7.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte woont reeds zijn gehele leven naast het slachtoffer en tot in 2017 is sprake geweest van een normaal burencontact. Sinds anderhalf jaar zijn er onenigheid en spanningen tussen de twee families, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot de schokkende gebeurtenissen op 11 juni 2018. Op die betreffende dag vangt het voorval aan op het moment dat het slachtoffer bij de familie [familienaam] verhaal gaat halen met betrekking tot een dode muis, die volgens het slachtoffer vanuit de tuin van familie [familienaam] over de schutting in de tuin van het slachtoffer zou zijn gegooid. Het slachtoffer is heel boos en hij gedraagt zich agressief voor de woning van de familie [familienaam] . Hierop wordt door de familie [familienaam] heel heftig gereageerd, als gevolg waarvan het langslepende burengeschil is geëscaleerd.
De verdachte en zijn moeder pakken immers een mes in de keuken, waarna de verdachte zijn moeder naar buiten ziet rennen. De verdachte volgt zijn moeder kort daarna. Hij rent op het slachtoffer af en hij steekt het slachtoffer met een mes diep in zijn borst. Het mes is daarbij doorgedrongen tot de long en het hartzakje van het slachtoffer, waardoor zowel acuut als op termijn sprake was van een levensbedreigende situatie. Opname van het slachtoffer op de Intensive Care van het ziekenhuis bleek noodzakelijk, maar gelukkig zijn complicaties uitgebleven. Door zijn handelen heeft de verdachte het leven van het slachtoffer ernstig in gevaar gebracht en een grove inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Ook worden door een dergelijk misdrijf de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt door de lichtzinnigheid waarmee gebruik is gemaakt van een mes als steekwapen. Dat het letsel het slachtoffer niet fataal is geworden, mag een gelukkige omstandigheid heten, die echter niet aan verdachte te danken is.
Naast de lichamelijke gevolgen heeft het slachtoffer ook psychische gevolgen ondervonden als gevolg van het geweldsmisdrijf. Uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding blijkt immers dat het slachtoffer zich genoodzaakt heeft gevoeld om zijn geliefde woning te verlaten en te vertrekken naar België, waar hij in eerste instantie in een caravan heeft verbleven. Het slachtoffer wordt nog dagelijks door emoties overmand en het incident heeft een grote (psychische) impact op hem gehad. Hij is in verband met klachten passend bij een posttraumatische stressstoornis doorverwezen naar POH-ggz voor begeleiding en verdere behandeling.
De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een van de ernstigste misdrijven in het Wetboek van Strafrecht, waarvoor doorgaans geen andere straf dan een straf die langdurige vrijheidsbeneming met zich brengt, passend en geboden zou zijn. Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij niet alleen weinig berouw heeft getoond jegens het slachtoffer, maar dat hij zelfs het gebruik van geweld gerechtvaardigd vond door de houding van het slachtoffer zelf. De verdachte legt daarmee de verantwoordelijkheid van zijn gedrag buiten zichzelf.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de navolgende strafverminderende omstandigheden.
Allereerst is er de zeer jeugdige leeftijd van de verdachte, die 12 jaar was ten tijde van het plegen van het feit. De verdachte is in de onderhavige situatie terecht gekomen mede door de (keuzes van de) volwassenen om hem heen, die daarin elk hun eigen aandeel hebben gehad. De verdachte is volledig afhankelijk van zijn moeder en zijn broer, door zijn leeftijd, maar ook omdat hij zijn vader in 2014 al heeft verloren. Zijn moeder en broer- zijn belangrijkste ankers en voorbeelden- hebben hem in elk geval niet weten te behoeden voor de spanningen die er al geruime tijd tussen beide families bestonden en het geweld dat op 11 juni 2018 heeft plaatsgevonden. Zij hebben hem, in plaats van de voor hem zo nodige veiligheid te bieden op het moment dat de buurman zich agressief gedraagt, meegesleept in het conflict, met de poging doodslag als gevolg.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van
31 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank houdt tevens rekening met de (verdere) persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter zitting gebleken zijn en zoals die volgen uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 oktober 2018, voornoemde Pro Justitia-rapportage van deskundige Van Casteren van 25 augustus 2018 en het verslag van de GI van
27 december 2018.
Ten aanzien van de straf adviseert de deskundige Van Casteren hulpverlening te starten binnen het civielrechtelijk kader. Zij geeft dit advies gezien de jonge leeftijd van de verdachte en de zorgen die er zijn omtrent zijn ontwikkeling. De verdachte laat de afgelopen jaren in toenemende mate gedragsproblemen zien, waarbij er zorgen zijn over de gewetensontwikkeling van de verdachte en zijn agressieregulatie. Het is volgens de deskundige gelet op jonge leeftijd van de verdachte zaak nu de problemen aan te pakken voordat hij verder afglijdt in antisociale richting. Om de kans op geweldsrecidive te verkleinen adviseert zij een agressieregulatietraining op te leggen. Ook acht zij ingrijpen in de opvoedsituatie van de verdachte aangewezen. Gedurende haar onderzoek zijn immers aanwijzingen naar voren gekomen van pedagogische verwaarlozing/verwenning. De moeder lijkt de verdachte onvoldoende te corrigeren en lijkt door haar vergoelijkende en kritiekloze houding naar de verdachte de gedragsproblemen in stand te houden en zelfs te verergeren. Gebleken is dat de moeder in het verleden hulpverlening heeft afgehouden en geen problemen in de thuissituatie ervaart en de oorzaak van de problemen bij anderen legt. De deskundige acht het daarom in het belang van een gunstige ontwikkeling van de verdachte om hem uit de opvoedingsomgeving weg te halen en hem gesloten te plaatsen.
In de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 oktober 2018 is geadviseerd een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gekoppeld aan een aantal voorwaarden (meldplicht en meewerken aan Psychomotorische therapie, verder: PMT). Ook de Raad voor de Kinderbescherming acht gelet op de problematiek van de verdachte en de doelen waaraan gewerkt moet worden, hulpverlening voor de verdachte noodzakelijk. Het civielrechtelijk hulpverleningstraject dient gezien de leeftijd van de verdachte en de ernst van het feit voorrang te krijgen op een straf.
Uit het eerdergenoemd verslag van de GI en de toelichting daarop door de vertegenwoordigster van de GI ter zitting, blijkt voorts dat de verdachte enerzijds goed gedijt binnen de rustige, gestructureerde en duidelijk gekaderde gesloten setting. Hij is leerbaar en stuurbaar en gaat aan de slag met zijn doelen. Ook gaat hij op een positieve manier om met zijn verlof. Anderzijds blijven er grote zorgen bestaan over de gezinssituatie en de moeizame samenwerking met de moeder en de broer van de verdachte. De verdachte heeft vanuit de moeder en de broer voorts te weinig ruimte gekregen om zich volledig te kunnen geven tijdens zijn behandeling, aangezien zij niet achter de gesloten plaatsing staan. Gelet hierop is thans het hoogst haalbare in de gesloten setting behaald en zal worden toegewerkt naar een thuisplaatsing. Een stevig kader is van belang en een civielrechtelijk verzoek voorwaardelijk gesloten machtiging zal daarom eveneens worden ingediend. De GI adviseert tot slot met de deskundige Van Casteren een agressieregulatietraining op te leggen, in de vorm van de leerstraf TACt plus.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal ten aanzien van het voorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie een proeftijd opleggen van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden dat de verdachte: (i) zich op door de gecertificeerde instelling, te weten Bureau Jeugdzorg Limburg, te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht en (ii) meewerkt aan PMT. Voorts zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 35 uren opleggen, bestaande uit de leerstraf TACt plus. Tot slot zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis worden opgeheven.