In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 juni 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2015. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], die onder toezicht is gesteld van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI). De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing te verlengen, beoordeeld. De moeder en vader van de minderjarige zijn als belanghebbenden aangemerkt, evenals de pleegouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 27 februari 2018 bij de pleegouders verblijft en dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige door de onduidelijkheid rondom haar woonplek en de problematiek van de ouders. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken van de GI, hoewel te laat ingediend, niet tot niet-ontvankelijkheid leiden, omdat het belang van de minderjarige voorop staat. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden, met de nadruk op het belang van stabiliteit en duidelijkheid voor de minderjarige. De kinderrechter heeft ook geoordeeld dat de minderjarige weer geplaatst moet worden bij de pleegouders, gezien de stabiliteit die zij bieden.