Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[eiser sub 2], vennoot,
[eiser sub 3], vennoot,
1.De procedure
- de dagvaarding met bijlagen
- de mondelinge behandeling ter zitting van 23 augustus 2018
- de pleitnota van gedaagde.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, bestaande uit een vennootschap onder firma en haar vennoten, verzocht om opheffing van conservatoire beslagen die door gedaagde, een besloten vennootschap, zijn gelegd. De voorzieningenrechter heeft op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan. De eisers hebben aangevoerd dat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is, onderbouwd met een eerder vonnis van de voorzieningenrechter waarin de vordering van gedaagde tot herstel van geleverde deuren was afgewezen. Gedaagde heeft echter betwist dat de vordering ondeugdelijk is en heeft gesteld dat eisers ongeschikte deuren hebben geleverd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan wat betreft cruciale feiten, zoals het aantal kromgetrokken deuren en de omstandigheden waaronder deze zijn geleverd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat zonder bewijslevering niet kan worden vastgesteld wie van partijen gelijk heeft, en dat de bodemprocedure noodzakelijk is om de geschilpunten te verhelderen. De vorderingen van eisers zijn afgewezen omdat niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door gedaagde ingeroepen recht. Tevens is geoordeeld dat het conservatoir beslag voldoende zekerheid biedt voor de vordering van gedaagde, waardoor de subsidiaire vordering tot opheffing van het beslag ook is afgewezen. Eisers zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.