4.3Het oordeel van de rechtbank
Over feit 1 en 2
Bewijsmiddelen
De verdachte verklaart tijdens zijn verhoor bij de politie dat hij problemen heeft met een groepje leerlingen op school, waarvan [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) de leider is. De verdachte geeft aan dat [slachtoffer 1] hem niet met rust laat en dat [slachtoffer 1] het sinds kort ook op zijn broertje gemunt heeft. De verdachte verklaart dat hij wilde dat [slachtoffer 1] hen met rust zou laten. De verdachte verklaart dat hij op 14 september 2018 in de ochtend thuis een geweer uit de kast heeft gepakt en dat hij dat geweer bij de deur heeft gezet, waarna hij een boterham is gaan eten. Ook heeft hij kogels uit de schuur gepakt, die daar in een kast achter slot en grendel lagen. Hij heeft toen de twee hangsloten van de kast waar de kogels in lagen doorgeknipt met een ijzerschaar. De verdachte verklaart dat hij vervolgens met (onder meer) het geweer en de munitie met de taxi naar het [naam school] is gegaan. De verdachte verklaart dat hij er alleen nog aan kon denken dat hij [slachtoffer 1] te pakken moest zien te krijgen. Hij kon voor zijn gevoel niet meer terug. Vervolgens is hij bij het [naam school] op zoek gegaan naar [slachtoffer 1] . Allereerst is hij naar een bankje aan de overkant van het [naam school] gelopen. Daar kwam een leraar naar hem toe (de rechtbank weet: [slachtoffer 2] ), waarop verdachte via de hoofdingang het [naam school] binnen is gelopen.
Op de fotoprint, die aan het proces-verbaal van bevindingen ‘bekijken beelden [naam school] ’ is gehecht, is te zien dat de verdachte om 08.28 uur het gebouw van het [naam school] inloopt.
De verdachte verklaart verder dat hij binnen op zoek is gegaan naar [slachtoffer 1] . Hij verklaart dat hij onder andere in zijn klaslokaal heeft gekeken, maar dat hij [slachtoffer 1] niet kon vinden. De verdachte verklaart dat [slachtoffer 2] en [getuige 4] hebben geprobeerd hem tegen te houden en dat zij hebben geprobeerd zijn spullen af te pakken, maar dat hij toen weg is gerend naar beneden en dat hij uiteindelijk weer naar buiten is gegaan. Hij verklaart dat [getuige 4] toen achter hem aan is gelopen. Buiten ziet de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hij verklaart dat hij toen naar [slachtoffer 1] schreeuwde dat hij zijn broertje met rust moest laten. [slachtoffer 1] is vervolgens weggerend en de verdachte is achter hem aan gegaan. De verdachte verklaart dat op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hem wegrennen er een korte afstand was tussen hen. Hij verklaart dat hij die ochtend op het [naam school] een paar schoten heeft gelost.
De verdachte is om 08.37 uur door de gealarmeerde politie aangehouden.
Getuige [getuige 4] verklaart dat hij leraar is op het [naam school] in Roermond en dat hij op 14 september 2018 getuige is geweest van het schietincident op het [naam school] . [getuige 4] verklaart dat hij de verdachte die dag voor het eerst binnen zag, toen de verdachte domein D van het [naam school] in kwam lopen. Op enig moment zag [getuige 4] dat de verdachte met beide handen een geweer vasthield en dat hij het geweer, richtend op het plafond, afvuurde. [getuige 4] zag vervolgens dat de verdachte wegliep. Op enig moment liep [getuige 4] in de richting van de verdachte en hij ziet hem een sigaret roken. [getuige 4] verklaart dat hij de verdachte blijft volgen totdat zij weer buiten zijn. [getuige 4] verklaart dat hij buiten op zo’n twee meter achter de verdachte stond toen hij zag dat de verdachte zijn geweer op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] richtte, waarbij de verdachte het geweer op borsthoogte hield. [getuige 4] verklaart dat hij zag dat de verdachte twee seconden later schoot in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hij zag dat de verdachte gericht één keer op hen schoot. [getuige 4] zag [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vervolgens wegrennen in de richting van de speelplaats en om de hoek weglopen en hij zag dat de verdachte achter hen aanliep. Hij zag dat de verdachte zijn geweer opnieuw laadde. [getuige 4] is achter de verdachte aangelopen en hield daarbij vijf meter afstand van de verdachte. Hij zag vervolgens dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] via de zijkant van het gebouw de trap omhoog liepen en dat de verdachte, nog voordat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de deur waren, vanuit de borst gericht het vuurwapen richtte op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en schoot.
Getuige [getuige 3] verklaart dat zij tijdens de gebeurtenis op 14 september 2018 voor schooltijd met een groepje leerlingen op het bankje voor school zat toen zij de verdachte naar hen toe zag komen lopen. [getuige 3] zag dat de verdachte een lang groot geweer pakte en dat hij een kogel in het geweer stopte. Zij hoorde de verdachte vervolgens zeggen: “Ik ga [slachtoffer 1] schieten.” [getuige 3] verklaart dat zij de verdachte enige tijd later voor de ingang van de school zag staan en dat zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zag komen aanlopen. Zij verklaart dat zij de verdachte het geweer zag richten op [slachtoffer 1] en dat zij vervolgens schoten heeft gehoord.
Getuige [getuige 5] verklaart dat zij tijdens de gebeurtenis op 14 september 2018 voor schooltijd met een groepje leerlingen op het bankje voor school zat, toen zij zag dat de verdachte zijn geweer op [slachtoffer 1] richtte. Zij zag dat een leerkracht ( [slachtoffer 2] : noot rechtbank) met de armen uit elkaar voor [slachtoffer 1] ging staan en zij hoorde dat er een keer geschoten werd.
Getuige [getuige 1] verklaart dat zij tijdens de gebeurtenis met een groepje op het bankje voor school zat toen zij de verdachte uit een taxi zag stappen en hem naar hen toe zag lopen. Zij zag dat de verdachte een geweer vast had. [getuige 1] verklaart dat zij de verdachte met luide stem hoorde zeggen: “Ik ga [slachtoffer 1] doodschieten.”
Getuige [getuige 2] verklaart dat zij tijdens de gebeurtenis met een groepje leerlingen op het bankje voor school zat toen zij de verdachte naar haar groepje zag komen lopen. Zij verklaart dat zij zag dat de verdachte een geweer bij zich had en dat hij een kogel bovenin het geweer stopte. Nadat hij die kogel in het geweer had gestopt hoort [getuige 2] de verdachte zeggen: “Ik ga [slachtoffer 1] schieten.”
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van Forensische opsporing blijkt dat aan de rechterzijde van de hoofdingang (foto pagina 81) een huls kaliber .22 werd aangetroffen.
Uit het proces-verbaal onderzoek wapens en munitie blijkt, over het bij de verdachte tijdens zijn aanhouding inbeslaggenomen wapen (Voere kaliber .22), dat het gaat om een enkelschots kogelgeweer, dat geschikt is om iemand dodelijk te verwonden. Aangetroffen zijn hulzen van hollowpointkogels, een expanderend projectiel, die door hun uitwerking gruwelijke verwondingen kunnen veroorzaken.
Tijdens de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van de verdachte wordt een notitiebriefje aangetroffen waarop staat geschreven: “sorry, ik wou het niet zo hou van jully (en enkele getekende hartjes).
De bespreking van het verweer
A. (voorwaardelijk) opzet op de levensberoving/zwaar lichamelijk letsel
De raadsvrouw heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte wel met zijn wapen heeft gericht op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en ook met dat wapen heeft geschoten, maar dat hij niet gericht op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten. Dit past ook bij de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer 1] slechts bang heeft willen maken. Gelet hierop kan er volgens de verdediging geen sprake zijn van opzet op de levensberoving en op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank moet dus eerst de vraag beantwoorden of de verdachte met zijn handelen het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – hier de dood – aanwezig is als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is gedaan. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk (behoorlijk groot) is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 14 september 2018 een schietincident heeft plaatsgevonden op het [naam school] in Roermond. De rechtbank stelt daarbij, anders dan de raadsvrouw, vast dat de verdachte die ochtend met een vuurwapen, dat geschikt is om iemand dodelijk te verwonden, op behoorlijk korte afstand in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geschoten, en (op dat moment) dus niet in de lucht heeft geschoten, zoals door de raadsvrouw wordt gesteld. [slachtoffer 2] stond op het moment van schieten dichtbij [slachtoffer 1] .
De rechtbank oordeelt dan ook dat het op zo’n korte afstand met een dodelijk vuurwapen schieten in de richting van een persoon ( [slachtoffer 1] ) op klaarlichte dag, terwijl een ander persoon ( [slachtoffer 2] ) daar dichtbij staat, naar uiterlijke verschijningsvorm zodanig is gericht op het doden van die personen dat de verdachte – minimaal – de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van deze personen bewust heeft aanvaard. Er zijn voor de rechtbank geen redenen om hier anders over te denken.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op zowel de dood van [slachtoffer 1] als van [slachtoffer 2] .
Voorbedachten rade
De raadsvrouw heeft ook aangevoerd dat, als de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het opzet heeft gehad om de slachtoffers te doden, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, omdat de verdachte – door zijn problematiek – niet in staat is geweest tot kalm beraad.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van de voorbedachten rade moet komen vast te staan, dat de verdachte enige tijd heeft gehad om zich te kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet dus de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap geven. Of voorbedachten rade bewezen kan worden verklaard, hangt sterk af van de vraag of er gelegenheid tot beraad is geweest en van de overige feitelijke omstandigheden, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van handelen met voorbedachten rade door de verdachte stelt de rechtbank allereerst vast dat de verdachte in de ochtend van 14 september 2018 het plan heeft bedacht om tegen [slachtoffer 1] op te komen en dat hij daarom een geweer van de muur in de woning heeft gehaald en bij de deur heeft klaargezet. Ook heeft hij sloten van een kastdeur open gebroken, om zo kogels te kunnen pakken. Voor zijn ouders heeft hij een excuusbriefje geschreven (en achtergelaten), voor wat hij van plan is te gaan doen. Na zijn ontbijt heeft de verdachte vervolgens het wapen en de kogels gepakt en is hij met de taxi vanuit [woonplaats verdachte] naar het [naam school] in Roermond vertrokken. Een rit van ruim 20 minuten. Op het [naam school] aangekomen is hij eerst naar een bankje tegenover de school gelopen, waarop een groepje leerlingen zat. Tegen deze leerlingen heeft de verdachte uitgesproken dat hij [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) gaat (dood)schieten, waarbij hij zijn geweer goed zichtbaar voor iedereen vast heeft gehad. Vervolgens heeft de verdachte een rondje door de school gemaakt, naar eigen zeggen op zoek naar [slachtoffer 1] . Zijn wapen heeft hij daarbij steeds in zijn handen gehouden. In het gebouw heeft hij een keer in de lucht geschoten. Ook heeft hij de tijd genomen om een sigaret te roken. In de tussentijd hebben leerkrachten, onder andere [slachtoffer 2] en [getuige 4] , tevergeefs geprobeerd op de verdachte in te praten, contact met hem te krijgen en zijn wapens af te nemen. De verdachte was echter niet van zijn plan af te krijgen. Uiteindelijk heeft de verdachte [slachtoffer 1] buiten gevonden en heeft hij daar zijn doorgeladen wapen in de richting van [slachtoffer 1] gericht en vervolgens de trekker overgehaald.
Uit dit alles leidt de rechtbank af dat de verdachte niet alleen met een vooropgezet plan de confrontatie met [slachtoffer 1] heeft gezocht, maar dat hij ook voldoende de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en dat hij zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven.
Er is behoorlijk wat tijd verstreken tussen het moment dat de verdachte thuis de beslissing nam om wapens mee naar school te nemen en het moment dat hij zijn schot op [slachtoffer 1] loste. De verdachte heeft dus voldoende tijd gehad om na te denken over waar hij mee bezig was. De rechtbank gaat ervan uit dat dit nadenken ook daadwerkelijk is gebeurd, gelet op de handelingen die verdachte heeft gedaan vanaf het moment dat hij thuis opstond. De rechtbank heeft geen redenen om hier anders over te denken. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de problematiek van de verdachte niet dusdanig is dat hij hier in het geheel niet toe in staat zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte ook niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of naar aanleiding van een plots opkomende drift.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich op 14 september 2018 in Roermond schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer 1] en poging tot doodslag op [slachtoffer 2] .
Over feit 3
[getuige 6] verklaart dat hij op 14 september 2018 zag dat de verdachte voor het [naam school] in Roermond de weg overstak en naar een bankje liep, waarop een aantal leerlingen zat. [getuige 6] zag dat hij een geweer vasthield voor zijn borst en dat hij contact maakte met de leerlingen op het bankje. [getuige 6] zag dat de verdachte het geweer omhoog hield en hij hoorde toen een knal. De loop van het geweer was toen boven het hoofd van de verdachte. Vervolgens zag hij dat [slachtoffer 2] met de verdachte in gesprek raakte en dat zij samen de school inliepen. [getuige 6] verklaart dat hij ook de school is binnen gegaan, waar hij de verdachte trof in de aula. [getuige 6] zag dat de verdachte daar naar hem keek en dat hij het geweer in zijn richting hield. [getuige 6] hoorde een schot, een harde knal. [getuige 6] verklaart dat het voor hem toen heel serieus werd en dat hij daarom met zijn handen omhoog is weggelopen.
[getuige 7] verklaart dat zij op 14 september 2018 aanwezig was op het [naam school] en dat er plotseling onrust was. Zij was op dat moment in het gebouw. [getuige 7] zag dat [slachtoffer 2] de doorgang blokkeerde, zodat de verdachte niet meer verder kon lopen. [getuige 7] verklaart dat zij zag dat de verdachte voor [slachtoffer 2] stond en een wapen vast had. [getuige 7] verklaart dat zij zag dat de verdachte het wapen omhoog richtte naar het plafond, waarna zij een schot hoorde. Dit was een doffe knal. [slachtoffer 2] dook in elkaar. Zij verklaart ook de leerlingen naar de lokalen te hebben gesommeerd.
[getuige 8] verklaart dat de verdachte vanuit de taxi naar het bankje liep en dat de verdachte daarbij een lang voorwerp omhoog hield in de lucht. Zij hoorde een knal en ze zag dat de verdachte schoot. Zij verklaart verder dat er wel een moment is geweest dat ze bang was geraakt te worden.
De verdachte verklaart dat hij op 14 september 2018 op het [naam school] een aantal schoten heeft gelost in de lucht. Hij verklaart dat hij in ieder geval eenmaal binnen en eenmaal buiten heeft geschoten.
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van leerlingen en leraren van het [naam school] , met enig misdrijf tegen het leven gericht, door meermalen met een vuurwapen in en buiten het [naam school] te schieten. Dit gebeurt op het tijdstip dat de school volloopt met leraren en leerlingen omdat de lessen gaan beginnen. Dat niet iedereen verklaart zich daadwerkelijk bedreigd te hebben gevoeld is niet relevant. Onder de hiervoor weergegeven omstandigheden kan een dergelijke vrees in het algemeen worden opgewekt.
Over feit 4
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden van de volgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd:
- Het proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2018;
- Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie;
- De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting.