Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, inclusief de producties 5 en 6 die eisers nog inzonden met het oog op de comparitie (en de brieven van respectievelijk gedaagden van 12 juni 2018 en die van eisers van 21 juni 2018 naar aanleiding van de inhoud van het proces-verbaal).
2.Het geschil
“Hierbij deel ik u mede dat cliënten het gehuurde op de meest korte termijn aan hun twee zoons (…) in gebruik wensen te geven. De zoons wensen in de bewuste bedrijfsruimte een horecagelegenheid te gaan exploiteren. Beide zoons hebben geen vast arbeidscontract en in de praktijk blijkt het ook moeilijk te zijn om een dergelijk contract te bemachtigen.”
3.De beoordeling
betekent dat nog niet dat de vervolgens ontwikkelde plannen niet serieus zijn gemeend(onderstreping door kantonrechter). Een (forse) verlaging van de ontvangen huur maakt dat alternatief immers aanstonds aantrekkelijker, afgezet tegen de situatie van voortzetting van de bestaande huurovereenkomst…..”