ECLI:NL:RBLIM:2019:1019

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
03/866402-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor zware mishandeling en openlijke geweldpleging wegens onvoldoende bewijs en geslaagd beroep op noodweer

Op 5 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 augustus 2015 in de nabijheid van discotheek [naam discotheek] in Beek. De verdachte werd vrijgesproken van de zware mishandeling omdat niet kon worden vastgesteld bij welk incident en door wie het letsel aan het slachtoffer, [slachtoffer], was toegebracht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de betrokkenen tegenstrijdig waren en dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de poging tot zware mishandeling.

De rechtbank heeft ook het beroep op noodweer van de verdachte gehonoreerd. De verdachte en zijn medeverdachten waren betrokken bij de aanhouding van [slachtoffer], die zich agressief gedroeg en een mes bij zich had. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, zoals het geven van tikken en schoppen, proportioneel waren in het licht van de dreiging die van [slachtoffer] uitging. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor de openlijke geweldpleging.

De benadeelde partij, [slachtoffer], had een schadevergoeding gevorderd, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering omdat de verdachte niet was veroordeeld voor het feit waardoor de schade was ontstaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was voor de bewezen verklaarde openlijke geweldpleging en sprak hem vrij van de overige tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866402-16,
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 februari 2019
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegevens verdachte] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.C. Saris, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 januari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
al dan niet tezamen met anderen [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, dan wel een poging daartoe heeft gedaan dan wel openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] dan wel [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangever [slachtoffer] heeft consistent verklaard dat hij weliswaar betrokken is geweest bij een vechtpartij in discotheek [naam discotheek] met Albanezen maar daarbij geen letsel heeft opgelopen. Het letsel is daarna toegebracht door beveiligers van de [naam discotheek] .
Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] nog geen letsel had na de ruzie met de Albanezen en heeft tevens gezien dat [slachtoffer] door beveiligers is vastgepakt en door een beveiliger is geslagen.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] door beveiligers van achteren is vastgepakt, opgetild en door een beveiliger is geslagen. Hoewel [getuige 2] een vriend is van [slachtoffer] , is zijn verklaring geloofwaardig nu hij eveneens heeft verklaard dat [slachtoffer] een mes bij zich had en hem daarmee dus niet uit de wind houdt. Verder worden de verklaringen van [slachtoffer] , [getuige 1] en [getuige 2] ondersteund door wat te zien is op de camerabeelden van het incident.
De verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben daarentegen ongeloofwaardige verklaringen afgelegd. Bij de politie hebben zij verklaard niet te hebben geslagen en getrapt, maar dat komt niet overeen met wat te zien is op de camerabeelden.
Er is sprake van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, zij waren allen betrokken bij geweldshandelingen tegen [slachtoffer] op diverse momenten van die nacht. Geweldshandelingen die letsel bij [slachtoffer] hebben veroorzaakt dat kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Het beroep op noodweer dient te worden verworpen. Niet blijkt dat verdachten op enig moment werden bedreigd met een mes.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van zowel de zware mishandeling als van de poging daartoe wegens onvoldoende wettig bewijs. Het letsel van [slachtoffer] is weliswaar te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, maar onduidelijk is wanneer hij het letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij eerder op de avond een vuistslag heeft uitgedeeld richting een Albanese jongen maar verklaart verder niet over de ruzie met meerdere jongens die volgens getuigen daarop volgde.
[slachtoffer] heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd om zichzelf in een betere positie te brengen. Hij heeft, toen hij als verdachte werd gehoord bij de politie, verklaard dat hij werd tegengehouden door beveiligers en dat zijn mes toen op de grond viel. Ter terechtzitting heeft hij in zijn slachtofferverklaring verklaard dat het mes al weg was toen door een beveiliger een nekklem bij hem werd aangelegd.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat hij het letsel binnen in discotheek [naam discotheek] heeft opgelopen door toedoen van de beveiligers. Dat wordt niet ondersteund door getuigen. [getuige 1] heeft immers bij de politie verklaard dat [slachtoffer] het letsel buiten de discotheek opliep. Dat staat in contrast met de verklaringen van de verdachten en ook met de verklaring van [slachtoffer] . De verklaring van getuige [getuige 1] dient daarom van het bewijs te worden uitgesloten.
Van het incident buiten zijn camerabeelden gemaakt. Daarop is niet te zien of de trappende en duwende beweging die de verdachte maakt in de richting van de arm van [slachtoffer] , ook raak is. [medeverdachte 1] is op de beelden te zien terwijl hij tegenover [slachtoffer] staat en een beweging richting diens arm maakt. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] geen slag of stoot uitdeelt. Uit niets blijkt dat de verdachten geweld hebben toegepast in nauwe en bewuste samenwerking.
Bij een bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging of de mishandeling dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer gelet op de omstandigheden waaronder zijn gedragingen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] was dronken en agressief en zwaaide met een mes. De aanwezigheid van dat mes had de verdachte via zijn portofoon vernomen, maar het was nog niet waargenomen door de beveiligers. Op de camerabeelden is ook te horen dat zij zeggen: “Waar is het mes?” Zij hebben bovendien omstanders weg moeten houden om erger te voorkomen. De gedragingen van de verdachte en [medeverdachte 1] waren proportioneel in die situatie en dienden ter bescherming van henzelf en anderen.
In een derde incident is [slachtoffer] weer mee naar binnen genomen naar een apart kamertje. [slachtoffer] heeft verklaard dat daar ook geweld tegen hem is gebruikt, maar zijn verklaringen over dat incident zijn tegenstrijdig en stroken niet met de overige verklaringen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
In de vroege ochtend van 29 augustus 2015 heeft de politie [slachtoffer] overgenomen van beveiligers van discotheek [naam discotheek] in Beek. De politie heeft hem aangehouden wegens bedreiging. Ook nam de politie een mes in beslag waarmee hij zou hebben gedreigd. De politie constateerde dat [slachtoffer] een snee had op zijn neus. Ook had [slachtoffer] pijn aan zijn kaak. Gelet hierop is hij naar het academisch ziekenhuis in Maastricht gebracht [2] . In het ziekenhuis is vervolgens geconstateerd dat [slachtoffer] een gebroken kaak en een gebroken neus had [3] . De volgende dag heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van zware mishandeling door beveiligers van de [naam discotheek] [4] .
In het dossier wordt melding gemaakt van vier incidenten die zich die nacht in of in de nabijheid van de [naam discotheek] hebben voorgedaan, waarbij [slachtoffer] bij betrokken was.
Ruzie in de garderobe
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij omstreeks 02:00 uur met vrienden op stap ging in de [naam discotheek] en hij op een gegeven moment ruzie kreeg met een groep Albanese jongeren. Hij heeft een van deze jongens een klap gegeven en werd daarna door een aantal jongeren aangevallen. Hierop heeft de beveiliging de ruzie beëindigd en [slachtoffer] meegenomen.
Incident in de hal
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij vervolgens op weg naar buiten door drie beveiligers op zijn buik tegen de grond is gehouden en door [medeverdachte 2] vier tot zes keer met de vuist in het gezicht is geslagen. Hierna is hij de [naam discotheek] uitgezet door de beveiliging.
Incident buiten
Eenmaal buiten is [slachtoffer] een mes gaan halen uit een auto en daarmee teruggelopen richting de [naam discotheek] . Hij wilde verhaal halen. Een beveiliger heeft hem daarop van achteren vastgepakt en heeft bijstand gekregen van andere beveiligers. Volgens getuige [getuige 1] is [slachtoffer] daar –dus buiten de [naam discotheek] – door [medeverdachte 2] geslagen. Op de camerabeelden van dit incident zijn de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [slachtoffer] te zien.
Incident in een kamer
Beveiligers hebben [slachtoffer] mee naar binnen genomen en naar een kamer gebracht. Hij heeft verklaard dat een beveiliger op hem ging zitten en een Marokkaanse of Afghaanse beveiliger naast hem zat en hem meerdere keren met de vlakke hand in het gezicht sloeg op de al gebroken kaak.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het in vereniging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat duidelijk is dat [slachtoffer] op 29 augustus 2015 in of rond de [naam discotheek] ernstig gewond is geraakt. Zijn neus en kaak zijn gebroken
.Hiervoor zijn meerdere operaties noodzakelijk geweest en [slachtoffer] heeft zelfs nu, meer dan drie jaar na het ontstaan van het letsel, nog last daarvan. Dat blijkt uit de verklaring die hij ter terechtzitting als slachtoffer heeft afgelegd.
Voor de rechtbank is echter niet duidelijk wie op welk moment dat letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht. De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer] , de verdachten en de getuigen op cruciale punten tegenstrijdig zijn. Zowel wat betreft bij welk van de incidenten het letsel is toegebracht alsook door wie.
Daarmee ontbreekt bij de rechtbank de overtuiging dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en daarom dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wegens onvoldoende wettig bewijs en overweegt daartoe als volgt. Deze poging zou hierin hebben bestaan dat de verdachte opzettelijk (met kracht) een of meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen of geschopt.
Behalve de verklaringen van [slachtoffer] , die onder meer (als verdachte) heeft verklaard dat de verdachte hem met de linkervuist in het gezicht sloeg, bevat het dossier onvoldoende bewijs voor een of meer slagen of trappen tegen het hoofd door de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting op 22 januari 2019 verklaard dat hij tegen de arm van [slachtoffer] trapte en daarop tikken gaf omdat deze een mes zou hebben.
In het dossier bevinden zich beelden van het incident waarop is te zien dat de verdachte een slaande respectievelijk trappende beweging maakt richting [slachtoffer] . Of dat richting het hoofd is gebeurd is echter niet onomstotelijk vast komen te staan.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte wel samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , zoals meer subsidiair ten laste is gelegd.
[slachtoffer] heeft, als (toenmalige) verdachte bij de politie, verklaard dat hij op 29 augustus, uit de [naam discotheek] was verwijderd en een mes is gaan halen. Daarmee is hij teruggelopen naar de deur van de discotheek om verhaal te halen. Hij werd tegengehouden door beveiligers en door een van hen in een nekklem genomen [5] .
Van wat vervolgens is gebeurd, zijn filmopnamen gemaakt die aan het dossier zijn toegevoegd. Op die beelden is te zien dat [slachtoffer] wordt vastgehouden door twee beveiligers. Een van deze beveiligers is [medeverdachte 1] . Verder is te zien dat [medeverdachte 2] een omstander wegduwt en de verdachte een trappende beweging maakt richting een omstander. De verdachte maakt vervolgens een slaande beweging richting [slachtoffer] . [slachtoffer] houdt zijn handen voor zijn gezicht. [medeverdachte 2] wordt vervolgens belaagd en duwt zijn belager weg. De verdachte, [medeverdachte 1] en een andere beveiliger gaan dan helpen bij het wegbrengen van [slachtoffer] . De verdachte pakt daartoe [slachtoffer] bij een arm vast. [medeverdachte 1] maakt een slaande beweging richting [slachtoffer] . [medeverdachte 2] staat daarbij [6] .
De verdachte heeft ter terechtzitting op 22 januari 2019 verklaard dat hij via zijn portofoon van [medeverdachte 2] hoorde dat [slachtoffer] een mes bij zich had en moest worden aangehouden. Hierop deed de verdachte de deur open en zag dat zijn collegabeveiligers bezig waren met [slachtoffer] , hij trapte tegen diens arm en gaf daarop tikken, volgens de verdachte omdat [slachtoffer] een mes zou hebben.
Deze gedragingen van de verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als geweldshandelingen en zijn begaan in vereniging met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft daarover verklaard dat hij de opdracht heeft gegeven tot de aanhouding van [slachtoffer] [7] . Weliswaar heeft [medeverdachte 2] bij dit incident niet zelf geweldshandelingen verricht, maar zijn aanwezigheid is aan te merken als getalsmatige versterking van de verdachte en [medeverdachte 1] , waardoor hij als medepleger kan worden aangemerkt.
De genoemde gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachten hebben bovendien plaatsgevonden op een voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk bij de ingang van de [naam discotheek] .
3.4
De bewezenverklaring
Gelet op de hiervoor genoemde uiterlijke verschijningsvorm is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, in die zin dat hij:
op 29 augustus 2015 te Beek openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Middelweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het beet- en/of vasthouden van die [slachtoffer] en
- het (met geschoeide voet) schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte, bij bewezenverklaring van openlijke geweldpleging, dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting acht de rechtbank de volgende gang van zaken aannemelijk geworden. Nadat [slachtoffer] door beveiligers was verwijderd uit de [naam discotheek] kwam hij uitermate agressief en bedreigend over. Hij was naar eigen zeggen behoorlijk dronken en heeft als (toenmalige) verdachte verklaard: “Ik werd gek. Ik bleef teruggaan om verhaal te halen, ik wilde de confrontatie opzoeken.” Vervolgens is hij een mes gaan halen en daarmee terug naar de ingang van de [naam discotheek] gelopen. De verdachte werd via zijn “oortje” door de buitenbeveiligers op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van het mes en de beslissing van [medeverdachte 2] om [slachtoffer] aan te houden. De verdachte heeft daar op enig moment bij geholpen. Op dat moment waren ook andere discotheekbezoekers ter plaatse aanwezig. Sommige omstanders probeerden zich met het incident te bemoeien en moesten fysiek door beveiligers worden weggehouden.
Om een beroep op noodweer te kunnen honoreren, moet de verdediging van de verdachte voldoen aan de eisen van subsidiariteit (wat ziet op de keuze van het middel en de wijze waarop het gebruikt is) én proportionaliteit (wat ziet op de juiste verhouding tussen de wijze van verdedigen en het aangerande rechtsgoed). Ter beoordeling hiervan heeft de rechtbank vooral het volgende in ogenschouw genomen.
Gelet op de acute bedreigingen van [slachtoffer] jegens beveiligers van de [naam discotheek] en de aanwezigheid van een mes, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van de dreiging van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die de verdediging door de verdachte van collega beveiligers, hemzelf en omstanders noodzakelijk maakte. Hierbij overweegt de rechtbank dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanuit hun functie van beveiligers ook verantwoordelijk waren voor de veiligheid van bezoekers van de [naam discotheek] .
Uit de gekozen geweldsvormen (een schop en tikken op de arm) en de mate waarin die zijn gebruikt, in relatie tot [slachtoffer] ’s bedreigingen, de aanwezigheid van het mes en de bemoeienis van omstanders, komt de rechtbank tot de slotsom dat het toegepaste geweld is gebleven binnen de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit. De rechtbank betrekt hierbij haar eerder oordeel dat niet is komen vast te staan wanneer en door wiens handelen het ernstige letsel van [slachtoffer] is ontstaan. Het ontstaan van dat letsel kan dus ook geen rol spelen bij de beoordeling van de proportionaliteit en de subsidiariteit van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank honoreert het beroep op noodweer en acht als gevolg daarvan de bewezen verklaarde openlijke geweldpleging niet strafbaar. De verdachte zal ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolgen ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde, dient te rechtbank te beoordelen of er een veroordeling kan volgen voor het meest subsidiair ten laste gelegde, de mishandeling.
Voor de feitelijke gang van zaken verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierboven onder 3.3. heeft weergegeven als dat wat te zien is op de camerabeelden.
De rechtbank is van oordeel, gelet op dezelfde feiten en omstandigheden als bij de openlijke geweldpleging hiervoor besproken, dat ook hier sprake is van een noodweersituatie en dat de verdachte met het door hem gepleegde geweld binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit is gebleven. Ook bij dit oordeel blijft het ontstaan van het ernstige letsel van [slachtoffer] buiten de beoordeling. Het aannemen van een noodweersituatie leidt bij mishandeling tot een ander rechtsgevolg dan bij de openlijke geweldpleging.
Onder "mishandeling" in de zin van artikel 300 van het Strafrecht moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat (HR 5 juli 2012, ECLI:NL:HR:2011:BQ6690). In het onderhavige geval is sprake van noodweer als rechtvaardigingsgrond en kan de ten laste gelegde mishandeling daarom niet worden bewezen. De rechtbank zal de verdachte hiervan dan ook vrijspreken.

5.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

5.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een totale schadevergoeding gevorderd van
€ 15.558,60, bestaande uit materiële en immateriële schade, als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de volledige gevorderde schade toewijsbaar geacht en verzocht deze toe te kennen met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte voor het feit waardoor de benadeelde partij schade heeft geleden geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair, subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
  • verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte in het kader van deze procedure gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.M. Beije, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 februari 2019.
Mr. Beije is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Beek tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en/of
gebroken neus en/of zware hersenschudding, heeft toegebracht, door
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd van die
[slachtoffer] te slaan en/of (met geschoeide voet) te schoppen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Beek ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
(met kracht) tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of (met
geschoeide voet) geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Beek openlijk, te weten op of aan de
openbare weg, de Middelweg, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor
het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke
ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld
bestond uit:
- het beet- en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- het in een nekklem vastpakken en/of -houden van die [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) slaan en/of (met geschoeide voet) schoppen en/of duwen
tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Beek tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door
meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer]
te slaan en/of te schoppen en/of te duwen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam westelijke mijnstreek, proces-verbaalnummer PL2300-2015162149/ PL2300-2015163002, gesloten d.d. 27 februari 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 89.
2.Proces-verbaal van aanhouding door burger d.d. 29 augustus 2015, p. 7-9.
3.Schrijven van academisch ziekenhuis Maastricht, operatieve geneeskunde d.d. 1 september 2015, p. 55-57.
4.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer] d.d. 30 augustus 2015, p. 36-37.
5.Proces verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [slachtoffer] d.d. 2 december 2015, p. 26-27.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2015, p. 45.
7.Proces-verbaal gerechtshof ’s-Hertogenbosch, afdeling strafrecht d.d.18 november 2016, betreffende het onderzoek in raadkamer inzake klachtnummer K16/0595.