ECLI:NL:RBLIM:2019:3312

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
03-242219-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 24 maanden voor oplichtingen door babbeltruc

Op 9 april 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingen door middel van babbeltrucs. De verdachte, geboren in 1975 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid, werd bijgestaan door advocaat mr. J.J. Serrarens. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 maart 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het plegen van verschillende oplichtingen, waarbij hij telkens een valse hoedanigheid aannam en slachtoffers geld afhandig maakte door hen te misleiden met verzonnen verhalen over verkeersongevallen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan negen feiten van oplichting en twee feiten van poging tot oplichting, waarbij de verdachte telkens gebruik maakte van dezelfde werkwijze. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de slachtoffers financieel benadeelde, maar ook het vertrouwen in de samenleving ondermijnde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, rekening houdend met de recidive van de verdachte. De verdediging pleitte voor een lagere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de herhaalde recidive een forse gevangenisstraf rechtvaardigden. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03-242219-18 en 03-721746-15 (TUL)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J. Serrarens, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 maart 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. [1]
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte
feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, feit 11, feit 12, feit 13, feit 17, feit 18:telkens een persoon heeft opgelicht;
feit 9 en feit 15:heeft geprobeerd een persoon op te lichten
.
Aanvullende beschuldigingen
De officier van justitie beschuldigt verdachte ook nog van het plegen van een zevental andere oplichtingen (zie bijlage). Hierbij gebruikte verdachte dezelfde werkwijze. Deze feiten zijn “ad informandum” gevoegd. Als verdachte deze feiten heeft bekend én aan hem een straf wordt opgelegd, kan de rechtbank bij het opleggen van die straf (ook) rekening houden met deze feiten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden. Afgezien van feit 15, baseert hij zich voor alle feiten op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting en de processen-verbaal van aangifte van de slachtoffers.
De verdachte heeft ontkend het tenlastegelegde onder feit 15 te hebben gepleegd. Hoewel het procesdossier voor een bewezenverklaring van feit 15 alleen het proces-verbaal van aangifte bevat, komt de officier van justitie toch tot een bewezenverklaring voor dat feit. Hij verwijst daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 15-11-2011, ECLI:NL:PHR:2011:BQ8600 over schakelbewijs in een zaak over babbeltrucs. De officier van justitie wijst voor het bewijs van dit feit op het bewijs voor de andere tenlastegelegde feiten. Hij is van mening dat hieruit kan worden afgeleid dat verdachte zich ook schuldig gemaakt heeft aan feit 15 nu bij alle feiten de pleger van die feiten gebruik heeft gemaakt van dezelfde soort babbeltruc.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten, met uitzondering van feit 15, bewezen kunnen worden. Ten aanzien van feit 15 heeft zij gesteld dat er weliswaar voldoende wettig bewijs is, maar dat dit bewijs niet overtuigend is. De verdachte heeft immers alle feiten bekend, behalve dit feit. Dat doet haar vermoeden dat de verdachte oprecht is in zijn ontkenning. De verdachte is wel in het café geweest die dag en heeft daar getelefoneerd, maar hij heeft niet om geld gevraagd met de bedoeling om iemand op te lichten. De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte bij gebrek aan overtuiging van feit 15 vrij te spreken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
De rechtbank zal ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, feit 9, feit 11, feit 12, feit 13, feit 17 en feit 18 volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze tenlastegelegde feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank merkt daarbij op dat de feiten op de tenlastelegging niet volledig doorgenummerd zijn. De rechtbank zal hieronder de benummering van de feiten in de tenlastelegging hanteren.
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft opgelicht op 29 juli 2018 te Vaals, gelet op:
- proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 1] op 31 juli 2018 [3] ;
- proces-verbaal van bevindingen over de achtergelaten zorgpas [4] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [5] .
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft opgelicht op 29 september 2018 te Heerlen , gelet op:
- proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 2] op 20 november 2018 [6] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [7] .
Feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 3] Meezenbroekerweg heeft opgelicht op 9 oktober 2018 te Heerlen , gelet op:
- proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3] namens [slachtoffer 3] Meezenbroekerweg te Heerlen op 9 oktober 2018 [8] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [9] .
Feit 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 4] heeft opgelicht op 11 oktober 2018 te Heerlen , gelet op:
- proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] te Heerlen op 14 november 2018 [10] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [11] .
Feit 9
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft geprobeerd op te lichten op 8 november 2018 te Heerlen , gelet op:
- proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] op 16 november 2018 [12] ;
- proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [13] ;
- processen-verbaal van herkenning van [verdachte] [14] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [15] .
Feit 11
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 6] heeft opgelicht op 10 november 2018 te Heerlen , gelet op:
- proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 6] op 13 november 2018 [16] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [17] .
Feit 12
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 7] heeft opgelicht op 10 november 2018 te Heerlen , gelet op:
- proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 7] op 17 november 2018 [18] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [19] .
Feit 13
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 8] heeft opgelicht op 11 november 2018 te Heerlen , gelet op:
- proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 8] op 11 november 2018 [20] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [21] .
Feit 17
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 9] heeft opgelicht op 22 november 2018 te Nuth, gelet op:
- proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 9] op 19 november 2018 [22] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [23] .
Feit 18
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 10] heeft opgelicht op 2 oktober 2018 te Heerlen , gelet op:
- proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 10] op 30 november 2018 [24] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [25] .
Feit 15
Door [aangever] , eigenaar van café [naam café] gelegen in Heerlen , is aangifte gedaan van poging tot oplichting. Hij heeft verklaard dat er op 22 november 2018 een man bij hem de zaak in kwam lopen die vroeg of hij even gebruik mocht maken van een telefoon aangezien zijn auto was gestolen en hij zijn moeder wilde bellen. [aangever] liet hem daarop gebruikmaken van zijn telefoon. Aan de telefoon zei de man dat hij geld wilde lenen van zijn moeder voor een taxi, omdat hij naar Geleen moest om zijn nieuwe arbeidscontract te ondertekenen. Tijdens dit gesprek liet de man aan [aangever] weten dat het anderhalf uur ging duren voordat zijn moeder aanwezig zou zijn. De man beëindigde het gesprek en vroeg aan [aangever] of hij hem € 20,00 wilde lenen. Zijn moeder zou dan het geld terugbetalen. [aangever] heeft de man geen geld gegeven. Naderhand zag [aangever] dat er geen uitgaande oproep is gedaan met zijn telefoon. [26]
De verdachte heeft verklaard dat hij die dag in het café [naam café] is geweest en daar gebruik heeft gemaakt van de telefoon. [27] Hij ontkent dat hij de aangever heeft geprobeerd op te lichten.
De rechtbank merkt op dat het procesdossier, wat dit feit betreft, enkel de aangifte bevat. Ingevolge artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van een getuige. Er zal meer moeten bijkomen om het bewijsminimum te behalen. Dat meerdere zou kunnen worden gevonden in steunbewijs, in de vorm van zogenoemd schakelbewijs. Bij schakelbewijs gaat het er, kort gezegd, om dat de feiten en omstandigheden die met betrekking tot een strafbaar feit blijkens de gebezigde bewijsmiddelen zijn vastgesteld, steun bieden voor de conclusie dat de verdachte een ander strafbaar feit (ook zo) heeft begaan. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen in de hiervoor bewezenverklaarde feiten concludeert de rechtbank dat de verdachte in essentie telkens dezelfde werkwijze hanteert. Deze komt erop neer dat de verdachte bij een willekeurig persoon of bedrijf aan de deur langsgaat, vertelt dat hij een probleem heeft – in de meeste gevallen gaat het om een auto-ongeluk – en hij graag gebruik wil maken van een telefoon. Vervolgens houdt hij een fictief telefoongesprek waarin hij laat blijken snel geld nodig te hebben om zijn probleem op te lossen. Vervolgens doet hij die willekeurige persoon denken dat het benodigde geld niet meteen kan worden gebracht en vraagt hij aan die persoon om hem een paar tientjes te lenen. Het gaat bij de andere tenlastegelegde feiten om bedragen variërend van € 35 tot € 85,-. Hij belooft ten slotte het geleende bedrag met spoed te zullen terugbetalen.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde werkwijze op essentiële punten overeenkomt met de werkwijze die de verdachte tegenover [aangever] heeft gehanteerd. Immers, ook hier heeft de verdachte zich gewend tot een willekeurige persoon, heeft hij aangegeven een probleem te hebben en gevraagd of hij de telefoon van die persoon kon gebruiken. Vervolgens heeft hij een fictief gesprek gevoerd, om uiteindelijk te vertellen dat hij niet kon wachten op een andere oplossing en direct enkele tientjes nodig had om zijn probleem op te lossen, waarna hij heeft gevraagd hem dat geldbedrag te lenen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank acht de rechtbank de tenlastegelegde poging tot oplichting wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 29 juli 2018 in de gemeente Vaals, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 85 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 1] heeft voorgesteld als een medewerker van de firma [naam firma 1] en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bedrijfsauto van zijn werkgever en
- die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn, verdachtes, werkgever omtrent de schadeafhandeling van voorgenoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 1] om een geldbedrag van 85 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en daarbij zijn, verdachtes, zorgpas en keuringsrapport van zijn, verdachtes, auto als onderpand heeft achtergelaten en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, werkgever voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen.
Feit 2
op 28 september 2018 in de gemeente Heerlen , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte een geldbedrag van 40 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 2] heeft voorgesteld als een medewerker van de firma [naam firma 2] en/of een bestelling van voorgenoemde firma kwam leveren en
- tegen voorgenoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met een bewoner van een zorgcentrum en
- die [slachtoffer 2] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent voorgenoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 2] om een geldbedrag van 40 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval onderling af te kunnen handelen en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met twee vlaaien.
Feit 4
op 9 oktober 2018 in de gemeente Heerlen , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] Meezenbroekerweg heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 35 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich gekleed in bedrijfskleding van de firma [naam firma 2] aan die [slachtoffer 3] heeft voorgesteld als een medewerker van bakkerij [naam firma 2] te Kerkrade en
- tegen voorgenoemde [slachtoffer 3] heeft dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bestelbus van voorgenoemde firma [naam firma 2] en
- die [slachtoffer 3] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn,verdachtes, werkgever en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent voorgeoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 3] om een geldbedrag van 35 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met warme broodjes en een vlaai.
Feit 5
op 11 oktober 2018 in de gemeente Heerlen , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van
een geldbedrag van 50 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 4] heeft voorgesteld als een medewerker van bakkerij [naam firma 2] en
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bedrijfsauto van voorgenoemde firma [naam firma 2] en
- die [slachtoffer 4] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent voorgenoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 4] om een geldbedrag van 40 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij, verdachte, voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een vlaai.
Feit 9
op 8 november 2018 in de gemeente Heerlen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 45 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 5] heeft voorgesteld als een medewerker van de firma [naam firma 3] en
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bestelbus van voorgenoemde firma [naam firma 3] en/of (daarbij) visitekaartjes van voorgenoemde firma aan die [slachtoffer 5] heeft getoond en
- die [slachtoffer 5] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, broer en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn, verdachtes, broer omtrent een voorgenoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 5] om een geldbedrag van 45 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/ daarbij aangegeven dat hij, verdachte, een fruitvlaai met slagroom mee zou brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 11
op 10 november 2018 in de gemeente Heerlen , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 50 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 6] heeft voorgesteld als een medewerker van bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] en
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bedrijfsauto van voorgenoemde firma [naam bouwbedrijf] en
- die [slachtoffer 6] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent een voorgenoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 6] om een geldbedrag van 50 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat zij, verdachtes, collega voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een vlaai met slagroom.
Feit 12
op 10 november 2018 in de gemeente Heerlen , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 70 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 7] heeft voorgesteld als een medewerker van bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] en
- tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bedrijfsauto van voorgenoemde firma [naam bouwbedrijf] en
- die [slachtoffer 7] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent een voorgenoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 7] om een geldbedrag van 70 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en
- tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, werkgever voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een fles wijn.
Feit 13
op 11 november 2018 in de gemeente Heerlen , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 60 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 8] heeft voorgesteld als een medewerker/klusjesman van een kinderdagverblijf en
- tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat in voorgenoemd kinderdagverblijf is ingebroken en derhalve reparatiewerkzaamheden verricht moesten worden en
- die [slachtoffer 8] om een geldbedrag van 60 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemde reparatiewerkzaamheden af te kunnen handelen.
Feit 15
hij op 22 november 2018 in de gemeente Heerlen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 20 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- tegen die [aangever] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, auto was gestolen en
- dat hij, verdachte, geld nodig had voor een taxi om zijn nieuwe arbeidscontract te kunnen
ondertekenen en
- die [aangever] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, moeder en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn moeder en
- die [aangever] om een geldbedrag van 20 euro heeft gevraagd teneinde een taxi te
kunnen betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 17
op 22 november 2018 in de gemeente Nuth, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 45 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 9] heeft voorgesteld als een medewerker van de firma [naam firma 4] en
- tegen die [slachtoffer 9] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bedrijfsauto van voorgenoemde firma [naam firma 4] en
- die [slachtoffer 9] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent voorgenoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 9] om een geldbedrag van 45 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en
- tegen die [slachtoffer 9] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, baas voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een vlaai.
Feit 18
op 2 oktober 2018 in de gemeente Heerlen , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 40 euro, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 10] heeft voorgesteld als een medewerker van bakkerij [naam firma 2] en
- tegen die [slachtoffer 10] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad (met de bedrijfsauto van voorgenoemde bakkerij [naam firma 2] ) en
- die [slachtoffer 10] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en vervolgens een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn, verdachtes, werkgever omtrent voorgenoemd verkeersongeval en
- die [slachtoffer 10] om een geldbedrag van 40 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en
- tegen die [slachtoffer 10] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, werkgever voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een vlaai.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, feit 11, feit 12, feit 13, feit 17 en feit 18:
oplichting.
Feit 9 en feit 15:
poging tot oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest. Hij heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het reclasseringsadvies en de Pro-Justitiarapportage over de verdachte waaruit volgt dat de verdachte geen baat heeft bij behandeling en dat hij zich afzet tegen justitie. De verdachte is drie keer eerder veroordeeld voor oplichting en heeft toen telkens bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen. Toch blijft de verdachte recidiveren. De officier van justitie heeft verder acht geslagen op de laatste veroordeling van de verdachte waar aan hem voor meerdere oplichtingen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk werd opgelegd.
Al het voorgaande alsmede het grote aantal oplichtingen die de verdachte wederom heeft gepleegd, maken dat de officier van justitie een forse gevangenisstraf op zijn plaats acht. Het doel daarvan is het beschermen van de maatschappij en het afstraffen van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis te fors is. Zij heeft daarbij verwezen naar de Richtlijn voor strafvordering oplichting van het Openbaar Ministerie, geldend op 1 maart 2019. De richtlijn geeft weer welke straf(eis) passend is bij oplichting waarbij een persoon is gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. Er is een speciale categorie voor een verdachte met meermalen recidive. Bij een oplichtingsbedrag tussen de € 0,00 en € 50,00 is een gevangenisstraf van drie weken passend volgens de richtlijn. Bij een bedrag tussen de € 50,00 en € 200,00 is dat een gevangenisstraf van vijf weken en bij een bedrag tussen de € 200,00 en € 600,00 een gevangenisstraf van zeven weken. Als alle feiten en voornoemde straffen afzonderlijk bij elkaar worden geteld, maar ook als één totaalbedrag voor alle feiten wordt genomen, in dit geval € 520,00, volgt dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is.
De raadsvrouw is verder van mening dat de strafeis voorbijgaat aan het feit dat de verdachte wel zijn best heeft gedaan gedurende zijn vorige begeleidingen en behandelingen van de reclassering. Anders dan de reclassering, stelt de verdediging dat de verdachte wel degelijk baat heeft gehad bij de behandelingen van de reclassering. Nadat de verdachte vanuit de forensisch beschermde woonvorm doorstroomde naar zelfstandige huisvestiging, is de verdachte immers gedurende een jaar lang niet gerecidiveerd.
De raadsvrouw acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, op zijn plaats. Zij heeft verder verzocht rekening te houden met de aanhangige vordering tenuitvoerlegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In de periode 27 juli 2018 tot en met 26 november 2018 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichtingen en pogingen tot oplichting door middel van een babbeltruc. Nagenoeg telkens heeft hij zich voorgedaan als werknemer van een bedrijf en heeft hij mensen met verzonnen verhalen over een ongeluk en het afhandelen van de schade geld afhandig gemaakt. De oplichtingen heeft hij niet alleen in de elf bewezenverklaarde gevallen gedaan, maar daarnaast ook in de zeven gevallen die ad informandum zijn gevoegd en die door de verdachte zijn bekend. Deze grote hoeveelheid feiten lijkt echter nog maar het topje van de ijsberg te zijn, want de verdachte heeft verklaard iedere dag mensen op deze manier op te lichten.
De rechtbank acht dit zeer kwalijke feiten met ernstige gevolgen. Hoewel de slachtoffers telkens maar voor een relatief klein bedrag worden opgelicht en de financiële schade dus beperkt is, is de schade die niet in geld is uit te drukken veel groter. Dit soort feiten maakt het dat de slachtoffers hun medemens minder gaan vertrouwen en bij een volgende keer, wanneer er wel echt iets aan de hand is, minder snel over zullen gaan tot het verlenen van hulp en bijstand En dat is heel erg kwalijk. Een samenleving kan alleen bestaan wanneer mensen ten opzichte van elkaar een bepaald vertrouwen in elkaars goedheid koesteren. Dat wordt door feiten als de onderhavige en door lieden als verdachte echter danig bemoeilijkt.
Naast de getroffen slachtoffers zijn ook de bedrijven getroffen door de verdachte. Zij werden in zijn babbeltruc zo maar genoemd als werkgever van de verdachte en ook vaak als de uiteindelijke terugbetaler. De bedrijven hebben hier niet alleen last van ondervonden doordat zij benaderd zijn met verzoeken om terugbetaling, maar zijn hierdoor ook geschaad in hun imago. De verdachte heeft aangegeven de oplichtingen te hebben gepleegd om te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud en zijn cocaïneverslaving. Hij is daarbij volledig voorbijgegaan aan de belangen van de slachtoffers die hij elke dag maar weer maakte. De rechtbank rekent deze geslepen werkwijze van oplichting de verdachte ernstig aan.
Blijkens zijn strafblad van 27 december 2017 is de verdachte in de afgelopen vijf jaren drie keer eerder onherroepelijk veroordeeld wegens oplichtingen. Telkens gebruikte hij daarbij soortgelijke babbeltrucs. Bij zijn laatste veroordeling van 30 juni 2016 is de verdachte voor zes oplichtingen en pogingen tot oplichtingen veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte was dus een gewaarschuwd man, maar dit noch de behandeling van zijn problemen na de vorige veroordeling, heeft hem ervan weerhouden om opnieuw – nog voor het einde van zijn proeftijd – de fout in te gaan. Ook dit weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee. Dat de verdachte zegt spijt te hebben en al zijn slachtoffers terug te willen betalen heeft de rechtbank, gezien zijn verleden, niet overtuigd dat de verdachte tot inkeer is gekomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij graag begeleiding van de reclassering wil. Uit het reclasseringsadvies van 11 maart 2019 blijkt echter dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Hoewel de verdachte een klinische opname voorspoedig heeft doorlopen en een proactieve houding heeft laten zien, blijkt dat de verdachte zodra hij meer vrijheden geniet zijn (behandel)afspraken niet meer nakomt en niet meer bereikbaar is voor de reclassering. Hij lijkt zich wel tijdelijk te kunnen handhaven in de maatschappij, op een gegeven moment had hij werk en een vriendin, maar dit lijkt hij niet te kunnen of willen volhouden en vervalt dan weer in oude gewoontes, namelijk zijn oplichtingspraktijken.
Uit het Pro-Justitiarapport van 24 januari 2019 volgt dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan het opstellen van een psychologische rapportage ten behoeve van deze zaak. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij teleurgesteld is in het feit dat de reclassering hem geen nieuwe kans wil geven. Dit heeft de verdachte echter geheel aan zichzelf te wijten. Hij heeft namelijk drie keer onder begeleiding van de reclassering gestaan en toch is hij telkens de fout in gegaan. De verdachte stelde ter terechtzitting dat hij desondanks recht heeft op een nieuwe kans, net als vele anderen. De rechtbank ziet, in het licht van voorgaande, op dit moment geen enkele reden om de verdachte voor een vierde keer onder begeleiding van de reclassering te stellen. De verdachte moet nu eerst op de blaren zitten voor hetgeen hij heeft gedaan. Als de verdachte werkelijk een einde wil maken aan zijn verslaving en zijn kwalijke gedrag, kan hij vrijwillig hulp zoeken.
De ernst van de feiten, de hoeveelheid en frequentie daarvan, alsmede de omstandigheid dat de verdachte blijft recidiveren, maken dat de rechtbank oordeel is dat alleen een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Kijkend naar de straf die de verdachte in 2016 opgelegd heeft gekregen voor zes oplichtingen, acht de rechtbank nu voor 18 oplichtingen een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, op zijn plaats.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van 85,00 euro aan materiële schade ter zake van feit 1.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van 50,00 euro aan materiële schade ter zake van feit 5.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van 70,00 euro aan materiële schade ter zake van feit 12.
De benadeelde partij H. [slachtoffer 11] vordert een schadevergoeding van 25,00 euro aan materiële schade ter zake van ad informandum feit 10.
Daarnaast vorderen alle benadeelde partijen de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen volledig worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vorderingen toewijsbaar zijn.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 11] door de bewezen verklaarde strafbare feiten 1, feit 5, feit 12 en ad informandum feit 10 rechtstreeks schade is toegebracht. Nu de gevorderde bedragen van respectievelijk € 85,00, € 50,00, € 70,00 en € 25,00 niet door de verdediging zijn betwist en nu aan de verdachte voor die feiten een straf zal worden opgelegd, zullen deze vorderingen geheel worden toegewezen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van volledige voldoening. De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen wordt telkens vastgesteld op de dag waarop de schade is ingetreden, te weten:
  • 29 juli 2018 bij de benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
  • 11 oktober 2018 bij de benadeelde partij [slachtoffer 4] ;
  • 10 november 2018 bij de benadeelde partij [slachtoffer 7] ;
  • 9 november 2018 bij de benadeelde partij [slachtoffer 11] .
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ten aanzien van de vier schadebedragen de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft ter terechtzitting te kennen gegeven de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de strafzaak met parketnummer 03/721746-15 te wensen vanwege het overtreden hebben van de algemene voorwaarden.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de formaliteiten van de vordering tenuitvoerlegging. Zij heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de verdachte pas in het derde jaar van zijn proeftijd is gerecidiveerd en dat de behandelingen van de reclassering dus wel degelijk hebben geholpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen nu bewezen en strafbaar is verklaard, zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Doorgaans is dit zonder meer reden om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. En dat is ook nu het geval. De verdachte is verantwoordelijk voor het opnieuw recidiveren en de rechtbank ziet geen redenen om een uitzondering te maken.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, bepaald bij het onherroepelijk geworden vonnis van de Rechtbank Limburg d.d.
30 juni 2016, gewezen onder parketnummer 03/721746-15, gelasten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 43a, 45, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen € 85,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 29 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 85,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 29 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 11 oktober 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 4] , van € 50,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 11 oktober 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen € 70,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 10 november 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 7] , van € 70,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 november 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen € 25,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 9 november 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 11] , van € 25,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 november 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, een gevangenisstraf van zes maanden, bepaald bij het onherroepelijk geworden vonnis van de Rechtbank Limburg d.d. 30 juni 2016, gewezen onder parketnummer 03/721746-15.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 april 2019.
Mr. Bax is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 juli 2018 in de gemeente Vaals, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 85 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 1] heeft voorgesteld als een medewerker van de firma [naam firma 1] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de
bedrijfsauto van zijn werkgever en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en/of
(vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn, verdachtes, werkgever omtrent de schadeafhandeling van voorgenoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 1] om een geldbedrag van (ongeveer) 85 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/of daarbij zijn, verdachtes, zorgpas en/of keuringsrapport van zijn, verdachtes, auto als onderpand heeft achtergelaten en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, werkgever voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 28 september 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte
van enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 40 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 2] heeft voorgesteld als een medewerker van de firma [naam firma 2] en/of een bestelling van voorgenoemde firma kwam leveren en/of
- tegen voorgenoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met een bewoner van een zorgcentrum en/of
- die [slachtoffer 2] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en/of (vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent voorgenoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 2] om een geldbedrag van (ongeveer) 40 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval onderling af te kunnen handelen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met twee vlaaien;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] Meezenbroekerweg
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 35 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich (gekleed in bedrijfskleding van de firma [naam firma 2] ) aan die [slachtoffer 3] heeft voorgesteld als een medewerker van bakkerij [naam firma 2] te Kerkrade en/of
- tegen voorgenoemde [slachtoffer 3] heeft dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bestelbus van voorgenoemde firma [naam firma 2] en/of
- die [slachtoffer 3] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en/of (vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent voorgeoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 3] om een geldbedrag van (ongeveer) 35 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met warme broodjes en/of een vlaai;
voorgenoemd geldbedrag;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 11 oktober 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van
enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 50 euro, althans een hoeveelheid geld,
hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de
waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 4] heeft voorgesteld als een medewerker van bakkerij [naam firma 2] en/of
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bedrijfsauto van voorgenoemde firma [naam firma 2] en/of
- die [slachtoffer 4] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en/of (vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent voorgenoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 4] om een geldbedrag van (ongeveer) 40 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij, verdachte, voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een vlaai;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
9
hij op of omstreeks 8 november 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag
van (ongeveer) 45 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met
vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 5] heeft voorgesteld als een medewerker van de firma [naam firma 3] en/of
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de
bestelbus van voorgenoemde firma [naam firma 3] en/of (daarbij) visitekaartjes van
voorgenoemde firma aan die [slachtoffer 5] heeft getoond en/of
- die [slachtoffer 5] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, broer en/of (vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn, verdachtes, broer omtrent een voorgenoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 5] om een geldbedrag van (ongeveer) 45 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/of daarbij aangegeven dat hij,
verdachte, een fruitvlaai met slagroom mee zou brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
11
hij op of omstreeks 10 november 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 50 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de
waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 6] heeft voorgesteld als een medewerker van bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] en/of
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de bedrijfsauto van voorgenoemde firma [naam bouwbedrijf] en/of
- die [slachtoffer 6] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en/of (vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent een voorgenoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 6] om een geldbedrag van (ongeveer) 50 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/of
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat zij, verdachtes, collega voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een vlaai met slagroom;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
12
hij op of omstreeks 10 november 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 70 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 7] heeft voorgesteld als een medewerker van bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] en/of
- tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de
bedrijfsauto van voorgenoemde firma [naam bouwbedrijf] en/of
- die [slachtoffer 7] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en/of
(vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent een voorgenoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 7] om een geldbedrag van (ongeveer) 70 euro heeft gevraagd teneinde de schade van
voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/of
- tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, werkgever voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een fles wijn;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
13
hij op of omstreeks 11 november 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 60 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 8] heeft voorgesteld als een medewerker/klusjesman van een kinderdagverblijf en/of
- tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat in voorgenoemd kinderdagverblijf is ingebroken en derhalve reparatiewerkzaamheden verricht moesten worden en/of
- die [slachtoffer 8] om een geldbedrag van (ongeveer) 60 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemde reparatiewerkzaamheden af te kunnen handelen;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
15
hij op of omstreeks 22 november 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 20 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- tegen die [aangever] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, auto was gestolen en/of
- dat hij, verdachte, geld nodig had voor een taxi om zijn nieuwe arbeidscontract te kunnen
ondertekenen en/of
- die [aangever] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, moeder en/of (vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn moeder en/of
- die [aangever] om een geldbedrag van (ongeveer) 20 euro heeft gevraagd teneinde een taxi te
kunnen betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
17
hij op of omstreeks 22 november 2018 in de gemeente Nuth, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van
enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 45 euro, althans een hoeveelheid geld,
hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 9] heeft voorgesteld als een medewerker van de firma [naam firma 4] en/of
- tegen die [slachtoffer 9] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad met de
bedrijfsauto van voorgenoemde firma [naam firma 4] en/of
- die [slachtoffer 9] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en/of (vervolgens) een (fictief) telefoongesprek heeft gevoerd met zijn werkgever omtrent
voorgenoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 9] om een geldbedrag van (ongeveer) 45 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/of
- tegen die [slachtoffer 9] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, baas voorgenoemd geldbedrag terug zou
brengen samen met een vlaai;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
18
hij op of omstreeks 2 oktober 2018 in de gemeente Heerlen , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 40 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich aan die [slachtoffer 10] heeft voorgesteld als een medewerker van bakkerij [naam firma 2] en/of
- tegen die [slachtoffer 10] heeft gezegd dat hij, verdachte, een verkeersongeval heeft gehad (met de bedrijfsauto van voorgenoemde bakkerij [naam firma 2] ) en/of
- die [slachtoffer 10] heeft gevraagd of hij, verdachte, kon bellen met zijn, verdachtes, werkgever en/of (vervolgens) een fictief telefoongesprek heeft gevoerd met zijn, verdachtes, werkgever omtrent voorgenoemd verkeersongeval en/of
- die [slachtoffer 10] om een geldbedrag van (ongeveer) 40 euro heeft gevraagd teneinde de schade van voorgenoemd verkeersongeval af te kunnen handelen en/of
- tegen die [slachtoffer 10] heeft gezegd dat zijn, verdachtes, werkgever voorgenoemd geldbedrag terug zou brengen samen met een vlaai;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Ad informandum gevoegde strafbare feiten:
3
Plaats Heerlen , gemeente Heerlen
Datum en tijd 08 oktober 2018
Omschrijving feit Poging tot oplichting
6
Plaats Heerlen , gemeente Heerlen
Datum en tijd 01 november 2018
Omschrijving feit Oplichting
7
Plaats Heerlen , gemeente Heerlen
Datum en tijd 05 november 2018
Omschrijving feit Oplichting
8
Plaats Heerlen , gemeente Heerlen
Datum en tijd 06 november 2018
Omschrijving feit Poging tot oplichting
10
Plaats Heerlen , gemeente Heerlen
Datum en tijd 09 november 2018
Omschrijving feit Oplichting
14
Plaats Heerlen , gemeente Heerlen
Datum en tijd 15 november 2018
Omschrijving feit Oplichting
16
Plaats Heerlen , gemeente Heerlen
Datum en tijd 26 november 2018
Omschrijving feit Oplichting

Voetnoten

1.De tenlastegelegde feiten, zoals deze in de tenlastelegging staan, hebben geen doorlopende nummering.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Heerlen , proces-verbaalnummer PL2431 2018174354, gesloten d.d. 3 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 189.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 31 juli 2018, pagina’s 74 en 75.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2018, pagina 76.
5.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 2] d.d. 20 november 2018, pagina’s 96 en 97.
7.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
8.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3] namens [slachtoffer 3] Meezenbroekerweg te Heerlen d.d. 9 oktober 2018, pagina’s 107 en 108.
9.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
10.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 14 november 2018, pagina’s 113, 114 en 115.
11.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
12.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 5] d.d. 16 november 2018, pagina’s 134, 135 en 136.
13.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 18 november 2018, pagina’s 138 t/m 141.
14.Proces-verbaal politiefoto, pagina 144 in samenhang bezien met processen-verbaal van herkenning [verdachte] d.d. 17 november 2018 pagina’s 145, 146 en 147.
15.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
16.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 6] d.d. 13 november 2018, pagina’s 153 en 154.
17.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
18.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 7] d.d. 17 november 2018, pagina’s 157 en 158.
19.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
20.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 8] d.d. 11 november 2018, pagina’s 163 en 164.
21.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
22.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 9] d.d. 19 november 2018, pagina’s 183 en 184.
23.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
24.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 10] op 30 november 2018, pagina’s 187 en 188.
25.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.
26.Proces-verbaal aangifte d.d. 23 november 2018, pagina 170.
27.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 maart 2019.