ECLI:NL:RBLIM:2019:201

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
C/03/258147 / HA RK 18-300
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter wegens misbruik van wrakingsmiddel

Op 10 januari 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg een beslissing genomen over een verzoek tot wraking van mr. R.H.J. Otto, rechter in deze rechtbank. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die eerder op 10 december 2018 een faxbericht had gestuurd met een verzoek tot wraking, inclusief 12 bijlagen. De rechter had op 17 december 2018 laten weten niet in de wraking te berusten en had een schriftelijke reactie ingediend. De wrakingskamer beoordeelde het verzoek en de aanvulling daarop, maar besloot dat de aanvulling niet als een nieuw verzoek tot wraking moest worden gezien, maar als een toelichting op het oorspronkelijke verzoek.

De wrakingskamer beperkte zich tot de gronden die in het verzoek tot wraking waren aangevoerd. Het verzoek was gebaseerd op een procesbeslissing van 15 januari 2018, waarbij de verzoeker bezwaar had tegen de dag- en uur bepaling in twee verschillende zaken. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking blijk gaf van evident misbruik van het wrakingsmiddel, aangezien de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend tegen verschillende rechters, vaak met dezelfde reden. De wrakingskamer besloot het verzoek buiten behandeling te laten zonder zitting en verklaarde dat ook toekomstige verzoeken tot wraking in deze zaken niet in behandeling zouden worden genomen.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Wrakingskamer
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/258147 / HA RK 18-300
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
in de zaak van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats] ,
verzoeker,
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van mr. R.H.J. Otto, rechter in deze rechtbank, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 10 december 2018 is ter griffie een faxbericht inclusief 12 bijlagen van verzoeker ontvangen betreffende een verzoek tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de zaken met de kenmerken 690552 CV EXPL 18-3426 en 6867102 CV EXPL 18-2665.
De rechter heeft de wrakingskamer op 17 december 2018 bericht dat hij niet in de wraking berust. De rechter heeft een schriftelijke reactie ingediend.
Op 17 december 2018 om 18:02 uur is ter griffie een faxbericht van verzoeker binnengekomen, inhoudende een aanvulling op het verzoek tot wraking van 10 december 2018.

2.De beoordeling

Onderwerp van beoordeling door de wrakingskamer is het verzoek tot wraking van 10 december 2018 inclusief de aanvulling van 17 december 2018. De wrakingskamer vat de aanvulling van 17 december 2018 niet op als een nieuw verzoek tot wraking in de zin van de wet, maar als een toelichting op het verzoek van 10 december 2018.
Bij een beoordeling van een verzoek tot wraking dient de wrakingskamer zich te beperken tot de in de betreffende zaak tegen de rechter aangevoerde gronden. De wrakingskamer gaat daarom niet inhoudelijk in op de door verzoeker in zijn faxberichten van 10 en 17 december 2018 opgenomen informatie en bijlagen betreffende wrakingsverzoeken uit 2013 en 2017 omdat er geen inhoudelijke verband bestaat tussen die eerdere verzoeken en zaken en het huidige verzoek tot wraking van de rechter.
De wrakingskamer stelt vast dat de reden voor het verzoek tot wraking is gelegen in een procesbeslissing, namelijk de dag- en uur bepaling in twee verschillende zaken van verzoeker op 15 januari 2018. Een comparitie in de ene zaak om 9:30 uur en een pleidooi in de andere zaak om 11:00 uur, gepland met inachtneming van de verhinderdata van verzoeker.
Artikel 39, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt dat het verzoek tot wraking zo spoedig mogelijk ter zitting wordt behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter van wie de wraking is verzocht, geen zitting heeft. Op grond van artikel 39, vierde lid, Rv kan de meervoudige kamer, in geval van misbruik bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.
De afgelopen jaren heeft verzoeker tegen diverse rechters in diverse zaken wrakingsverzoeken ingediend. Nadat de vorige, met de behandeling belaste rechter in het verzoek tot wraking heeft berust, is door verzoeker nu weer een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechter, met opnieuw een procesbeslissing als grondslag voor de wraking.
Onderhavig verzoek kan door de wrakingskamer niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat het wrakingsverzoek blijk geeft van evident misbruik van het wrakingsmiddel. Zij zal het verzoek om die reden buiten behandeling laten zonder dat daartoe een zitting wordt gehouden (vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770).
De wrakingskamer ziet bovendien in het feit dat verzoeker in een korte periode twee maal na elkaar wrakingsverzoeken heeft ingediend tegen opvolgende rechters in dezelfde procedure, waarbij hij dezelfde reden voor wraking heeft aangevoerd, aanleiding de misbruikbepaling van artikel 39, vierde lid, Rv van toepassing te verklaren. Dit betekent dat ook een volgend verzoek tot wraking in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
  • laat buiten behandeling het verzoek tot wraking van mr. Otto van 10 december 2018 zoals nader toegelicht bij faxbericht van 17 december 2018;
  • bepaalt dat volgende verzoeken om wraking in deze zaken (690552 CV EXPL 18-3426 en 6867102 CV EXPL 18-2665) tegen de rechter, niet in behandeling worden genomen.
Deze beschikking is gegeven op 10 januari 2019 door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. F.L.G. Geisel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M.J.W.D. Janssen als griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open