Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
primair) heeft gepoogd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven of (
subsidiair) zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] of (
meer subsidiair) heeft gepoogd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
3.De beoordeling van het bewijs
1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Colt, type King Cobra,
kaliber. 357 Magnum, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
rechter buiten spiegel en een raam van het bijrijdersportier en de bekleding van een
stoel van een auto (type Opel Meriva gekentekend [kenteken] ), die aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de strafbaarheid van de verdachte
1. primair
2.
5.De straf en/of de maatregel
6.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
- verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om € 5.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover, te berekenen over de periode vanaf 2 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, te betalen aan [slachtoffer] ;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, en begroot deze kosten aan de zijde van [slachtoffer] tot op heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 2 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] , de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst de vordering van [benadeelde partij] toe en veroordeelt de verdachte om € 1.101,26 vermeerderd met de wettelijke rente daarover, te berekenen over de periode vanaf 2 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, te betalen aan [benadeelde partij] ;
- veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, en begroot deze kosten aan de zijde van [benadeelde partij] tot op heden op € 69,88;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van € 1.101,26 , te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 2 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan [benadeelde partij] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [benadeelde partij] , de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;