ECLI:NL:RBLIM:2019:1016

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
03/661138-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige stiefdochter en bezit van kinderporno

Op 5 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige stiefdochter en het bezit van kinderporno. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 januari 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het seksueel binnendringen van het slachtoffer, dat op dat moment nog geen twaalf jaar oud was, en het bezit van kinderporno. De officier van justitie stelde dat het eerste feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende steun vond in ander bewijs, waardoor het feit van seksueel binnendringen niet bewezen kon worden. Wel werd het tweede feit, het bezit van kinderporno, bewezen verklaard. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop sinds de feiten en de behandeling die de verdachte had ondergaan. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij een forensische polikliniek.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/661138-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 februari 2019
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972 ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.B.M.A. Engelen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 januari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:seksueel is binnengedrongen in het lichaam van [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, dan wel dat dat hij ontucht met haar heeft gepleegd;
Feit 2: kinderporno aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Namens [naam 1] is aangifte gedaan door hun maatschappelijk werkster en gezinstherapeut, mevrouw [naam gezinstherapeut] , die is gespecialiseerd in misbruikgevallen. Uit die aangifte blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) aan [naam gezinstherapeut] heeft verteld dat de verdachte met zijn tong aan haar plassertje heeft gezeten en haar eet. De aangifte wordt ondersteund door het studioverhoor van [slachtoffer] . Daar heeft [slachtoffer] een tekening gemaakt met het bijschrift dat oom [naam verdachte] in haar plasser heeft gezeten met zijn mond. Dat is een authentieke verklaring die past bij een 6-jarige.
In het proces-verbaal van bevindingen over de voorbereiding van het studioverhoor is opgenomen dat [slachtoffer] zenuwachtig was. Bij [naam 1] is waargenomen dat [slachtoffer] angst had en volkomen dichtsloeg. De waarneming van emoties mag volgens de Hoge Raad worden meegewogen bij het toetsen van de betrouwbaarheid van verklaringen.
Verder heeft [slachtoffer] moeder bij de politie verklaard dat [slachtoffer] na het studioverhoor heeft gezegd dat zij eerlijk was geweest.
De Hoge Raad acht het toelaatbaar dat het bewijs voor de kern van een feit afkomstig is uit één bron zolang dit steun vindt in andere bewijsmiddelen. De officier van justitie verwijst in dat kader ook naar de conclusie van de advocaat-generaal bij het arrest van de Hoge Raad van 6 maart 2012 met kenmerk BQ6144, waarin de advocaat-generaal verwijst naar relevante jurisprudentie.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft het bezit van kinderporno bekend. Het beeldmateriaal was vrij toegankelijk op de computer van de verdachte en er is vastgesteld dat het kinderporno betrof.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft nadrukkelijk verklaard dat van seksueel binnendringen geen sprake is geweest. Die verklaring is geloofwaardig omdat hij open kaart heeft gespeeld tijdens zijn verhoor door de politie. De verdachte heeft bovendien consistent verklaard en daarmee zichzelf belast.
Voor het binnendringen is alleen de verklaring van [slachtoffer] als bewijsmiddel. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat voor een bewezenverklaring steunbewijs is vereist dat bovendien afkomstig is uit een andere bron. Dit is in deze zaak niet het geval. De aangifte is een de auditu verklaring gebaseerd op wat [slachtoffer] heeft verteld. Het door de officier van justitie opgesomde bewijs biedt geen steun voor het seksueel binnendringen.
Verder ontbreekt de overtuiging dat sprake is van seksueel binnendringen. De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst over hoe [slachtoffer] wetenschap kon hebben van seksuele handelingen, namelijk omdat hij vermoedt dat zij seksuele handelingen heeft gezien tussen haar moeder en de verdachte. Ook heeft de moeder van [slachtoffer] bij de reclassering aangegeven dat zij op websites informatie zocht over seksueel misbruik en [slachtoffer] die informatie misschien heeft gezien.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet bewezen wat onder feit 1 primair aan de verdachte ten laste is gelegd en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Deze bepaling dient ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door het slachtoffer genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dit betekent dat - in een geval als het onderhavige, waarin de verklaring van het slachtoffer en de verdachte tegenover elkaar staan - de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging mag - met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) verklaring van een slachtoffer volgen, maar moet óók gesteund worden door ander bewijsmateriaal, dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron dan het slachtoffer.
Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf, maar kan ook betrekking hebben op de context, oftewel de omstandigheden, waaronder deze handelingen werden verricht (HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354 en HR 15 mei 2018, ECLI:NL:PHR:2018:217).
[slachtoffer] heeft enkele maanden nadat het misbruik in de thuissituatie aan het licht was gekomen tijdens het studioverhoor een tekening gemaakt met daarop het bijschrift “ [naam verdachte] heeft in mieneein plaser gezeete”. Tijdens het studioverhoor heeft [slachtoffer] daarbij verklaard dat de verdachte dit deed met zijn mond, wat de verhoorster bij het bijschrift heeft geschreven.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier en het ter terechtzitting verklaarde onvoldoende overtuigend steunbewijs biedt voor een bewezenverklaring van seksueel binnendringen. Uit de aangifte blijkt dat op of omstreeks 31 maart 2016 [slachtoffer] tegen haar moeder heeft verteld dat [naam verdachte] haar op haar plasgaatje had gekust. Op 24 mei 2016 heeft [slachtoffer] bij [naam 1] verteld dat de verdachte aan haar plassertje heeft gegeten met zijn tong. [slachtoffer] heeft dit voorgedaan door haar tong uit te steken en terug te trekken. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] toen daar niet heeft verteld dat de verdachte ook met zijn tong in haar plassertje is geweest.
De verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij de vagina van [slachtoffer] heeft gekust. Ook [naam verdachte] –de moeder van [slachtoffer] – heeft verklaard dat [slachtoffer] tegen haar heeft gezegd dat [naam verdachte] haar een kusje geeft, wijzende naar haar schaamstreek.
Dit levert naar het oordeel van de rechtbank geen wettig bewijs voor het seksueel binnendringen.
De angst bij [slachtoffer] die door [naam 1] is waargenomen toen naar ontucht werd gevraagd, en de zenuwachtigheid die de politie heeft waargenomen voorafgaand aan het studioverhoor, kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook zijn veroorzaakt door een andere handeling dan seksueel binnendringen, namelijk door het kussen op de vagina van [slachtoffer] .
Ook de enkele opmerking van [slachtoffer] tegenover haar moeder, dat zij tijdens het studioverhoor eerlijk was geweest, biedt onvoldoende steunbewijs dat sprake is van seksueel binnendringen.
Bij deze stand van zaken dient de verdachte te worden vrijgesproken van wat onder feit 1 primair ten laste is gelegd .
Feit 1 subsidiair [1]
De rechtbank acht hetgeen onder feit 1 subsidiair aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 januari 2019;
  • de aangifte namens [naam 1] , met bijlage I
Feit 2 [3]
De rechtbank acht wat onder feit 2 aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 januari 2019;
  • het proces-verbaal , relaas van onderzoek, waarin wordt gerelateerd dat op 27 juni 2016 door de vriendin van de verdachte aan verbalisant [verbalisant] de laptop van de verdachte wordt afgegeven
- het aparte proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal [5] ;
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. subsidiair
meermalen in de periode van 5 april 2015 tot en met 31 december 2015 in de gemeente Venlo, met [slachtoffer] , geboren op [2009] , die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat hij, verdachte, die [slachtoffer] telkens ontuchtig op haar buik en vagina heeft gekust;
2.
in de periode van 01 december 2014 tot en met 27 juni 2016 in Nederland een gegevensdrager, te weten een laptop/notebook (merk Toshiba), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken, in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen
- zakelijk weergegeven - bestonden uit:
-het met de penis of een vinger vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Afbeelding 1 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo en/of
afbeelding 5 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo)
en/of
het met hand betasten en/of aanraken van de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Afbeelding 2 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo en/of
afbeelding 3 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo)
en/of
het naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en de uitsnede van de foto nadrukkelijk de borsten in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
(Afbeelding 4 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo)
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken in bezit hebben;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van wat hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inclusief toezicht van de reclassering. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de strafeis buitenproportioneel is gelet op het tijdsverloop sinds de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft verder verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de bereidwillige opstelling van de verdachte tijdens het onderzoek en de omstandigheid dat de verdachte vrijwillig een behandeling ondergaat.
Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte geen rekening meer hoefde te houden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ten aanzien van feit 2, omdat de politie aan hem de toezegging heeft gedaan dat hij vervolging kon voorkomen door deel te nemen aan het zogenoemde Indigo-traject en hem daarover ook een folder heeft verstrekt.
Het is de vraag of dadelijke tenuitvoerlegging van bijzondere voorwaarden noodzakelijk is, omdat het vonnis snel onherroepelijk kan worden. Ook is volgens de reclassering het recidiverisico laag zodat er geen grondslag is voor dadelijke uitvoerbaarheid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met de destijds 6-jarige dochter van zijn vriendin. De verdachte heeft hiermee op ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en haar lichamelijke integriteit. Dat de ontucht heeft plaatsgevonden in een huiselijke en voor het slachtoffer vertrouwde omgeving, waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen, maakt de impact voor het slachtoffer des te groter.
Ook heeft de verdachte het risico genomen dat de normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, voor haar is doorkruist. Volgens de slachtofferverklaring die [slachtoffer] moeder tijdens de zitting heeft voorgelezen, lijkt [slachtoffer] zich op dit moment gelukkig goed te ontwikkelen. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Schade die zich vaak pas op latere leeftijd openbaart.
De verdachte heeft destijds bij de gevolgen voor zijn slachtoffer niet stilgestaan. Integendeel, aanvankelijk legde hij de schuld van het gebeuren bij [slachtoffer] . Gelukkig is de verdachte, na behandeling bij “ [naam 2] ”, inmiddels tot het inzicht gekomen dat er maar één schuldige is en dat is hijzelf.
Verder heeft de verdachte kinderporno in zijn bezit gehad. In totaal zijn op zijn computer 235 afbeeldingen aangetroffen die als kinderpornografisch kunnen worden aangemerkt. Dit is moreel verwerpelijk en maatschappelijk zeer ongewenst, omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen op zeer grove wijze seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die aan de productie van kinderporno en het daarmee gepaard gaande seksuele misbruik worden blootgesteld ernstige psychische schade op. Daarbij is het een gegeven dat kinderpornografisch materiaal op internet circuleert, wat betekent dat de in de desbetreffende kinderpornobeelden betrokken kinderen tot in lengte van jaren slachtoffer kunnen blijven. De verdachte heeft bij dit grove seksuele misbruik kennelijk niet stilgestaan.
De rechtbank slaat bij de bepaling van de straf acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze gaan bij het bezit van kinderporno uit van een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Bezit van kinderporno is echter niet het enige waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt. Voor de ontucht bestaan evenwel geen oriëntatiepunten.
De rechtbank slaat acht op het blanco strafblad van de verdachte en het over zijn persoon opgemaakte reclasseringsadvies van 26 oktober 2017 en het aanvullend reclasseringsadvies van 21 december 2018. Blijkens dit advies heeft de verdachte baat bij de behandeling in de forensische polikliniek [naam 2] . Er zijn positieve resultaten geboekt, maar er dient volgens de behandelaar nog aandacht te zijn voor de copingvaardigheden van de verdachte en het risico van overvraging.
De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als laag, mits het veiligheidsplan en de huidige medicatie worden voortgezet. Het risico op onttrekking aan bijzondere voorwaarden wordt ingeschat als laag. De verdachte komt de huidige afspraken binnen de (vrijwillige) hulpverlening goed na.
De reclassering heeft een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleiding vanuit Middin of soortgelijke instelling, het vermijden van kinderporno, meewerken aan een zedenconvenant, toestemming aan de reclassering verschaffen voor het raadplegen van referenten, openheid geven ten aanzien van (partner)relatie(s) en reclasseringstoezicht.
Bij de bepaling van de straf zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte het ruime tijdsverloop tussen de periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd en de behandeling ter terechtzitting meewegen. Dit tijdsverloop bedraagt ruim 3 jaar. Gedurende die periode is de verdachte niet opnieuw met politie of justitie in aanraking gekomen. De verdachte heeft zich voorts vrijwillig onder behandeling gesteld en gebruikt libidoremmende medicatie. Gelet hierop en omdat de rechtbank de behandeling van de verdachte zoals die nu loopt niet wil doorkruisen, vindt de rechtbank het nu nog opleggen van een landurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet passend, hoewel dat in principe bij een dergelijke bewezenverklaring wel aan de orde zou zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is zowel verdachte als de maatschappij erbij gebaat dat de verdachte zijn behandeling kan voortzetten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering passend en geboden. De rechtbank gaat niet mee met de eis van de officier van justitie om aan het voorwaardelijk deel van deze gevangenisstraf een proeftijd van 5 jaren te verbinden. De verdachte heeft zich al gedurende de afgelopen 3 jaar keurig aan allerlei behandelingen onderworpen.
De rechtbank is van oordeel dat geen grondslag bestaat voor de door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht stelt als eis voor de dadelijke uitvoerbaarheid dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarvan is in deze zaak niet gebleken.
Naast de gevangenisstraf vindt de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, op zijn plaats.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 240b en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 1 primair;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair en feit 2 tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal word
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de Reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden en dient zich bij onherroepelijk worden van dit vonnis daartoe te melden bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag. Hierna moet hij zich gedurende de door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden nodig acht;
de veroordeelde moet zich laten behandelen bij de forensische polikliniek [naam 2] of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de Reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de veroordeelde wordt verplicht om de begeleiding, die wordt geboden vanuit Middin of een soortgelijke instelling, na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn;
e veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
 het seksueel getint communiceren met minderjarigen
 gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen
 gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd
De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur. De veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek.
de veroordeelde werkt mee aan het convenant tussen Reclassering en politie, dat onder meer inhoudt dat de veroordeelde door een wijkagent kan worden bezocht in zijn woning of omgeving;
de veroordeelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
de veroordeelde geeft openheid over het aangaan en onderhouden van (partner-) relaties. De veroordeelde werkt mee aan de opbouw van een steunend sociaal netwerk en verleent toestemming tot contactopname met een nieuwe relatie;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair en feit 2 daarnaast tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. M.M. Beije, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 februari 2019.
Mr. Beije is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 5 april 2015 tot en met 31
december 2015 in de gemeente Venlo,
met [slachtoffer] , geboren op [2009] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens)
een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 5 april 2015 tot en met 31
december 2015 in de gemeente Venlo,
met [slachtoffer] , geboren op [2009] , die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat hij, verdachte, die [slachtoffer]
(telkens) ontuchtig op haar buik en/of vagina heeft gekust;
2.
(661032-17)
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 01 december 2014 tot en met 27 juni 2016
in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
afbeeldingen, te weten foto's - en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende
afbeeldingen, te weten een laptop/notebook (merk Toshiba) en/of een harddisk
(merk Toshiba) -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft
verspreid en/of
aangeboden en/of
openlijk tentoongesteld en/of
vervaardigd en/of
ingevoerd en/of
doorgevoerd en/of
uitgevoerd en/of
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met
gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of een voorwerp oraal, vaginaal
en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of het met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of een voorwerp oraal,
vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Afbeelding 1 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo en/of
afbeelding 5 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo)
en/of
het met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong betasten en/of
aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong betasten en/of
aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander)
persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt
(Afbeelding 2 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo en/of
afbeelding 3 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert
in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch
getinte houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of
de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de
foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten
en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(Afbeelding 4 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt (waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie
zichtbaar is)
(Afbeelding 4 met bestandsnaam [bestandsnaam] , p. 4 pv beschrijving kipo)
(art. 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie dienst regionale recherche, afdeling zeden, proces-verbaalnummer PL2300-2016094920, gesloten d.d. 30 juni 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 111.
2.Proces-verbaal aangifte door [naam gezinstherapeut] namens [naam 1] , d.d.1 juni 2016, met
3.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Bestrijding Kinderporno & Kindersekstoerisme Limburg, afdeling zeden, proces-verbaalnummer PL2300-2016094920, gesloten d.d. 17 januari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 24.
4.Proces-verbaal Relaas van onderzoek van Politie Limburg, |Team bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme, nr. 2016094920, dd 17 januari 2017, p. 2.
5.Proces-verbaal Beschrijving kinderpornografisch materiaal van Politie Limburg, Dienst Regionale Recherche Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme, proces-verbaalnummer 2016094920, d.d. 6 april 2017, p. 1 t/m 6.