ECLI:NL:RBLIM:2019:5810

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
03.078930.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vrijspraak van voorhanden hebben wapenonderdelen en speelgoedpistool in het kader van de Wet wapens en munitie

Op 19 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van wapens en munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op dezelfde datum, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van meerdere wapens en onderdelen daarvan, alsook een speelgoedpistool. De officier van justitie vorderde dat de ten laste gelegde feiten bewezen werden verklaard, met uitzondering van bepaalde onderdelen van wapens en patroonmagazijnen, waar de verdachte partieel van werd vrijgesproken.

De rechtbank oordeelde dat de aangetroffen wapenonderdelen zozeer voor gebruik als vuurwapen ongeschikt waren, dat deze niet meer als vuurwapen konden worden aangemerkt zonder feitelijk een geheel nieuw vuurwapen te construeren. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van vuurwapens in de zin van de Wet wapens en munitie. De rechtbank volgde de verdediging in haar standpunt dat het speelgoedpistool geen sprekende gelijkenis vertoonde met een specifiek wapen, maar oordeelde dat het speelgoedpistool wel degelijk als een wapen in de zin van de wet kon worden aangemerkt.

Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van de wapenonderdelen, maar werd hij wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van het speelgoedpistool. De rechtbank besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak en het tijdsverloop sinds de feiten. De inbeslaggenomen goederen werden teruggegeven aan de verdachte, voor zover hij daarvan geen afstand had gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.078930.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [adres] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.J.A.F. Beulen, advocaat, kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 juni 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:meerdere wapens en onderdelen daarvan en/of en munitie (patroonmagazijnen) voorhanden heeft gehad;
feit 2:een speelgoedpistool voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt bewezenverklaard met dien verstande dat verdachte met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde partieel wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde onderdelen van wapens en de patroonmagazijnen. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 5 februari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:177).
3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – zoals vervat in de overgelegde pleitnota – betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde en voor het onder 1 ten laste gelegde partieel dient te worden vrijgesproken van de wapenonderdelen en de patroonmagazijnen.
Over het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman onder verwijzing naar de jurisprudentie van het gerechtshof te Amsterdam (8 mei 2013; LJN BZ9977 en 13 juni 2013, niet gepubliceerd) en de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:153) bepleit dat het aangetroffen speelgoedpistool geen sprekende gelijkenis vertoond met het geduide wapen (de Colt) en dus sprake is van een wapen in de zin van artikel 2, vierde lid van de Wet wapens en munitie, wat een vrijgesteld wapen betreft.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 14 september 2017 heeft met toestemming van de verdachte een onderzoek plaatsgevonden in zijn woning gelegen aan de [adres] . In de woning bevond zich een grote hoeveelheid wapens en munitie. [2]
In de woning werden onder andere in beslag genomen: [3]
  • een grendel geweer met een inwendig patroonmagazijn, model 98, kaliber 8 x 57 IS;
  • een ingekort dubbelloops hagelgeweer, kaliber 12 GA;
  • een 8- schots alarmrevolver, wapenmerk Mondial, model 1938, kaliber 6mm;
  • een speelgoedpistool.
Uit onderzoek aan de wapens blijkt het volgende: [4]
  • het grendel geweer betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1 Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie;
  • het ingekort dubbelloops hagelgeweer betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, Categorie II, onder 3e van de Wet wapens en munitie;
  • het 8- schots alarmrevolver betreft een wapen in de zin artikel 2, lid 1, Categorie III sub 4 van de Wet wapens en munitie;
  • het speelgoedpistool vertoond qua vorm en afmetingen sprekende gelijkenis met een vuurwapen, bijvoorbeeld een pistool van het merk Colt. Dit voorwerp is niet voorzien van een CE-markering als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG en is geschikt voor af- en bedreiging. Derhalve is dit een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij het dubbelloops hagelgeweer en het grendelgeweer in Nederland niet mocht hebben. [5] Voorts heeft verdachte verklaard dat het 8‑schots alarmrevolver en het speelgoedpistool ook in zijn woning lagen. [6]
Het onder 1 ten laste gelegde
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 september 2017 in zijn woning aan de [adres] een grendelgeweer, een ingekort dubbelloops hagelgeweer en een 8-schots alarmpistool voorhanden heeft gehad, welke voorwerpen (vuur)wapens in de zin van de Wet wapens en munitie betreft.
De rechtbank is van oordeel van verdachte dient te worden vrijgesproken van de overige ten laste gelegde wapens en munitie. Zij overweegt daarover het volgende.
Wapenonderdelen
Bij het onderzoek in de woning van verdachte zijn de volgende wapenonderdelen aangetroffen:
  • onderdelen van een geweer, model 98;
  • een machinepistool, zijnde een MP38 of MP40 (bodemvondst);
  • onderdelen van een pistoolmitrailleur zijnde een PPSH;
  • onderdelen van een machinegeweer zijnde een MG 34 (bodemvondst);
  • onderdelen van een geweer
  • loop van een geweer
  • drie lanceer-inrichtingen van drie antitankwapens;
  • een machinegeweer;
  • onderdelen van een kogelgeweer, model 98.
Gelet op de omschrijving en foto’s van deze onderdelen en onder verwijzing naar de uitspraak van de toenmalige rechtbank Roermond d.d. 29 juni 2002 (LJN 2002:AE8098) is de rechtbank van oordeel dat de aangetroffen wapenonderdelen zozeer voor gebruik als vuurwapen ongeschikt zijn dat deze niet meer als vuurwapen geschikt te maken zijn zonder feitelijk een geheel nieuw vuurwapen te construeren. In een dergelijk geval is niet alleen de geschiktheid van deze wapenonderdelen komen te ontvallen, maar ook de bestemming.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat de inbeslaggenomen wapenonderdelen geen vuurwapens in de zin van de Wet wapens en munitie zijn. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben van deze onderdelen.
Munitie
Voorts is bij verdachte een groot aantal patroonmagazijnen aangetroffen. Hoewel dergelijke voorwerpen als onderdelen van wapens in de zin van de Wet wapens en munitie zijn aan te merken, zijn deze in de tenlastelegging opgenomen als zijnde munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. Omdat het wegstrepen van het onderdeel ‘en/of munitie van categorie II en/of categorie III’ naar het oordeel van de rechtbank een denaturering van de tenlaste-legging zou betekenen, zal zij verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van deze patroonmagazijnen.
Het onder 2 ten laste gelegde
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 september 2017 in zijn woning te Grubbenvorst een speelgoedpistool voorhanden heeft gehad.
De verdediging heeft gewezen op jurisprudentie over luchtdrukpistolen die gelijkenis vertonen met een vuurwapen. Daarbij heeft het gerechtshof twee beoordelingscriteria geformuleerd, te weten:
is er sprake van een exacte kopie van een specifiek wapen?
is er sprake van een bewuste nabootsing van een vuurwapen zonder dat daarbij een bepaald merk of model voor ogen heeft gestaan?
Uit het proces-verbaal van onderzoek wapens en munitie blijkt dat het speelgoedpistool niet een exacte kopie van een specifiek wapen is, maar wordt aangeduid als nabootsing van een vuurwapen zoals bijvoorbeeld een Colt. Het gaat hier dus om het tweede beoordelings-criterium. De rechtbank volgt deze conclusie. Zij is van oordeel dat het voorwerp op de foto duidelijk een voorwerp is dat zich in zijn geheel voordoet als gelijkend op een vuurwapen. Bij een dergelijk voorwerp kan er sprake zijn van een vrijstelling als het voldoet aan de criteria genoemd de Richtlijn 2009/48/EG. Echter, nu is geconstateerd dat de door de Richtlijn vereiste CE-markering ontbreekt en voorts wordt gerelateerd dat het voorwerp geschikt is voor af- en bedreiging, betreft het een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank zal daarom het onder 2 ten laste gelegde bewezen verklaren.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op of omstreeks 14 september 2017 te Grubbenvorst, meerdere wapens van categorie II en categorie III, te weten:
- een grendel geweer met een inwendig patroonmagazijn, model 98, kaliber 8 x 57 IS en
- een ingekort dubbelloops hagelgeweer, kaliber 12 GA en
- een 8- schots alarmrevolver, wapenmerk Mondial, model 1938, kaliber 6mm
voorhanden heeft gehad;
2.
op 14 september 2017 te Grubbenvorst, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een speelgoedpistool gelijkende op een pistool, merk Colt, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Feit 2:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld, gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak alsmede het tijdsverloop, te volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van straf en/of maatregel.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grendelgeweer, een dubbelloops hagelgeweer, een alarmpistool en een speelgoedpistool. Deze wapens waren onderdeel van een grote verzameling wapens en munitie uit de Tweede Wereldoorlog. De politie is bij de uitvoering van een ander onderzoek per toeval bij de woning van verdachte uitgekomen, alwaar hij vol trots zijn verzameling heeft laten zien.
Hoewel de bewezenverklaarde feiten in 2017 waarschijnlijk tot een gevangenisstraf zouden hebben geleid, is naar oordeel van de rechtbank, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het feit dat het bewezenverklaarde inmiddels bijna twee jaren geleden heeft plaatsgevonden en het feit dat het Openbaar Ministerie de omvang van de verdenking onnodig groot heeft gemaakt oplegging van een sanctie niet (langer) opportuun. De rechtbank zal de verdachte daarom schuldig verklaren, maar hem geen straf of maatregel opleggen op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

7.Het beslag

Over de inbeslaggenomen goederen zal de rechtbank bepalen dat die moeten worden teruggegeven voor zover verdachte daarvan geen afstand heeft gedaan. Voor zover verdachte daarvan wel afstand heeft gedaan en deze voorwerpen nog niet vernietigd zijn, geeft de rechtbank het Openbaar Ministerie in overweging deze voorwerpen aan te bieden aan legale historische verzamelingen.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ter zake het bewezenverklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd;
Teruggave beslag
- bepaalt dat de inbeslaggenomen goederen, voor zover verdachte daarvan geen afstand heeft gedaan, aan hem worden teruggegeven.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. C.M. Nollen en
mr. N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2019.
Mr. N.H.W. Montulet-van der Meer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 september 2017 te Grubbenvorst, gemeente Horst aan de Maas een of meer wapens van categorie II en/of categorie III, te weten:
- een grendel geweer met een inwendig patroonmagazijn, model 98, kaliber 8 x 57 IS en/of
- een ingekort dubbelloops hagelgeweer, kaliber 12 GA en/of
- een 8- schots alarmrevolver, wapenmerk Mondial, model 1938, kaliber 6mm en/of
- onderdelen van een geweer, model 98 en/of
- een machinepistool, zijnde een MP38 of MP40 (bodemvondst)
- onderdelen van een pistoolmitrailleur zijnde een PPSH en/of
- onderdelen van een machinegeweer zijnde een MG 34 (bodemvondst) en/of
- onderdelen van een geweer
- loop van een geweer
- drie lanceer-inrichtingen van drie antitankwapens, te weten pantzefaust en/of
- een machinegeweer en/of
- onderdelen van een kogelgeweer, model 98
en/of munitie van categorie II en/of categorie III, te weten:
- 8 patroonmagazijnen van een machinegeweer zijnde een MG 13, kaliber 8 x57 en/of
- 11 patroonmagazijnen van een machinegeweer zijnde een Bren MK II, kaliber .303 British en/of
- 8 patroonmagazijnen van een pistool zijnde een kaliber 9mm Luger en/of kaliber 7,65 mm en/of
- 9 patroonmagazijnen van een automatisch vuurwapen zijnde een Thompson, kaliber .45 en/of
- een patroonmagazijn van een automatisch vuurwapen zijnde een Stengun, kaliber 9 x 19 en/of
- een patroonmagazijn van een machinegeweer zijnde een Bren MK II, kaliber .303 British
- 7 patroonmagazijnen van een machinegeweer zijnde een MG 13, kaliber 8 x 57
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2017 te Grubbenvorst, gemeente Horst aan de Maas een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een speelgoedpistool gelijkende op een pistool, merk Colt, heeft voorhanden gehad;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Horst/Peel en Maas, proces-verbaalnummer PL2353-2017148847, gesloten d.d. 6 april 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 189.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2018, pagina 4-5.
3.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 14 september 2017, pagina 117-118.
4.Proces-verbaal van onderzoek wapens en munitie d.d. 15 december 2017, pagina 169-189.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 september 2017, pagina 128-130.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 september 2017, pagina 138-143.