Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
mits de consument (gedaagde) niet de bescherming verliest die hij geniet op grond van Nederlands dwingendrechtelijk (consumenten)recht.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil over de toepasselijkheid van het Litouwse recht op een kredietovereenkomst tussen de vennootschap Palden Finance OÜ Lietuvios Filialas, h.o.d.n. Loanrider, en een consument. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 25 april 2018 de eiseres opgedragen om zich uit te laten over het toepasselijke recht. Eiseres heeft in een nadere conclusie op 20 juni 2018 gesteld dat het Litouwse recht van toepassing is, maar de gedaagde heeft betoogd dat het Nederlandse recht van toepassing zou moeten zijn, gezien zijn verblijfplaats in Nederland.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kredietovereenkomst duidelijk aangeeft dat het Litouwse recht van toepassing is. Echter, de kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de bescherming van de consument onder het Nederlandse recht niet mag worden verwaarloosd. Eiseres heeft nagelaten om voldoende inzicht te geven in de wijze waarop de Litouwse wetgeving de consument beschermt, wat essentieel is om te beoordelen of de consument onder het Litouwse recht minder beschermd is dan onder het Nederlandse recht.
De kantonrechter heeft besloten om het Internationaal Juridisch Instituut te benaderen voor een rapport over de toepasselijkheid van het Litouwse recht en de bescherming die het biedt aan consumenten. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over de vraag of zij de zaak praktisch willen regelen of dat zij het voornemen van de kantonrechter om het I.J.I. in te schakelen willen bespreken. De zaak is vervolgens naar de rol van 29 augustus 2018 verwezen voor akte aan beide zijden.