ECLI:NL:RBGEL:2017:6303

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
05/740173-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor zware mishandeling met een glas tijdens een uitgaansavond

Op 6 december 2017 heeft de Rechtbank Gelderland een 26-jarige man uit Nijmegen veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, voor zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 april 2017, waarbij de verdachte het slachtoffer met een glas in de hals en het gezicht heeft geslagen tijdens een uitgaansavond. Het slachtoffer liep hierdoor een diepe snijwond op, die bijna een slagader raakte, en verloor ongeveer één liter bloed. De rechtbank oordeelde dat het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, gezien de ernst van de verwondingen en de blijvende gevolgen. De verdachte had aangevoerd dat hij niet opzettelijk had gehandeld en dat hij zich niet bewust was van het glas in zijn hand, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich bewust was van zijn handeling en dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank verwierp ook het beroep op noodweer van de verdachte, omdat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn blanco strafblad en zijn werk.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740173-17
Datum uitspraak : 6 december 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , te [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. M.T. Lamers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel een zware mishandeling of een poging hiertoe, door [slachtoffer] (met kracht) met een glas tegen het oor/gezicht en/of de hals te slaan (waarbij de slagader net niet werd geraakt).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat de verwondingen niet als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden aangemerkt. Verder kan opzet op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel niet worden bewezen. Verdachte is zich niet bewust geweest van de aanwezigheid van een glas in zijn hand en door het geven van een vuistslag tegen het hoofd (zonder vitale structuren) – waarvan de kracht niet kan worden vastgesteld – is geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven geroepen. Gelet op dit voorgaande, kan evenmin worden bewezen dat verdachte een dergelijke kans – nu dit niet voorzienbaar is geweest – bewust heeft aanvaard.
Tot slot is aangevoerd dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet betrouwbaar zijn en deze verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak poging doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte een aanmerkelijke kans op de dood in het leven heeft geroepen. Gelet daarop zal verdachte van de poging tot doodslag worden vrijgesproken.
Getuigen
Nu de rechtbank de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet voor het bewijs zal gebruiken, kan het verweer met betrekking tot deze verklaringen onbesproken blijven.
Het incident op 23 april 2017
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij in de nacht van 23 april 2017 bij het café [naam 4] in Nijmegen was en ineens krachtig met een glas in zijn hals werd geslagen. Hij voelde directe een snijdende pijn aan de linkerzijde van zijn hals ter hoogte van zijn kaak en oor.
Vervolgens had hij een diepe snee in zijn hals – op een paar centimeter afstand van een slagader (aldus de arts van aangever) – en hing zijn oorlel los. Aangever drukte met zijn hand en daarna – nu het bloed tussen zijn vingers doorliep – met zijn shirt tegen de wond om het bloed te stelpen. Aangever verklaart tot slot dat als hij de klap met het glas een paar centimeter verder in zijn hals had gekregen, dit volgens zijn arts een slagaderlijke bloeding zou hebben veroorzaakt. [3]
De aangifte wordt onder meer ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 3] , die heeft verklaard dat de jongen – met het glas – zijn hand naar achteren bracht en vervolgens hard in de nek van aangever sloeg. De getuige zag dat het glas hierdoor kapot spatte in de nek van aangever, waarna aangever een steekwond in zijn nek had. [4] De getuige [getuige 4] bevestigt dat het glas in de nek van aangever kapot sprong, het glas vloog overal heen. Hij zag dat aangever zijn shirt tegen zijn nek drukte en naar buiten liep. Het shirt was direct doordrenkt met bloed, aldus de getuige. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij met een glas in zijn hand aangever tegen de zijkant van zijn hoofd, ter hoogte van de wang, heeft geslagen. [6]
Letsel
Verder is nader onderzoek naar het letsel van aangever gedaan. Aan de achterzijde van het linker oor – in dan wel nabij de hals – is, aldus de forensisch arts, een grillig verlopende wond met een lengte van 5,5 centimeter waargenomen. De wond loopt van de oorlel naar achter en vervolgens enigszins schuin naar boven tot aan de haarlijn achter het oor. Nu de wond overwegend scherpe randen vertoont, concludeert de forensisch arts dat dit het meest past bij een snijwond die is toegebracht met een scherp voorwerp. Dit kan door een voorwerp van glas zijn, mits het glas een scherpe rand heeft gehad. Het letsel kan in dat geval dus alleen met een glas – dat al gebroken is geweest of tijdens de handeling kapot is gegaan – zijn ontstaan.
Bij aangever gaat het om een wond die in lagen is gesloten, wat er aldus de forensisch arts op duidt dat door de handeling meerdere lagen weefsel (zoals huid, bindweefsel, spieren, bloedvaten, zenuwen, botvlies en/of schedelbot) zijn beschadigd. De forensisch arts concludeert op basis van de stukken dat bij de klap in ieder geval één huidzenuw (de “nervus auriculus magnus”) is geraakt. De schade aan de huidzenuw – welke niet meer kan worden hersteld – kan lokale gevoelloosheid van de huid rondom de wond tot gevolg hebben. Het is niet bekend of het gevoel in de loop der tijd weer uit zichzelf zal terugkeren. Tot slot is gerapporteerd dat gelet op het grillige verloop van de verwonding de verwachting is dat de littekens zichtbaar zullen blijven. [7]
In de beschrijving van het letsel van aangever d.d. 28 juli 2017 is vermeld dat de verwondingen – als gevolg waarvan aangever totaal ongeveer één liter bloed heeft verloren – met ongeveer 20 in- en uitwendige hechtingen zijn gesloten. Aangever ervaart d.d. 28 juli 2017 nog altijd pijn als hij zijn hoofd naar links of rechts draait. Verder heeft hij ook (nog) geen gevoel in zijn linker oor. [8]
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder:
  • de aard en ernst van het letsel – een diepe snijverwonding van 5,5 centimeter lang waarbij in ieder geval één zenuw is geraakt –,
  • de omstandigheid dat aangever als gevolg van deze verwondingen ongeveer één liter bloed heeft verloren en voor het sluiten van de verwondingen vele hechtingen nodig zijn geweest; en tot slot
  • de duur van de klachten en de (mogelijk) blijvende gevolgen – nu aangever
drie maanden na het feit nog altijd pijn ervaart, geen gevoel heeft in zijn linker oor en tot slot aan het feit blijvende littekens (en mogelijk ook gevoelloosheid aan zijn oor) zal overhouden –,
is de rechtbank van oordeel dat het letsel van aangever dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Opzet
De vervolgvraag is of verdachte hier ook de opzet op heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid van het glas in zijn hand.
Verdachte heeft echter ook verklaard dat hij in de nacht van 23 april 2017 twee of drie glazen van een wodka mixdrankje heeft gedronken en in verband hiermee ook het glas in zijn hand heeft gehad. [9] Gelet op dit feit – en in het bijzonder nu voor het (rechtop) vasthouden van een glas en het regelmatig drinken uit een glas in een café een bepaald bewustzijn is vereist –, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verdachte zich de aanwezigheid van het glas in zijn hand niet heeft gerealiseerd. Dit geldt temeer nu gelet op de aard en diepte van de verwonding, blijkend uit de letselrapportage, het eveneens niet aannemelijk is geworden dat de blote hand of vuist van verdachte als eerste het gezicht/de hals van het slachtoffer heeft geraakt. Zij acht, gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, dan ook bewezen dat verdachte bewust met het glas in zijn hand aangever heeft geslagen.
Verdachte heeft ontkend dat hij aangever met opzet heeft verwond. Het opzet van een verdachte kan echter niet alleen uit de verklaring van een verdachte, maar ook uit het gedrag van een verdachte worden afgeleid.
Uit de verklaringen van aangever en de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] volgt dat verdachte hard met een glas in zijn hand (in de regio van de halsslagader) tegen het gezicht/oor van aangever heeft geslagen. De klap is dusdanig krachtig geweest dat het glas kapot is gespat en vervolgens een diepe verwonding bij aangever heeft veroorzaakt (meerdere lagen weefsels zijn beschadigd). Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze wijze van handelen – zo hard uithalen, terwijl hij op dat moment wist dat hij een glas in zijn hand had en daarmee ernstig letsel een voorzienbaar gevolg was – niet anders volgen dan dat verdachte dit zwaar lichamelijk letsel ook met opzet heeft toegebracht. Zij acht dan ook de zware mishandeling (subsidiair tenlastegelegd) bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, te weten:
hij op
of omstreeks23 april 2017 te Nijmegen
, althans in Nederland,aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond en/of beschadigde pezen en/of zenuwen en
/ofeen loshangende oorlel
(waar die [slachtoffer] de rest van zijn leven geen gevoel meer in zal hebben), heeft toegebracht, door die [slachtoffer] eenmaal
(met kracht
)met een glas tegen het
oor/gezicht en/of hals te slaan,
(waarbij de slagader net niet werd geraakt
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van subsidiair:
Zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft in geval van een bewezenverklaring verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu verdachte enkel uit noodweer tot het slaan is overgegaan. Gelet op de woordenwisseling, de slaande beweging en de vechthouding van [slachtoffer] is sprake geweest van een onmiddellijk dreigend gevaar voor verdachte en zijn neef. Er is sprake geweest van een noodzaak om zichzelf en een ander te verdedigen. Er bestond op dat moment ook geen andere mogelijkheid dan het geven van een klap, welke gepast en geboden was.
Verdachte heeft verklaard dat hij een woordenwisseling met aangever had en dit een beetje uit de hand liep. Aangever dreigde dat hij “de tent niet uit zou komen”. Nadat ze het vervolgens redelijk hadden uitgesproken, werd er opeens geduwd. Aangever was ook weer agressief. Verdachte was bang en wilde het leven van zichzelf en zijn neef redden. Hij gaf een klap om het “een beetje rustig te houden”. Hij was zich op dat moment niet bewust van het glas in zijn hand.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dient te worden verworpen. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake is geweest van een situatie (“een wederrechtelijke aanranding”) waartegen verdachte zich heeft mogen verdedigen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de aangifte volgt dat twee jongens (
rechtbank: waaronder verdachte) zich provocerend opstelden en ruzie zochten met aangever en zijn vrienden. Toen aangever vervolgens zijn arm in de richting van getuige [getuige 1] reikte om zijn biertje aan te pakken, stootte de jongen met het shirt met de lange mouwen (
rechtbank: verdachte) bewust tegen zijn arm. Hierna ontstond een woordenwisseling, welke ook werd uitgepraat. Daarna kwamen er, aldus aangever, vier tot zes personen bij staan. Deze jongens begonnen zich ermee te bemoeien door hem te duwen. Aangever duwde daarop handen/armen van zich af. Vervolgens werd hij ineens met kracht in zijn hals geslagen.
Het voorgaande wordt onder meer bevestigd door de getuige [getuige 4] , die heeft verklaard dat er na een woordenwisseling – in verband met een biertje – drie Marokkanen bij kwamen staan die de situatie verder uitlokten. Er werd heftig gescholden. Vervolgens liep ineens één van de Marokkaanse jongens naar aangever toe. Deze persoon sloeg aangever met een glas in zijn nek.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden deze verklaringen ook steun in de camerabeelden, welke ter terechtzitting zijn getoond. Op de beelden is te zien dat gaandeweg meer personen rondom aangever en verdachte komen staan en aangever (in plaats van verdachte) naar achteren wordt gedrukt. Verder is te zien dat aangever meermalen wordt aangeraakt, waarna hij een beweging met zijn arm raakt. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hierbij niet om een slaande (agressieve) beweging, maar om – zoals hij ook zelf heeft verklaard – een afwerende beweging om de handen van zich af te houden.
Nu de verklaring van verdachte ter terechtzitting – waarbij hij voor het eerst over het duwen en de bedreiging heeft verklaard – geen steun vindt in overige bewijsmiddelen en uit het voorgaande juist een tegenovergesteld beeld (dreiging richting aangever) naar voren komt, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding (dan wel een onmiddellijke dreiging hiervan) waartegen verdachte zich heeft mogen verdedigen. Zij zal het beroep op noodweer dan ook verwerpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor zware mishandeling wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van het voorarrest. Hiertoe is aangevoerd dat het gaat om zeer recent en ernstig feit, wat maakt dat een stok achter de deur is aangewezen. Verder is rekening gehouden met de OM-richtlijnen, het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en de omstandigheid dat verdachte een baan heeft.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in geval van een veroordeling verzocht om aan verdachte een werkstraf met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte een blanco strafblad heeft, de kans op herhaling laag wordt ingeschat en verdachte zijn leven goed op de rit heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal gevolgen hebben voor zijn baan en inkomen. Tot slot is gewezen op de context waarin de klap zich heeft afgespeeld, het feit dat de gevolgen van de klap veel indruk op verdachte hebben gemaakt en tot slot de omstandigheid dat in soortgelijke zaken ook is volstaan met een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 11 oktober 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 24 juli 2017;
- een trajectconsult van [naam 1] , GZ-psycholoog, gedateerd 6 juni 2017.
Verdachte heeft zich op 23 april 2017 schuldig gemaakt aan het gebruik van geweld in het uitgaansleven. Daarbij heeft verdachte zich niet alleen provocerend opgesteld, maar er ook – in plaats van weg te lopen – voor gekozen om hard met een glas in de richting van het gezicht/de hals van aangever uit te halen. Als gevolg hiervan is het glas kapot gespat en is onder meer een diepe snijwond (waarbij ook de oorlel gedeeltelijk loshing) ontstaan. Bij deze klap heeft verdachte ook een zenuw van aangever geraakt.
Het gaat hierbij om zwaar lichamelijk letsel, als gevolg waarvan aangever drie maanden na het feit nog altijd last heeft van pijn en gevoelloosheid van zijn huid rondom de wond. De verwachting is ook dat de littekens zichtbaar zullen blijven. Hoewel het feit hiermee al een grote impact op het leven van aangever heeft (gehad), komt daar nog bij dat de wond zich slechts op enkele centimeters afstand van onder meer een slagader bevond. Dit maakt dat het naast de voornoemde verwondingen en het bloedverlies van ongeveer één liter ook heel anders met aangever had kunnen aflopen.
Nog daargelaten of aangever zich deze nacht zeer vervelend heeft gedragen, maakt dit nog niet dat ze zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard “allebei schuldig zijn”. Verdachte had nooit een klap met een glas in zijn hand mogen geven. Door in het uitgaansleven op deze wijze een glas als wapen te gebruiken en zwaar letsel toe te brengen, gaat het naar het oordeel van de rechtbank om een zo ernstig feit dat niet met een taakstraf en/of voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Dit is ook niet in de geest van de wetgeving die oplegging van een taakstraf – eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf – voor dergelijke ernstige feiten verbiedt (artikel 22b Wetboek van Strafrecht).
Uit de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak volgt – in afwijking van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie – dat voor soortgelijke feiten een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden tot uitgangspunt wordt genomen. De rechtbank zal echter ook meewegen dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en verder een baan heeft die door een (langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in gevaar komt. Dit maakt dat zij een gedeelte van de gevangenisstraf, mede als stok achter de deur, voorwaardelijk zal opleggen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zeven maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van het voorarrest.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde zware mishandeling. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.593,20 vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij ter hoogte van € 2.309,40 (€ 559,40 en € 1.750,00) toe te wijzen vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de gevorderde schade in verband met de oorbel (€ 6.283,80) af te wijzen. Daartoe is aangevoerd dat zowel het rechtstreeks verband met het feit als de waarde van de diamant onvoldoende zijn onderbouwd. Voor het overige heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde schade in verband met de diamanten oorbel, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat deze schade in rechtstreeks verband staat tot het feit.
Nu de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende gebleken is dat het gaat om daadwerkelijke schade als gevolg van het feit, zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk in deze post van de vordering verklaren.
Met betrekking tot de schadeposten reiskosten Radboud umc, wettelijk eigen risico 2017, schade shirt en schade broek overweegt de rechtbank dat deze kosten door de verdediging niet zijn betwist. Nu de schadeposten naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat zij voor toewijzing in aanmerking komen.
Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van het smartengeld dat het ontstane letsel en de impact van het incident op aangever evenmin zijn betwist. Zij zal het smartengeld naar maatstaven van billijkheid begroten op het gevorderde bedrag van € 1.750,00. Daarmee zal aan de benadeelde partij een totaalbedrag van € 2.309,40 worden toegewezen.
Concluderend
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van
€ 2.309,40 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Voor het overige kan de benadeelde partij de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande, ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar conform de landelijke oriëntatiepunten niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 23 april 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 24c, 27, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
3 (drie) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het subsidiaire feit tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen en L.M. Slotboom, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2017.
BIJLAGE:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 april 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een glas eenmaal (met kracht) tegen het oor/gezicht en/of hals van die [slachtoffer] heeft geslagen (waarbij de slagader net niet werd geraakt), terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 april 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond en/of beschadigde pezen en/of zenuwen en/of een loshangende oorlel (waar die [slachtoffer] de rest van zijn leven geen gevoel meer in zal hebben), heeft toegebracht, door die [slachtoffer] eenmaal (met kracht) met een glas tegen het
oor/gezicht en/of hals te slaan (waarbij de slagader net niet werd geraakt);
meer subsidiair
hij op of omstreeks 23 april 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een glas eenmaal (met kracht) tegen het oor/gezicht en/of hals van die [slachtoffer] heeft geslagen (waarbij de slagader net niet werd geraakt), terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.De volledige inhoud van de tenlastelegging is in de bijlage te vinden.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2017183786 (
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 10-11.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 16-17.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 29-30.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 november 2017.
7.De letselrapportage van drs. [naam 3] , forensisch arts, d.d. 25 september 2017.
8.Bijlagen 1 (p. 2) en 10 bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 november 2017.