ECLI:NL:RBLIM:2019:3535

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
04 6683768 CV EXPL 18-1105
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onredelijk bezwarende aard van een stilzwijgend verlengde service-overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of de stilzwijgende verlenging van een service-overeenkomst met 60 maanden onredelijk bezwarend is. De eiser, een besloten vennootschap, had een overeenkomst met een maatschap en enkele natuurlijke personen, waarbij de voorwaarden van de overeenkomst ter discussie stonden. De kantonrechter oordeelde dat de verlenging van de overeenkomst niet onredelijk bezwarend was, omdat de overeenkomst zowel verplichtingen als rechten voor beide partijen met zich meebracht. De rechter stelde vast dat de bepalingen van de overeenkomst niet onder de 'zwarte lijst' van onredelijk bezwarende bedingen vallen, zoals vermeld in artikel 6:236 BW. De kantonrechter concludeerde dat de eiser recht had op betaling van vervallen termijnen, ondanks het verweer van de gedaagden dat er geen diensten meer waren verricht. De rechter bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde de gedaagden tot betaling van een bedrag van € 593,02, vermeerderd met wettelijke rente over verschillende vervallen termijnen. De kosten van de verzetprocedure werden eveneens aan de gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6683768 \ CV EXPL 18-1105
Vonnis van de kantonrechter van 17 april 2019
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiser, gedaagde in verzet] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eiser, gedaagde in verzet] ,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
gemachtigde mr. K.A.M.J. Horsch
tegen:

1.de maatschap [gedaagde, eiser in verzet, sub 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde, eiser in verzet, sub 1] ,

2.
[gedaagde, eiser in verzet, sub 2],
wonend [adres gedaagde, eiser in verzet, sub 2] ,
[woonplaats gedaagde, eiser in verzet, sub 2] ,
3.
[gedaagde, eiser in verzet, sub 3],
wonend [adres gedaagde, eiser in verzet, sub 3] ,
[woonplaats gedaagde, eiser, in verzet, sub 3] ,
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
gemachtigde mr. J.J.T. Ebisch,
Partijen zullen hierna [eiser, gedaagde in verzet] en [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] worden genoemd.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit het navolgende:
  • het tussenvonnis van 25 juli 2018;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] d.d. 15 november 2018;
  • de conclusie na getuigenverhoor zijdens [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] ;
  • de conclusie na getuigenverhoor zijdens [eiser, gedaagde in verzet] , tevens reactie op de vernietiging van de algemene voorwaarden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] in zoverre in het verzet kan worden ontvangen.
Nieuwe afspraken
2.2.
Bij tussenvonnis van 25 juli 2018 is [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] toegelaten bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat:
“toen het pand [adres pand] te [plaatsnaam pand] er bij kwam er nieuwe afspraken zijn gemaakt over de condities en prijzen en alle contracten zijn gelijkgesteld”.
2.3.
[gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] heeft daartoe twee getuigen doen horen. [gedaagde, eiser in verzet, sub 3] en [X] . Uit hetgeen de getuigen hebben verklaard en hetgeen blijkt uit de processtukken kan niet worden vastgesteld dat partijen op enig moment tot nieuwe afspraken zijn gekomen over de condities en een mogelijke gelijkstelling van de tussen partijen bestaande overeenkomsten. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Beide getuigen verklaren dat er niet expliciet is gesproken over de looptijd van de overeenkomsten. Wel zijn er nieuwe prijsafspraken gemaakt, waaraan ook gevolg is gegeven.
[gedaagde, eiser in verzet, sub 3] verklaart onder andere (onderstreping kantonrechter)
- “Op enig moment werd mij duidelijk dat er verschillendeprijstarieven golden” en - “Ik vroeg hem of wij een raamcontract konden maken met eenprijsafspraak voor alle panden/B.V.’s waaromtrent ik met [eiser, gedaagde in verzet] zaken deed”.
- “Uit de vriendschapsrelatie wist ik dat [eiser, gedaagde in verzet] B.V. contracten gebruikte waarin een stilzwijgende verlenging zat.”;
- “De looptijd is voor onbepaalde tijd. Ik heb dit zo begrepen.”
- “(…) in mijn beleving (…);
- “Ik denk niet (…).
[X] verklaart onder andere
-
“Ik weet niet wat we destijds over de looptijden hebben afgesproken.”
- “Ik bedoel daarmee dat ik de verschillendeprijsafspraken uit bestaande contracten wilde gelijktrekken. (…) In feite betekent dit dat we een nieuwe afspraak hebben gemaakt waarmee alle bestaande afspraken vervielen.”
- “Over de looptijd hebben we het niet expliciet gehad.”
- “Ander voordeel is dat het administratief makkelijker is wanneer alleprijzengelijk zijn.”
- “Ik heb de gewijzigdeprijsafspraak intern doorgegeven (…).”
- “Ik ging er vanuit (…).”
- “Ik vind het vanzelfsprekend dat eventuele looptijden uit oude contracten vervallen wanneer ik een nieuwe afspraak maak.”
- “Dit leek mij logisch, (…).”
2.4.
Uit de geciteerde fragmenten van de getuigenverhoren blijkt naar het oordeel van de kantonrechter overduidelijk dat partijen met name over de prijs van de te verrichten diensten hebben gesproken. Ook blijkt wel dat partijen diverse aannames en veronderstellingen hadden, maar ook dat hierover niet expliciet is gesproken.
2.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de tussen partijen gesloten “service overeenkomst abonnement rolcontainer” met ingangsdatum 26 januari 2010, na het gesprek tussen partijen in 2015, zijn gelding heeft behouden, met uitzondering van de daarin opgenomen prijsafspraken. Wanneer deze afspraak nu exact heeft plaatsgevonden en of [X] nu wel of niet (alleen) bevoegd was tot het nemen van dergelijke beslissing acht de kantonrechter niet van belang, nu (door de administratie van) [eiser, gedaagde in verzet] gevolg is gegeven aan die prijsafspraken en een en ander ook administratief is verwerkt.
Algemene voorwaarden
2.6.
Door ondertekening van de “service overeenkomst abonnement rolcontainer” heeft [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] , in de persoon van [gedaagde, eiser in verzet, sub 3] , de getuige zelf, verklaard kennis te hebben genomen van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en zich hiermee akkoord verklaard. Om dan nu, als professionele partij, zes jaren na dato (opzegging) en vele facturen verder te stellen dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn omdat ze niet ter hand zouden zijn gesteld, voert naar het oordeel van de kantonrechter te ver. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] zich op enig moment heeft verzet tegen de toepasselijkheid van algemene voorwaarden, terwijl zoals onweersproken is gesteld, hiernaar steeds op de facturen werd verwezen. De kantonrechter acht daarom de algemene voorwaarden van [eiser, gedaagde in verzet] op de overeenkomst tussen partijen van toepassing.
2.7.
Ingevolge artikel 13 van de algemene voorwaarden is de overeenkomst, ingaande 26 januari 2010, per 26 januari 2015 stilzwijgend verlengd met een periode van 60 maanden. Door de opzegging zijdens [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] per brief van 3 maart 2016 eindigt de overeenkomst dan ook per 26 januari 2020. Van een eerdere opzegging, rekening houdend met de in artikel 13.2 van de algemene voorwaarden opgenomen opzegtermijn, is immers niet gebleken.
2.8.
Voor zover [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] zich op het standpunt stelt dat de verlengingsbepalingen in het bijzonder, onredelijk bezwarend zijn, geldt het volgende.
De kantonrechter stelt vast dat het beroep op onredelijk bezwarendheid nadrukkelijk is gebaseerd op artikel 6:233 sub b BW jo artikel 6:234 lid 1 sub a BW (niet terhand stellen). Voor zover echter [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] heeft beoogd ook een beroep te doen op de “open norm” van artikel 6:233 sub a BW geldt het volgende. Indien een beding in algemene voorwaarden gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij, is het beding vernietigbaar (artikel 6:233 aanhef en onder a BW). Het hier te beoordelen beding, artikel 13.1 van de algemene voorwaarden bepaalt dat de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd behoudens tijdige opzegging. Nu uit de overeenkomst en de verlenging daarvan niet enkel verplichtingen maar ook rechten (op afvalverwerking) voor de wederpartij oplevert en daarmee evenwicht in de verplichtingen over en weer herbergt, is niet reeds vanwege een wanverhouding daarin sprake van onredelijk bezwarendheid. De bepaling is ook niet onder te brengen op de “zwarte lijst” van onredelijk bezwarende bedingen (artikel 6:236 BW). Een beroep daarop is dan ook niet gemotiveerd gedaan, daargelaten ook dat [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] geen consument is en aan deze zwarte lijst geen recht kan ontlenen.
2.9.
Gelet op het voorgaande wordt de gevorderde verklaring voor recht aan [eiser, gedaagde in verzet] toegewezen.
Vervallen termijnen
2.10.
[eiser, gedaagde in verzet] vordert [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] te veroordelen tot betaling van de reeds vervallen termijn tot en met - na eiswijziging - maart 2018. [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] stelt zich op het standpunt niets verschuldigd te zijn, nu [eiser, gedaagde in verzet] geen diensten (meer) heeft verricht en daardoor geen afval heeft hoeven verwerken, zodat [eiser, gedaagde in verzet] geen schade heeft geleden.
De kantonrechter overweegt dat [eiser, gedaagde in verzet] nakoming van de overeenkomst vordert en geen schadevergoeding. Bij de stilzwijgende verlenging per 26 januari 2015 is [eiser, gedaagde in verzet] er vanuit gegaan, en heeft er ook vanuit mogen gaan, dat [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] zich nog gedurende een periode van 60 maanden aan [eiser, gedaagde in verzet] verbond. [eiser, gedaagde in verzet] heeft (mede) daarop mogelijk haar onderneming ingericht.
Dat [eiser, gedaagde in verzet] thans geen diensten meer voor [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] verricht, hetgeen naar de stelling van [eiser, gedaagde in verzet] komt doordat [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] [eiser, gedaagde in verzet] niet toestaat haar diensten te verrichten, wat hier verder ook van zij, neemt niet weg dat het [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] vrij staat nakoming door [eiser, gedaagde in verzet] te vorderen. Te dien aanzien is geen reconventionele vordering ingesteld, zodat hierover thans niet kan worden geoordeeld.
Gelet op het voorgaande zullen de gevorderde vervallen termijnen tot en met maart 2018 aan [eiser, gedaagde in verzet] worden toegewezen.
Overige termijnen
2.11.
[eiser, gedaagde in verzet] vordert, na eisvermeerdering, [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] tevens te veroordelen tot voldoening van de nog te vervallen termijnen.
Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen nu deze termijnen nog niet opeisbaar zijn.
Nevenvorderingen
2.12.
Tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten en nakosten is geen verweer gevoerd. Het verstekvonnis kan te dien aanzien dat ook in stand blijven.
Conclusie
2.13.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd. Daarnaast zullen ter aanvulling de vervallen termijnen over de periode januari tot en met maart 2018 aan [eiser, gedaagde in verzet] worden toegewezen.
2.14.
[gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van [eiser, gedaagde in verzet] begroot op
- salaris gemachtigde € 270,00 (1,5 x tarief € 180,00).
2.15.
De rechter ten overstaan van wie in deze zaak bewijs is bijgebracht, is niet in staat dit vonnis (mede) te wijzen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
bekrachtigt het door de kantonrechter op 17 januari 2018 onder zaaknummer 6557641 CV EXPL 17-9963 gewezen verstekvonnis,
3.2.
veroordeelt [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] voorts hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser, gedaagde in verzet] te voldoen een bedrag van € 593,02, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over
- een bedrag van € 143,11 vanaf 5 januari 2018;
- een bedrag van € 149,97 vanaf 21 februari 2018;
- een bedrag van € 149,97 vanaf 15 maart 2018;
- een bedrag van € 149,97 vanaf 12 april 2018,
3.3.
veroordeelt [gedaagde partijen, eisers in verzet, sub 1 t/m 3] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [eiser, gedaagde in verzet] tot op heden begroot op € 270,00, voor gemachtigdensalaris,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: