6.2.Eiseres acht de intrekking van de subsidieverlening onevenredig en in strijd met zijn beleid. Zij verwijst naar de Beleidsregels sanctie- en handhavingsbeleid bij subsidies 2017 en voert aan dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan zijn beleid. Daarbij heeft eiseres aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt, dan wel niet alle belangen bij de afweging heeft betrokken.
7. In artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Awb is bepaald dat zolang de subsidie niet is vastgesteld het bestuursorgaan de subsidieverlening kan intrekken indien
de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen dan wel de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid.
8. In de eerste plaats overweegt de rechtbank dat uit de gedingstukken naar voren is gekomen dat eiseres begin 2017 het perceel reeds heeft vervreemd door het over te dragen aan Klaver, net als eiseres een dochteronderneming van Haba Holding B.V.. Het is de rechtbank niet gebleken dat de subsidieverlening is overgegaan op Klaver. Deze vervreemding heeft verweerder echter niet betrokken in de thans voorliggende besluitvorming, zodat de rechtbank volstaat met deze constatering.
9. De rechtbank overweegt vervolgens dat eiseres tegen het subsidieverleningsbesluit geen rechtsmiddel heeft aangewend. Dit betekent dat de ontbindende voorwaarden en verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden, in rechte vaststaan.
10. De rechtbank is van oordeel dat gedurende de looptijd van het project vervreemding heeft plaatsgevonden. De looptijd van het project duurde tot 1 december 2018, zo volgt uit de subsidieaanvraag die eiseres heeft ingediend en het subsidieverleningsbesluit. Gedurende de looptijd van het project is dit verkocht aan Deka, een derde-partij. Dat geen vervreemding mocht plaatsvinden is als ontbindende voorwaarde opgenomen in het subsidieverleningsbesluit. Nu eiseres niet overeenkomstig deze voorwaarde heeft gehandeld, heeft verweerder reeds hierom de subsidie kunnen intrekken. Indien eiseres het niet eens was met deze ontbindende voorwaarde, had zij rechtsmiddelen moeten aanwenden tegen het subsidieverleningsbesluit. Desgevraagd verklaarde eiseres ter zitting dat zij dit niet heeft gedaan, omdat de ontwikkelfase van het project een drukke periode was, waarbij enkele formele zaken erbij ingeschoten zijn. Wat hier ook van zij, het neemt niet weg dat de ontbindende voorwaarden, die verweerder heeft verbonden aan de subsidieverlening, in rechte vaststaan en dat eiseres niet overeenkomstig de voorwaarden heeft gehandeld. De stelling van eiseres dat zij verweerder om toestemming heeft verzocht, brengt geen verandering in het oordeel van de rechtbank. Het vragen van toestemming laat immers onverlet dat de vervreemding binnen de projectperiode heeft plaatsgevonden en dat mocht volgens de voorwaarden die verweerder aan de subsidieverlening heeft verbonden in elk geval niet. Daarnaast heeft eiseres pas achteraf – nadat de overeenkomst met Deka was gesloten – mededelingen hierover gedaan aan verweerder. Daarbij komt dat verweerder gemotiveerd naar voren heeft gebracht dat, ook als eiseres vooraf om instemming had gevraagd, verweerder deze niet had verleend.
11. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt, slaagt niet. De ontbindende voorwaarden in het subsidieverleningsbesluit zijn helder geformuleerd en nu is gehandeld in strijd met (in elk geval) één van de ontbindende voorwaarden, kon verweerder besluiten tot intrekking van de subsidieverlening over te gaan. Verweerder heeft in het subsidieverleningsbesluit opgenomen dat als eiseres niet voldoet aan de ontbindende voorwaarde waaraan zij niet heeft voldaan, hij de subsidieverlening intrekt. Verder heeft verweerder eiseres al voorafgaande aan de subsidieverlening laten weten hoe belangrijk de niet nagekomen ontbindende voorwaarde voor verweerder is. Niet is gebleken van omstandigheden die de intrekking van de subsidieverlening op deze grond onredelijk maakt. Integendeel zelfs. Uit het dossier blijkt en dit is ter zitting zijdens eiseres bevestigd, dat het perceel en project Nieuwbouw VidaXL met veel winst zijn verkocht. Verweerder mocht de subsidieverlening dan ook in alle redelijkheid intrekken.
Hetgeen eiseres overigens nog heeft aangevoerd, doet niet af aan het gegeven dat in strijd met een ontbindende voorwaarde is gehandeld.
12. Uit voorgaande overwegingen volgt dat verweerder op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb bevoegd was tot intrekking van de subsidie over te gaan en daartoe mocht overgaan. Verweerder heeft eveneens het bepaalde in artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb aan de intrekking ten grondslag gelegd. Aangezien de intrekking op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb in rechte standhoudt, is het niet nodig tevens een oordeel te geven over de andere door verweerder genoemde intrekkingsgrondslag.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.