Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- het proces verbaal- van comparatie d.d. 16 november 2017,
- de akte zijdens [eisende partij] ,
- de mondelinge behandeling d.d. 21 maart 2018,
- de pleitnota van [eisende partij] ,
- de pleitnota van de gemeente.
2.De feiten
open haard hout 2m³’ en het bedrag ad € 44,-. Ook staat er dat het voorval heeft plaatsgevonden op 26 januari 2009 te Bergen.
De diefstal waar de heer [Z] op doelt, gaat om de stapel hout die uw cliënt met zijn partner aan het transporteren was naar de achterzijde van zijn perceel. De heer [Z] kon zien dat het om hout van de gemeente ging. De heer [Z] heeft de politie hierop gewezen. Het ging om 2 kubieke meter hout.
De gemeente gaf aan dat de bewoordingen in de correspondentie betrekking hebben op dezelfde partij hout (en de door de ambtenaar geconstateerde diefstal daarvan) die heeft geleid tot de uitspraak van het gerechtshof van 2 oktober 2014.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
NJ2004, 130 (Herman/Fortis)) .
NJ2005/216). Van onrechtmatigheid is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van [eisende partij] achterwege had behoren te blijven. Daarvan kan pas sprake zijn als de gemeente haar vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het instellen van een vordering benadeelde partij past terughoudend, gelet op het recht op toegang tot de rechter (vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828,
2.172,00(4,0 punten × tarief € 543,00)