ECLI:NL:RBLIM:2018:8469

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
03/661116-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor belaging en smaadschrift jegens een curator met betrekking tot gedragingen van een vertegenwoordiger

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging en smaadschrift jegens een curator. De zaak werd inhoudelijk behandeld op zittingen op 29 juni 2018 en 23 augustus 2018. De verdachte werd vertegenwoordigd door een gemachtigde, die tijdens de zittingen de standpunten van de verdediging naar voren bracht. De tenlastelegging omvatte twee feiten: belaging van het slachtoffer in de periode van 22 november 2011 tot en met 30 mei 2016, en smaadschrift ten aanzien van het slachtoffer in dezelfde periode. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, verwijzend naar aangiften en eerdere uitspraken van andere rechtbanken en hoven. De verdediging voerde aan dat de gedragingen niet strafbaar waren, omdat de verdachte de curator als zodanig aansprakelijk stelde en niet als privépersoon, en dat de verdachte de waarheid sprak.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden. De rechtbank overwoog dat de gedragingen van de vertegenwoordiger niet aan de verdachte konden worden toegerekend, omdat deze handelingen niet binnen de doelomschrijving van de verdachte pasten. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de vertegenwoordiger redelijkerwijs niet aan de verdachte konden worden toegerekend, en sprak de verdachte integraal vrij van het tenlastegelegde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661116-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
gevestigd te [adresgegevens verdachte] ,
hierna: de [verdachte] .
De verdachte wordt ter terechtzitting vertegenwoordigd door:
[naam vertegenwoordiger]
geboren te [geboortegegevens vertegenwoordiger] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
hierna: [naam vertegenwoordiger] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 29 juni 2018 en 23 augustus 2018. [naam vertegenwoordiger] is verschenen. De officier van justitie en [naam vertegenwoordiger] hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de [verdachte] :
Feit 1:in de periode van 22 november 2011 tot en met 30 mei 2016 [slachtoffer] heeft belaagd;
Feit 2:in de periode van 22 november 2011 tot en met 30 mei 2016 zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift ten aanzien van [slachtoffer] .

3.De voorvragen

[naam vertegenwoordiger] heeft in zijn pleidooi en laatste woord nadrukkelijk gewezen op falen van het Openbaar Ministerie (hierna: OM). Noch [naam vertegenwoordiger] , noch de [verdachte] heeft daar conclusies aan verbonden. Op basis van het op 29 juni 2018 gevoerde preliminair verweer, begrijpt de rechtbank dat de verdediging nogmaals de niet-ontvankelijkheid van het OM wil bepleiten. De rechtbank heeft op dit niet-ontvankelijkheidsverweer al reeds beslist op 29 juni 2018, zodat dit geen verdere bespreking behoeft. De rechtbank verwijst voor deze beslissing naar
het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 juni 2018.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het tenlastegelegde bewezen zal worden verklaard, gelet op de aangiften van [slachtoffer] van 19 mei 2014, 7 oktober 2015 en 13 januari 2016, de verklaringen van [naam vertegenwoordiger] en het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 15 juli 2015. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 verwezen naar de uitspraken van de (toenmalige) Rechtbank Breda d.d. 22 december 2012 [1] , het (toenmalig) Gerechtshof Leeuwarden d.d. 12 december 2006 [2] en de Hoge Raad d.d. 29 juni 2010 [3] en ten aanzien van feit 2 naar de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 14 juni 2011 [4] .
De wijze waarop de [verdachte] -de door haar gestelde- curatorfraude aan de kaak heeft willen stellen, overschrijdt alle grenzen van het betamelijke en had via de officiële wegen aangekaart dienen te worden. Zij heeft deze wegen voor een deel ook bewandeld en is daarbij in het ongelijk gesteld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
[naam vertegenwoordiger] heeft aangevoerd dat de gedragingen niet strafbaar zijn omdat de [verdachte]
[slachtoffer] als curator en vennoot van het advocatenkantoor verwijten maakt en niet als privépersoon (feit 1) en omdat de [verdachte] de waarheid vertelt (feit 2).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de [verdachte] dient te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Het opkomen tegen beweerdelijke curatorenfraude, past niet binnen de doelomschrijving van de [verdachte] . Daarmee kunnen de handelingen van [naam vertegenwoordiger] ook niet worden aangemerkt als handelingen van de [verdachte] .
Ter terechtzitting heeft de verdediging een uittreksel uit de register van de Kamer van Koophandel overgelegd. Dit uittreksels is gedateerd op 00-00-12. De rechtbank stelt vast dat dit een niet-bestaande datum is. Per deze datum zou de doelstelling van de [verdachte] zijn gewijzigd in ‘
ook als woordvoerder en belangenbehartiger optreden voor en namens betrokkenen en crediteuren en gedupeerden van bedrijfsfaillissementen waarbij de afhandeling door overheidsfunctionarissen en door hen aangestelde faillissementscuratoren niet volgens de wettige voorschriften zijn uitgevoerd’.
De rechtbank stelt vast dat de tenlastegelegde feiten zijn aangevangen op 22 november 2011 door [naam vertegenwoordiger] . Dat wil zeggen dat [naam vertegenwoordiger] zijn persoonlijk handelen heeft aangevangen vóór 2012. Naar het oordeel van de rechtbank kan de aanpassing van 00-00-12 niet anders worden gezien dan een dekmantel voor [naam vertegenwoordiger] eigen handelen. Dit geldt temeer nu [naam vertegenwoordiger] ter terechtzitting heeft aangegeven nog een vereniging “achter de hand” te hebben voor het geval hij niet meer met de [verdachte] zou mogen opereren. Reeds om die reden is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van [naam vertegenwoordiger] redelijkerwijs niet aan de [verdachte] kunnen worden toegerekend en zal zij de [verdachte] dan ook integraal vrijspreken van het
tenlastegelegde.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. L. Feuth en
mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 september 2018.
Buiten staat
mr. C.C.W.M. Aretz is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij, in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot en met 30 mei 2016, in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte, - veelvuldig aan die [slachtoffer] en/of zakelijke en/of privé-contacten van
voornoemde [slachtoffer] en/of derden (lasterlijke) (mail)berichten (inhoudende - kort gezegd - dat voornoemde [slachtoffer] heeft gefraudeerd in zijn functie als curator in een faillissement) verstuurd;
2.
zij, in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot en met 30 mei 2016, in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door veelvuldig aan die [slachtoffer] en/of zakelijke en/of privé-contacten van voornoemde [slachtoffer] en/of derden (lasterlijke) (mail)berichten (inhoudende - kort gezegd - dat voornoemde [slachtoffer] heeft gefraudeerd in zijn functie als curator in een faillissement) te sturen.