7.1.2De rechtbank is van oordeel dat met de verlengingen van de looptijden van de aan Fair Play en Super Game verleende exploitatievergunningen met drie jaren, de verlengingen afgezet tegen de oorspronkelijk looptijden van tien jaar en bezien in het licht van de inmiddels geldende transparantieverplichting, deze vergunningen wezenlijk zijn gewijzigd.
De burgemeester had daarom voorafgaande aan deze verlengingen, net als bij het verlenen van een exploitatievergunning, de rechtstreeks uit de rechtspraak voortvloeiende en in de Verordening 2017 verankerde rechtsnorm inzake de verdeling van schaarse publieke rechten in acht moeten nemen in de zin van ernaar te handelen. Dit heeft de burgemeester niet gedaan. Reeds omdat uit de Verordening 2017 niet blijkt dat de burgemeester een (beperkte) uitzondering op de transparantieverplichting mocht maken, had de burgemeester deze verplichting moeten naleven en mededingingsruimte moeten bieden. De omstandigheid dat de burgemeester op grond van de Verordening 2017 beleidsregels moet vaststellen over de verdeling van de exploitatievergunningen die hij mag verlenen en hij daartoe nog niet is gekomen, laat deze transparantieverplichting onverlet. Het beroep van RTTG slaagt daarom . Dit heeft tot gevolg dat de bestreden besluiten zullen worden vernietigd. Voor Fair Play en Super Game betekent dit dat zij voor de periode van
1 januari 2019 tot en met 1 januari 2022 niet meer beschikken over exploitatievergunningen voor de exploitatie van de speelautomatenhallen op de adressen Bautscherweg 26, Klompstraat 1, respectievelijk Akerstraat 19 en Markt 1 (Hoensbroek) in Heerlen. Voor Super Game vervalt daarmee ook de aan de exploitatievergunning voor de locatie Akerstraat 19 voor deze periode toegestane locatiewijziging.
7.1.3Dit heeft verder tot gevolg dat de bestreden besluiten ook voor zover ze zien op de verlenging van de looptijd van de aan Fair Play en Super Game voor deze speelautomatenhallen verleende aanwezigheidsvergunningen geen stand kunnen houden en zullen worden vernietigd. Ingevolge artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de kansspelen is de burgemeester alléén bevoegd een aanwezigheidsvergunning te verlenen als de aanvrager ervan beschikt over een exploitatievergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal voor de speelautomatenhal waarvoor hij de aanwezigheidsvergunning vraagt. Omdat dit voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 januari 2022 voor Fair Play en Super Game voor hun speelautomatenhallen in Heerlen niet meer het geval is, is de bevoegdheid tot het verlenen van aanwezigheidsvergunningen komen te vervallen en daarmee ook de bevoegdheid de looptijden van de aan Fair Play en Super Game voor deze speelautomatenhallen verleende aanwezigheidsvergunningen te verlengen van 1 januari 2019 tot en met 1 januari 2022.
8. Fair Play en Super Game hebben tegen de bestreden besluiten uitsluitend inhoudelijke gronden aangevoerd. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat deze besluiten op formele gronden worden vernietigd. De rechtbank komt aan de beoordeling van de inhoudelijke gronden tegen deze besluiten van Fair Play en Super Game daarom niet meer toe. Omdat dit te wijten is aan de handelwijze van de burgemeester zijn de beroepen van Fair Play en Super Game ook gegrond.
9. Omdat de bestreden besluiten worden vernietigd en de rechtbank een finale beslechting van de geschillen niet mogelijk acht, draagt de rechtbank de burgemeester op opnieuw op de bezwaren van Fair Play en Super Game te beslissen. Dit met naleving van de transparantieverplichting, rekening houdend met zowel de belangen van Fair Play en Super Game als de belangen van potentiële gegadigden.
Griffierecht en proceskosten
10. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de burgemeester Fair Play, Super Game en RTTG de door hen betaalde griffierechten vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt de burgemeester in de door Super Game en RTTG gemaakte proceskosten. De kosten van de in beroep door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.024,- voor Super Game en € 1.024,- voor RTTG, voor beide zaken tezamen, (telkens 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Ten aanzien van Fair Play is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.