3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de periode van 7 juli 2017 tot en met 18 augustus 2017 worden er verschillende aangiftes gedaan van woninginbraken of pogingen daartoe. Vanaf 10 juli 2017 komen de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] in beeld als mogelijke daders van woninginbraken. Er wordt een onderzoek gestart en er worden bijzondere opsporingsmethoden ingezet, zoals het tappen van telefoongesprekken van de verdachten en de inzet van een observatieteam en het plaatsen van een peilbaken onder de auto die [verdachte] in gebruik heeft. Gaandeweg het onderzoek, worden nieuwe inbraken gepleegd en breidt de verdenking tegen beide verdachten zich steeds verder uit. De rechtbank zal daarom bij het bespreken van de feiten de chronologische volgorde van opsporingshandelingen en feiten aanhouden.
7 juli 2017
Op vrijdag 7 juli 2017 treft mevrouw [slachtoffer 1] , de bewoonster van de [adres 1] te Hoensbroek, bij thuiskomst een tandenstoker aan, die tussen de deur en het deurkozijn in geklemd zit. Hiervan heeft ze een foto gemaakt en aan de politie verstrekt. Omdat ze het niet vertrouwde heeft ze melding gemaakt van de aangetroffen tandenstoker bij de politie. Zij heeft die dag om 16:00 uur de woning verlaten en is rond 18:00 uur weer thuis gekomen.[slachtoffer 1] heeft haar buurman [naam buurman] van de vondst van de tandenstoker in kennis gesteld. [naam buurman] heeft een bedrijf en is in het bezit van beveiligingscamera’s. Op de camerabeelden van 7 juli 2017 is te zien dat omstreeks 17:00 uur een grijze Ford Focus, model station, met opvallend lage snelheid de straat in komt rijden. [naam buurman] weet dat die auto niet van een van de buurtbewoners is. De auto verdwijnt uit het camerabeeld, maar enkele seconden later ziet hij twee personen over het trottoir in de richting van de woning op perceel 1 lopen. Deze personen komen uit de richting waar de Ford uit beeld is verdwenen. Een van de personen is opvallend kleiner van postuur. Beide personen lopen vervolgens via de voortuin van perceel 1 richting de voordeur. Op de beelden is niet te zien wat er bij de voordeur gebeurt. Enkele momenten later komen beide personen weer teruggelopen van de woning en lopen in de richting waar zij ook vandaan zijn gekomen. [naam buurman] verklaart dat hij vanaf dat moment zeer alert is geweest op activiteiten in de straat en met name op activiteiten bij de woning van zijn overbuurvrouw [slachtoffer 1] .
10 juli 2017
[naam buurman] verklaart dat hij op 10 juli 2017 aan het werk was in zijn bedrijf en zicht had op de woningen in de straat. Omstreeks 11:20 uur zag hij een grijze Ford Focus stapvoets door de straat rijden. Het model en de kleur van deze auto kwamen overeen met de eerder door hem geziene auto. [naam buurman] is naar buiten gegaan om het kenteken te kunnen zien.
Dat betrof: [kenteken 1] .
De zoon van [naam buurman] heeft gezien dat de bijrijder van de auto uit de Focus stapte en het paadje richting de [adres 2] inloopt. De bijrijder omschrijft hij als een licht getinte man, ongeveer 1.70 meter groot, smal postuur, ongeveer 30 jaar oud, kalend en Nederlands sprekend. De vrouwelijke bestuurder en een kind blijven in de auto zitten. De vrouw is licht getint, ongeveer 30 jaar oud, flinker postuur, zwart/bruin gekleurd haar, Nederlands sprekend. De zoon van [naam buurman] ziet ook dat de man vanaf het paadje een zijpaadje inloopt, dat aan de achterzijde van de [adres 1] ligt en dat de man over de schutting kijkt van dat perceel. Samen met zijn vader [naam buurman] heeft hij de persoon aangesproken, die aangaf dat hij moest plassen. Toen [naam buurman] de man wilde vastpakken, rende deze weg en stapte weer in de auto. De man zei dat hij de politie zou gaan bellen. De auto reed weg, maar keerde tien minuten later terug in de straat. [naam buurman] verklaart dat hij op dat moment een stuk hout vastgepakt had, om zich eventueel te kunnen verdedigen. De man zei dat hij vader en zoon [naam buurman] aan het filmen was. Toen de man doorkreeg dat ook zoon [naam buurman] aan het filmen was, reed de auto snel weg.
Op 10 juli 2017 ontvangt de meldkamer een melding van [verdachte] , die meldt dat haar man net ergens ging plassen en dat hij door een man werd gewurgd. [verdachte] belt vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Een man, die zich voorstelt als [medeverdachte] , neemt het gesprek over en vertelt dat hij in een paadje wilde plassen toen hij werd aangesproken door een man en een jongen. Hij geeft tijdens het gesprek met de meldkamer aan terug te rijden naar de straat waar het is gebeurd om de straatnaam door te geven. Het blijkt om de [adres 1] te gaan. Aan het einde van het gesprek meldt [medeverdachte] dat de man nu met een stuk hout voor hem staat.
Naar aanleiding van deze gebeurtenissen wordt door de politie onderzoek verricht in de informatiesystemen. Zo blijkt de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] in de politiesystemen gekend wegens betrokkenheid bij woninginbraken.De auto blijkt op naam te staan van [naam grootmoeder verdachte] . Deze [naam grootmoeder verdachte] blijkt de grootmoeder te zijn van [verdachte] .Na controle op 12 juli 2017 blijkt de auto geparkeerd te staan voor de woning van [medeverdachte] en [verdachte] .
8 juli 2017 tot en met 10 juli 2017 (feit 6)
Verder blijkt dan dat de heer [slachtoffer 2] op 10 juli 2017 aangifte heeft gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 3] te Hoensbroek. Hij had op 8 juli 2017 zijn huis verlaten en op 10 juli 2017 is hij teruggekeerd. Bij thuiskomst zag hij zwarte vlekken op de voordeur, de cilinder van het deurslot stak uit en bij het openen van de deur viel een deel van het cilinderslot er uit. Men had een schroef in het slot gestoken en aangever vermoedt dat het slot is getrokken. Weggenomen zijn een iPad, sieraden, een fotocamera, gereedschap, een notebook en een envelop met een geldbedrag van € 700,00.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op zaterdag 8 juli 2017, tussen 16:30 uur en 17:00 uur, een zilverkleurige Ford Focus, model station met het kenteken [kenteken 1] stapvoets door de [adres 3] zag rijden. De [adres 3] is een doodlopende straat. De auto werd bestuurd door een blanke vrouw met een fors postuur, opgestoken blond haar en ongeveer 40 jaar oud. De bijrijder was een man met een licht getint uiterlijk, smal en spits gezicht, donker kort haar, en ongeveer 40 jaar oud. De auto verdween uit zicht en kwam na twintig minuten weer terug. De getuige zag dat de auto stapvoets reed en dat de man en vrouw rondkijkend en wijzend in de auto zaten. Ze leken vooral aandacht te hebben voor de woningen, waarvan de voordeur achter de berging verscholen lag.
Uit later onderzoek in de verstrekte historische verkeersgegevens blijkt dat [medeverdachte] ’ gsm op 9 juli 2017 tussen 03:07 uur en 03:17 uur de mast [adres 4] te Hoensbroek aanstraalt. Om 03:08 uur en om 03:17 uur belt [medeverdachte] met [naam taxibedrijf] . De [adres 3] te Hoensbroek ligt in de directe nabijheid van de genoemde mastlocatie.
7 juli 2017 tot en met 12 juli 2017
Uit haar aangifte van 12 juli 2017 blijkt dat mevrouw [slachtoffer 3] slachtoffer is geworden van een inbraak in haar woning aan de [adres 5] te Heerlen. De inbraak moet hebben plaats gevonden tussen 7 juli 2017 en 12 juli 2017, toen zij op vakantie was. Bij thuiskomst zag ze dat het cilinderslot uit de voordeur was verwijderd. Ze mist sieraden, een geldkistje, een fotocamera van het merk Canon, twee draadloze ontvangers voor een modelvliegtuig, een muntenverzameling, een koffer en twee leren jassen.
Ter hoogte van haar voordeur is op 12 juli 2017 een tandenstoker veilig gesteld.Aan het deel van een tandenstoker, dat ter hoogte van de voordeur was aangetroffen, is door het NFI DNA-onderzoek verricht. Als in september 2017 de resultaten van dat onderzoek binnen komen, blijkt het aangetroffen DNA op de tandenstoker te matchen met het DNA van de verdachte [medeverdachte] .
Uit later onderzoek in de verstrekte historische verkeersgegevens blijkt dat [medeverdachte] op 8 juli 2017 om 03:20 uur gebeld heeft naar het nummer van [verdachte] , waarbij de mastlocatie KSG-straat te Heerlen aangestraald werd. Op 12 juli 2017 om 03:09 uur straalt de gsm met het nummer van [medeverdachte] ook voornoemde mastlocatie aan. De mastlocatie KSG-straat Heerlen ligt in de directe nabijheid van de [adres 5] te Heerlen.
Er heeft sporenonderzoek plaats gevonden in de woning van mevrouw [slachtoffer 3] op 13 juli 2017. Uit dat onderzoek is niet duidelijk geworden of het cilinderslot deels uitstak of dat de slotplaat verwijderd was, waardoor het cilinderslot deels was vrij gekomen. In ieder geval concludeert de verbalisant dat de dader de voordeur heeft benaderd en met een breekvoorwerp, zoals bijvoorbeeld een steeksleutel, het cilinderslot heeft gebroken. Vervolgens heeft de dader met een voorwerp het sluitmechanisme gemanipuleerd, waarna de dader het slot heeft ontgrendeld. De dader heeft door de geopende deur de woning betreden en weer verlaten.
Vanaf 21 juli 2017: aanvragen inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden
Gelet op vorenstaande bevindingen is er een verdenking ontstaan dat [medeverdachte] en [verdachte] zich bezighouden met strafbare feiten. Daar komt nog bij dat er op dat moment al een onderzoek loopt naar verdachte [medeverdachte] wegens betrokkenheid bij een woninginbraak in januari 2017 te Stein. Daar is op een glasscherf in het kozijn van een ingeslagen raam bloed aangetroffen waarvan het DNA matcht met het DNA van de verdachte [medeverdachte] . Om de verdenkingen verder te onderzoeken en om een mogelijke heterdaadsituatie te creëren, wordt toestemming gevraagd om verschillende bijzondere opsporingsbevoegdheden in te zetten.
Daarna worden de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] opgevraagd van 1 januari 2017 tot en met 20 juli 2017. Met dit nummer is namelijk op
10 juli 2017 door de verdachten naar 112 gebeld. Ook wordt door de officier van justitie een bevel afgegeven tot stelstelmatige observatie van de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] in de periode van 24 juli 2017 tot en met 21 oktober 2017. Hieronder valt tevens de inzet van een peilbaken onder de Ford Focus. Ten slotte wordt de aanvraag gedaan tot het opnemen van de telecommunicatie van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van 26 juli 2017 tot en met
8 augustus 2017. Die aanvraag wordt op 26 juli 2017 toegewezen door de rechter-commissaris.
Vanaf 29 juli 2017: bevel tap en vordering historische verkeersgegevens [telefoonnummer 2]
Uit de tot dan toe afgeluisterde telefoongesprekken en verkregen historische verkeersgegevens blijkt dat [medeverdachte] gebruikt maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [verdachte] wordt namelijk op het nummer [telefoonnummer 1] meermalen gebeld vanaf het nummer [telefoonnummer 2] . De gebruiker van laatstgenoemd nummer is een man, die door een verbalisant aan de stem wordt herkend als [medeverdachte] . Een nieuwe aanvraag wordt op 29 juli 2017 mondeling gedaan om ook dat telefoonnummer te mogen tappen van 29 juli 2017 tot en met 11 augustus 2017. Schriftelijke bevestiging van die vordering volgt op
31 juli 2017. Door de rechter-commissaris wordt deze aanvraag mondeling geaccordeerd op 29 juli 2017 en schriftelijk bevestigd op 31 juli 2017. Ook worden de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer op 13 juli 2017 gevorderd over de periode van
1 mei 2017 tot en met 28 juli 2017.
De rechtbank merkt op dat zij, gelet op bovenstaande bevindingen, in het hierna volgende er van uit gaat dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik is bij [verdachte] en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] bij [medeverdachte] . Ter terechtzitting hebben zij het gebruik van deze telefoonnummers niet ontkend.
22 juli 2017 tot en met 29 juli 2017
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 4] is er tussen 22 juli 2017 en 29 juli 2017 geprobeerd om in de te breken in zijn woning aan de [adres 6] te Brunssum. De bewoners waren op vakantie. Bij thuiskomst constateerde [slachtoffer 4] dat er iets in het slot was gestoken. Men was niet de woning binnen gekomen.
Tijdens het onderzoek aan de woning op 29 juli 2017 wordt een tandenstoker aangetroffen onderaan de voordeur tussen de deur en het kozijn. Deze wordt veiliggesteld.Deze tandenstoker is door het NFI onderzocht op DNA-sporen. Als in september 2017 de resultaten van dat onderzoek binnen komen, blijkt het aangetroffen DNA te matchen met het DNA van [medeverdachte] .
Uit het onderzoek in de verstrekte historische verkeersgegevens blijkt dat het nummer van [medeverdachte] op 28 juli 2017 gedurende de nachtelijke uren verschillende telefonische contacten heeft met [naam taxibedrijf] . Het nummer van [medeverdachte] straalt die nacht mastlocaties in Bocholtz en Simpelveld aan, en ook in Hoensbroek. Om 04:08 uur, 04:13 uur, 04:21 uur, 04:37 uur en 04:42 uur wordt de mastlocatie Akkerweide te Hoensbroek aangestraald. Deze mastlocatie is in de directe nabijheid gelegen van de Akerstraat Noord te Brunssum.
3 augustus 2017: vordering machtiging openen postpakket
Uit het onderzoek is gebleken dat [verdachte] verschillende telefoongesprekken voerde met een medewerker van het bedrijf [naam webshop] . In deze gesprekken informeerde [verdachte] naar de status van de door haar bestelde producten via [naam website] . De bestelde producten waren een
cilinder eateren cilindertrekkerschroeven van 4.2 en 4.8 mm. Het bedrijf [naam webshop] blijkt een webshop te hebben via de website [naam website] . Op die site worden allerlei producten aangeboden voor het (geforceerd) openen van sloten en deuren. Verder blijkt uit de telefoongesprekken dat [verdachte] steeds [medeverdachte] op de hoogte stelt van de status van de bestelling.
Het pakket is door de politie onderschept en in beslag genomen. De officier van justitie heeft op 3 augustus 2017 verzocht om machtiging door de rechter-commissaris om het postpakket te mogen openen en de rechter-commissaris heeft deze machtiging verstrekt op 10 augustus 2017. Uit het dossier blijkt niet of het pakket is geopend en wat er in het pakket zat.
4 augustus 2017: aanvragen verlenging bijzondere opsporingsbevoegdheden
Door de officier van justitie wordt op 4 augustus 2017 aan de rechter-commissaris machtiging verzocht om de bevelen tot het opnemen van de communicatie van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] te mogen verlengen. De rechter-commissaris keurt dit goed. Als gevolg daarvan wordt bevolen dat het telefoonnummer van [medeverdachte] wordt getapt in de periode van 12 augustus 2017 tot en met 8 september 2017. De tap op het telefoonnummer van [verdachte] wordt verlengd van 9 augustus 2017 tot en met 5 september 2017. Bovendien vordert de officier van justitie de verstrekking van de historische verkeersgegevens van beide telefoonnummers over de genoemde periodes.
Aan genoemde vorderingen tot verlenging liggen ten grondslag de processen-verbaal van verdenking, die –sinds de oorspronkelijke vorderingen– zijn aangevuld op 3 augustus 2017.
De aanvullingen zien op de volgende onderzoeksbevindingen.
De leden van het observatieteam hebben de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] met daarin [verdachte] en [medeverdachte] op 27 juli 2017 stapvoets zien rijden door enkele straten in de Brunssumse wijk Treebeek. In de directe nabijheid van deze straten vindt tussen 27 juli en 29 juli 2017 een woninginbraak plaats. Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte] zich op 29 juli 2017 omstreeks 05:45 uur laat ophalen als hij in de wijk Treebeek verblijft. Ze rijden op 27 juli 2017 ook stapvoets door een paar straten van Simpelveld. Ook in de directe nabijheid van die straten vindt vervolgens tussen 29 juli en 30 juli 2017 een inbraak plaats. De politie vermoedt dat er overdag sprake is van voorverkenningen.
Ook is gebleken uit tapgesprekken en mastgegevens dat [medeverdachte] in de avonduren door [verdachte] met de auto ergens wordt afgezet en dat [medeverdachte] vervolgens in de late avond en nacht inbraken pleegt. Vanwege de vakantieperiode houdt de politie er rekening mee dat nog niet alle inbraken zijn ontdekt. Op 31 juli 2017 laat [medeverdachte] zich om 03: 28 uur ophalen in Oirsbeek. Ook in de daaropvolgende nachten laat [medeverdachte] zich ophalen door ofwel [verdachte] ofwel door een man die hij [naam taxichauffeur] noemt en die zich aan de telefoon meldt met [naam taxibedrijf] .
Voorts is gebleken dat de webshop [naam website] .nl is bezocht en dat [verdachte] schroeven en een HPC
cilinder eaterheeft besteld. [medeverdachte] informeert blijkens de getapte gesprekken regelmatig bij [verdachte] of de goederen al zijn aangekomen.
Ten slotte wordt benoemd dat op 2 augustus 2017 om 05:30 uur een telefoongesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte] plaatsvindt, waarin [medeverdachte] aan [verdachte] de opdracht geeft om hem een tas te brengen met een schroevendraaier.
28 juli 2017 tot en met 4 augustus 2017 (feit 4)
Uit de aangifte van [slachtoffer 5] blijkt dat er tussen 28 juli 2017 en 4 augustus 2017 is ingebroken in zijn woning aan de [adres 7] te Hoensbroek. De bewoners waren op vakantie. De schoonouders van [slachtoffer 5] zijn op 31 juli 2017 en op 2 augustus 2017 nog beneden in de woning geweest. Zij zijn toen binnen gekomen via de achterdeur. Bij thuiskomst op
4 augustus 2017 constateerde [slachtoffer 5] dat het slot van de voordeur los was: bij het in het slot steken van de sleutel werd een gedeelte van de cilinder uit het slot getrokken. Aan de binnenzijde van de voordeur bleken schroeven en het andere deel van de cilinder op de grond te liggen. De slaapkamers op de bovenverdieping waren doorzocht. [slachtoffer 5] mist een kluis. Deze kluis was met kracht uit de kledingkast losgerukt. In die kluis zaten het trouwboekje, het geboorteboekje van zijn dochter, een videoband van de bruiloft, een sleutelbos met vijftien sleutels en € 600,00 verdeeld over twee spaarpotten. Ten slotte mist [slachtoffer 5] een zilveren kinderring.
In de woning van [slachtoffer 5] vindt op 5 augustus 2017 forensisch sporenonderzoek plaats. Op basis van het ingestelde onderzoek concludeert de verbalisant dat de voordeur door de dader werd benaderd via de openbare weg. Door een schroef in het cilinderslot te draaien en te trekken, werd het cilinderslot in tweeën getrokken en werd de voordeur met een schroevendraaier, bouwsleutel of ander voorwerp geopend. De afgebroken buitencilinder werd weer teruggeplaatst, zodat de braak vanaf de openbare weg niet opviel. Via de voordeur werd vervolgens de woning betreden en na doorzoeking ook weer verlaten.
Zoals reeds vermeld werd er op dat moment onderzoek gedaan naar historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] en werden die telefoonnummers ook getapt. Uit de mastgegevens blijkt dat [medeverdachte] op 2 augustus 2017 om 04:39 uur, 04:49 uur en 05: 28 uur contact heeft met [naam taxibedrijf] . Zijn telefoonnummer straalt dan de mast Economiestraat te Hoensbroek aan. De [adres 7] te Hoensbroek ligt binnen het gebied van die telefoonmast. Uit de getapte gesprekken blijkt dat twee gesprekken gaan over de locatie waar [naam taxibedrijf] [medeverdachte] moet ophalen. In het derde gesprek, om 05: 28 uur, geeft [medeverdachte] aan [naam taxibedrijf] opdracht om zijn vriendin te bellen en te zeggen dat zij de tas moet brengen en dat zij [medeverdachte] moet bellen. Om 05:30 uur en 05:45 uur vinden er dan inderdaad telefoongesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] plaats. Het telefoonnummer van [medeverdachte] maakt bij die beide gesprekken weer gebruik van de mast Economiestraat te Hoensbroek. Tijdens het gesprek om 05:45 uur straalt het nummer van [verdachte] de mast aan de Klinkertstraat te Hoensbroek aan. De [adres 7] te Hoensbroek ligt ook binnen het bereik van deze mast. In het eerste gesprek geeft [medeverdachte] aan [verdachte] opdracht om hem een zwarte tas met schroevendraaier te brengen. In het tweede gesprek wordt gesproken over waar [verdachte] moet stoppen.
Vervolgens worden er op 3 augustus 2017, daags na de inbraak, twee telefoongesprekken opgenomen tussen [verdachte] en twee banken: zij informeert bij de SNS-bank en bij GWK Travelex te Heerlen naar de mogelijkheid om een spaarpot vol met kleingeld in te leveren.
6 augustus 2017 (feit 1)
Blijkens de aangifte door mevrouw [slachtoffer 6] is op 6 augustus 2017 omstreeks 06:50 uur geprobeerd om in te breken in haar woning aan de [adres 8] te Brunssum. [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op genoemd tijdstip een geluid bij haar voordeur hoorde. Ze is gaan kijken en heeft de voordeur van binnenuit geopend. Een onbekende man stond toen voor haar. Hij stond iets voorover gebukt. Ze schrok en ook de man schrok zichtbaar. Ze wilde de deur verder opentrekken, maar de man trok de deur met kracht dicht. Een gebroken deel van de slotcilinder van de voordeur viel toen aan de binnenzijde naar binnen, waardoor de voordeur niet meer geopend kon worden. Voordat de man van [slachtoffer 6] via de achterzijde van de woning de straat had bereikt, was de onbekende man al verdwenen.
Als signalement geeft [slachtoffer 6] op: een man, licht getint, rond de veertig jaar oud, met een spits gezicht. Een grimmig muizengezicht verduidelijkt ze, zonder snor of baard. Geen bril en geen zichtbare tatoeages. Zijn donkere haar was heel kort geknipt of geschoren. De man was tenger. De lengte van de man kan ze moeilijk bepalen, omdat hij voorover gebukt stond. Ze vermoedt echter dat de man groter is dan zij zelf. Zij is 1.70 meter.
Op 6 augustus 2017 wordt sporenonderzoek in de woning van [slachtoffer 6] verricht. Op basis van dit sporenonderzoek verklaart de verbalisant over de modus operandi dat de voordeur van de woning via de openbare weg werd benaderd. Er waren geen sporen op de schildplaat aanwezig en daarom vermoedt de verbalisant dat de cilinder van de voordeur met een slotentrekker in tweeën is gebroken. Door voornoemde handelingen werd de bewoonster wakker en zij heeft de dader op heterdaad betrapt. Volgens de bewoonster waren de rolluiken aan de voorzijde van de bovenverdieping gesloten in verband met straatwerkzaamheden. Mogelijk heeft de dader daardoor gedacht dat de bewoners op vakantie waren.
Uit de ingezette bijzondere opsporingsbevoegdheden blijkt het volgende. Op 6 augustus 2017 vond er omstreeks 06:32 uur een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Beide nummers stralen op dat moment een mast aan de Akerweide te Hoensbroek aan. De [adres 8] te Brunssum ligt binnen het gebied van diezelfde mast. De inhoud van het telefoongesprek is getapt. Het gesprek gaat over waar [verdachte] is en of ze moet komen of daar kan blijven staan. Het peilbaken, geplaatst onder de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] , werd op 6 augustus 2017 op verschillende tijdstippen uitgepeild in de directe omgeving van de [adres 8] te Brunssum.
11 augustus 2017 (feit 2)
[slachtoffer 7] heeft op 16 augustus 2017 aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 9] te Brunssum. De inbraak heeft op 11 augustus 2017 plaats gevonden. Toen was [slachtoffer 7] op vakantie. De buurvrouw van [slachtoffer 7] , mevrouw [naam buurvrouw] , heeft op 11 augustus 2017 omstreeks 06:50 uur de politie gebeld, nadat zij verdachte geluiden had gehoord en na controle had geconstateerd dat de cilinder van het slot uit de voordeur was weggenomen. Met name op de eerste verdieping was alles overhoop gehaald en was de inhoud van kasten doorzocht. [slachtoffer 7] mist echter enkel een sleutel, waarmee alle deuren op de benedenverdieping geopend kunnen worden. De woning is voorzien van bewakingscamera’s en uit de beelden daarvan blijkt dat op vrijdag 11 augustus 2017, omstreeks 06:30 uur, een persoon naar de voordeur loopt en via de voordeur naar binnen gaat. Ook is te zien dat de politie arriveert en op de oprit van de woning een gesprek met de buurvrouw voert. Op de camerabeelden is te zien dat de dader dan nog in de woning is. Zichtbaar is hoe hij vanachter het gordijn naar buiten gluurt. Op enig moment wordt het rolluik aan de achterzijde van de woning omhoog gehaald en verlaat de dader de woning met behulp van de sleutel van de achterdeur. [slachtoffer 7] omschrijft de dader als volgt: een man, in zwart gekleed, petje en handschoenen, mogelijk niet al te groot. De camerabeelden heeft [slachtoffer 7] vrijwillig ter beschikking van het onderzoek gesteld.Op die beelden herkent verbalisant [verbalisant] de verdachte [medeverdachte] als de dader. De verbalisant is ambtshalve in contact geweest met [medeverdachte] .
In de woning van [slachtoffer 7] is sporenonderzoek verricht. Op basis van dit onderzoek concludeert de verbalisant dat de dader het rozetplaatje van de slotcilinder van de voordeur heeft verwijderd en de slotcilinder heeft gebroken. De dader is de woning binnen gegaan en heeft op enig moment de achterdeur naar het terras geopend. Waar de dader de woning heeft verlaten, wordt uit het sporenonderzoek niet duidelijk.
Uit onderzoek aan de historische verkeersgegevens is gebleken dat er op 11 augustus 2017 omstreeks 05:24 uur en omstreeks 05:27 uur een telefoongesprek plaatsvond tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Beide telefoonnummers straalden op het moment van de telefoongesprekken de mast Nicolaes Maesstraat 1 te Brunssum aan. De [adres 9] te Brunssum valt ook binnen het gebied van deze mast. Beide gesprekken zijn getapt door het onderzoeksteam.
Om 05:24 uur vraagt [medeverdachte] aan [verdachte] waar ze is en legt zij hem dit uit. Tijdens het gesprek om 05:27 uur vraagt [verdachte] waar [medeverdachte] blijft. [medeverdachte] zegt: “he als ik door jou vastzit dan vermoord ik je meisje” en “je kan toch niet zo ver gaan staan”. Verder wordt er over en weer gescholden als blijkt dat er een misverstand is over waar ze elkaar treffen.
Ten slotte werd het peilbaken, geplaatst onder de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] , op vrijdag 11 augustus 2017 op verschillende tijdstippen tussen 04:46 uur en 05:35 uur en tussen 6: 28 uur en 07:06 uur uitgepeild in de directe omgeving van de [adres 9] te Brunssum.
12 augustus 2017 tot en met 14 augustus 2017 (feit 3)
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 8] en zijn aanvulling daarop, is er tussen 12 augustus 2017 en 14 augustus 2017 ingebroken in zijn woning aan de [adres 10] te Doenrade. Hij mist verschillende sieraden, handschoenen en een kluis met inhoud. Die kluis was verankerd met bouten in de bodem van een bergkast op de eerste verdieping. [slachtoffer 8] was op vakantie ten tijde van de inbraak.Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op maandag 14 augustus 2017, omstreeks 06:20 uur, wakker werd van gestommel bij de buren op huisnummer [adres 10] . Hij wist dat de buren op vakantie waren. Hij heeft vervolgens naar buiten gekeken en zag een persoon op de oprit van huisnummer [adres 10] lopen richting een aankomende auto. [getuige 2] zag dat de persoon een kluis in zijn handen had en deze in de auto plaatste. Vervolgens stapte de persoon in de auto en reed deze weg in de richting van Merkelbeek. De persoon omschrijft hij als ongeveer 40 jaar oud, kaal hoofd, slank postuur en ongeveer 1.80 meter groot. Hij droeg donkere dikke handschoenen. De personenauto was een grijze Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] .
In de woning van [slachtoffer 8] is op 14 augustus 2017 sporenonderzoek gedaan. Op basis van dat onderzoek stellen de verbalisanten met betrekking tot de modus operandi dat de dader de woning aan de voorzijde heeft benaderd. De dader heeft met een onbekend werktuig mogelijk een schroef in het cilinderslot van de voordeur gedraaid. Vervolgens heeft de dader met mogelijk een slotentrekker of een deukentrekker het buitendeel van het cilinderslot uit de deur getrokken. De dader heeft het slot gemanipuleerd, de deur geopend en zich zo de toegang tot de woning verschaft. Het afgebroken deel van het cilinderslot werd door de dader weer terug in het slot geduwd om mogelijk geen argwaan te wekken bij eventuele passanten. De dader heeft de benedenverdieping ongemoeid gelaten, maar heeft de bovenverdieping vrij grof doorzocht. Met behulp van een breekijzer en een stootijzer heeft de dader de verankerde kluis los gebroken. Het breekijzer en het stootijzer zijn aangetroffen en uit telefonisch contact met de aangever is gebleken dat die werktuigen niet van hem waren.
Uit de ingezette bijzondere opsporingsbevoegdheden blijkt het volgende.
Op maandag 14 augustus 2017 vond omstreeks 06:18 uur en omstreeks 06:19 uur een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Beide telefoonnummers straalden tijdens die gesprekken de mast Valderensweg te Doenrade aan. De [adres 10] te Doenrade valt ook binnen het gebied van die mast. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt dat [medeverdachte] aan [verdachte] vraagt om hem zo dichtbij mogelijk op te halen. In het tweede gesprek zegt [medeverdachte] dat [verdachte] op de oprit bij die mensen voor de deur moet parkeren. Als [verdachte] dit niet wil, zegt [medeverdachte] dat ze hem moet vertrouwen. Daarop zegt [verdachte] dat ze nu komt.
Ten slotte blijkt uit de gegevens van het peilbaken dat de Ford Focus met het kenteken
[kenteken 1] op 14 augustus 2017 op verschillende tijdstippen in de directe omgeving van de [adres 10] te Doenrade was. Opvallend is dat de auto een uur na de inbraak weer in de directe omgeving van de [adres 10] te Doenrade is, maar na drie minuten weer wegrijdt. Aangezien er inbrekerswerktuig is achter gebleven, vermoed de politie dat men dit nog wilde ophalen maar de politie toen al ingeschakeld was door de getuige [getuige 2] .
14 augustus 2017 (feit 7)
Tijdens de inbraak bij [slachtoffer 8] is, zoals gezegd, een kluis buit gemaakt. In die kluis bevond zich ook een bankpas met pasnummer 005 van bankrekening
[bankrekeningnummer 1] en een briefje met daarop de pincode van die bankpas.
[slachtoffer 8] heeft de Rabobank onderzoek laten doen naar de pintransacties met de gestolen bankpas. Daaruit bleek dat op 14 augustus 2017, omstreeks 08:56 uur, bij de pinautomaat gelegen op de Doctor Erensstraat 6 te Valkenburg aan de Geul een geldbedrag van € 350,00 met deze pas is gepind.
De camerabeelden van deze transactie zijn door de officier van justitie gevorderd en op deze beelden is de persoon zichtbaar die de transactie met de gestolen pas uitvoert. De persoon draagt een grijze gewatteerde jas met opvallende zwarte mouwboorden. Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] en [verdachte] is een soortgelijke jas aangetroffen, die qua kleur en vormgeving overeenkomt met de jas die door de pinnende persoon gedragen wordt. Ook valt op de camerabeelden van de pintransactie op dat de persoon kijkt naar een wit voorwerp. Dat voorwerp lijkt op een briefje.Uit de gegevens van het peilbaken blijkt dat de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] zich op maandag 14 augustus 2017 om 08:54:43 uur op de [adres 11] te Valkenburg bevond. Dit is in de directe nabijheid van de pinautomaat, waar tussen 08:55 uur en 08:56 uur de transactie met de gestolen pinpas plaats vond.
14 augustus 2017 tot en met 16 augustus 2017 (feit 6)
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 9] op 23 september 2017, is tussen 14 augustus 2017 en 16 augustus 2017 geprobeerd om in te breken in haar woning aan de [adres 12] te Heerlen. Zij was toen op vakantie. Op 16 augustus 2017 had haar zoon geconstateerd dat er iets met het cilinderslot aan de voordeur was, omdat hij de sleutel niet in het slot kreeg. De zoon had gezien dat er een soort afgebroken boortje in het cilinderslot zat. Het slot zat wel nog in de deur. Niemand is in de woning geweest en er is niets weggenomen.
Uit de ingezette bijzondere opsporingsbevoegdheden blijkt het volgende. Het observatieteam doet op donderdag 17 augustus 2017 enkele waarnemingen in de nabije omgeving van de [adres 12] . Eerst zien ze om 03:58 uur [medeverdachte] lopen met een telefoon aan zijn oor. Ook zien ze de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] omstreeks 04:01 uur rijden. Op dat moment zit alleen een vrouw in de auto. Ze zien dat de auto stopt om 04:02 uur en om 04:03 uur weer wegrijdt. Om 04:05 uur ziet het observatieteam dat [medeverdachte] als bijrijder in de auto zit.Het observatieteam heeft [medeverdachte] dus omstreeks 03:58 uur met een telefoon aan zijn oor gezien. Blijkens de mastgegevens heeft er om die tijd een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Het telefoonnummer van [medeverdachte] straalt dan de mast Unescostraat te Heerlen aan en het nummer van [verdachte] de mast Emmaweg te Brunssum. Omstreeks 04:00 uur vindt tussen beiden een tweede telefoongesprek plaats. Beide telefoonnummers stralen dan dezelfde masten aan als tijdens het eerste gesprek. De [adres 12] is gelegen binnen het gebied van de mast Unescostraat te Heerlen. De twee telefoongesprekken zijn getapt. Uit deze gesprekken blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] met elkaar op fluistertoon bespreken waar [verdachte] [medeverdachte] moet ophalen. Uit de gegevens van het peilbaken onder de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] blijkt dat de auto op 17 augustus 2017 op verschillende tijdstippen werd uitgepeild in de omgeving van de [adres 12] .Overigens is dezelfde Ford Focus ook op 15 augustus 2017, omstreeks 9:50 uur en omstreeks 20:41 uur, en op 16 augustus 2017 omstreeks 04:35 uur uitgepeild in de directe omgeving van de [adres 12] te Heerlen.
15 augustus 2017 tot en met 18 augustus 2017 (feit 5)
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] blijkt dat tussen 15 augustus 2017 en 21 augustus 2017 geprobeerd is om in te breken in haar woning aan de [adres 13] te Brunssum. Bij thuiskomst na haar vakantie zag [slachtoffer 10] dat het cilinderslot van de voordeur was afgebroken en gedeeltelijk was verdwenen. Ook zag ze een afgebroken gedeelte van een tandenstoker tussen het kozijn en de voordeur zitten.
Door de politie is op 22 augustus 2017 sporenonderzoek in de woning van [slachtoffer 10] verricht. Op basis van dat onderzoek stelt de verbalisant over de modus operandi dat de dader de woning aan de voorzijde heeft benaderd. Hij heeft mogelijk een schroef in het cilinderslot gedraaid en heeft vervolgens met een werktuig, mogelijk een slotentrekker, het cilinderslot overgetrokken. De dader heeft het slot niet verder gemanipuleerd om de voordeur te kunnen openen.Het bleek niet mogelijk om de tandenstoker op DNA te onderzoeken, omdat de DNA-concentratie van het monster te laag werd bevonden.
Uit de ingezette bijzondere opsporingsbevoegdheden blijkt het volgende. Het observatieteam ziet dat [medeverdachte] op donderdag 17 augustus 2017 omstreeks 03:29 uur vanaf de bijrijderskant uit de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] stapt. De auto staat dan op de hoek van de [adres 14] met de [adres 15] te Brunssum. Vervolgens zien ze [medeverdachte] omstreeks 03:33 uur in een haag, behorend tot de woning [adres 16] te Brunssum, liggen. Beide locaties liggen op een steenworp afstand van de [adres 13] Brunssum. Daarna zien ze [medeverdachte] in versnelde pas de [adres 16] oversteken. Om 03:43 uur ziet het team dat de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] stopt op de hoek van de [adres 14] met de [adres 15] te Brunssum. Ze zien [medeverdachte] vanuit de bosschage langs de [adres 16] naar de Ford Focus lopen, die enkele momenten later wegrijdt. Op 17 augustus 2017 vond, blijkens de mastgegevens, omstreeks 03:36 uur een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Het nummer van [medeverdachte] straalde op dat moment de mast Emmaweg te Brunssum aan en dat van [verdachte] de mast Professor Tinbergenlaan te Hoensbroek. Omstreeks 03:39 uur vond er weer een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Beide nummers stralen dan de mast Emmaweg te Brunssum aan. De [adres 13] valt binnen het gebied van deze telefoonmast. De twee genoemde gesprekken zijn door het opsporingsteam getapt. Uit de inhoud van deze gesprekken blijkt dat [medeverdachte] op fluistertoon bij [verdachte] informeert hoe lang het duurt voordat ze daar is. Uit de gegevens van het peilbaken blijkt dat de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] op donderdag 17 augustus 2017 op verschillende tijdstippen tussen 03:25 uur en 03:44 uur wordt uitgepeild in de directe omgeving van de [adres 13] .Verder blijkt uit de gegevens van het peilbaken dat de Ford Focus ook op 15 augustus 2017, omstreeks 09:43 uur en 20:27 uur, en op 16 augustus 2017, omstreeks 05:09 uur, 05:10 uur en 05:49 uur, op de [adres 13] in Brunssum is dan wel in de directe omgeving van die straat.
18 augustus (inval/feit 8)
Na deze periode van intensief onderzoek wordt bij de rechter-commissaris een aanvraag gedaan tot doorzoeking van de woning van [medeverdachte] en [verdachte] aan de [adresgegevens verdachte] en door de rechter-commissaris toegewezen.De doorzoeking vindt op
18 augustus 2017 plaats onder leiding van de rechter-commissaris. Direct daaraan voorafgaand worden [medeverdachte] en [verdachte] op 18 augustus 2017 buiten heterdaad aangehouden op bevel van de officier van justitie.
Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte] en [verdachte] is onder andere aangetroffen:
- een zwart buideltasje met inbrekerswerktuig en handschoenen in het traphalletje onder de kapstok;
- divers gereedschap in de babykamer, waaronder een slotentrekker;
- een zwarte bivakmuts;
- een airgun van het merk Swiss Arms in een kastje op de ouderslaapkamer.
Ook de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] , die voor de woning staat, wordt doorzocht. Hierin wordt onder andere aangetroffen:
- een klein doorzichtig plastic zakje met daarin een cilindertrekkerschroef onder de bijrijdersstoel;
- een zwarte bivakmuts achter de bijrijdersstoel;
- een platte schroevendraaier onder de bestuurdersstoel;
- een zwarte handschoen in het vak van het bestuurdersportier;
- een papier van A4 formaat met daarop in het paars geschreven aantekeningen in het vak van het bestuurdersportier.
Gelet op de aard en inhoud van de aantekeningen, te weten de vermelding van onder andere enkele plaatsnamen in Zuid-Limburg en de beoordelingen ‘ok’, ‘goed’ en ‘zeker’, heeft de politie het sterke vermoeden dat die aantekeningen een geheugensteun zijn op welke locaties een voorverkenning heeft plaatsgevonden en welke locaties geschikt zijn bevonden om in te breken.
Onderzoekshandelingen na de aanhoudingen
Gebruik Ford Focus met het kenteken [kenteken 1]
[naam grootmoeder verdachte] is als getuige verhoord en verklaart over de Ford Focus dat zij de auto sinds 22 september 2016 op naam heeft. Sinds die datum gebruikt haar kleindochter [verdachte] de auto. [medeverdachte] heeft de auto gekocht, maar [medeverdachte] en [verdachte] konden de onderhoudskosten niet betalen. Daarom heeft [naam grootmoeder verdachte] de auto op haar naam gezet en betaalt zij de wegenbelasting en de verzekering. Ze heeft afgesproken met [verdachte] dat alleen [verdachte] in de auto mag rijden.
Gebruik diensten [naam taxibedrijf]
Uit de mastgegevens en getapte gesprekken is gebleken dat [medeverdachte] vaak gebruik maakt van de diensten van [naam taxibedrijf] en daartoe belt met ene [naam taxichauffeur] op het nummer [telefoonnummer 3] .
De eigenaar van [naam taxibedrijf] is [naam eigenaar taxibedrijf] en hij is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij personeel heeft, maar in de nachtelijke uren doordeweeks zelf rijdt. Hij wordt heel vaak [naam taxichauffeur] genoemd, omdat mensen hem verwarren met zijn eeneiige tweelingbroer. Hij bevestigt dat [medeverdachte] wel eens gebruik maakt van zijn diensten. Ook bevestigt hij dat [medeverdachte] hem wel eens vraagt om zijn vriendin te bellen en namens [medeverdachte] iets door te geven. Hij moet [medeverdachte] meestal ergens op een hoek afzetten, in plaats van op een specifiek adres. [medeverdachte] had vaak een zwarte rugtas bij zich. Over de specifieke ritten weet hij zich niet veel te herinneren, omdat hij veel ritten voor [medeverdachte] gedaan heeft.
Over het stootijzer
[getuige 3] kent [medeverdachte] . Volgens [getuige 3] houdt [medeverdachte] zich bezig met inbreken bij mensen die op vakantie zijn. Hij verklaart verder dat hij zijn stootstang aan [medeverdachte] heeft uitgeleend. Als hem een foto wordt getoond van het stootijzer, dat op 14 augustus 2017 in de woning van [slachtoffer 8] in beslag is genomen, verklaart hij dat voorwerp te herkennen als zijn eigendom. Hij herkent het aan een schaafplek op de kop.De rechtbank concludeert dat het in de woning van [slachtoffer 8] aangetroffen stootijzer de door [getuige 3] aan [medeverdachte] uitgeleende stootstang is.
Strafrechtelijke betrokkenheid verdachten [medeverdachte] en [verdachte]
Op basis van het hiervoor geschetste onderzoek heeft de officier van justitie acht strafbare feiten aan [verdachte] tenlastegelegd: drie woninginbraken, drie pogingen daartoe en het pinnen met een gestolen bankpas. Ook wordt haar het voorhanden hebben van een imitatiewapen aangerekend. Deze feiten zou zij samen met [medeverdachte] hebben gepleegd. Subsidiair wordt haar verweten dat zij [medeverdachte] behulpzaam is geweest bij het plegen van de woninginbraken en het pinnen met de gestolen bankpas. In juridisch jargon: medeplichtigheid.
De rechtbank heeft de taak om te beoordelen of één of meer van de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Dat de inbraken of de pogingen daartoe daadwerkelijk hebben plaats gevonden, op de wijze zoals die naar voren komt uit de reeds genoemde bewijsmiddelen, staat genoegzaam vast. Het komt er nu op aan of ook vastgesteld kan worden dat [medeverdachte] en [verdachte] betrokken waren bij deze vermogensdelicten.
Rechtmatigheid inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden
De verdediging heeft betwist dat er voldoende verdenking bestond om de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheden te rechtvaardigen. Ook de verlenging van de bijzondere opsporingsbevoegdheden is ter discussie gesteld. Alle onderzoeksresultaten van deze bijzondere opsporingsbevoegdheden zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt. Blijkens de relevante wetsartikelen is stelselmatig observeren toegestaan in geval van verdenking van een misdrijf. Onder stelselmatig observeren valt ook het plaatsen van het peilbaken. Het vorderen van gegevens over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker is toegestaan in geval van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Ook het opnemen van telecommunicatie vereist een dergelijke verdenking, met als bijkomende eis dat het misdrijf, gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven, een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Bovendien is machtiging door de rechter-commissaris vereist.
Uit artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat het moet gaan om de verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren of meer is gesteld. Woninginbraken vallen onder deze omschrijving. De rechtbank is van oordeel dat het plegen van meerdere woninginbraken in de vakantieperiode en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd een voldoende ernstige inbreuk op de rechtsorde levert om de inzet van de middelen te rechtvaardigen. Dit laatste geldt zoals gezegd als extra vereiste voor het opnemen van telecommunicatie. Ook de vraag of er sprake was van voldoende verdenking, beantwoordt de rechtbank bevestigend. De hierboven geschetste tijdlijn laat duidelijk zien door welke bevindingen de verdachten de verdenking op zich hebben geladen dat zij zich bezig hielden met woninginbraken. Op basis van die bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat zowel de officier van justitie als de rechter-commissaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het inzetten van de onderscheiden opsporingsbevoegdheden. De rechtbank constateert verder dat deze verdenkingen zich gedurende het onderzoek alleen maar versterkt hebben en dat daarom ten tijde van de gevorderde verlenging ook sprake was van voldoende verdenking.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank stelt op basis van de gegevens uit het peilbaken, de historische verkeersgegevens, de inhoud van de tapgesprekken en de bevindingen van het observatieteam voor elke tenlastegelegde inbraak of poging daartoe vast dat [medeverdachte] en [verdachte] zich steeds in de buurt hebben bevonden van de plaats delict. Dat alleen maakt hen uiteraard nog niet tot daders.
Schakelbewijs
Volgens de officier van justitie moet het totale beeld, zoals dat uit het onderzoek Turkoois naar voren komt, bij de bewijsvraag van de afzonderlijke feiten worden betrokken. De verdediging heeft zich juist op het standpunt gesteld dat bij elk strafbaar feit afzonderlijk moet worden beoordeeld of er sprake is van voldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen, omdat er geen sprake is van een kenmerkende modus operandi.
De rechtbank overweegt dat -volgens jurisprudentie van de Hoge Raad- met de term schakelbewijs een bewijsvoering wordt aangeduid, waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de uit één of meer bewijsmiddelen blijkende omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze (het complex van gedragingen) waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Geen steun in het recht vindt de opvatting dat voor een dergelijke bewijsvoering moet worden vastgesteld dat tot de bewezenverklaring van in elk geval één van de feiten kan worden gekomen zonder dat daarvoor mede bewijsmiddelen worden gebezigd die betrekking hebben op een ander feit.
Vereist is wel dat de rechter het gebruik van schakelbewijs nauwkeurig toelicht in een nadere bewijsoverweging en uitlegt dat en waarom sprake is van een bepaald patroon dat vanwege zijn specifieke elementen (tevens) een samenstellend deel kan vormen van de bewijsconstructie ten aanzien van de afzonderlijke feiten.
Modus operandi
Bij een gelijke modus operandi is het dus mogelijk om het bewijs voor de verschillende tenlastegelegde feiten niet apart te beoordelen maar juist in onderlinge samenhang. De rechtbank is van oordeel dat uit vorenstaande tijdlijn volgt dat de inbraken allemaal binnen een relatief korte periode, namelijk in de periode van de zomervakantie voor de regio Zuid, plaatsvonden en dat de daders een specifiek patroon volgden.
Kijkend naar de aangiftes en het sporenonderzoek, zoals hiervoor gedetailleerd is weergegeven, valt op dat de methode waarmee de woning wordt binnengedrongen steeds gelijk is. Er wordt iets in het cilinderslot van de voordeur gedraaid en vervolgens wordt het cilinderslot getrokken waardoor het slot in tweeën breekt. Deze veel voorkomende inbraakmethode staat ook wel bekend als de Bulgaarse methode. Op het eerste gezicht lijkt deze methode dan ook weinig specifiek voor het handelen van een specifieke dader, maar in de onderhavige zaken is er meer. Zo is telkens het slot van de voordeur getrokken en is een deel van het slot aan de buitenzijde van de voordeur teruggeplaatst, mogelijk om naar de buitenwereld toe geen argwaan te wekken. Ook is bij de feiten, waarin het niet bij een poging is gebleven, steeds de bovenverdieping doorzocht en de benedenverdieping ogenschijnlijk ongemoeid gelaten.
Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte] en [verdachte] is in de babykamer een slotentrekker aangetroffen. In een buideltasje in het traphalletje zijn verschillende inbrekerswerktuigen gevonden, zoals een zaklamp, schroevendraaiers, een loper en een handschoen. Ook is uit de tapgegevens gebleken dat door [verdachte] een zogenaamde
cilinder eateren trekschroeven in twee maten zijn besteld. [verdachte] heeft zich ten aanzien van de bestelling op haar zwijgrecht beroepen, zowel bij de politie als ter terechtzitting.
De modus operandi in onderhavige zaken kan nog specifieker gedefinieerd worden, wanneer de rechtbank ook de voorfase en de vluchtfase erbij betrekt. Gelet op de aangetroffen tandenstokers die tussen het kozijn gestoken worden, is er sprake van voorverkenningen. In twee van de drie gevallen waarin tandenstokers zijn aangetroffen, blijkt er sprake te zijn van een DNA-match met [medeverdachte] . In het andere geval (het incident op de [adres 1] ) blijkt uit de samenhang tussen camerabeelden en getuigenverklaringen dat [medeverdachte] aangewezen kan worden als de persoon die een tandenstoker tussen de deur en het kozijn op de [adres 1] heeft gestoken. Overigens blijkt uit het vonnis van [medeverdachte] met parketnummer 03/700672-13 dat [medeverdachte] inderdaad tandenstokers gebruikt om te zien of de bewoners van een woning met vakantie zijn. In dat vonnis is trouwens ook sprake van de Bulgaarse methode om woningen binnen te dringen.
De rechtbank acht in het licht van vorenstaande bevindingen –in onderlinge samenhang beschouwd– bewezen dat [medeverdachte] verantwoordelijk was voor het achterlaten van de aangetroffen tandenstokers op de plaatsen delict en daarmee is bewezen dat hij voorverkenningen uitvoerde. Voor een bewezenverklaring tot een poging tot inbraak is dat op zichzelf onvoldoende, maar uit de eveneens aangetroffen braaksporen blijkt vervolgens dat er steeds ook daadwerkelijk sprake is geweest van een begin van uitvoering van de inbraak. Dat er voorverkenningen verricht worden, blijkt ook uit de bevindingen van het observatieteam en de gegevens van het peilbaken wanneer deze in samenhang bezien worden met de plaatsen waar is ingebroken of waar een poging daartoe is gedaan. Daaruit blijkt immers dat [medeverdachte] en [verdachte] in de Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] overdag én ’s nachts rondjes rijden door woonwijken. Door het observatieteam, maar ook door getuigen, wordt gezien dat de auto stapvoets door straten van een bepaalde woonwijk rijdt. Het handgeschreven blaadje met plaatsnamen in de Ford Focus beschouwt de rechtbank eveneens als aanwijzing voor de voorverkenningen. Over de vluchtfase merkt de rechtbank op dat uit de gegevens van het peilbaken, de mastgegevens en de tapgegevens blijkt dat [medeverdachte] zich in de nachtelijke uren laat ophalen door [verdachte] en incidenteel gebruik maakt van de diensten van [naam taxibedrijf] . Uit de tapgegevens blijkt dat [verdachte] op het moment van de telefoontjes al in de buurt is en ook weet waar ze verwacht wordt.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij [medeverdachte] wel eens ergens afzette om te chillen, maar ze weet niet meer waar of wanneer dat was. Ze wil niet dat [medeverdachte] in de auto rijdt en ze weet dat als zij hem niet wil afzetten, hij een taxi neemt. Ze heeft ook wel eens een tijd gewacht nadat ze hem had afgezet, omdat ze dacht dat hij misschien vreemd ging. Zij herkent zich in de verklaring van [medeverdachte] dat hij bang is om ’s avonds alleen te worden aangetroffen door de politie. Zij heeft ook verklaard dat zij de kinderen op deze ritjes meeneemt, als zij thuis zijn. Wat van het waarheidsgehalte van deze verklaringen ook zij, de rechtbank is van oordeel dat deze verklaring het overige bewijs niet weerlegt. De verdachte kan door middel van een combinatie van mastgegevens, tapgesprekken en de gegevens van het peilbaken immers niet incidenteel, maar steeds weer in de buurt van een plaats delict worden geplaatst. Daarbij komt het gegeven dat de modus operandi op al die plaatsen delict gelijk is en dat bekend is dat [medeverdachte] op deze manier woninginbraken pleegt.
Aldus concludeert de rechtbank dat er sprake is van een en dezelfde modus operandi en dat dit patroon deel kan uitmaken van de bewijsvoering van de afzonderlijk tenlastegelegde feiten.
Wat betekent dit alles nu voor het bewijs per feit? De rechtbank zal dit per feit nog eens op een rijtje zetten. Daar waar de bewijsmiddelen elders in het vonnis reeds uitvoerig zijn besproken, zal de rechtbank volstaan met een verwijzing naar dat bewijsmiddel.
Feit 1
De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte] op 6 augustus 2017 heeft geprobeerd om in te breken in de woning van [slachtoffer 6] aan de [adres 8] en dat [verdachte] in de buurt was, zodat ze hem op zijn teken kon ophalen met de auto. Dit baseert de rechtbank op:
- de aangifte, waaruit onder andere blijkt dat de confrontatie met de dader omstreeks 6:50 uur plaats vindt en [slachtoffer 6] ook een signalement van de dader geeft dat bij [medeverdachte] past, blijkens de eigen waarneming van de rechtbank;
- het sporenonderzoek, waaruit volgt dat er sprake was van de voor [medeverdachte] kenmerkende handelswijze;
- de combinatie van de mastgegevens van een telefoongesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte] op
6 augustus 2017 over de positie van [verdachte] en de gegevens van het peilbaken, waaruit blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] zich op 6 augustus 2017 tussen 06:22 uur en 07:00 uur in de directe nabijheid van de plaats delict bevonden;
- de bevindingen omtrent het feitelijk gebruik van de auto door [verdachte] en [medeverdachte] en de getuigenverklaring van [naam grootmoeder verdachte] hierover.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een begin van uitvoering, gelet op de verbreking van het voordeurslot.
[verdachte] heeft zich bij de politie en ter terechtzitting op haar zwijgrecht beroepen.
Feit 2
De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte] op 11 augustus 2017 heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer 7] aan de [adres 9] te Brunssum en dat [verdachte] [medeverdachte] toen heeft afgezet en vervolgens heeft opgehaald. Dit baseert de rechtbank op:
- de aangifte, waaruit volgt dat de getuige [naam buurvrouw] omstreeks 06:30 uur de politie waarschuwt omdat zij gestommel hoort in de woning van [slachtoffer 7] en uit de camerabeelden in de woning van [slachtoffer 7] blijkt dat de dader nog in de woning is als de politie arriveert;
- het sporenonderzoek, waaruit volgt dat er sprake was van de voor [medeverdachte] kenmerkende handelswijze;
- de herkenning van [medeverdachte] door een verbalisant op de camerabeelden uit de woning van [slachtoffer 7] ;
- de mastgegevens in combinatie met de gegevens van het peilbaken, waaruit blijkt dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] tussen 04:46 uur en 05:35 uur en tussen 06:28 uur en 07:06 uur in de directe nabijheid van de plaats delict waren;
- de bevindingen omtrent het feitelijk gebruik van de auto door [verdachte] en [medeverdachte] en de getuigenverklaring van [naam grootmoeder verdachte] hierover;
- de tapgesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] om 05:24 uur en 05:27 uur, waaruit blijkt dat [verdachte] [medeverdachte] moet ophalen, [verdachte] zich een straat verder bevindt dan waar ze hem heeft afgezet en [medeverdachte] zich er in het tweede gesprek over opwindt dat [verdachte] zo ver weg staat. Hij zegt dan: “als ik door jou vastzit, dan vermoord ik je meisje.”
Gelet op het feit dat uit de camerabeelden kan worden afgeleid dat voor [medeverdachte] betrapping op heterdaad dreigde én zowel [medeverdachte] als [verdachte] op dat moment in de buurt van de plaats delict zijn, acht de rechtbank niet aannemelijk dat de dreigende woorden van [medeverdachte] betrekking hebben op het feit dat hij ’s nachts niet alleen op straat wil worden aangetroffen omdat de politie hem dan weer voor niets zal aanhouden. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk, in het licht van de overige bewijsmiddelen, dat de verdachte twee uur blijft wachten nadat ze [medeverdachte] bij vrienden heeft afgezet om te zien of hij al dan niet vreemd gaat.
Feit 3 en feit 7
De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte] op 14 augustus 2017 heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer 8] aan de [adres 10] te Doenrade, waaruit hij verschillende sieraden, handschoenen en een kluis met inhoud heeft gestolen. Ook acht zij bewezen dat [verdachte] hem voorafgaand aan het delict heeft opgehaald en ook weer heeft opgehaald op de plaats delict en dat zij daaraan voorafgaand zich in de buurt beschikbaar heeft gehouden.
Dit baseert de rechtbank op:
- de aangifte en de aanvulling daarop van [slachtoffer 8] ;
- het sporenonderzoek, waaruit volgt dat er sprake was van de voor [medeverdachte] kenmerkende handelswijze;
- de verklaring van de getuige [getuige 2] , die omstreeks 06:20 uur ziet hoe een persoon vanaf de oprit van zijn buren op nummer [adres 10] met een kluis in zijn handen naar een aankomende auto loopt en de kluis daarin plaatst. De getuige omschrijft de auto als een Ford Focus met het kenteken [kenteken 1] ;
- de bevindingen omtrent het feitelijk gebruik van die auto door [verdachte] en [medeverdachte] en de getuigenverklaring van [naam grootmoeder verdachte] hierover;
- de mastgegevens in combinatie met de gegevens van het peilbaken, waaruit blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] op 14 augustus 2017 omstreeks 06:20 uur inderdaad in de directe nabijheid van de plaats delict waren;
- de tapgesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] op 17 augustus 2017 om 06:18 uur en 06:19 uur, waarin [medeverdachte] aan [verdachte] vraagt om hem zo dichtbij mogelijk op te halen, waarop [verdachte] zegt dat ze komt naar de plek waar ze hem heeft afgezet. In het gesprek om 06:19 uur geeft [medeverdachte] aan [verdachte] opdracht om op de oprit bij die mensen voor de deur te parkeren;
- het op de plaats delict aangetroffen stootijzer, dat de getuige [getuige 3] herkent als zijn
eigendom en waarover hij verklaard heeft het te hebben uitgeleend aan [medeverdachte] .
[verdachte] heeft zich bij de politie en ter terechtzitting op haar zwijgrecht beroepen.
De rechtbank acht ook bewezen dat [medeverdachte] op 14 augustus 2017 € 350,00 heeft gepind met een gestolen pinpas. Dit baseert de rechtbank op:
- de bewezenverklaring van de woninginbraak bij [slachtoffer 8] in de vroege ochtend van
14 augustus 2017;
- het gegeven dat enkele uren later met de bij de inbraak buitgemaakte bankpas en bijbehorende pincode wordt gepind;
- de gegevens van het peilbaken, waaruit blijkt dat de Ford Focus met het kenteken
[kenteken 1] op het moment van de pintransactie zich in de directe nabijheid van de desbetreffende pinautomaat bevindt;
- de bevindingen omtrent het feitelijk gebruik van die auto door [verdachte] en [medeverdachte] en de getuigenverklaring van [naam grootmoeder verdachte] hierover;
- de camerabeelden van de pintransactie, waarop een persoon te zien is die tijdens de transactie naar een wit voorwerp, gelijkend op een briefje, kijkt en die een soortgelijke jas draagt als bij [medeverdachte] en [verdachte] thuis is aangetroffen.
Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat [verdachte] de bestuurder van de auto was, bevat het dossier geen bewijs voor de stelling dat zij op het moment van de pintransactie wist dat [medeverdachte] met een door hem gestolen pas geld opnam. Daarmee kan opzet niet bewezen worden en moet de verdachte worden vrijgesproken van zowel het primair tenlastegelegde medeplegen als de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid.
Feit 4
De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte] tussen 28 juli 2017 en 4 augustus 2017 heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer 5] aan de [adres 7] te Hoensbroek. Ook acht zij bewezen dat [verdachte] hem een schroevendraaier heeft gebracht ten behoeve van die inbraak en dat zij hem heeft opgehaald na de inbraak. Dit baseert de rechtbank op:
- de aangifte;
- het sporenonderzoek, waaruit volgt dat er sprake was van de voor [medeverdachte] kenmerkende handelswijze;
- de mastgegevens, waaruit blijkt dat [medeverdachte] zich op 2 augustus 2017 tussen 04:39 uur en 05:45 uur in de directe nabijheid heeft bevonden van de plaats delict;
- de mastgegevens en de inhoud van het telefoongesprek op 2 augustus 2017 omstreeks 05:30 uur, waaruit blijkt dat [medeverdachte] aan [verdachte] opdracht geeft om hem de zwarte tas met de schroevendraaier te brengen;
- de mastgegevens en de inhoud van het telefoongesprek op 2 augustus 2017 omstreeks 05:45 uur, waaruit blijkt dat [verdachte] aan [medeverdachte] vraagt waar ze moet stoppen en zich tijdens dat gesprek ook in de directe nabijheid van de plaats delict bevindt;
- het feit dat bij de inbraak twee spaarpotten met kleingeld zijn buitgemaakt en [verdachte] blijkens tapgesprekken op 3 augustus 2017, daags na de inbraak, bij de SNS-bank en
GWK-Travelex te Heerlen informeert naar de mogelijkheden om een spaarpot met kleingeld in te leveren.
De rechtbank merkt op dat ter terechtzitting een bescheid is overgelegd waaruit blijkt dat er een storting op de bankrekening van de vader van [medeverdachte] heeft plaats gevonden. Die storting zou volgens [medeverdachte] en [verdachte] het kleingeld uit de spaarpot van hun kinderen en van een ander kind van [medeverdachte] ’ vader betreffen. De rechtbank oordeelt dat het bewijs van storting op een bankrekening nog niet het overige bewijs weerlegt, op basis waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat [medeverdachte] de inbraak heeft gepleegd en ook niet uitsluit dat [verdachte] (ook) de inhoud van de buitgemaakte spaarpotten heeft willen inwisselen. [verdachte] heeft zich op haar zwijgrecht beroepen ten aanzien van de vraag of zij die nacht een schroevendraaier naar [medeverdachte] heeft gebracht. De rechtbank acht, bij gebrek aan een alternatieve verklaring, bewezen dat zij inderdaad een schroevendraaier heeft gebracht, gelet op de mastgegevens en de inhoud van het hiervoor genoemde tapgesprek.
Feit 5
De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte] tussen 15 augustus 2017 en 18 augustus 2017 in de woning van [slachtoffer 10] aan de [adres 13] te Brunssum heeft geprobeerd om in te breken en dat [verdachte] hem toen heeft opgehaald. Dit baseert zij op:
- de aangifte;
- het sporenonderzoek, waaruit volgt dat er sprake was van de voor [medeverdachte] kenmerkende handelswijze;
- de combinatie van de bevindingen van het observatieteam, de mastgegevens en het peilbaken, waaruit blijkt dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] zich op 17 augustus 2017 tussen 03:25 uur en 03:44 uur in de directe nabijheid van de plaats delict hebben gevonden.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een begin van uitvoering, gelet op de verbreking van het voordeurslot.
[verdachte] heeft zich bij de politie en ter terechtzitting op haar zwijgrecht beroepen.
Feit 6
De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte] tussen 14 augustus 2017 en 16 augustus 2017 in de woning van [slachtoffer 9] aan de [adres 12] te Heerlen heeft geprobeerd om in te breken en dat [verdachte] hem kort daarvoor heeft afgezet en hem daarna heeft opgehaald. Dit baseert zij op:
- de aangifte, waaruit ook volgt dat er sprake was van de voor [medeverdachte] kenmerkende handelswijze;
- de combinatie van de bevindingen van het observatieteam, de mastgegevens en de gegevens van het peilbaken, waaruit blijkt dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] zich op verschillende tijdstippen in de nacht van 16 augustus 2017 in de directe nabijheid van de plaats delict hebben bevonden.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een begin van uitvoering, gelet op de verbreking van het voordeurslot.
[verdachte] heeft zich bij de politie en ter terechtzitting op haar zwijgrecht beroepen.
Feit 8
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] op 18 augustus 2017 een imitatiewapen voorhanden had, gelet op:
- haar bekennende verklaring ter terechtzitting van 9 januari 2018;
- het proces-verbaal van doorzoeking, zoals hiervoor reeds genoemd;
- het proces-verbaal van onderzoek aan imitatiewapen.
Rol van [verdachte] : medeplegen of medeplichtigheid
Uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] een rol speelde bij het plegen van de woninginbraken en de pogingen daartoe. Ook zij kan namelijk aan die plaatsen delict worden gelinkt en uit de telefoongesprekken blijkt dat zij als chauffeur voor [medeverdachte] optreedt. Uit de aard van die telefoongesprekken leidt de rechtbank bovendien af dat [verdachte] moest weten dat [medeverdachte] steeds op inbrekerspad is. Meest sprekende voorbeelden hiervan zijn dat ze hem ’s nachts een zwarte tas met een schroevendraaier moet komen brengen en dat ze [medeverdachte] ’s nachts “op de oprit van die mensen” moet ophalen en dat [medeverdachte] vervolgens een kluis in de auto laadt. Ook regelt zij de bestelling van een
cilinder eateren trekschroeven en belt zij rond om een spaarpot met kleingeld te kunnen inwisselen, die in de nacht daarvoor door [medeverdachte] is buitgemaakt. Geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen door de politie beroept zij zich op haar zwijgrecht. Dat is uiteraard haar goed recht, maar bij het uitblijven van een aannemelijke verklaring voor de genoemde bevindingen mag de rechtbank van de juistheid van deze bevindingen uitgaan en deze in het licht van het overige bewijs beschouwen. En daaruit leidt de rechtbank af dat ook het opzet van [verdachte] gericht was op het plegen van woninginbraken.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de rol van [verdachte] van een dusdanig gewicht is, dat zij aangemerkt moet worden als medepleger van [medeverdachte] . Daarvoor moet vastgesteld worden dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tijdens een gezamenlijke uitvoering van de strafbare feiten. De rechtbank stelt allereerst vast dat [verdachte] niet betrokken was bij het plegen van de inbraken of de pogingen daartoe. Zij had een faciliterende rol in de voorfase en de vluchtfase. Als die rol in de voorbereidende fase echter van voldoende gewicht is, dan is er alsnog sprake van medeplegen. De faciliterende rol van [verdachte] was weliswaar belangrijk, gezien het feit dat [medeverdachte] zelf geen rijbewijs had, maar niet van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. De rechtbank is van oordeel dat de rol van [verdachte] gekwalificeerd moet worden als medeplichtigheid: zij had opzet op het behulpzaam zijn van [medeverdachte] bij het plegen van de woninginbraken en de pogingen daartoe door als zijn chauffeur op te treden en hem de benodigde gereedschappen te bezorgen.
De rechtbank spreekt [verdachte] daarom vrij van het steeds primair tenlastegelegde medeplegen en veroordeelt haar wegens de steeds subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid. Ook wordt zij vrijgesproken van het onder feit 7 tenlastegelegde pinnen met een gestolen bankpas, omdat de rechtbank niet kan bewijzen dat [verdachte] wist of moest vermoeden dat de desbetreffende pintransactie door [medeverdachte] met de eerder gestolen bankpas en pincode zou plaats vinden. Wel vindt veroordeling plaats wegens het voorhanden hebben van het imitatiewapen.