Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde sub 1] B.V., voormalig vennoot van de vennootschap onder firma [naam vof] V.O.F.,
[gedaagde sub 2], voormalig vennoot van de vennootschap onder firma [naam vof] V.O.F.,
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 15 augustus 2019
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- gemachtigde salaris €
720,00
5.De beslissing
- € 3.240,12 bruto aan (achterstallig) loon over de maanden april en mei 2019 binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW (50%) over het achterstallig loon en het geheel (de optelsom) te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallig loon vanaf het moment van opeisbaarheid en over de wettelijke verhoging vanaf 23 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening,
- € 1.620,06 bruto per maand aan loon vermeerderd met vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 juni 2019 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW (50%) over het achterstallig loon en het geheel (de optelsom) te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallig loon vanaf het moment van opeisbaarheid en over de wettelijke verhoging vanaf 23 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening,
- € 564,41 bruto aan vakantiebijslag over de periode 21 januari 2019 tot en met mei 2019 binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de vakantiebijslag vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,