In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap. Het verzoek was ingediend door twee verzoekers, waarvan de eerste als 'gewaarborgde hulp' optreedt en de tweede een voormalig feitelijk zorgverlener is. De verzoekers stelden dat de betrokkene, die niet in staat zou zijn zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, onder bewind en mentorschap gesteld moest worden. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de verzoekers niet bevoegd waren om het verzoek in te dienen. Verzoeker sub 1 was sinds medio juni 2018 niet meer de feitelijke zorgverlener van de betrokkene, en verzoeker sub 2, als 'gewaarborgde hulp', bood geen feitelijke zorg aan de betrokkene. Hierdoor werden de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek. De gemachtigde van de betrokkene had verzocht om veroordeling van de verzoekers in de kosten, maar de kantonrechter zag geen aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.