In deze zaak heeft eiser de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) verzocht om handhavend op te treden tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert. Eiser stelt dat in een brief van het college aan de gemeenteraad van 15 september 2009 zijn persoonsgegevens in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) zijn verwerkt. De AP heeft het verzoek van eiser afgewezen, stellende dat de verwerking van de gegevens op grond van artikel 8, aanhef en onder e, van de Wbp rechtmatig was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Limburg.
De rechtbank heeft op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan in deze bodemzaak. De rechtbank oordeelt dat de AP terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van een overtreding van de Wbp en dat de AP daarom niet bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank volgt de AP in haar standpunt dat de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk was voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak. Eiser heeft niet aangetoond dat de brief onjuist of onvolledig was, en de rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank bevestigt de beslissing van de AP en het bestreden besluit blijft in stand.