Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser in in reconventie sub 1] ,
[naam bv] BEHEER B.V.,
12.Het verloop van de procedure
13.De beoordeling
om de maten van de maatschap als hoofdelijk gehouden aan te zien met de maatschap, nu deze laatste de enige is die met Hulsbosch heeft gecontracteerd (…).”.
om de maten van de maatschap als hoofdelijk gehouden aan te zien met de maatschap”, af dat naar Belgisch recht in het in België aan de orde zijnde geschil tussen Hulsbosch en de Maatschap – de gedagvaarde maten [eisers in reconventie] doen daarin immers niet meer mee – een eventuele veroordeling van de Maatschap niet op het privévermogen van de maten ten uitvoer kan worden gelegd. Dit is naar Nederlands recht anders. Krachtens de artikelen 7A:1679 – 1681 BW geldt alhier, kort gezegd, dat indien een bevoegd handelende maat namens de maatschap is opgetreden, alle maten (gedeeltelijk) kunnen worden aangesproken. De vraag is dus of een in Nederland te executeren Belgische veroordeling van alleen de Maatschap met inachtneming van alleen het Belgisch recht moet worden geëxecuteerd of (ook) met inachtneming van het Nederlands recht. Anders gevraagd: heeft een veroordeling van de Maatschap door de Belgische rechter in Nederland te gelden als (tevens) een veroordeling van de maten die aansprakelijk zijn voor de schulden van de Maatschap? Als dat zo is, zal de door Hulsbosch in België ingestelde hoofdzaak, waarin de Maatschap gedaagde is, voor de Nederlandse rechter kunnen gelden als hoofdzaak zoals bedoeld in het door deze rechtbank gegeven beslagverlof van 26 april 2018. Zie wat dit betreft ook art. 10:119 aanhef en sub e BW. Gelet op het over een weer aangevoerde bestaat er geen reden om in dit geschil te betrekken HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, zodat met name voorbij kan worden gegaan aan hetgeen in dat arrest in rov. 3.4.2 is overwogen.