In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 januari 2019 uitspraak gedaan over de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) die het contact tussen de ouders en hun minderjarige kinderen beperkte. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.A. Wijnands, verzochten om de vervallenverklaring van deze aanwijzing en om vervanging van de GI. De kinderrechter oordeelde dat de GI ten onrechte gebruik had gemaakt van haar bevoegdheid om het contact te beperken zonder een verzoek tot wijziging aan de kinderrechter te doen, zoals vereist onder artikel 1:265g BW. De schriftelijke aanwijzing werd daarom vervallen verklaard. De kinderrechter weigerde echter het verzoek tot vervanging van de GI, omdat de ouders voldoende mogelijkheden hadden om hun bezwaren tegen de GI aan te kaarten en de samenwerking met de GI niet zo slecht was dat vervanging noodzakelijk was. De kinderrechter benadrukte dat het belang van de kinderen voorop staat en dat het voor hen belastend zou zijn om met een nieuwe GI te maken te krijgen. De beslissing werd op 29 januari 2019 schriftelijk vastgelegd en is definitief, met uitzondering van cassatie in het belang der wet.