In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap H&H, gevestigd in Maaseik (België), en de besloten vennootschap PKB BANEHEIDE B.V., gevestigd in Thorn. H&H vorderde betaling van contractuele boetes van PKB wegens te late betalingen van huurpenningen. PKB was eerder toegelaten om bewijs te leveren dat H&H afstand had gedaan van deze aanspraak, maar heeft nagelaten om bewijs te leveren. De kantonrechter oordeelde dat PKB niet aan haar bewijsopdracht had voldaan en dat H&H recht had op de gevorderde boetes. H&H vorderde een bedrag van € 38.750,-- aan reeds verschuldigde boetes, alsook een boete van € 50,-- per dag voor elke betalingsperiode. Daarnaast vorderde H&H vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 893,71. De kantonrechter heeft de vorderingen van H&H toegewezen, inclusief de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen. PKB werd veroordeeld in de proceskosten van H&H, die zijn begroot op € 2.550,01. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.