Verdachte 2 loopt achterlangs zijn voertuig en loopt richting
de rijbaan van de Molenweg naar dezelfde plek waar verdachte 1 en fietser 4 staat.
01.33:39 uur:Op de rijbaan van de Molenweg lijkt het tot een fysieke confrontatie tussen
verdachte 1 en/of 2 en fietser 4 te komen.
01.33:51 uur:Verdachte 1 loopt naar fietser 3. Het lijkt tot een confrontatie
te komen. Verdachte 2 blijft staan op de plaats waar hij zojuist een
confrontatie met fietser 4 had.
01.34:02 uur:Terwijl fietser 7 nog niet bij de kruising is, ontstaat er een vechtpartij tussen
verdachte 1 en, zoals het uitziet, meerdere fietsers.
01.34:05 uur:Verdachte 2 rent naar de vechtende groep mensen.
01.34:15 uur:Er zijn duidelijk slaande bewegingen waar te nemen.
01.34:22 uur:Verdachte 2 rent weg uit de vechtpartij. Hij rent naar de grasberm gelegen op
voornoemde kruising aan de zijde van de A2.
01.34:24 uur:Verdachte 2 wordt nagerend door persoon X. In de grasberm ontstaat een
vechtpartij tussen deze 2 personen.
01.34:25 uur:Verdachte 1 rent naar het voertuig en stapt in via het bestuurdersportier.
01.34:30 uur:Als verdachte 3 zich naast het bijrijdersportier bevindt, rijdt het voertuig weg.
01.34:34 uur:De vechtpartij tussen verdachte 2 en persoon X heeft zich inmiddels verplaatst
van de grasberm naar de rijbaan van De Lange Beemdens. Op dit tijdstip
komen verdachte 2 en persoon X samen ten val.
01.34:34 uur:Op het moment dat verdachte 2 en persoon X samen ten val komen begint het
voertuig te rijden. Het voertuig rijdt met gedoofde lichten.
01.34:38 uur:Verdachte 2 en persoon X zijn op de grond met elkaar aan het vechten. Drie
fietsers (waaronder persoon Y) lopen richting persoon X.
01.34:38 uur:Het voertuig was weggereden bij het tankstation en maakt een draai zodat hij
met de neus richting verdachte 2, persoon X, persoon Y en 2 overige
fietsers is gekeerd. Het voertuig rijdt relatief snel en rijdt tijdens deze
manoeuvre over een stoeprand.
01.34:41 uur:Het voertuig rijdt rakelings langs verdachte 2 en persoon X. Een fietser moet
wegspringen richting de aldaar gelegen vluchtheuvel om niet door het voertuig
geraakt te worden. Persoon Y moet opzij springen om niet vol geraakt te
worden door liet voertuig. Op camera 2, die zich dichterbij bevind en een iets
andere kijkhoek heeft, is te zien dat persoon Y door het voertuig wordt
geraakt. Persoon Y heeft geprobeerd om aan de zijde van de bijrijderskant van
het voertuig weg te springen. Op de camerabeelden is te zien dat het voertuig
nog een scherpe stuurbeweging naar rechts maakt, kennelijk met de bedoeling
om de wegspringende persoon Y zo vol mogelijk te raken.
01.34:48 uur:Persoon X is nog steeds aan het inslaan op verdachte 2 die op de grond ligt.
01.34:51 uur:Het voertuig rijdt tot zeer kort nabij, danwel tegen persoon X. Persoon X
springt op en rent weg richting voornoemd grasveld. Hierbij komt persoon X
ten val maar staat meteen weer op. Het voertuig stopt naast verdachte 2.
01.34:54 uur:Verdachte 1 verlaat via het bestuurdersportier het voertuig en rent richting
persoon X. Verdachte 1 en persoon X komen tegenover elkaar te staan en hebben beiden een vechtpose aangenomen.
01.34:58 uur:Het komt niet tot een gevecht omdat persoon Y komt inrennen die verdachte 1
een trap geeft op borsthoogte waarbij verdachte 1 ten val komt.
01.35:08 uur:De fietsers nemen alle afstand van de verdachte 1 en 2 en hun voertuig.
01.35:13 uur:Door verdachte 2 wordt de achterklep geopend.
01.35:19 uur:Verdachte 1 en 2 lijken voorwerpen uit de laadbak van het voertuig te pakken;
01.35.32
uur:Verdachte 1 en 2 lopen richting de fietsers. Deze fietsers proberen allen uit de
buurt van verdachte 1 + 2 te blijven.
01.36:07 uur:Verdachte 1 is als bestuurder in het voertuig gestapt en rijdt ongeveer 20 meter
naar voren. Hij brengt zijn voertuig tot stilstand naast verdachte 2, die terug gelopen kwam vanuit de richting van het viaduct.
01.35:27 uur: Verdachte 2 stapt in via het bijrijdersportier.
01.36:33 uur: Het voertuig rijdt met gedoofde lichten weg over de Molenweg in de richting
van de Polderweg.
Op 28 mei 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Zaterdagavond ben ik naar een concert gegaan op een boot in Maasbracht. Na dit concert, op zondag 27 mei 2018 ben ik richting mijn woning gefietst. Ik was met mijn partner [slachtoffer 2] en met vrienden/kennissen te weten: [slachtoffer 8] , zijn broer [slachtoffer 7] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] . In Wessem fietsten we over de Lange Beemdens in de richting van de Molenweg. Dit zal ongeveer tussen 02.00 en 02.30 uur geweest zijn. Op enig moment werd ik rakelings ingehaald door een auto. Dit betrof een groen/grijze bestelauto die lijkt op een Volkswagen Caddy. Ik zag dat deze Caddy naar het tankstation reed dat gelegen is op de kruising De Lange Beemdens en de Molenweg. Ik zag dat deze Caddy naast een benzinepomp ging staan. Toen ik langs het tankstation fietste, zag ik een persoon naast de Caddy staan. Ik sprak deze man aan waarom het nodig was dat hij zo kort langs me reed met de Caddy. Uit het niets kreeg ik een vuistslag in mijn gezicht door de man die naast de Caddy stond. Ik voelde pijn. Meteen na de eerste klap kreeg ik een tweede klap. Ook deze deed klap deed pijn. Ik raakte met een man die mij geslagen had in gevecht. Als gevolg van dit gevecht, dat ontstond uit slaan, duwen, gooien, verwurgen, kwamen wij aan de overkant van de straat uit. We bevonden ons op de hoek, Lange Beemdens met de Molenweg, aan de kant van de autosnelweg A2. Op deze locatie heb ik de man tegen de grond geslagen. Ik zag dat de Caddy op mij kwam afgereden. Ik hoorde deze Caddy met piepende banden accelereren. Ik ben opzij gesprongen voor de Caddy. Vervolgens zie ik dat de Caddy keert over het trottoir en over een vluchtheuvel. […] Hierna reed de Caddy richting het viaduct en stopte nabij mijn 6 vrienden. Ik liep terug naar mijn fiets. Ik zag dat er 2 personen uit de Caddy kwamen. Ik zag dat beide personen iets in hun handen hadden. Ik zag datdeze twee mannen dreigend voor de overige 6 gingen staan. […] Meteen nadat de Caddy was weggereden zijn we met z'n zevenen weggefietst. […] Ik ben deze nacht nog bij de huisartsenpost van Roermond geweest. Alhier werd onder andere een gescheurd rechtertrommelvlies geconstateerd. [18]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verder tegenover de rechter-commissaris verklaard:
Ik kreeg een klap op mijn hoofd van een van de twee. Er kwam een tweede persoon bij en van die persoon kreeg ik toen ook een klap. Ik ben met die tweede persoon in gevecht geraakt. […] De mannen gingen op het groepje af en dreigden met iets in hun hand. [19]
Op 27 mei 2018 is [slachtoffer 1] medisch onderzocht door Meditta Spoedzorg. Waarnemend arts [naam 6] heeft aangegeven dat de diagnose onder andere luidde:
  • perforatie trommelvlies;
  • rechteroor suist, kaak rechts pijn.
Uit de Rapportage Letselschade van 21 augustus 2018 van de GGD Limburg-Noord van forensisch art [naam 7] blijkt dat een scheur in het trommelvlies kan worden veroorzaakt door een ontsteking, knal of klap op het oor. [21]
Op 30 mei 2018 heeft [slachtoffer 9] een getuigenverklaring afgelegd bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
In de nacht van zaterdag op zondag 27 mei 2018 was ik met vrienden uit in Maasbracht.
Terwijl wij op de rotonde reden van over Lange Beemden, kwam een Caddy aanrijden. Doordat die auto zo rakelings langsreed, waren wij geschrokken. Toen wij vervolgens bij de kruising met de Molenweg kwamen, zag ik dat de bestelauto op het benzinestation stil stond en dat er mensen buiten om dat voertuig heen stonden. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] rechtsaf reed en stopte voor de oprit rechts van het benzinepompstation. Ik zag ook dat er op dat moment een van die personen bij de auto vanaf het terrein van het pompstation in de richting van [slachtoffer 1] kwam gelopen. Ik zag ook dat er een tweede persoon achter die persoon kwam aanlopen. Ik hoorde [slachtoffer 1] vragen: “Was dat nou nodig?” Ik zag toen dat er een van die personen: een mij onbekende man, op mij af kwam lopen. Ik hoorde deze man tegen mij zeggen: “Had’s dich onnoch get?” Ik zag en voelde dat die man mij op dat moment meteen een klap in mijn gezicht gaf. Ik voelde dat die man mij met zijn tot vuist gebalde linkerhand een vuistslag tegen de rechterkant van mijn gezicht gaf. Ik voelde dat die klap met
kracht aankwam tegen mijn wang en kin. Vervolgens zag ik dat twee anderen uit ons groepje ingrepen door die man te slaan. Vervolgens draaide ik mij om en zag ik dat [slachtoffer 1] iets verderop, bij de vluchtheuvel in gevecht was met een man. Er werd flink heen en weer geslagen en geïncasseerd door beiden. Vervolgens zag ik dat die tweede man terugliep naar de auto, daar insprong en achter het stuur ging zitten. Vervolgens zag ik die man met zijn auto vooruit wegreed vanaf het benzinepompstation, daarna linksaf sloeg en de Molenweg opreed. Zelf kon ik op dat moment opzij springen in de richting van de benzinepompen en zo
voorkomen dat ik werd aangereden. Iedereen die op dat moment nog op de weg stond,
moest opzij springen om niet te worden aangereden door de bestuurder van die bestelauto. Ik kreeg de indruk dat die man in de bestelauto opzettelijk en met de bedoeling om mensen aan te rijden op ons afgereden kwam. [22]
Op 5 juni 2018 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
De bestuurder en de passagier hebben [slachtoffer 1] tweemaal geslagen met hun vuisten en hebben daarbij zijn gezicht geraakt. De bestuurder heeft Math geslagen. […] Ik zag dat de bestuurder terugliep naar de auto en dat hij een betonschaar in zijn handen had. Hij liep daarmee op [slachtoffer 1] af. Ik ben tussen hem en [slachtoffer 1] gaan staan. Ik zag dat hij een zwaaiende beweging maakte met de betonschaar, net alsof hij een honkbalknuppel vast had. Hij zwaaide naar achteren en toen naar voren in mijn richting op schouderhoogte. [23]
Op 31 mei 2018 heeft [slachtoffer 7] aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
[…] Persoon 2 liep naar de groene Caddy en ik zag dat hij instapte op de bestuurdersplek. Ik hoorde plotseling piepende banden uit de richting van de tank. Ik keek in de richting van het geluid en zag de voorzijde van de groene Caddy met behoorlijk wat snelheid op mij afkomen. Ik wilde het voertuig ontwijken door weg te springen. Het voertuig raakte mij bij mijn rechterarm. Ik klapte op de motorkap en vervolgens tegen de spiegel van de bestuurderskant. Vervolgens viel ik op de grond. Ik voelde onmiddellijk behoorlijk wat pijn aan mijn gehele rechterzijde. Ik had de dag erna spierpijn en blauwe plekken aan mijn gehele rechterzijde. Sindsdien heb ik last van mijn rechterpols. [24]
Aangever [slachtoffer 7] heeft verder tegenover de rechter-commissaris verklaard:
[…] Dat was allemaal voorbij de T-splitsing. De tweede jongen kwam met de lampen uit aangereden. Hij probeerde ons om te rijden. Ik kon nog net aan de kant springen. Dat was best close. Het ging razendsnel en het ging rakelings langs mij heen. Toen is de auto weer gestopt. Die ene jongen stapte uit en pakte iets uit de wagen. Volgens mij uit de achterklep en ik dacht iets van een kniptang. […] Ik zag vervolgens dat die jongen die op de grond had gelegen, waar [slachtoffer 1] mee had gevochten, strompelde naar de wagen. Hij pakte een voorwerp van 30 centimeter uit de auto. [25]
Op 28 mei 2018 heeft [slachtoffer 8] aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag een groene Volkswagen Caddy busje staan. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] werden geslagen door mij onbekende jongens. Ik zag dat een van die personen in de Caddy stapte. Ik zag dat de auto snel op mij af kwam rijden. Ik hoorde een hoog toerental afkomstig van de motor. Op enig moment moest ik echt richting de berm springen om een aanrijding te voorkomen. Als ik dit niet had gedaan, was ik zeker geschept door deze Caddy. Ik was erg bang en mijn hart zat in mijn keel. Ik vreesde echt voor mijn leven. Ik zag dat de Caddy met hoge snelheid richting mijn broer [slachtoffer 7] reed. Ik riep met luide stem dat hij moest wegspringen en hij deed dit ook. Als hij dit niet had gedaan, was mijn broer aangereden door deze Caddy. [26]
[slachtoffer 6] heeft ook aangifte gedaan en later tegenover de rechter-commissaris verklaard:
Wat ik me kan herinneren is dat er in de auto wordt gestapt en dat was de jongen die een
T-shirt aan had. Dat wordt er met de auto op en neer gereden. Het kwam agressief op mij over, want er werd echt op de mensen ingereden die er stonden. Er moesten ook mensen aan de kant springen. Eentje had zelfs schaafwonden op zijn bovenarm van de spiegel. Dat was [slachtoffer 7] . [27]
Verdachte heeft bij de politie onder meer verklaard:
Ik was bij het tankstation. Daar kwam een fietser aangefietst, al scheldend. […] Ik gaf hem gelijk een klap. […] Er ontstond een vechtpartij. [naam 1] bleef roepen ‘help’. Ik wilde hem helpen. Ik ben toen in de auto gestapt. […] Ik wou [naam 1] van de grond af hebben. Ik ben vooruit en achteruit gereden om ze van mijn auto af te houden. […] In de auto lagen houten blokken om vuur te maken. [28]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard [slachtoffer 1] met de vlakke hand tegen diens oor geslagen te hebben.
[naam 1] heeft bij de politie onder meer verklaard:
Op een gegeven moment zag ik dat er een auto op ons kwam aangereden. Ik zag dat die auto erg hard op ons kwam afgereden. Ik lag nog steeds op de grond. Ik draaide mijn benen en dacht wat is dat voor een gek die op ons komt afgereden. Om te voorkomen dat de auto over mijn voeten reed, heb ik mij een kwart slag gedraaid en lagen mijn benen op de verhoging. Toen ik goed keek, zag ik dat de auto die op mij af kwam gereden de auto was waarmee
[verdachte] en ik naar het tankstation waren gereden.[…] Ik heb een hoedenplank uit de auto gepakt. [29]
[naam 5] heeft bij de politie onder meer verklaard:
[naam 1] heeft geslagen en [verdachte] ook. Ik heb gezien dat er geslagen is. [30]
3.3.1.3
De bewijsoverwegingen
3.3.1.3.1 De inleiding
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.3.1.3.2 feit 1
Bij de geweldpleging op 27 mei 2019 waren een aantal personen ‘betrokken’, te weten slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en de verdachten [verdachte] en [naam 1] . Al deze betrokkenen hebben meerdere verklaringen afgelegd. Hoewel deze verklaringen op punten van elkaar afwijken en de afzonderlijke personen ook in hun eigen verhoren niet consistent hebben verklaard, acht de rechtbank, mede gelet op de camerabeelden, zich in staat om vast te stellen wat er naar haar oordeel is gebeurd. De rechtbank is hierbij uitgegaan van die bewijsmiddelen die elkaar onderling steunen en - uiteraard - waaraan zij geloof hecht.
Uit de camerabeelden in combinatie met de overige gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] op enig moment stopt bij de auto waarvan [verdachte] de bestuurder is. Deze auto staat op dat moment bij het tankstation geparkeerd. [verdachte] en [naam 1] bevinden zich op dat moment naast de auto. [verdachte] loopt naar [slachtoffer 1] en slaat hem. [naam 1] komt erbij staan. [verdachte] loopt vervolgens naar [slachtoffer 5] toe en slaat hem. Hier komen verschillende fietsers uit de groep behorende bij [slachtoffer 1] op af en er ontstaat een vechtpartij. De rechtbank stelt verder uit de camerabeelden vast dat [naam 1] vervolgens op de groep fietsers afrent en slaande bewegingen maakt. Na het inrijden met de auto op de groep door [verdachte] , pakken [verdachte] en [naam 1] beiden een voorwerp uit de auto en maken zij zwaaiende bewegingen met het voorwerp richting de groep fietsers, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] .
Openlijke geweldpleging
De vraag die de rechtbank in dit verband dient te beantwoorden is of sprake is van het openlijk in vereniging plegen van geweld, zoals is tenlastegelegd onder feit 1.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de betrokkenen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leveren aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Bepalend is of de door de betrokkenen geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de agressie is gestart door het slaan van [slachtoffer 1] . Direct daarop zoekt hij de confrontatie weer op met fysiek geweld en slaat hij [slachtoffer 5] . Hoewel uit de camerabeelden blijkt dat [naam 1] niet meteen deelnam aan het geweld, distantieerde hij zich op dat moment ook niet. Integendeel. De rechtbank stelt vast dat hij zich enkele seconden later mengt in de gevechtshandeling en zich –nadat er meerdere fietsers bijkomen- vol in het gevecht stort. Hij zoekt welbewust de confrontatie op en maakt - zoals uit de camerabeelden blijkt – duidelijk slaande bewegingen, waarbij [slachtoffer 1] wordt geraakt. Dit strookt met de getuigenverklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] . De stelling van [naam 1] dat hij enkel [verdachte] probeerde af te schermen en niet heeft geslagen maar wel zijn armen omhoog heeft gedaan om zijn gezicht te beschermen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Hieruit volgt dat hij actief deelneemt door vol het gevecht in te gaan en daarbij fysiek geweld heeft gebruikt door te slaan. Voor zover gezegd kan worden dat [naam 1] zich daarna uit het gevecht zou onttrekken, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] een paar seconde later het fysieke geweld voortzet door in de auto te stappen en feit 2 te plegen. Daarbij concludeert de rechtbank dat uit de camerabeelden blijkt dat [naam 1] nog niet met [slachtoffer 1] op de grond is gevallen op het moment dat [verdachte] in de auto stapt. Gelet op dit gegeven vindt de stelling van [verdachte] dat hij de auto heeft gepakt om [naam 1] te ontzetten (die op dat moment volgens hem al op de grond zou liggen) geen steun in het bewijs en dit is dan ook feitelijk onjuist.
De rechtbank stelt verder uit de gebezigde bewijsmiddelen vast dat [verdachte] -nadat hij weer uit de auto is gestapt- een voorwerp uit de auto pakt. Zodra [naam 1] in de gelegenheid is, sluit hij zich aan bij [verdachte] en pakt eveneens een voorwerp uit de auto. Het geweld wordt op dat moment door hun beiden voortgezet door de reeds terugtrekkende fietsers nader met de voorwerpen te bedreigen. Hoewel de verklaringen van de betrokkenen niet eensluidend zijn over het voorwerp dat beide verdachten in hun handen hielden, stelt de rechtbank vast dat allen het hebben over voorwerpen die als “hard” aangeduid kunnen worden.
Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van een voortdurende opeenvolging van geweldshandelingen gelet op de korte tijdspanne van ongeveer drie minuten. Voor zover er een moment van bezinning is geweest bij een van de verdachten, sloot de ander zich later weer bij de geweldpleging aan. Naar het oordeel van de rechtbank waren [verdachte] en [naam 1] de initiatiefnemers van het gevecht. Zij hebben door het plegen van fysieke handelingen de geweldshandelingen van de ander ondersteund of anderszins bijgedragen in het ontstaan of het voortduren daarvan. Beide verdachten hebben daarmee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld, zodat de onder feit 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging kan worden bewezen.
Mede als gevolg van het handelen van verdachte heeft [slachtoffer 1] lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank acht, gelet op de Rapportage Letselschade en de aangifte van [slachtoffer 1] , bewezen dat de openlijke geweldpleging enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten een scheur in het trommelvlies van (rechter)oor. Nu op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld of het bewezenverklaarde geweld, gepleegd bij dit feit, een gekneusde rib en kneuzingen aan de linkerzijde van het hoofd ten gevolge heeft gehad, zal de rechtbank verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht de tenlastegelegde openlijke geweldpleging bewezen.
3.3.1.3.3 feit 2
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte na de eerste vechtpartij in de auto is gestapt en met zijn auto doelbewust met hoge snelheid op de groep vechtende personen is ingereden. Het slachtoffer [slachtoffer 7] wordt daarbij geraakt, vliegt half over de voorzijde van de motorkap van de auto en valt op de grond. Het slachtoffer liep daarbij meerdere blauwe plekken op en heeft sindsdien last van zijn rechterpols.
Is er sprake van poging tot doodslag?
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is van poging tot doodslag. Voor een bewezenverklaring van ‘poging tot doodslag’ moet komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Opzet kan worden bewezenverklaard wanneer sprake is van ‘voorwaardelijk opzet’. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier het om het leven brengen van het slachtoffer, is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot doodslag niet kan worden bewezen, omdat geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier volgt dat verdachte met zijn auto gericht en doelbewust met hoge snelheid –via de stoeprand- op de groep vechtende personen is ingereden. Uit de camerabeelden en de verklaringen van aangevers en getuigen blijkt dat meerdere personen aan de kant moesten springen om niet geraakt te worden. Verdachte is recht op de groep ingereden en heeft niet uitgeweken. Dat verdachte met een hoge snelheid reed, blijkt uit verschillende verklaringen. Uit de inhoud van het dossier volgt dat meerdere betrokkenen verklaren over slippende banden, een hoge snelheid en toerental. [naam 1] heeft verklaard dat hij zijn benen moest verleggen toen hij op de grond lag om te voorkomen dat de auto over zijn voeten reed. Hij dacht ‘wat is dat voor gek die op ons komt afgereden’. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de Caddy met piepende banden hoorde accelereren en recht op hen af zag rijden. Getuige [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij vreesde voor zijn leven, de auto kwam met hoge snelheid richting zijn broer [slachtoffer 7] gereden. Hij hoorde een hoog toerental afkomstig van de motor van de auto. [slachtoffer 7] werd vervolgens geraakt door de auto en vliegt half over de voorzijde van de motorkap van de auto, waarna hij op de grond valt.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte met zijn gedraging willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden. De rechtbank overweegt daarbij dat de kans dat bij een botsing tussen een auto en een onbeschermde weggebruiker de laatste de dood vindt aanmerkelijk is te achten.
De stelling van verdachte dat hij in paniek was omdat [naam 1] in nood op de grond lag is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden, nu uit de camerabeelden blijkt dat [naam 1] pas op de grond terechtkwam, op het moment dat verdachte reeds in de auto zat.
Conclusie
De rechtbank acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen.
3.3.2
Feit 3
3.3.2.1
De bewijsmiddelen
Op 28 mei 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Na het concert op een boot in Maasbracht, op zondag 27 mei 2018, ben ik richting mijn woning gefietst. Ik was met mijn partner [slachtoffer 2] en met vrienden/kennissen te weten: [slachtoffer 8] , zijn broer [slachtoffer 7] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] . In Wessem fietsten we over de Lange Beemdens in de richting van de Molenweg. […] Toen we het viaduct net gepasseerd waren zag ik dat de Caddy zich draaide en terug richting ons kwam gereden. Ik zag dat de mensen uit de groep hun toevlucht zochten in de linker- en rechterberm van de Polstraat. [slachtoffer 2] en ik fietsten snel de Polsstraat in. We hoorden en zagen dat de Caddy met een grote snelheid ons naderde. [slachtoffer 2] en ik stapten van onze fietsen af en gingen in de linker berm staan. Die was ter hoogte van het hekwerk van het bedrijf [naam 8] Deze Caddy raakte de achterkant van mijn fiets terwijl ik nog op het zadel zat. Ik voelde een stevig klap. Ik vloog als gevolg van deze klap tegen het hekwerk van voornoemd bedrijf aan. Ik zag dat de Caddy ook de fiets van [slachtoffer 2] raakte. Ik zag dat [slachtoffer 2] ook tegen het hekwerk van voornoemd bedrijf vloog. Ik voelde pijn als gevolg van de aanrijding en de klap tegen het hekwerk. […] Omdat de fiets van [slachtoffer 2] en mijn fiets scheef en kapot zijn, heb ik ze laten liggen en hebben we ons laten ophalen. Uit de foto’s die ik bij deze aangifte overleg, is de schade aan de fietsen te zien. [31]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verder tegenover de rechter-commissaris verklaard:
De auto kwam als een rally achter ons aan rijden. Hij reed ons vervolgens aan. [slachtoffer 2] en ik vlogen door de klap allebei de lucht in. [32]
Op 27 mei 2018 is [slachtoffer 1] medisch onderzocht door Meditta Spoedzorg. Waarnemend arts [naam 6] heeft aangegeven dat de diagnose onder andere luidde:
  • armen en benen gezwollen en geschaafd;
  • vele kneuzingen;
  • vele krassen, kneuzingsbeeld scheen rechts, TV rechts met kleine scheur.
Op 28 mei 2018 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan bij de politie. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik wens aangifte te doen van poging doodslag c.q. poging zware mishandeling. Op zondag 27 mei 2017 was ik op de fiets onderweg met zes jongens. […] Net na de kromming van de Panheelderweg zag ik dat de auto keerde en zag ik de koplampen van het voertuig weer op ons afkomen. Op dat moment fietsten wij ter hoogte van de kruising met de Polderweg. Onze groep wilde echter weg en zich onzichtbaar maken voor de jongens in de auto. Er was echt paniek. Een deel jongens van onze groep heeft hun fietsen neergelegd en is in het hoge gras gaan liggen. We stonden stil met de fiets. [slachtoffer 1] stond iets achter mij. Ik zag dat de koplampen van de groene auto op ons afkwamen. Voor mijn idee is er een aanrijding geweest tussen de groene auto en in ieder geval de fiets van [slachtoffer 1] en mijn fiets. [slachtoffer 1] en ik hadden allebei nog de fiets tussen onze benen. Ik durfde niet te kijken. Het ging zo snel. Ik kan me wel herinneren dat ik op de grond lag en dat ik daarna direct weer ben opgestaan. Ik was in shock. Ik had last van een zere enkel. Deze was ook opgezwollen. Ook de afdruk van de ketting van mijn fiets staat in mijn been. Beide fietsen hebben een slag in het achterwiel. Het zadel van de fiets van [slachtoffer 1] is eraf en ook is zijn achterlicht kapot. [34]
Verbalisant [naam 9] heeft bij de aangifte van [slachtoffer 2] gerelateerd dat hij vier foto’s heeft gemaakt van het rechterbeen van aangeefster. Hierop is te zien dat de rechterenkel van aangeefster is gezwollen en dat zij verschillende kleine wondjes heeft op haar rechter onderbeen. Tevens is er een schaafwond zichtbaar aan de binnenkant van het been. [35]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verder tegenover de rechter-commissaris verklaard:
Op een gegeven moment ging [naam 1] op de bijrijdersstoel zitten en de andere verdachte achter het stuur. Ik weet dat heel goed. De jongens in de groep raakten toen helemaal in paniek en gingen in het gras liggen. [slachtoffer 1] en ik fietsen een donker steegje in, in de hoop dat ze ons daar niet konden zien. Het leek wel een slechte film. Ik voelde een klap tegen mijn fiets en toen ben ik door de lucht gevlogen. Daarna zat ik verstrengeld in mijn fiets. [36]
Getuige [slachtoffer 7] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard:
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren aan het fietsen richting de steenfabriek en wij lagen in het gras. We zagen de auto vervolgens omdraaien en met flinke snelheid langs ons voorbij rijden in de richting waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] fietsten. Voordat wij uit het gras konden opstaan, hoorden wij een flinke knal. Toen wij aankwamen zag ik de fietsen op de grond liggen met het zadel eraf. [37]
[naam 1] heeft bij de politie onder meer verklaard:
[verdachte] was de chauffeur. […] Wat ik al zei ik denk dat [verdachte] iemand aan het zoeken was. […] Ik denk dat hij kwaad was. Hij reed roekelozer, daar merk je aan dat hij kwaad was. […] In eerste instantie zag ik niets. Pas toen we verder reden het doodlopend weggetje in, zagen we die mensen op de fiets. Toen we de fietsers raakten reden we ongeveer 40 kilometer per uur. Ik riep nog op dat moment: ‘niet doen!!’. Ik dacht eerst nog dat [verdachte] van te voren wilde remmen voordat hij ze raakte, maar hij reed gewoon door. Ik dacht ook nog dat [verdachte] zou uitwijken met de auto, maar ook dat deed hij niet. Ik zag dat [verdachte] met de voorzijde van de auto schuin rechts tegen de achterzijde van de eerste fietser aanreed. Toen [verdachte] tegen ze aanreed, stonden ze stil. Hij had er wel langs kunnen rijden, maar deed dit dus niet. [38]
3.3.2.2
De bewijsoverwegingen
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden en hen op de fiets, terwijl ze stilstonden, heeft aangereden. Daardoor zijn zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] ten val gekomen.
Is er sprake van poging tot doodslag?
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is van poging tot doodslag. Ten aanzien van feit 3 geldt hetzelfde beoordelingskader als weergegeven onder
paragraaf 3.3.1.3.3 feit 2.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot doodslag niet kan worden bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat het opzet erop was gericht [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te doden.
Uit het strafdossier volgt dat verdachte op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden. Verdachte was duidelijk op zoek naar de fietsers. Uit zijn rijgedrag kan worden opgemaakt dat verdachte willens en wetens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft opgezocht. Daarnaast staat voor de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier vast dat verdachte met een flinke snelheid op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden. Dit blijkt niet alleen uit de verklaringen van [naam 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook de overige fietsers, die zich op dat moment in angst in het veld hadden verstopt, hoorden een flinke klap. Daaruit leidt de rechtbank af dat er met een flinke snelheid is gereden. Daarnaast toont de schade aan de fietsen aan dat het geen lichte tik is geweest. Uit de gedetailleerde verklaring van [naam 1] kan worden opgemaakt dat hij [verdachte] nog verbaal heeft willen tegenhouden, maar dat [verdachte] zonder te remmen of uit te wijken met aanzienlijke snelheid op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden. De stelling van verdachte dat hij tegen de achterkant van de fietsers is opgereden, omdat hij ze naar eigen zeggen niet had gezien en op zoek was naar de juiste richting waar ze naar toe moesten, acht de rechtbank op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en meer in het bijzonder de verklaring van [naam 1] , niet geloofwaardig.
De kans dat bij een botsing tussen een auto en een onbeschermde weggebruiker de laatste de dood vindt is aanmerkelijk te achten. Verdachte is doelbewust tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangereden en is niet uitgeweken. Door aldus te handelen heeft de verdachte met zijn gedraging willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de slachtoffers zouden overlijden.
Conclusie
De rechtbank acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen.
3.3.3
Feit 4
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal voorhanden is om te komen tot het bewijs dat de verdachte de onder 4 tenlastegelegde poging zware mishandeling (
primair) dan wel mishandeling (
subsidiair) heeft begaan, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt zij het volgende.
Op basis van de inhoud van het strafdossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte en/of zijn medeverdachte tegen het hoofd of de romp, zoals ten laste is gelegd, van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Weliswaar blijkt uit verschillende verklaringen dat [slachtoffer 1] is geslagen, maar de klappen die hij kreeg, heeft hij opgevangen met zijn onderarm. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde onder 4.
3.3.4
Feit 5
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring en volstaat, nu verdachte het feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 september 2019;
- het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [naam 10] . [39]
Onder parketnummer 03/866038-19 [40]
3.3.5
Feit 1 en 2
3.3.5.1
De bewijsmiddelen
Op 15 juni 2017 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan bij de politie. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
Op zondag 11 juni 2017 was ik aanwezig in de Albert Heijn in Elsloo, gelegen aan de [adres] . Toen wij in de buurt van de kassa’s liepen, hoorde ik een man tegen een vrouw zeggen ‘stop het in de tas’. Ik zag vervolgens dat de vrouw met de spullen bezig was en dat de man heel erg dicht bij de vrouw stond. Ik liep vervolgens naar de kassa’s met de intentie om een personeelslid op de hoogte te stellen van wat ik zojuist had gezien en gehoord. Ik zag dat de man ook langs de kassa was gelopen. De man liep tot vlak voor mij door en zei: ‘Waar bemoei jij je mee’ en ‘kankerhoer’. Toen de man vlak voor mij stond, zag ik dat de man naar mij spuugde. Ik voelde dat het speeksel van de man in mijn gezicht belandde. De man zei op enig moment ook op een dreigende toon: ‘kom maar naar buiten dan sla ik je in elkaar’. Ik voelde mij op dat moment bedreigd. Ik was bang dat als we naar buiten zouden gaan dat deze man ons daadwerkelijk iets aan zou doen. [41]
[naam 11] , op dat moment werkzaam bij de Albert Heijn, heeft ook een verklaring afgelegd. Zij heeft onder meer verklaard:
Op zondag 11 augustus 2017 stond ik bij de kassa van de klantenservice. Ik werd aangesproken door een vrouw die tegen mij zei dat ik in de tassen van de twee mannen en een vrouw moest kijken. Ik zag dat de man zich richtte op de vrouw die mij had aangesproken om de tassen te controleren. Ik hoorde hem zeggen: ‘wat zei je hoer’ of
woorden van gelijke strekking. De man zei tegen de vrouw: ‘ik sla je kapot, kom naar buiten’. [42]
Ook de vriend van aangeefster [slachtoffer 3] , [naam 12] , heeft een verklaring afgelegd.
Hij heeft onder meer verklaard:
Ik hoorde de man tegen mijn vriendin zeggen: ‘wat moet je nou, je kan me niks maken. Kom maar naar buiten, dan wacht ik je op en sla ik je in elkaar’. De man spuugde mijn vriendin in het gezicht. [43]
De verdachte heeft bij de politie onder meer verklaard:
Omdat ik boos was, heb ik die vrouw in het gezicht gespuugd. Ik heb ‘val kapot hoer’ gezegd’. [44]
3.3.5.2
De bewijsoverwegingen
3.3.5.2.1 De inleiding
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.3.5.2.2 feit 1
Op grond van de aangifte, de verklaring van [naam 11] en de verklaring van [naam 12] , stelt de rechtbank vast dat de verdachte naar [slachtoffer 3] heeft geroepen: ‘Kom naar buiten, dan sla ik je in elkaar’. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling ex artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat die het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Het in ‘elkaar slaan’ impliceert, in het normale taalgebruik, naar het oordeel van het oordeel van de rechtbank het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is derhalve van oordeel dat deze woorden van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij [slachtoffer 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het risico liep slachtoffer te worden van zware mishandeling. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen. De rechtbank acht de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging op grond van de bewijsmiddelen bewezen.
3.3.5.2.3 feit 2
De verdediging heeft verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, nu door [slachtoffer 3] geen officiële klacht is ingediend. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 3] daags na het gebeuren de moeite heeft gedaan om naar de politie te gaan om aangifte te doen jegens de verdachte van bedreiging en belediging. Zij heeft bij haar aangifte bovendien aangegeven dat zij de schade wenst te verhalen op de verdachte en dat zij op de hoogte wilde worden gehouden over de voortgang van de strafzaak. Daaruit leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 3] onmiskenbaar de bedoeling had dat er strafvervolging tegen verdachte zou worden ingesteld. Het enkele feit dat de vordering schadevergoeding op een later moment is ingediend, maakt dit niet anders. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in haar vervolging.
Op grond van de aangifte, de verklaring van [naam 11] , de verklaring van [naam 12] en de verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte in het gezicht van [slachtoffer 3] heeft gespuugd en naar haar heeft geroepen: ‘Kankerhoer’, althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking. Dat de verdachte heeft ontkent dat hij ‘kankerhoer’ heeft gezegd, maar de bewoordingen ‘val dood hoer’ heeft geuit, maakt dit niet anders, nu hij de kennelijke bedoeling had om [slachtoffer 3] met deze woorden te kwetsen. De bewoordingen ‘val kapot hoer’ zijn immers niet minder beledigend.
Onder parketnummer 03/08739-18 [45]
3.3.6
Feit
3.3.6.1
De bewijsmiddelen
Op 11 augustus 2016 heeft [slachtoffer 10] aangifte gedaan bij de politie. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van de mij in eigendom toebehorende aanhangwagen. Ik had de aanhangwagen gekoppeld achter mijn auto. Op 11 augustus 2016 omstreeks 15:00 uur heb ik de auto met daaraan de aanhanger gekoppeld, geparkeerd op het eerste parkeerdek van de parkeergarage boven Ikea, gevestigd te Heerlen, In de Cramer 142. Ik had geen slot aan de aanhangerkoppeling. Toen ik omstreeks 16:30 bij mijn auto kwam, zag ik dat de aanhangwagen gestolen was. [46]
De verdachte [naam 13] heeft de politie verklaard:
We zijn naar de Ikea gereden om een aanhangwagen te pakken. Ik was ervan bewust dat we en diefstal gingen plegen. We zagen bij de Ikea een aanhangwagen staan. [verdachte] vroeg mij om te kijken wat voor kentekenplaten er op de aanhangwagen zaten en of ze los konden gemaakt. Ik zag dat de kentekenplaten vast zaten. [verdachte] heeft toen de aanhangwagen losgekoppeld en aan onze auto gehangen. Toen zijn we weggereden. [47]
De verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard:
Ik ben vanmiddag naar de Ikea in Heerlen gereden om daar een aanhangwagen te stelen. Ik heb de aanhangwagen losgekoppeld en achter het voertuig gehangen die ik bestuurde. Ik ben ingestapt en weggereden naar beneden. Ik was samen met [naam 13] . [48]
3.3.6.2
De bewijsoverwegingen
Op grond van de aangifte, de verklaring van medeverdachte [naam 13] en de verklaring van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met [naam 13] de aanhangwagen van Saive heeft gestolen. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte samen met [naam 13] de diefstal heeft gepleegd door middel van braak. De rechtbank zal verdachte derhalve van de tenlastegelegde ‘braak’ (partieel) vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Onder parketnummer 03/721290-18
feit 1
op 27 mei 2018 te Wessem openlijk, te weten op de Molenweg (tankstation TinQ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , door
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] te slaan en te duwen en
- een hard voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] te tonen en met een hard voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] te zwaaien,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten o.a. een scheur in het trommelvlies van (rechter)oor, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
feit 2 primair
op 27 mei 2018 te Wessem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 7] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto op die [slachtoffer 7] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair
op 27 mei 2018 te Wessem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op een of meer fietsers is ingereden, te weten die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 5
op 27 mei 2018 te Wessem, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Molenweg en de Groeneweg, als bestuurder een motorrijtuig, (een personenauto, merk Citroën), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Onder parketnummer 03/866038-19
feit 1
op 11 juni 2017 te Elsloo, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen": "Kom maar naar buiten, dan sla ik je in elkaar";
feit 2
op 11 juni 2017 te Elsloo, opzettelijk [slachtoffer 3] , in haar tegenwoordigheid, mondeling en door een feitelijkheid, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking, en door die [slachtoffer 3] in het gezicht te spugen;
Onder parketnummer 03/087393-18
feit
op 11 augustus 2016 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Onder parketnummer 03/721290-18
feit 1
openlijke geweldpleging.
feit 2 primair
poging tot doodslag.
feit 3 primair
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
feit 5
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Onder parketnummer 03/866038-19
feit 1
bedreiging met zware mishandeling.
feit 2
eenvoudige belediging.
Onder parketnummer 03/087393-18
feit
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 jaar. Bij het formuleren van deze strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met:
  • de ernst van de feiten;
  • dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen;
  • dat enkele van de slachtoffers de gebeurtenis nog steeds niet hebben verwerkt en ook lichamelijk nog niet zijn hersteld;
  • dergelijke feiten in de samenleving leiden tot gevoelens van angst;
  • het omvangrijke strafblad;
  • de verdachte eerder voor vermogensdelicten met justitie in aanraking is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is. De raadsman heeft, bij bewezenverklaring van de feiten, verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar op te leggen, met aftrek van het voorarrest, alsmede een deel voorwaardelijk, met oplegging van bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies van 3 juni 2019. De raadsman heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, met schending van de redelijke termijn en met de omstandigheid dat verdachte na zijn detentie zijn leven anders wil gaan inrichten. Daarbij wil verdachte graag hulp en begeleiding van de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich, al dan niet in vereniging met een ander, schuldig gemaakt aan een opeenstapeling van zeer ernstige gewelddadige feiten, om een futiele aanleiding. Dit acht de rechtbank zeer verwerpelijk. Het betrof een zeer bedreigende situatie, waarbij de verdachten willens en wetens de confrontatie met de slachtoffers hebben opgezocht en verdachte tot tweemaal toe zelfs zijn auto heeft ingezet als wapen. Het handelen van verdachte getuigt van het ontbreken van respect voor het menselijk leven. Alle betrokken personen hebben die nacht enorme angsten en gevoelens van onveiligheid gekend, waarvan sommigen tot op de dag van vandaag nog steeds last hebben. Bij enkelen van hen heeft zelfs de gedachte gespeeld om de aangifte in te trekken, uit angst voor represailles. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft door het voorval letsel opgelopen, waaronder een gescheurd trommelvlies in zijn linkeroor, en staat nog steeds onder medische behandeling. Hij heeft blijvende gehoorschade opgelopen en sindsdien last van een aanhoudende pieptoon c.q. oorsuizen. Daardoor is hij tot op heden arbeidsongeschikt. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft naast de psychische klachten een abces aan haar been opgelopen waarvoor zij operatief is behandeld. Dat de slachtoffers geen (dodelijk) letsel hebben opgelopen, is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte te danken is.
Naast het leed dat de slachtoffers is aangedaan, wordt ook de maatschappij geschokt door dit soort feiten. De rechtbank wil benadrukken dat dit geen loze kreet is. Juist het totaal zinloze karakter van de geweldsuitbarsting van verdachte en het feit dat dus kennelijk iedereen hiervan het slachtoffer kan worden, vergroten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft er voorts geen blijk van gegeven doordrongen te zijn van de ernst van de door hem gepleegde feiten. Integendeel. Verdachte heeft zich ter terechtzitting vooral gepresenteerd als slachtoffer. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten en zijn opstelling zeer zwaar aan.
Naast deze ernstige feiten heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een aanhangwagen en bedreiging en belediging van het slachtoffer [slachtoffer 3] . Ook deze feiten hebben veel impact gehad op de slachtoffers. Verdachte heeft zich met het plegen van deze feiten gedragen als een persoon die geen respect heeft voor anderen en hun eigendommen.
Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de verdachte zich onder meer schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en tweemaal poging tot doodslag. Doodslag is een van de ernstigste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat hierbij het leven van een ander, het meest fundamentele rechtsgoed dat een mens bezit, wordt afgenomen. Alleen hieruit blijkt al dat ook een poging tot doodslag een zeer ernstig strafbaar feit is. Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van de strafsoort en strafmaat voor deze feiten dan ook niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank ziet in het strafblad van de verdachte en zijn houding nauwelijks redenen voor matiging van de op te leggen straf. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten. Daarnaast toont hij geen berouw. De rechtbank houdt rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat het recidiverisico, alsmede het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog. Volgens de reclassering is er sprake van laag niveau van intellectueel functioneren, beïnvloedbaarheid en impulsiviteit. Ook is er sprake van middelengebruik en onvoldoende copingvaardigheden. De reclassering acht behandeling van de verdachte en begeleiding bij het structuren en stabiliseren van het leven van verdachte geïndiceerd. De rechtbank is zich ervan bewust dat verdachte wel degelijk hulp, begeleiding en eventueel behandeling nodig heeft en om een positieve draai te geven aan zijn leven. Zulks kan echter ook gedurende de detentie en in het kader van eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling gebeuren.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend.
Ten slotte ziet de rechtbank in de omstandigheid dat de verdachte - naast het plegen van feit 5 (03/721290-18) - een auto als wapen heeft gebruikt bij de pogingen tot doodslag aanleiding om, mede ter bescherming van de verkeersveiligheid, de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen. De rechtbank zal aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 10 jaar.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 6.027,25 ter zake van de feiten 1 en 3 onder parketnummer 03/721290-18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van proceskosten ter hoogte van € 451,54. De vordering bestaat uit een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade en de volgende posten aan materiële schade (totaalbedrag € 2.003,28):
  • fiets Koga: € 229,75
  • telefoon: € 120,00
  • broek aangeschaft 2018: € 50,00
  • diverse medische kosten: € 1.219,33
  • diverse reiskosten: € 191,17
(ter terechtzitting bijgesteld tot een bedrag van € 167,20 (minus reiskosten rechtbank))
  • porto en telefoonkosten: € 5,00
  • sportabonnement: € 212,00
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 3.870,89 ter zake van feit 3 onder parketnummer 03/721290-18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van proceskosten ter hoogte van € 290,00. De vordering bestaat uit een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade en de volgende posten aan materiële schade (totaalbedrag € 1.346,92):
  • fiets Union: € 169,80
  • diverse medische kosten: € 825,00
  • diverse reiskosten: € 146,09
(ter terechtzitting bijgesteld tot een bedrag van € 122,12 (minus reiskosten rechtbank))
  • wondverzorging: € 225,00
  • porto- en telefoonkosten: € 5,00
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een schadevergoeding gevorderd van immateriële schade ter hoogte van € 325,- ter zake de feiten onder parketnummer 03/866038-19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Daarnaast heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gehele toewijzing van de vordering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, met uitzondering van de proceskosten.
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] en [naam 1] hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor een gedeelte van de vordering. Het gedeelte waar [verdachte] samen met [naam 1] hoofdelijk aansprakelijk voor is, heeft de officier van justitie geschat op een bedrag ter hoogte van € 1.500,- ter zake de immateriële schade en € 578,17 ter zake de materiële schade.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gehele toewijzing van de vordering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, met uitzondering van de proceskosten.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gehele toewijzing van de vordering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:
  • de post ‘diverse medische kosten’ onvoldoende onderbouwd is, nu onduidelijk is hoe het verband ligt tussen de orthomanueel arts en Marlantis en geen nota van de sportmasseur is toegevoegd;
  • de post ‘diverse reiskosten’ kan worden toegewezen, met uitzondering van het bezoek aan de artsen en de rechtbank. De laatste post is door mr. Kievits ter terechtzitting bijgesteld;
  • de post ‘sportabonnement’ moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu het causaal verband ontbreekt en de post onvoldoende onderbouwd is;
  • de post ‘immateriële schade’ gematigd zou moeten worden tot minstens de helft van het bedrag.
De overige posten zijn door de verdediging niet betwist.
[slachtoffer 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:
  • de post ‘diverse reiskosten’ kan worden toegewezen, met uitzondering van het bezoek aan de artsen en de rechtbank. Deze post is ter terechtzitting door mr. Kievits bijgesteld. Bij de kosten die gemaakt zijn in het kader van het ophalen bij plaats ongeval, is niet duidelijk of de benadeelde partij alleen of samen met [slachtoffer 1] is opgehaald;
  • de post ‘rechtsbijstand’ dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu er samen met [slachtoffer 1] één consult is geweest, maar de kosten dubbel als schadepost worden opgeven.
De overige posten zijn door de verdediging niet betwist.
[slachtoffer 3]
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen tot een bedrag ter hoogte van € 100,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer 1] door de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten 1 en 3 primair (03/721290-18) rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank zal de post ‘sportabonnement’ afwijzen, nu de rechtbank de kosten aanmerkt als een ‘gemist genot’. Dergelijke schade komt naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de volgende, niet betwiste posten, naar redelijkheid en billijkheid toewijzen:
  • fiets Koga tot het gevorderde bedrag van € 229,75
  • telefoon tot het gevorderde bedrag van € 120,-
  • broek aangeschaft 2018 tot het gevorderde bedrag van € 50,-
  • port- en telefoonkosten tot het gevorderde bedrag van € 5,-.
De rechtbank zal eveneens de vordering toewijzen ten aanzien van de post ‘medische kosten’, nu deze gemaakte kosten de rechtbank niet onredelijk voorkomen en de post niet onderbouwd is bestreden.
Daarnaast zal de rechtbank de post ‘reiskosten’ voor een gedeelte toewijzen tot het bedrag van € 166,50. De reiskosten ten aanzien ‘opgehaald plaats ongeval’ zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 0,65, nu de benadeelde partij samen met [slachtoffer 2] , die eveneens dit bedrag heeft gevorderd, is opgehaald bij de plaats van het ongeval, zodat de vordering op dit onderdeel gehalveerd zal worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
Ten slotte zal de rechtbank de post immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid toewijzen tot het bedrag van € 2.000,-. Hoewel de rechtbank oog heeft voor het lichamelijke en psychische letsel van het slachtoffer, waarvan hij nog dagelijks de gevolgen ondervindt, ziet de rechtbank aanleiding dit bedrag te matigen. De rechtbank zal de vordering voor het overige gedeelte afwijzen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 2.571,25, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op voor een bedrag van € 2.571,25, opdat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partij uit handen wordt genomen door de Staat. Het opleggen van deze maatregel is mogelijk, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Nu de schade voor een deel is ontstaan door de openlijke geweldpleging en een deel voor de poging doodslag, acht de rechtbank [naam 1] naar redelijkheid en billijkheid voor de helft aansprakelijk voor de vergoeding van de schade. Zowel de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij als de schadevergoedingsmaatregel zullen dan ook (gedeeltelijk) hoofdelijk worden opgelegd, tot het bedrag van € 1.285,60. Tevens acht de rechtbank de gevorderde proceskosten (hoofdelijk) toewijsbaar ter hoogte van € 451,54.
[slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer 2] door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit 3 primair (03/721290-18) rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de volgende, niet betwiste posten, naar redelijkheid en billijkheid toewijzen:
  • fiets Union tot het gevorderde bedrag van € 169,80
  • diverse medische kosten tot het gevorderde bedrag van € 825,-
  • port- en telefoonkosten tot het gevorderde bedrag van € 5,-.
Daarnaast zal de rechtbank de post ‘reiskosten’ voor een gedeelte toewijzen tot het bedrag van € 121,47. De reiskosten ten aanzien ‘opgehaald plaats ongeval’ zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 0,65, nu de benadeelde partij samen met [slachtoffer 2] , die eveneens dit bedrag heeft gevorderd, is opgehaald bij de plaats van het ongeval, zodat de vordering op dit onderdeel gehalveerd zal worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
Ten slotte zal de rechtbank de post immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid toewijzen tot het bedrag van € 2.000,-. Weliswaar is [slachtoffer 2] niet primair het slachtoffer van de openlijke geweldpleging, zij heeft zelf machteloos moeten toezien hoe haar levensgezel en vader van haar kinderen werd mishandeld en bedreigd. De rechtbank zal de vordering voor het overige gedeelte afwijzen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 3.121,27, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op voor een bedrag van € 3.121,27, opdat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partij uit handen wordt genomen door de Staat. Het opleggen van deze maatregel is mogelijk, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht. Tevens is toewijsbaar de door de benadeelde gevorderde proceskosten van € 290,-.
[slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer 3] door de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten 1 en 2 (03/866038-19) rechtstreeks schade is toegebracht.
Artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek bepaalt het recht op vergoeding van immateriële schade indien een benadeelde door een ander lichamelijk letsel heeft opgelopen, in eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank zal de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid toewijzen tot het bedrag van € 250,-. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op voor een bedrag van € 250,-. opdat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partij uit handen wordt genomen door de Staat. Het opleggen van deze maatregel is mogelijk, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 63, 141, 266, 285, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
4 primairen
4 subsidiairtenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 primair, 3 primair, 5 (onder parketnummer 03/721290-18), de feiten 1 en 2 (onder parketnummer 03/866038-19) en het feit onder parketnummer 03/087393-18 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
- veroordeelt de verdachte voor feit 5 (onder parketnummer 03/721290-18) tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
10 jaar;

Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover het bedrag ad € 1.285,60 door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 451,54;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , een bedrag van € 2.571,25, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 27 mei 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover het bedrag ad € 1.258,60 en € 451,54 door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 290,-;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , een bedrag van € 3.121,27, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 41 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 27 mei 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 3] , een bedrag van € 250,-, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 11 juni 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Teeuwissen, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. F.J.W.M. Tas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. F.J.W.M. Tas is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Onder parketnummer 03/721290-18
feit 1
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, openlijk, te weten op de Molenweg (tankstation TinQ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of M. [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te slaan en/of schoppen en/of trappen en/of duwen en/of
- een betonschaar, althans een hard en/of stomp voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] te tonen en/of met een betonschaar, althans een hard en/of stomp voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] te zwaaien, terwijl dit door hem en/of zijn mededader gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten o.a. een scheur in het trommelvlies van (rechter)oor en/of een gekneusde rib en/of kneuzingen aan de linkerzijde van het hoofd, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
feit 2 primair
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 7] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto op die [slachtoffer 7] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 subsidiair
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 7] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto op die [slachtoffer 7] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op een of meer fietsers is ingereden, te weten die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 subsidiair
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid op een of meer fietsers is ingereden, te weten die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4 primair
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een ijzeren staaf en/of een betonschaar, althans een hard en/of stomp voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, in elk geval op/tegen de romp, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4 subsidiair
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een ijzeren staaf en/of een betonschaar, althans een hard
en/of stomp voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, in elk geval op/tegen de romp, te slaan;
feit 5
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Wessem, in elk geval in de gemeente Maasgouw, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Molenweg en/of de Groeneweg,
als bestuurder een motorrijtuig, (een personenauto, merk Citroën), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Onder parketnummer 03/866038-19
feit 1
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Elsloo, in elk geval in de gemeente Stein, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen": "Kom maar naar buiten, dan sla ik je in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Elsloo, in elk geval in de gemeente Stein, opzettelijk [slachtoffer 3] , in haar tegenwoordigheid, mondeling en/of door een feitelijkheid, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Kankerhoer", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking en/of door die [slachtoffer 3] in het gezicht, althans op het lichaam, te spugen;
Onder parketnummer 03/087393-18
feit
hij op of omstreeks 11 augustus 2016 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, goed , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen aanhangwagen (Alko Kober Ak7v) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

Voetnoten

1.Hierna ook: ( [verdachte] ) [verdachte] .
2.Hierna ook: (slachtoffer) ( [slachtoffer 1] ) [slachtoffer 1] .
3.Hierna ook: (slachtoffer) ( [slachtoffer 2] ) [slachtoffer 2] .
4.Hierna ook: (slachtoffer) [slachtoffer 3] .
5.Hierna ook: (medeverdachte) ( [naam 1] ) [naam 1] .
6.Hierna ook: (slachtoffer) ( [slachtoffer 4] .
7.Hierna ook: (slachtoffer) ( [slachtoffer 5] .
8.Hierna ook: (slachtoffer) ( [slachtoffer 6] .
9.Hierna ook: (slachtoffer) [slachtoffer 7] .
11.Vindplaats: ECLI:NL:HR:2019:564.
12.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Echt, onderzoeksnummer LB1R018059 (Koolwitje), gesloten d.d. 27 november 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 525.
13.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant M.P.A. Linssen d.d. 7 juni 2018, op pagina 328 tot en met 330.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2018, op de pagina’s 436-447.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] d.d. 19 september 2018, op de pagina’s 465-471.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] d.d. 25 september 2018, op de pagina’s 510-517.
17.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [naam 2] d.d. 7 juni 2019, op pagina 321 tot en met 327.
18.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 28 mei 2018, op pagina 40 tot en met 43.
19.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 29 mei 2019 op de pagina’s 2, 3 en 4. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 12.
20.Geneeskundige verklaring van Huisartsenpraktijk Heel, Meditta Spoedzorg, d.d. 27 mei 2018, opgemaakt door [naam 6] , waarnemend arts, op pagina 44 tot en met 45.
21.Rapportage Letselschade d.d. 21 augustus 2018 opgemaakt door [naam 7] , forensisch arts, op pagina 93 tot en met 94.
22.Proces-verbaal van gehoor getuige M.J.H.M. Corsten d.d. 30 mei 2019, op pagina 183 tot en met 186.
23.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 5 juni 2018, op pagina 164 tot en met 166.
24.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 7] d.d. 31 mei 2018, op pagina 151 tot en met 154.
25.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 7] bij de rechter-commissaris d.d. 29 mei 2019 op de pagina’s 8 en 9. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 12.
26.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 8] d.d. 28 mei 2018, op pagina 139 tot en met 142.
27.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 6] bij de rechter-commissaris d.d. 29 mei 2019 op de pagina’s 2, 3 en 5. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 12.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2018, op de pagina’s 436-447.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] d.d. 19 september 2018, op de pagina’s 472-483.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] d.d. 25 september 2018, op de pagina’s 510-517
31.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 28 mei 2018, op pagina 40 tot en met 43.
32.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 29 mei 2019 op de pagina’s 2, 3 en 4. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 12.
33.Geneeskundige verklaring van Huisartsenpraktijk Heel, Meditta Spoedzorg, d.d. 27 mei 2018, opgemaakt door [naam 6] , waarnemend arts, op pagina 44 tot en met 45.
34.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 mei 2018, op pagina 109 tot en met 118.
35.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 mei 2018, op pagina 113.
36.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 29 mei 2019 op de pagina’s 5, 6 en 7. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 12.
37.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 7] bij de rechter-commissaris d.d. 29 mei 2019 op de pagina’s 8 en 9. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van politie genoemd in voetnoot 12.
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] d.d. 19 september 2018, op de pagina’s 472-483.
39.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [naam 10] d.d. 5 november 2018, op pagina 276.
40.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer: PL2300-2017095857, gesloten d.d. 24 september 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 42.
41.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 15 juni 2017, op pagina 5 tot en met 7.
42.Proces-verbaal aangifte van [naam 11] , namens Albert Heijn, d.d. 14 juni 2017, op pagina 8 tot en met11.
43.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 12] d.d. 16 juni 2017, op pagina 13 tot en met 14.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 11 juli 2017, op pagina 29 tot en met 34.
45.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Heerlen, proces-verbaalnummer: PL2300-2016147809, gesloten d.d. 10 maart 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 81.
46.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 10] d.d. 11 augustus 2016, op pagina 23 tot en met 25.
47.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [naam 13] d.d. 11 augustus 2016, pagina 53 tot en met 54.
48.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 11 augustus 2016, op pagina 32 tot en met 36.