In deze zaak heeft verzoeker, gedetineerd in een penitentiaire inrichting, drie wrakingsverzoeken ingediend tegen de rechters die belast zijn met zijn strafzaak. De verzoeken zijn gedaan naar aanleiding van de afwijzing door de rechters om geluidsopnames van een getuigenverhoor te beluisteren, wat volgens verzoeker de schijn van vooringenomenheid wekt. De rechters hebben schriftelijk gereageerd op de verzoeken en ontkennen dat zij partijdig zijn. De wrakingskamer heeft de verzoeken op 27 juni 2019 behandeld, waarbij verzoeker en zijn raadsman aanwezig waren. De rechters hebben betoogd dat hun beslissing om het verzoek tot het beluisteren van de opnames af te wijzen niet kan worden aangemerkt als een grond voor wraking, aangezien dit een procedurele beslissing betreft. De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker beoordeeld aan de hand van de criteria voor rechterlijke partijdigheid, waarbij zowel het subjectieve als het objectieve criterium zijn meegenomen. Uiteindelijk heeft de wrakingskamer geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die wijzen op partijdigheid van de rechters. De verzoeken tot wraking zijn afgewezen, en de beslissing is openbaar gemaakt op 10 juli 2019.