ECLI:NL:RBLIM:2019:6832

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
03/659183-18, 03/661121-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, mishandeling, vernieling en bedreiging met de dood op zorgverleners in een instelling voor dementerende ouderen

Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 9 juni 2018 meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar voor een poging tot doodslag, mishandeling, vernieling en bedreiging met de dood. De feiten vonden plaats op een terrein van een zorginstelling voor dementerende ouderen, waar de verdachte zich op gewelddadige wijze heeft gedragen tegen zorgverleners. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de verpleegkundige [slachtoffer 1] met een mes in de hals heeft gestoken, wat resulteerde in een ernstige verwonding. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 2] mishandeld door haar in het gezicht te slaan, en heeft hij goederen van de zorginstelling vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder schadevergoeding voor de slachtoffers, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van deze schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/659183-18, 03/661121-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum verdachte] 1956 ,
gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juli 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft geprobeerd te doden of heeft geprobeerd deze zwaar te verwonden;
Feit 2 [1] :[slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Feit 1 onder parketnummer 03/661121-18:een stoel, toetsenbord en koelkast heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 2 onder parketnummer 03/661121-18:een ruit heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 3 onder parketnummer 03/661121-18:[slachtoffer 3] heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft geprobeerd te doden door die [slachtoffer 1] in haar hals te steken, op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 2] en het forensisch onderzoek aan het aangetroffen mes, waaruit volgt dat op het mes DNA is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De verdachte heeft verder zelf verklaard bij de politie dat hij [slachtoffer 1] in haar nek heeft getikt en dat hij vervolgens zag dat [slachtoffer 1] haar hand in haar nek had en dat de hand rood was.
De forensisch geneeskundige heeft geconcludeerd dat de snee in de hals van [slachtoffer 1] acht tot negen centimeter lang is en dat het spierweefsel is geraakt. Gelet op het handelen van de verdachte op het terrein van Proteion en de staat waarin de verdachte verkeerde, was er een kans dat het anders had kunnen aflopen. Het gedrag van de verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het veroorzaken van een fatale steekwond, dat het niet anders kan zijn dan dat hij die kans ook heeft aanvaard.
Feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geslagen. [slachtoffer 2] heeft hiervan aangifte gedaan. De getuige [getuige 2] heeft gezien dat de verdachte haar sloeg en hoorde dat [slachtoffer 2] riep dat hij moest stoppen en dat het pijn deed. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij een corrigerende tik heeft gegeven.
Feit 1 onder parketnummer 03/661121-18:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de stoel, het toetsenbord en de koelkast heeft vernield van Stichting Proteion. De getuige [getuige 2] heeft dit zien gebeuren. [aangever] heeft namens Stichting Proteion aangifte gedaan.
Feit 2 onder parketnummer 03/661121-18:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een ruit van de woning van het slachtoffer [slachtoffer 4] heeft vernield. Zij verwijst naar de aangifte van [slachtoffer 4] en het onderzoek aan de steen die is aangetroffen in de woonkamer, waaruit volgt dat er DNA is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van de verdachte, en de verklaring van de verdachte dat hij wel eens bij de woning van [slachtoffer 4] is geweest. Verder blijkt uit het uitgelezen navigatiesysteem van de verdachte dat hij op de dag en het tijdstip van de vernieling bij de woning van [slachtoffer 4] is geweest. Daarnaast zijn op de telefoon van de verdachte foto’s aangetroffen van de woning van [slachtoffer 4] .
Feit 3 onder parketnummer 03/661121-18:
De officier acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft bedreigd. Ze verwijst naar de aangifte van [slachtoffer 3] en de getuigenverklaringen van [aangever] en [getuige 3] . Daarnaast verwijst zij naar het proces-verbaal van bevindingen waarin de politie een link legt tussen de bedreiging en de verdachte en de hamer in zijn auto.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Hij heeft aangevoerd dat het letsel fors is, maar dat uit het procesdossier niet blijkt dat het maken van een snede onder de kin levensbedreigend is. Hij heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Rechtbank Gelderland, ECLI:NL:RBGEL:2017:6303, waaruit volgt dat niet alle messteken een poging tot doodslag opleveren. Het subsidiair tenlastegelegde, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, kan wel bewezen worden verklaard.
Feit 2 onder parketnummer 03/661121-18:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de vernieling van de ruit omdat het procesdossier hiervoor te weinig bewijs bevat. Het DNA dat is aangetroffen op de steen maakt niet dat de verdachte deze steen tegen de ruit heeft gegooid. DNA is immers een overdraagbaar spoor en de verdachte heeft daar in de buurt geschilderd.
Feit 2, feit 1 onder parketnummer 03/661121-18 en feit 3 onder parketnummer 03/661121‑18:
De raadsman heeft aangevoerd dat de mishandeling van [slachtoffer 2] , de vernieling van de stoel, het toetsenbord en de koelkast en de bedreiging van [slachtoffer 3] bewezen verklaard kunnen worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Feit 1, feit 2 en feit 1 onder parketnummer 03/661121-18
[getuige 2] was op 9 juli 2018 aan het werk als verzorgende IG voor Proteion op het terrein van Hornerheide te Horn. Om 5.59 uur was zij samen met een cliënt in de badkamer van woning 2 toen zij geluiden uit de woonkamer hoorde komen die anders klonken dan normaal. Het klonk alsof er dingen omvielen. Vanuit de badkamer keek zij de woonkamer in en zag dat er een man in de woonkamer stond. Zij kende deze man niet. Hij was smal gebouwd, had donkerkleurig haar, droeg een zonnebril met donkere glazen, een lichtkleurig T-shirt en een donkerkleurige broek. Zij zag dat de man met spullen uit de woonkamer aan het gooien was. Hij gooide eerst met decoratiemateriaal richting de keuken. Daarna pakte hij een stoel die bij de keukentafel stond en gooide deze richting de keuken. [3] Achteraf bleken de stoel, een toetsenbord en de deur van de koelkast kapot te zijn. Hiervan werd aangifte gedaan namens Proteion. [4] De rechtbank stelt op basis van de foto van de ingebouwde koelkast vast dat het paneel dat voor de koelkast zit, is afgebroken en gebroken.
[getuige 2] heeft zichzelf met haar cliënt opgesloten in de badkamer en heeft haar collega [slachtoffer 2] gebeld. [slachtoffer 2] zei dat ze dacht te weten wie de man was en zou naar de woning toekomen. [getuige 2] zag dat de man uit de woning liep. [5] Op het moment dat [slachtoffer 2] arriveerde bij woning 2 zag zij een man met een zonnebril en een jonge hond aan de lijn vanuit woning 2 richting woning 3 lopen. Zij sprak de man aan en vroeg wat hij bij woning 2 kwam doen. Ze hoorde hem iets roepen van: “Heb je niets mee te maken.” Ze zag dat de man zich omdraaide en op haar afliep. Voor ze het wist, kreeg zij een klap op de rechterkant van haar gezicht ter hoogte van haar slaap. Ze voelde hierdoor een hevige pijn. [6] [getuige 2] zag dit gebeuren vanuit woning 2. Zij zag dat [slachtoffer 2] kwam aanlopen in de richting van woning 2. Zij zag dat [slachtoffer 2] en de man tegen elkaar spraken en dat de man meteen richting [slachtoffer 2] liep. Zij zag toen dat hij [slachtoffer 2] met kracht met zijn rechterhand sloeg. De man sloeg meerdere keren. Zij hoorde dat [slachtoffer 2] schreeuwde dat ze pijn had en dat hij moest stoppen. [7] De man stopte plotseling met slaan. [slachtoffer 2] is toen meteen woning 2 ingegaan en collega’s gaan bellen.
[slachtoffer 1] , verpleegkundig nachtcoördinator voor Proteion, is toen gebeld door [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] zei dat ze hulp nodig had en klonk paniekerig. [slachtoffer 2] zei dat “die van [betrokkene 1] ” er was en dat hij alles kort en klein aan het slaan was. [slachtoffer 1] begreep dat ze daarmee de man van mevrouw [betrokkene 1] bedoelde. [betrokkene 1] is een patiënt van Proteion. [slachtoffer 1] kende de man alleen van verhalen; hij heet [verdachte] en komt uit [R.] . Zij is toen in de richting van de woningen gelopen. Zij liep over het pad en zag iemand aan komen lopen uit de richting van de woningen. Omdat zij [verdachte] niet kende, wist ze niet of hij het was, maar ze dacht “dat moet wel.” Hij had een jonge hond aan de lijn. Zij is zijn richting opgelopen en wilde een praatje maken. Zij groette de man en hij vroeg haar wie ze was. Zij heeft haar naam gezegd en uitgelegd wie zij was en dat ze ook van [R.] was. Van het ene op het andere moment hoorde zij de man roepen: “Er komt niemand kort bij mij” of “Niemand komt aan mij”. Dit kwam heel dreigend over. Zij zag plotseling dat hij in zijn rechterhand een soort schilmesje, donker van kleur, vasthad. De man kwam naar haar toe op het moment dat zij het mesje zag. Zij schrok en voordat zij er erg in had was het al gebeurd. Ze voelde gelijk een pijn en bloedstroom aan de voorkant van haar hals. Daarna ging de man weg. [8]
Toen [slachtoffer 2] even later naar buiten keek, zag zij de man met [betrokkene 1] en de hond richting woning 1 lopen. Ze zag dat de man geen T-shirt meer droeg. [9]
De politie is naar aanleiding van een melding naar het terrein van Hornerheide gegaan. Daar zagen ze een man met een ontbloot bovenlichaam en een donkere zonnebril op lopen. De man had een hond bij zich en liep arm in arm met een oudere dame die zichtbaar slecht ter been was. Op het moment dat de politie in de richting van de man en de vrouw liep, zagen zij de man een slingerbeweging maken met zijn arm in de richting van een bosschage. De politie sprak de man en de vrouw aan. De man bleek na het tonen van zijn identiteitsbewijs de verdachte, [verdachte] , te zijn. [10]
[slachtoffer 1] is vervolgens in het ziekenhuis behandeld voor haar verwonding. [11] Een dag later heeft de forensisch arts vastgesteld dat zij een dwarse snijwond heeft aan de voorzijde van haar hals met een lengte van negen centimeter. De snijwond loopt door de huid en het onderhuidse vetweefsel tot aan de huidspier van de hals. Enkele spierweefsels zijn daarbij ingesneden. De wond is met tien hechtingen en twee steristrips gedicht. Volgens de arts kan het letsel goed passen bij een snijverwonding door een scherprandig voorwerp zoals een mes of een schaar. [12]
Met een speurhond zijn de door de politie aangegeven bosschages onderzocht. De speurhond maakte een melding op een zilverkleurig klapmes. [13] Dit mes, met een lemmet van 52 millimeter [14] , is in beslag genomen en onderzocht door het NFI. Uit het onderzoek blijkt dat op het mes een DNA-mengprofiel is aangetroffen met DNA van minimaal twee personen. Uit de resultaten is vervolgens gebleken dat het meer dan 200 miljoen keer waarschijnlijker is dat het DNA mengprofiel het DNA van [slachtoffer 1] en de verdachte bevat, dan dat het DNA van [slachtoffer 1] en één willekeurig onbekend persoon bevat. [15]
De verdachte heeft verklaard dat hij in de ochtend van 9 juni 2018 op het terrein van Proteion was. Hij was opgefokt en heeft twee bloembakken omgeschopt. Hij zag een vrouw aan komen lopen. Zij zei hem dat hij van het terrein af moest. Toen tikte hij die vrouw uit [R.] tegen de nek. Zij liep toen weg. Hij zag toen ze een stuk weg was en zich omdraaide dat ze haar hand in haar nek had. Hij zag wat roods. Het kan zijn dat het bloed was. Hij heeft de vrouw onder aan de kin geraakt, zoals je een hond ook een corrigerende tik geeft. Toen hij met haar praatte, was het niet rood, toen ze wegliep en een paar meter weg was, zag hij dat ze rood had. [16] Hij heeft ook een andere vrouw een corrigerende tik heeft gegeven. Deze tik was wel wat harder. Hij sloeg haar met de platte hand. Daarna is hij [betrokkene 1] gaan halen. Hij liep met haar en zijn hond naar de auto. Hij heeft toen iets blinkends weggegooid. [17] De verdachte verklaarde eerst dat dit een zilveren tientje was. Het kan zijn dat hij [slachtoffer 1] heeft geraakt met het zilveren tientje. Vervolgens verklaarde de verdachte dat hij een mes heeft weggegooid. Hij wilde het zilveren tientje weggooien maar gooide toen het mesje weg. [18] De verdachte heeft het mes tijdens het verhoor bij de politie getekend. Dit door de verdachte getekende mes komt overeen met het mes dat in de bosschage is aangetroffen. [19] Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij het mes heeft weggegooid. [20]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] , de snijverwonding van [slachtoffer 1] , de bevindingen van het DNA-onderzoek aan het klapmes, de verklaring van de verdachte dat hij op de locatie van Hornerheide een vrouw heeft getikt onder haar kin en dat hij daarna iets roods zag, en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij zich kan herinneren dat hij het mes heeft weggegooid, stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer 1] met kracht in haar hals heeft gestoken met een klapmes met een lemmet van ongeveer 5 centimeter.
Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte bij dit handelen uit was op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank vindt de poging tot doodslag daarom bewezen en verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank is op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] , de getuigenverklaring van [getuige 2] en de verklaring van de verdachte dat hij op de locatie van Hornerheide een vrouw in het gezicht heeft geslagen, van oordeel dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 03/661121-18
De rechtbank is op grond van de aangifte namens Proteion, de bevindingen van de politie over het aantreffen van de goederen en de getuigenverklaring van [getuige 2] van oordeel dat de verdachte de stoel en een toetsenbord heeft vernield en de koelkast heeft beschadigd.
Feit 2 onder parketnummer 03/661121-18
Op 9 juni 2018 doet [slachtoffer 4] aangifte van vernieling van een ruit van haar woning aan de [adresgegevens slachtoffer 4] te [I.] . Ook zij is werkzaam bij Proteion als verpleegkundige. Zij stond die dag tussen 5 uur en kwart over 5 op om te gaan werken. Toen zij in de woonkamer kwam, zag zij een steen op de grond liggen. Zij zag dat de ruit aan de voorzijde van de woning was ingegooid met deze steen.
[slachtoffer 4] heeft aangegeven het vermoeden te hebben dat de partner van [betrokkene 1] , de verdachte, deze vernieling heeft gepleegd. Zij hoorde immers toen zij opstond een auto met luide muziek haar straat in komen rijden. Zij dacht dat dit de verdachte was aangezien hij ook altijd rijdt met de muziek zo hard. Daarnaast had zij de vorige avond nog een telefoongesprek met de verdachte gehad en heeft zij van een collega van haar vernomen dat de verdachte haar nog een e-mail zou sturen. Ook wist de verdachte waar zij woonde, omdat hij bij haar in de straat heeft geschilderd en haar toen heeft gezien. [21]
De politie heeft vastgesteld dat er een gat in de ruit zat en dat er in de woonkamer op één meter van de ruit een steen lag. De steen is met handschoenen opgepakt, in een papieren zak gestopt en persoonlijk overgedragen aan een medewerkster van de Forensische Opsporing. [22] De Forensische Opsporing heeft vervolgens in het kader van de vernieling op 9 juni 2018 te [I.] een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan een sporendrager die verpakt was in een verzegelde papieren zak. De sporendrager was een meerkleurige kei. Uit het onderzoek blijkt dat daarop een enkelvoudige DNA-profiel is aangetroffen en dat dat DNA afkomstig kan zijn van de verdachte (matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard). [23]
Het navigatieapparaat uit de personenauto van de verdachte is op 9 juni 2018 in beslag genomen en uitgelezen. Uit het onderzoek volgt dat het navigatieapparaat zich in de nacht van 9 juni 2018 eerst bevindt op het adres van de verdachte. Om 5.13 uur blijkt dat het navigatieapparaat in beweging komt. Het legt een route af waarbij het tweemaal, rond 5.32 uur, perceel 1 op de [adresgegevens slachtoffer 4] te [I.] passeert. Daarna legt het navigatieapparaat een route af naar de Hornerheide, waar het om 05.39 uur aankomt. [24]
Ook de iPhone van de verdachte is in beslag genomen en uitgelezen. Met de iPhone bleken een zestal korte filmpjes opgenomen. De opnames waren gemaakt op 9 juni 2018 om 05.32 uur. Op deze filmpjes was een hoekwoning te zien waarvan de voortuin en de oprit volledig met klinkers waren ingelegd. Voor de woning stond een personenauto geparkeerd met het kenteken [kenteken 1] . Dit kenteken bleek bij navraag bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer afgegeven aan [slachtoffer 4] , [adresgegevens slachtoffer 4] te [I.] . [25]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de ochtend van 9 juni 2018 bij de woning van [slachtoffer 4] is geweest. De verdachte kon ter terechtzitting niet aangeven hoe het kan dat zijn DNA op de desbetreffende steen is aangetroffen. [26]
Bewijsoverweging
De rechtbank maakt uit voornoemde bewijsmiddelen op dat de verdachte in de vroege ochtend van 9 juni 2018 bij de woning van [slachtoffer 4] is geweest. In de nacht van 8 op 9 juni 2018 is haar ruit ingegooid. In de woonkamer van [slachtoffer 4] wordt één steen aangetroffen, op één meter afstand van de vernielde ruit. Deze steen is vervolgens in een kartonnen zak persoonlijk afgeleverd bij de Forensisch Opsporing. Op deze steen wordt één DNA-profiel aangetroffen, dat van de verdachte kan zijn, waarbij de matchkans (dus de kans dat het DNA afkomstig is van een willekeurige derde) kleiner is dan één op één miljard. Deze omstandigheden zijn dermate belastend voor verdachte dat van hem op dit punt een verklaring mag worden verwacht. Dit temeer nu aan de steen één DNA-profiel is aangetroffen en niet - ook - profielen van een ander of anderen. Een dergelijke verklaring heeft de verdachte echter niet gegeven. Het enkele verweer van de raadsman dat DNA een overdraagbaar spoor is en dat de verdachte daar in de buurt heeft geschilderd, is in dit verband onvoldoende.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die de ruit van [slachtoffer 4] heeft ingegooid.
Feit 3 onder parketnummer 03/661121-18
Op 13 juni 2018 doet [slachtoffer 3] aangifte van een bedreiging. Op 8 juni 2018 was hij samen met [betrokkene 2] aan het werk in een plantsoen te [H.] . [slachtoffer 3] was op dat moment werkzaamheden aan het verrichten voor Prio Verve, waaronder, onder andere, ook Westrom valt. Hij zag toen een kleiner model auto, in de kleur grijs, stoppen bij de woning van zijn leidinggevende [betrokkene 3] . De bestuurder, een voor [slachtoffer 3] onbekende man, stapte uit de auto. De man belde aan bij het huis van [betrokkene 3] . Er werd niet opengedaan. De man stapte weer in de auto. De auto reed in de richting van [slachtoffer 3] en stopte vijf of zes meter van hem vandaan. Het raam van het bestuurdersportier was omlaag. [slachtoffer 3] hoorde dat de man iets in zijn richting riep. Hij kon niet verstaan wat de man riep. Hij vroeg wat er aan de hand was. Hij zag toen dat de bijrijder van de auto de hem bekende [betrokkene 4] was. De bestuurder stapte uit de auto. Hij was opgefokt en agressief. [slachtoffer 3] hoorde dat hij zei: “Ik sla je kapot.” Hij zei dit in dialect. De man pakte vervolgens iets uit zijn auto. [slachtoffer 3] zag kort daarna dat de man een hamer vasthad. Hij zag dat de man als een dolle stier op hem afkwam. Hij hoorde dat hij nogmaals in het dialect riep: “Ik sla je kapot.” [slachtoffer 3] zag dat de man met de hamer onderhands van onderuit in zijn richting uithaalde. Hij voelde de hamer tegen zijn linker elleboog aankomen. Hij voelde dat de hamer hem schampte. Dit deed niet echt pijn. De bijrijder stapte uit de auto en riep de man terug. Vervolgens reden zij weg. [slachtoffer 3] was echt bang dat de man hem iets zou aandoen. Hij kan hem omschrijven als een kale man met een smal postuur. Hij droeg een bril met een donker montuur en was ongeveer 50 jaar oud. [slachtoffer 3] vermoedt dat het kenteken deels [kenteken 2] was. [27]
[betrokkene 2] heeft het voorval gezien. Hij was samen met [slachtoffer 3] aan het werk toen er een auto stopte in de straat. De bestuurder van de auto vroeg aan [slachtoffer 3] of hij wist waar iemand woonde. [slachtoffer 3] zei dat hij dit niet wist. De bestuurder stapte toen opgefokt en agressief uit de auto. De man had een voorwerp met een aluminiumachtige roestvrijstalen kleur in zijn hand. Het leek op een hamer. De man liep op [slachtoffer 3] af en zei in het Limburgs dialect: “Ik sla je kapot.” [slachtoffer 3] moest de man van zich wegduwen om hem af te weren. De bijrijder stapte uit en maakte de man duidelijk dat hij terug in de auto moest komen. [28]
Verbalisant [verbalisant] was belast met het onderzoek naar het voorval. Tijdens het opnemen van de aangifte was de identiteit van de verdachte onbekend. [slachtoffer 3] herkende wel de bijrijder, zijnde ene [betrokkene 4] . Op enig moment hoorde [verbalisant] in de werkruimte, dat een collega zei dat [betrokkene 4] de hond van de verdachte [verdachte] moest ophalen, omdat [verdachte] nog steeds in bewaring zat. Aangezien [betrokkene 4] dus een vriend en/of kennis was van [verdachte] , vroeg [verbalisant] aan zijn collega een foto van [verdachte] . De collega toonde hem een foto van de identiteitskaart van [verdachte] . [verbalisant] zag een persoon die qua uiterlijk redelijk overeenkwam met de omschrijving die [slachtoffer 3] gaf van de man die hem had bedreigd. [verbalisant] zag een kalende man op de foto van rond de 50 jaar oud. [verbalisant] vroeg aan de collega welk voertuig [verdachte] op zijn naam had staan. Dit was een auto met het kenteken [kenteken 2] . Deze eerste twee cijfers kwamen exact overeen met het genoemde kenteken in de aangifte. Tevens kwamen de letters overeen, alleen benoemde de aangever ze in een andere volgorde. De auto van [verdachte] betrof een grijze Toyota Yaris. [slachtoffer 3] had aangegeven dat de man reed in een kleiner model personenauto in de kleur grijs. [verbalisant] zei tegen zijn collega dat er in zijn zaak een hamer bij het incident betrokken was. Hij hoorde zijn collega zeggen dat er een zilveren hamer met grote knop aan de bijrijderszijde in de personenauto lag toen zij onderzoek deden in de auto. [29]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 8 juni 2018 bij [betrokkene 3] in [H.] heeft aangebeld, dat daartegenover mensen van het Westrom aan het werken waren, dat hij op dat moment daar samen was met [betrokkene 4] , maar dat hij niemand heeft mishandeld.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 3] in samenhang met de getuigenverklaring van [betrokkene 2] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de verklaring van de verdachte - waaruit blijkt dat hij op de bewuste dag inderdaad in [H.] is geweest en de medewerkers van Westrom is tegengekomen - voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren voor de aan de verdachte tenlastegelegde bedreiging met de dood.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1, primair
op 9 juni 2018 in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met een mes in de hals heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 9 juni 2018 in de gemeente Leudal, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan;
Feit 1 onder parketnummer 03/661121-18
op 9 juni 2018 in de gemeente Leudal, opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en een toetsenbord heeft vernield en een koelkast heeft beschadigd die aan Proteion locatie Hornerheide toebehoorde.
Feit 2 onder parketnummer 03/661121-18
op 9 juni 2018 in de gemeente Leudal, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield;
Feit 3 onder parketnummer 03/661121-18
op 8 juni 2018 in de gemeente Leudal, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en daarbij met een hamer een slaande beweging in de richting van die [slachtoffer 3] te maken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, primair
poging tot doodslag
Feit 2
mishandeling
Feit 1 onder parketnummer 03/661121-18
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Feit 2 onder parketnummer 03/661121-18
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen
Feit 3 onder parketnummer 03/661121-18
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Op 16 oktober 2018 heeft de GZ-psycholoog drs. G.J.W. Pol een rapport uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte. Ten tijde van het opmaken van het rapport bleek de psycholoog niet over alle stukken te beschikken. Ter terechtzitting van 11 december 2018 achtte de rechtbank een (aanvullende) dubbelrapportage noodzakelijk. Op
30 mei 2019 heeft de GZ-psycholoog drs. G.J.W. Pol een aanvullend psychologisch rapport uitgebracht en op 17 mei 2019 heeft drs. M.N. Loomans een psychiatrisch rapport uitgebracht.
De deskundigen constateren dat de verdachte lijdt aan een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emotie en gedrag, met een chronisch beloop. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren deze stoornissen aanwezig en beïnvloedden deze de gedragskeuzes en gedraging van de verdachte. Ten gevolge van deze stoornissen is de verdachte verminderd in staat om op adequate wijze om te gaan met confrontaties en tegenslagen. Hij ervaart onmacht en hopeloosheid en komt in een neerwaartse spiraal van gevoelens van onvermogen. Dit heeft geleid tot krenking, frustratie en woede. Hij is dan niet goed in staat om tijdens conflicten zijn emoties, agressie en impulsen te reguleren. Er is sprake van een adequate gewetensfunctie, maar de opeenstapelende sociale problematiek in combinatie met ervaren uitzichtloosheid, krenking en uiteindelijke woede verhinderen een adequate analyse van zijn gedragingen.
De deskundigen adviseren om de verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Er is sprake geweest van een doorwerking van de bij de verdachte bestaande stoornis in het hem ten laste gelegde, ofwel dat de gedragskeuzemogelijkheden van betrokkene ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten deels door genoemde stoornis werden bepaald. De specifieke stresserende omstandigheden van de afgelopen jaren (de verdachte was het niet eens met de verzorging van zijn partner), die gedurende een groot gedeelte van dit tijdbestek aanwezig waren, en waarbij hij niet de gelegenheid kreeg zich te herstellen en aan te passen aan de situatie, hebben geleid tot deviaties in zijn emotieregulatie en gedragingen. Hij had nog wel weet van het ontoelaatbare van zijn gedrag, maar door de bij hem aanwezige stoornis, met name de daardoor gebrekkige controle van emoties en gedrag, waren zijn mogelijkheden tot zelfsturing beperkt en was hij in verminderde mate in staat zijn gedrag bij te sturen. De copingmechanismen (manieren om met stress en spanning om te gaan) schoten te kort.
Gezien de daarvoor door de deskundigen gegeven argumenten, die naar het oordeel van de rechtbank juist zijn, neemt de rechtbank hun adviezen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is echter wel strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Zij rekent het de verdachte ernstig aan dat hij geweld heeft gepleegd tegen zorgverlenend personeel en dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden door te zeggen dat hij het zich niet meer kan herinneren. Zij houdt er rekening mee dat de verdachte geen recente veroordelingen heeft staan op zijn strafblad. De deskundigen adviseren de strafbare feiten verminderd aan de verdachte toe te rekenen en de reclassering adviseert zodoende een deels voorwaardelijke straf met ambulante behandeling. Gelet op de aard en ernst van de feiten, de gevolgen die deze feiten voor de slachtoffers hadden en nog steeds hebben en het feit dat het om meerdere delicten gaat in een kort tijdsbestek, is de officier van justitie van oordeel dat een deels voorwaardelijke straf niet op zijn plaats is. Zij stelt dat de verdachte ook tijdens de uitvoering van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling behandeld kan worden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur gelijk aan het voorarrest in combinatie met een hoge voorwaardelijke gevangenisstraf. De deskundigen hebben aangegeven dat de feiten zijn gepleegd onder invloed van enerzijds een stoornis en anderzijds de bijzondere omstandigheden. Het recidiverisico wordt als laag-matig geschat. De raadsman heeft verzocht aan het voorwaardelijk strafdeel een ambulante behandeling te koppelen. De reclassering en de deskundigen hebben er vertrouwen in dat de verdachte kan deelnemen aan de maatschappij. De raadsman verzocht verder rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte zijn koopwoning zal verliezen bij voortduring van de detentie in geval van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten. Op 8 juni 2018 bedreigde hij het slachtoffer [slachtoffer 3] , een voor hem onbekende man, met de dood en maakte daarbij een slaande beweging met een hamer. Een dag later, op 9 juni 2018 gaat de verdachte omstreeks 05.30 uur in de ochtend naar de woning van het slachtoffer [slachtoffer 4] , een van de verpleegkundigen van de stichting Proteion die verdachtes partner verzorgen. Bij haar gooit hij met een steen de voorruit in. Vervolgens rijdt hij door naar Proteion, locatie Hornerheide; een locatie met groepswoningen voor ouderen met dementie. Dit is de plek waar zijn partner verblijft en wordt verzorgd. Die wijze van verzorging is al een tijd een pijnpunt voor de verdachte. Dat maakt ook dat hij die dag - naar eigen zeggen – “opgefokt” is als hij daar rondloopt. Hij gaat een van de woningen in en slaat daar de boel kort en klein. De verdachte vernielt dan een stoel en een toetsenbord en beschadigt een koelkast. De verpleegkundige [getuige 2] , die op dat moment in de woning is, sluit zichzelf en haar cliënt op in de badkamer. Vervolgens verlaat de verdachte de woning en komt buiten verpleegkundige [slachtoffer 2] tegen. Zij spreekt hem aan en vraagt wat hij bij de woning deed. De verdachte zegt haar dat zij daar niets mee te maken heeft. Vervolgens slaat hij het slachtoffer [slachtoffer 2] met kracht in haar gezicht. [slachtoffer 2] belt haar collega [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] loopt in de richting van de woningen en komt dan de verdachte tegen. Zij probeert een praatje met de verdachte te maken. De verdachte roept dat er niemand kort bij hem of aan hem komt. Daarna snijdt hij het slachtoffer [slachtoffer 1] met een klapmes in haar hals. Zij loopt een verwonding op van 9 centimeter lang en zo diep dat er spierweefsels zijn ingesneden. Dat [slachtoffer 1] het heeft overleefd en er geen sprake was van zeer ernstig letsel, is niet aan verdachte te danken. [slachtoffer 1] zal voor de rest van haar leven moeten leven met een blijvend, zichtbaar en voelbaar letsel aan de voorkant van haar hals. Uit het dossier blijkt ook dat [slachtoffer 1] na het incident erg van slag was. Zij heeft last gehad van verdriet, boosheid, vermoeidheid, angst en herbelevingen. De herbelevingen waren heftig en beangstigend. Ze beleefde het moment levensecht en voelde het mes in haar lichaam snijden. Zij is gediagnostiseerd met PTSS en heeft hier EMDR-therapie voor gevolgd. Ook het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft door de klap in haar gezicht nog een tijd lang last gehad van hoofdpijn, misselijkheid en duizeligheid. [slachtoffer 2] is in traumatherapie voor de angst, spanning en stress die zij heeft opgelopen naar aanleiding van de klap in haar gezicht.
De verdachte heeft met zijn handelen geen enkele blijk gegeven van respect voor de lichamelijke integriteit van de verpleegkundigen. Hij heeft de mensen die zich dagelijks inspannen voor het welzijn van zijn partner en dat van andere cliënten pijn bezorgd en hun gevoel van veiligheid op het werk aanzienlijk aangetast. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk omdat verpleegkundigen hun belangrijke werk veilig en ongestoord moeten kunnen verrichten. Dat de verdachte vond dat zijn partner niet goed werd verzorgd, maakt dit niet anders. Het vormt absoluut geen excuus voor het handelen van de verdachte. Dat het voorval heeft plaatsgevonden op het terrein van een instelling voor begeleid wonen en dat bewoners mogelijk met het incident zijn geconfronteerd neemt de rechtbank de verdachte eveneens kwalijk. Een instelling voor begeleid wonen is namelijk juist een plaats waar kwetsbare mensen verblijven die zich veilig moeten kunnen voelen in hun woonomgeving.
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat verdachte de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Uit het psychologisch en psychiatrisch rapport over de verdachte volgt dat de deskundigen de kans op herhaling van impulsief grensoverschrijdend of agressief delictgedrag inschatten als laag tot matig. De kans op herhaling is met name aanwezig wanneer bij de verdachte langere tijd sprake is van meerdere psychosociale stressoren en het hem daarbij ontbreekt aan adequate steun en hulp. De deskundigen en de reclassering adviseren daarom, naast een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers, dat de verdachte ambulant behandeld zal worden waarbij aandacht besteed wordt aan psycho-educatie en het aanleren van coping-vaardigheden.
De ernst en hoeveelheid misdrijven, het fysieke en psychische letsel bij de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het feit dat het merendeel van de misdrijven zijn gepleegd tegen zorgverleners en het feit dat de misdrijven in een kort tijdsbestek zijn gepleegd, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank enkel een forse, onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een strafmodaliteit met een voorwaardelijke component is, gelet op het voorgaande, niet aan de orde. De bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering en die alleen gekoppeld kunnen worden aan een voorwaardelijk strafdeel, kunnen en zullen dan aan het einde van zijn straf betrokken moeten worden bij een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, rekening houdende met de omstandigheid dat de strafbare feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert schadevergoeding ter zake van feit 1. Zij vordert € 33,49 aan materiële schade, bestaande uit de gemaakte reiskosten, en € 9.000,- aan immateriële schade. De immateriële schade is onderbouwd met een beschrijving van het fysieke en psychische letsel van [slachtoffer 1] . Zij had een snijverwonding met een lengte van 9 centimeter, die met 10 buitenhechtingen is gehecht. De snee is nog steeds zichtbaar en voelbaar. [slachtoffer 1] heeft verder last gehad van verdriet, boosheid, herbelevingen en vermoeidheid. Daarnaast is haar gevoel van veiligheid verminderd en heeft zij haar pensioen niet met een fijn gevoel kunnen inluiden. Een psycholoog heeft bij [slachtoffer 1] PTSS geconstateerd waarvoor 4 behandelsessies EMDR nodig zijn geweest.
[slachtoffer 1] heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert schadevergoeding ter zake van feit 2. Zij vordert € 372,42 aan materiële schade, bestaande uit de gemaakte reiskosten en medische kosten, en € 1.200,- aan immateriële schade. De immateriële schade is onderbouwd met een beschrijving van het fysieke en psychische letsel van [slachtoffer 2] . Zij heeft als gevolg van de mishandeling veel last gehad van hoofdpijn, misselijkheid en duizeligheid. De klachten zijn een jaar later nog steeds af en toe aanwezig. Door het letsel is [slachtoffer 2] zes weken volledig arbeidsongeschikt geweest. Verder heeft [slachtoffer 2] last gehad van angstzweet en terugkomende overgangsklachten. Tevens had ze last van vermoeidheid, prikkelbaarheid en verminderde concentratie. In verband met de spanning en stress die [slachtoffer 2] voelt, volgt zij traumatherapie.
[slachtoffer 2] heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Stichting Proteion
De benadeelde partij Stichting Proteion vordert schadevergoeding ter zake van feit 1 onder parketnummer 03/661121-18. Zij vordert € 9.066,85 aan materiële schade, bestaande uit herstel keukenfront, loonschade van de werknemers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en inzet bedrijfsarts voor werknemer [slachtoffer 2] . De loonschade wordt gevorderd op grond van artikel 6:107a BW. Verder wordt gevorderd vergoeding van de proceskosten (kosten rechtsbijstand) van
€ 11.855,69.
Stichting Proteion heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert schadevergoeding ter zake van feit 2 onder parketnummer 03/661121-18. Zij vordert € 126,94 aan materiële schade, bestaande uit de gemaakte reiskosten en het restant na uitbetaling van de verzekering voor kosten gemaakt voor de schade aan het raam en € 300,- aan immateriële schade. De immateriële schade is onderbouwd met een beschrijving van het psychische letsel van [slachtoffer 4] .
[slachtoffer 4] heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] in zijn geheel toewijsbaar en vordert tevens de verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij Stichting Proteion gedeeltelijk toewijsbaar. Zij stelt dat alleen de herstelwerkzaamheden aan het keukenfront rechtstreekse schade als rechtstreekse schade kunnen worden gezien. Zij acht de BTW die in het gevorderd bedrag van de herstelwerkzaamheden is opgenomen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Verder stelt zij dat de gevorderde kosten met betrekking tot de loonschade van de werknemers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alsmede de gemaakte kosten voor de bedrijfsarts geen rechtstreekse schade zijn en dus ook niet voor toewijzing vatbaar zijn. Met betrekking tot de gevorderde proceskosten stelt zij dat het liquidatietarief dat in kantonzaken wordt gehanteerd, gevolgd dient te worden. Het gaat dan om 2 punten à € 300,-, voor het opstellen van de vordering en het aanwezig zijn op de zitting. De officier van justitie vordert tevens de verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman betwist het bedrag aan materiële schade niet. Ten aanzien van de immateriële schade is de verdediging van mening dat € 5.000,- passend is als voorschot. De aangehaalde jurisprudentie als toelichting bij de immateriële schade sluit niet aan bij deze zaak.
[slachtoffer 2]
De raadsman betwist het bedrag aan materiële schade niet. Ten aanzien van de immateriële schade is de verdediging van mening dat € 200,- passend is.
Stichting Proteion
De raadsman betwist het bedrag ten aanzien van de herstelwerkzaamheden van het keukenfront niet.
Ten aanzien van de advocaatkosten is de raadsman van mening dat deze voor een belangrijk gedeelte dienen te worden afgewezen. In beginsel moet aansluiting worden gezocht bij de proceskostenregeling zoals deze geldt in het civiele recht. De hoge nota wordt betwist. De kosten met betrekking tot de loonschade kunnen volgens de raadsman niet worden toegewezen. Volgens vaste jurisprudentie is de werkgever niet zelf getroffen in enig belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.
[slachtoffer 4]
De raadsman heeft verzocht tot afwijzing van de vordering nu de verdachte ontkent de schade te hebben veroorzaakt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
Aan [slachtoffer 1] is door het bewezen verklaarde strafbare feit 1 rechtstreeks schade toegebracht. Nu het gevorderde bedrag aan materiële schade niet door de verdediging is betwist en nu aan de verdachte voor dat feit een straf zal worden opgelegd, zal het gevorderde bedrag van
€ 33,49 worden toegewezen.
Immateriële schade
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft in beperkte gevallen recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Een van die in de wet limitatief opgesomde gevallen is wanneer er sprake is van fysiek letsel. Daarvan is in voorliggend geval sprake. Reeds om die reden kan de benadeelde aanspraak maken op smartengeld. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] als gevolg van het strafbare feit PTSS opgelopen. Er is zodoende ook sprake van psychisch letsel.
De vraag is vervolgens hoe hoog de vergoeding ter zake van smartengeld moet zijn.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek draagt de rechter op voor ander nadeel dan vermogensschade een schadevergoeding naar billijkheid vast te stellen in enig van de limitatief opgesomde gevallen. Bij het bepalen van de omvang van deze vergoeding geniet de rechter grote vrijheid. De rechtbank heeft bij de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding gelet op de in vergelijkbare gevallen toegekende bedragen en het feit dat de raadsman een bedrag tot € 5.000,- niet heeft betwist. Zij acht, gelet daarop, een bedrag van € 5.000,- billijk. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
De rechtbank wijst aldus toe een bedrag van € 5.033,49, met oplegging van de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen zodat de Staat voor [slachtoffer 1] de schadevergoeding kan incasseren.
[slachtoffer 2]
Materiële schade
Aan [slachtoffer 2] is door het bewezen verklaarde strafbare feit 2 rechtstreeks schade toegebracht. Nu het gevorderde bedrag aan materiële schade niet door de verdediging is betwist en nu aan de verdachte voor dat feit een straf zal worden opgelegd, zal het gevorderde bedrag van
€ 372,42 worden toegewezen.
Immateriële schade
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft in beperkte gevallen recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Een van die in de wet limitatief opgesomde gevallen is wanneer er sprake is van fysiek letsel. Daarvan is sprake. Reeds om die reden kan de benadeelde aanspraak maken op smartengeld. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] als gevolg van het strafbare feit traumatherapie gevolgd. Er is zodoende ook sprake van psychisch letsel. De rechtbank houdt er daarbij wel rekening mee dat uit de brief van de psycholoog, drs. A.R.G. Kirkels-Luijten, volgt dat er bij [slachtoffer 2] al sprake was van een belaste voorgeschiedenis en dat zij zich door die geschiedenis ook al gespannen en gestrest voelde. Het strafbare feit heeft het psychische letsel wel verergerd.
De vraag is vervolgens hoe hoog de vergoeding ter zake van smartengeld moet zijn.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek draagt de rechter op voor ander nadeel dan vermogensschade een schadevergoeding naar billijkheid vast te stellen in enig van de limitatief opgesomde gevallen. Bij het bepalen van de omvang van deze vergoeding geniet de rechter grote vrijheid. De rechtbank heeft bij de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding gelet op de in vergelijkbare gevallen toegekende bedragen. Zij acht, gelet daarop, een bedrag van € 600,- billijk. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
De rechtbank wijst aldus toe een bedrag van € 972,42, met oplegging van de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het wetboek van strafrecht opleggen zodat de Staat voor [slachtoffer 2] de schadevergoeding kan incasseren.
Stichting Proteion
Kosten keukenfront
Aan de benadeelde partij Stichting Proteion is door het bewezen verklaarde strafbare feit 1 onder parketnummer 03/661121-18 rechtstreekse schade toegebracht. Nu de kosten met betrekking tot de herstelwerkzaamheden van het keukenfront niet door de verdediging zijn betwist en nu aan de verdachte voor dat feit een straf zal worden opgelegd, zal een bedrag van € 84,80 worden toegewezen. Dit bedrag is het gevorderde bedrag minus de over dat bedrag berekende BTW, nu de rechtbank ervan uitgaat dat Stichting Proteion, als ondernemer, het bedrag aan omzetbelasting terug kan krijgen van de Belastingdienst. Dit bedrag aan BTW van € 17,81 zal dan ook worden afgewezen.
Loonschade
De benadeelde partij Stichting Proteion heeft gevorderd het doorbetaalde loon van de zieke werknemers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te vergoeden.
Anderen dan slachtoffers hebben slechts recht op schadevergoeding voor zover de wet hen daarop uitdrukkelijk recht op geeft. Het gaat hierbij om zogenoemde verplaatste schade als bedoeld in artikel 6:107, 6:107a en 6:108 van het Burgerlijk Wetboek. Sinds 1 januari 2019 geeft artikel 51f lid 2, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering in verbinding met artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek, aan zogenaamde naasten en personen die kosten ten behoeve van het slachtoffer hebben gemaakt het recht zich te voegen als benadeelde partij indien het slachtoffer ten gevolge van het strafbare feit letsel heeft (maar niet is overleden). Hieronder vallen echter niet kosten die op grond van artikel 6:107a BW worden gevorderd, zoals loonschade. Dit zo zijnde zal de vordering met betrekking tot de loonschade, een bedrag van € 8.860,29, niet-ontvankelijk worden verklaard.
Kosten bedrijfsarts
Verder heeft de benadeelde partij Stichting Proteion gevorderd de kosten van de bedrijfsarts te vergoeden.
De raadsvrouwe heeft te kennen gegeven dat dit deel van de vordering gebaseerd wordt op art. 6:107a BW. Personen als bedoeld in dit artikel kunnen zich echter blijkens art. 51f Sv niet voegen in het strafproces. De benadeelde partij wordt in zoverre voor een bedrag van € 103,85 niet-ontvankelijk verklaard.
Proceskosten
De benadeelde partij Stichting Proteion heeft de door haar gemaakte proceskosten gevorderd (kosten rechtsbijstand). Een redelijke uitleg van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering brengt met zich mee dat de kosten voor rechtsbijstand die de benadeelde partij in verband met deze vordering heeft moeten maken op dezelfde wijze worden begroot als in civiele zaken, wat doorgaans neerkomt op het hanteren van het liquidatietarief. In bijzondere omstandigheden kan van deze lijn worden afgeweken. Uit de vordering van Stichting Proteion is van dergelijke bijzondere omstandigheden niet gebleken, zodat de rechtbank het voornoemd liquidatietarief (Liquidatietarief kanton 2019) zal hanteren. Dit betekent dat de rechtbank aan de benadeelde partij twee punten zal toekennen: een voor het opstellen en indienen van de vordering en een voor de aanwezigheid en toelichting ter zitting. Dit komt neer op een bedrag van € 600,-. Het resterende bedrag aan ondersteuning bij voeging, inclusief de kantoorkosten en BTW, van € 2.281,49 zal worden afgewezen. Voor zover de vordering betrekking heeft op juridische dienstverlening die is verleend in verband met andere aspecten van deze strafzaak, stelt de rechtbank vast dat deze niet rechtstreeks voortvloeien uit de bewezenverklaarde vernieling. De rechtbank zal de vordering voor het bedrag van € 8.974,20 dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal aldus toewijzen een bedrag van € 84,80, met oplegging van de wettelijke rente. Daarnaast zal de rechtbank, wat betreft het toegekende bedrag van € 84,80, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De rechtbank zal afwijzen een bedrag van € 17,81. De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren voor bedrag van € 8.964,14.
Ten aanzien van de proceskostenvergoeding beslist de rechtbank als volgt.
Een bedrag van € 600,- zal worden toegekend. Het bedrag van € 2.281,49 zal worden afgewezen. En de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard voor het bedrag van € 8.974,20.
[slachtoffer 4]
Materiele schade
Aan [slachtoffer 4] is door het bewezen verklaarde strafbare feit 2 onder parketnummer 03/661121-18 rechtstreeks schade toegebracht. De rechtbank zal de materiële schade van € 126,94 toewijzen, nu de verdachte voor dat feit een straf zal worden opgelegd.
Immateriële schade
Ingevolge artikel 6:106 BW lid 1 sub b, kan een benadeelde partij recht hebben op schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Vooropgesteld zij dat bij [slachtoffer 4] geen sprake is van lichamelijk letsel. Niettemin kan dan nog steeds de vordering tot betaling van immateriële schade worden toegewezen, doch dan moet er sprake zijn van een andere wijze van aantasting van de persoon. Uitgangspunt bij de beoordeling daarvan is dat er bij het slachtoffer geestelijk letsel aanwezig moet zijn. In het algemeen wordt geestelijk letsel slechts aangenomen, als er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, dat naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Hiervoor moet het slachtoffer voldoende concrete gegevens aanvoeren, waaruit kan volgen dat als gevolg van het bewezen delict een psychische beschadiging is ontstaan.
De rechtbank neemt zonder meer aan dat er bij [slachtoffer 4] sprake is van psychisch onbehagen en gevoelens van angst. [slachtoffer 4] heeft echter geen concrete gegevens aangevoerd waaruit de rechtbank geestelijk letsel in de vorm van een erkend psychiatrisch ziektebeeld kan vaststellen. Op die grond kan de vordering dus niet worden toegewezen.
Op het uitgangspunt dat geestelijk letsel door het slachtoffer moet worden aangetoond, kan wel een uitzondering worden gemaakt, indien de aard en de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer met zich meebrengen dat er toch sprake is van “andere wijze” van de aantasting van de persoon. In beginsel zal de persoon die zich daarop beroept, die aantasting met voldoende concrete gegevens moeten onderbouwen. Die onderbouwing ontbreekt, terwijl niet in het algemeen gezegd kan worden dat degene die het slachtoffer is geweest van een vernieling per definitie in zijn persoon is aangetast in de hierboven genoemde zin. Dit deel van de vordering zal, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.

8.Verzoek verdediging om vergoeding proceskosten

De verdediging heeft ter terechtzitting een verzoek gedaan om vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen, nu dit op geen enkele manier is onderbouwd.

9.Het beslag

Het inbeslaggenomen mes zal verbeurd worden verklaard, omdat dit het voorwerp betreft met behulp waarvan het feit is begaan. Aldus betreft het een voorwerp dat volgens artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht vatbaar is voor verbeurdverklaring.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 33, 33a, 36f, 45, 57, 285, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats] , ten aanzien van feit 1 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 5.033,49, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 juni 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende te [woonplaats] , ten aanzien van feit 2 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van € 972,42, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 juni 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Stichting Proteion
  • wijst de vordering van de benadeelde partij Stichting Proteion ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 03/661121-18 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij af voor het bedrag van € 17,81;
  • verklaart de benadeelde partij voor het bedrag van € 8.964,14 niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte in de kosten van de rechtsbijstand van de benadeelde, door de rechtbank bepaald op een bedrag van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de kosten van de rechtsbijstand af voor het bedrag van € 2.281,49;
  • verklaart de benadeelde partij met betrekking tot de kosten van de rechtsbijstand voor het bedrag van € 8.974,20 niet-ontvankelijk;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, Stichting Proteion, van € 84,80, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 juni 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
[slachtoffer 4]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] , wonende te [woonplaats] , ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 03/661121-18 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 126,94, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
9 juni 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 4] , van € 126,94, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 juni 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
zie besl.portaal 1 1.00 STK Wapen
MES vouw
1079927 AALA9148NL.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juli 2019.
Buiten staat
Mr. D. Osmić is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 juni 2018 in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met een mes in de nek en/of hals heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2018 in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een mes in de nek en/of hals heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 9 juni 2018 in de gemeente Leudal, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 03/661121-18
1.
hij op of omstreeks 09 juni 2018 in de gemeente Leudal, opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en/of een toetsenbord en/of een koelkast, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Proteion, Lokatie Hornerheide toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2018 in de gemeente Leudal, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 8 juni 2018 in de gemeente Leudal, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of door (daarbij) met een hamer een slaande beweging in de richting van die [slachtoffer 3] te maken en/of voornoemde hamer aan die [slachtoffer 3] te tonen.

Voetnoten

1.Op de dagvaarding wordt dit tenlastegelegde feit 3 genoemd. De rechtbank zal dit (verbeterd) lezen als feit 2, nu er geen feit 2 staat op de dagvaarding.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden- Limburg, Districtrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018105385, gesloten d.d. 18 juli 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 162. De aanvullende stukken, zijn niet genummerd.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 13 juni 2018, pagina’s 39 en 40.
4.Proces-verbaal aangifte door [betrokkene 5] namens het slachtoffer Proteion, locatie Hornerheide, d.d. 11 juni 2018, pagina’s 145 en 147 t/m 152 in samenhang bezien met Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2018, pagina’s 83, 87 en 89.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 13 juni 2018, pagina’s 39 en 40.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 9 juni 2018, pagina 117.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 13 juni 2018, pagina 40.
8.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 juni 2018, pagina’s 31 t/m 33.
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 9 juni 2018, pagina 118.
10.Proces-verbaal aanhouding d.d. 9 juni 2018, pagina’s 15 en 16.
11.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 juni 2018, pagina’s 31 t/m 33.
12.Rapportage letselschade opgesteld door forensisch arts L.T.J. Levels, d.d. 10 juni 2018 pagina’s 37 en 38 in samenhang bezien met proces-verbaal fotografische opnamen, opgemaakt door D.G.W. Doensen, Forensische Opsporing, foto 1, 2 en 5 (dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het doorgenummerde dossier).
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2018, pagina 93 in samenhang bezien met proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2018, pagina’s 95 en 96 en proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 1 augustus 2018 (dit proces-verbaal maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
14.proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 1 augustus 2018 en de bijbehorende fotomap, foto 43 en 44 (dit proces-verbaal maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier)
15.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 9 juni 2018, pagina 2 in samenhang bezien met het rapport van het NFI, DNA-onderzoek, d.d. 11 september 2018 (dit rapport maakt geen deel uit van het doorgenummerde dossier).
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juni 2018, pagina 66.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juni 2018, pagina 67.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juni 2018, pagina’s 68 en 69.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juni 2018, pagina 71 in samenhang bezien met proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2018, pagina’s 95 en 96.
20.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2019.
21.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 9 juni 2018, pagina’s 121 en 122.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2018, pagina’s 127, 128 en 129.
23.Het rapport van het NFI, DNA-onderzoek, d.d. 26 april 2019 (dit rapport maakt geen deel uit van het doorgenummerde dossier) in samenhang bezien met proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake profielcluster 45690 met bijlagen (dit proces-verbaal met bijlagen maakt geen deel uit van het doorgenummerde dossier).
24.Proces-verbaal analyse navigatie-apparaat d.d. 21 juni 2018, pagina 133.
25.Proces-verbaal analyse IPhone d.d. 12 juni 2018, pagina’s 137 t/m 140.
26.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2019.
27.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 13 juni 2018, pagina’s 154 en 155.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] , d.d. 26 juni 2018, pagina 157.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2018, pagina’s 159 t/m 162.