ECLI:NL:RBLIM:2018:6212

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
03/700205-17, 03/866260-17 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging in Maastricht

Op 29 juni 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man uit Maastricht, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.D.M. Schepers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van dezelfde datum, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsvrouw wel. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het proberen te doden van [slachtoffer 1] door hem op 5 maart 2017 met een glazen asbak op het hoofd te slaan en met een mes in zijn richting te steken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, maar sprak hem vrij van medeplegen. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor mishandeling van [slachtoffer 2] en bedreiging van [slachtoffer 1]. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van het voorarrest. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], vorderde schadevergoeding voor immateriële schade, welke door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn gewelddadige handelen een grote impact had gehad op de slachtoffers, die zich niet meer veilig voelden in hun eigen woning.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700205-17, 03/866260-17 (ttzgev)
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.D.M. Schepers, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 juni 2018. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de raadsvrouw hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03-700205-17
primair: samen met een ander of anderen althans alleen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) van het leven te beroven door met een glazen asbak tegen zijn hoofd te slaan en met een mes stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair: samen met een ander of anderen althans alleen heeft geprobeerd aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toe te brengen;
03-866260-17
feit 1: [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft mishandeld door hem te slaan;
feit 2: [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte op 5 maart 2017 [slachtoffer 1] in zijn woning in Maastricht op zijn hoofd heeft geslagen met een glazen asbak. Ook acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met een mes in de richting van [slachtoffer 1] . Daartoe heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [naam aangeefster] (hierna: [naam aangeefster] ), mede gedaan namens [slachtoffer 1] , het verhoor van [slachtoffer 1] , de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2017 en de medische informatie van de huisarts over het letsel van [slachtoffer 1] .
Het handelen van de verdachte kan niet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag, omdat het gewicht van de asbak niet is vastgesteld en niet is komen vast te staan hoe vaak de verdachte met de glazen asbak op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Het handelen van de verdachte kan wel gekwalificeerd worden als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van medeplegen, omdat de verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van de medeverdachte [medeverdachte] . Gelet op al het vorenstaande acht de officier van justitie het primair onder parketnummer 03-700205-17 tenlastegelegde niet bewezen en het subsidiair onder parketnummer 03-700205-17 tenlastegelegde (gedeeltelijk) bewezen.
De officier van justitie acht voorts, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] , de verklaring van getuige [getuige] en het proces-verbaal van bevindingen over de camerabeelden, bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld, zoals ten laste is gelegd onder feit 1 onder parketnummer 03-866260-17.
Ten slotte heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een aanslag en dat het onder feit 2 onder parketnummer 03-866260-17 tenlastegelegde daarom bewezen is. Daartoe heeft hij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1] , het proces-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal van verhoor van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het handelen van de verdachte, mede gelet op geringe letsel van [slachtoffer 1] , te weten één bult aan de rechterzijkant van zijn hoofd, niet gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Gelet op het geconstateerde letsel heeft de verdachte niet hard geslagen. Uit het procesdossier blijkt niet dat de verdachte met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] . Ook [naam aangeefster] , de vriendin [slachtoffer 1] , heeft geen stekende bewegingen gezien in de richting van [slachtoffer 1] . Voorts is niet komen vast te staan dat de op 6 maart 2017 bij [slachtoffer 1] geconstateerde hersenschudding een gevolg is van het handelen van de verdachte. Gelet op het vorenstaande moet de verdachte worden vrijgesproken van het primair onder parketnummer 03-700205-17 tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft voorts primair aangevoerd dat het handelen van de verdachte, mede gelet op het geringe letsel van [slachtoffer 1] , evenmin kan worden gekwalificeerd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. [slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een litteken van 2 of 3 cm heeft als gevolg van het slaan met de asbak. Dit is, blijkens het proces-verbaal van bevindingen, echter niet geconstateerd door de verbalisanten die kort na het incident ter plaatse kwamen. Gelet op het voorgaande moet de verdachte worden vrijgesproken van het subsidiair onder parketnummer 03-700205-17 tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsvrouw onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raad aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte het delict had kunnen voltooien, maar ervoor heeft gekozen dit niet te doen en de woning van [slachtoffer 1] heeft verlaten. Gelet hierop dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het subsidiair onder parketnummer 03-700205-17 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder feit 1 onder parketnummer 03-866260-17 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat uit het procesdossier blijkt dat de verdachte [slachtoffer 2] éénmaal heeft geslagen. Voor het overige heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheden waaronder de gedane uitingen door de verdachte op 17 mei 2017 en 21 mei 2017 zijn gedaan. De verdachte was een paar dagen daarvoor meerdere malen door [slachtoffer 1] gestoken. De verdachte was daardoor en door zware medicatie niet zichzelf. De uitingen van de verdachte kunnen daarom niet worden aangemerkt als reële bedreigingen. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het onder feit 2 onder parketnummer 03-866260-17 tenlastegelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 03/700205-17
[naam aangeefster] heeft op 5 maart 2017, mede namens [slachtoffer 1] , aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en zij op 5 maart 2017 omstreeks 02.37 uur in hun woning te Maastricht aanwezig waren. Op voornoemd tijdstip werd de voordeur van hun woning ingetrapt en kwamen twee mannen de woonkamer ingestormd. [naam aangeefster] en [slachtoffer 1] herkenden de personen als de verdachte en als [medeverdachte] . [2] Ter terechtzitting van 6 december 2017 in de zaak met parketnummer 03/700206-17 heeft [medeverdachte] verklaard dat hij op 5 maart 2017 samen met de verdachte naar de woning van [slachtoffer 1] en [naam aangeefster] is gegaan en dat de verdachte aldaar de deur heeft ingetrapt. [3] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij en [naam aangeefster] op een bank in de woonkamer lagen te slapen toen hij plotseling aan de rechterzijde van zijn hoofd tegen zijn slaap werd geslagen. [4]
De verdachte begon volgens [naam aangeefster] meteen in te slaan op [slachtoffer 1] en heeft [slachtoffer 1] drie keer met een asbak op het hoofd geslagen. [5] Het betrof een glazen asbak van ongeveer 10 bij 10 cm groot, zeer onregelmatig van vorm en met puntige hoeken. [6] Vervolgens stond de verdachte boven [slachtoffer 1] met een mes en begon hij op [slachtoffer 1] in te steken. [slachtoffer 1] weerde dit af met zijn linkerhand. [7] [naam aangeefster] heeft gezien dat de verdachte met het mes zwaaide in de richting van [slachtoffer 1] . [8] Verbalisant [verbalisant 1] heeft [slachtoffer 1] op 5 maart 2017 verhoord en heeft gezien dat [slachtoffer 1] op zijn linkerhand diverse snijwonden had en dat bij zijn slaap aan de rechterzijde van het hoofd een flinke blauwe bult zat. [9] De huisarts heeft op 6 maart 2017 bij [slachtoffer 1] meerdere kneuzingen en sneeën aan zijn hand, een hersenschudding, een snee bij de oogkas en gekneusde ribben geconstateerd. [10] Bij zijn verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij wakker werd van klappen op zijn rechterslaap en heeft de rechter-commissaris ook een litteken van twee á drie centimeter bij de rechterslaap geconstateerd. [11]
Bewijsoverwegingen in de zaak met parketnummer 03/700205-17
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] , [naam aangeefster] en [medeverdachte] , de informatie van de verbalisant en de huisarts over het letsel van [slachtoffer 1] , de constatering van de rechter-commissaris en de informatie over de asbak, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] op 5 maart 2017 in zijn woning meerdere malen met een glazen asbak op zijn hoofd heeft geslagen. De rechtbank acht voorts bewezen dat de verdachte meerdere malen met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] . De vraag is vervolgens hoe dit handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd: als een poging tot doodslag (het primair tenlastegelegde) of poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (het subsidiair tenlastegelegde).
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in het alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Wat betreft de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De verdachte is op 5 maart 2017 samen met de medeverdachte [medeverdachte] s ’nachts de woning van [slachtoffer 1] binnengedrongen. Aldaar heeft de verdachte [slachtoffer 1] meerdere malen met een glazen asbak van 10 bij 10 centimeter met uit stekende punten op zijn hoofd geslagen, meer in het bijzonder op zijn slaap. Bij [slachtoffer 1] werd immers op verschillende plekken letsel geconstateerd, te weten een bult aan de rechterzijde van zijn hoofd, een snee bij zijn oogkas en uiteindelijk ook een litteken aan zijn rechterslaap. De kans dat [slachtoffer 1] dodelijk zou worden verwond, is naar het oordeel van de rechtbank reeds door deze gedragingen aanmerkelijk te noemen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en dat het slaan met een hard voorwerp tegen een kwetsbaar onderdeel van het hoofd, te weten de slaapkan leiden tot de dood van het slachtoffer, zeker als het slaan met kracht gebeurt. Dat de verdachte [slachtoffer 1] met de nodige kracht heeft geslagen, leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat [naam aangeefster] heeft verklaard dat de verdachte op [slachtoffer 1] in sloeg en dat bij [slachtoffer 1] een hersenschudding is geconstateerd door de huisarts. Daarbij komt nog dat de verdachte meerdere malen met een mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] , terwijl [slachtoffer 1] op de bank lag. Als gevolg van het afweren heeft [slachtoffer 1] snijwonden aan zijn hand opgelopen. De hiervoor beschreven handelingen van de verdachte zijn onder de gegeven omstandigheden naar zijn uiterlijke verschijningsvorm naar het oordeel van de rechtbank zozeer gericht op een mogelijk dodelijke afloop dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop op de koop toe heeft genomen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag door met een glazen asbak op het hoofd van [slachtoffer 1] te slaan en met een mes stekende bewegingen te maken in de richting van [slachtoffer 1] .
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van medeplegen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2 in de zaak met parketnummer 03/866260-17
Bij (onherroepelijk) vonnis van 1 december 2017 is [slachtoffer 1] veroordeeld voor een poging tot doodslag op de verdachte. De rechtbank heeft in die zaak bewezen geacht dat [slachtoffer 1] de verdachte op 15 mei 2017 meerdere malen met een mes in diens hals, schouder, nek en oksel heeft gestoken. [12]
[slachtoffer 1] heeft op 24 mei 2017 aangifte gedaan tegen de verdachte. [13] Daartoe heeft hij verwezen naar twee proces-verbalen met nummers 2300-2017078082 in het procesdossier van de eerdergenoemde zaak tegen [slachtoffer 1] , waarin is vermeld dat de verdachte hem op
17 mei 2017 en 21 mei 2017 heeft bedreigd. [14]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben de verdachte op 17 mei 2017 in het Maastricht Universitair Medisch Centrum bezocht en relateren in een proces-verbaal van bevindingen het volgende: “Tijdens het opnemen van de aangifte werd meerdere malen door het slachtoffer (de verdachte) aangegeven, dat er nu een aanslag zou komen, dat hij het zelf wel zou regelen. Door ons, verbalisanten, was het duidelijk, dat het slachtoffer hiermee bedoelde, dat hij een aanslag wilde plegen op de twee mannen die hem hadden neergestoken.” [15]
In het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 21 mei 2017 relateren verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] het volgende:
“Wij vroegen hem of wij nog wat vragen mochten stellen aangaande de steekpartij en hoorden [verdachte] antwoorden dat dit geen probleem was en dat er een aanslag van zijn kant zou komen en hij alles en iedereen in Maastricht, familie zou pakken.” De verdachte heeft verder het volgende verklaard in dit verhoor: “Ik heb gezegd dat er een aanslag komt van mijn kant. En niet zo een kleintje ook.” [16]
Bewijsoverwegingen in de zaak met parketnummer 03/866260-17
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de in voornoemde proces-verbalen vermelde bedreigende uitlatingen ten overstaan van de verbalisanten in de periode van 17 mei 2017 tot en met 24 mei 2017 heeft gedaan en dat deze ter kennis van [slachtoffer 1] zijn gekomen. Ook acht de rechtbank, gelet op de bevindingen van de verbalisanten, bewezen dat deze uitlatingen van de verdachte gericht waren aan [slachtoffer 1] . Voor overweegt de rechtbank dat de uitlatingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied - namelijk kort nadat het slachtoffer in deze zaak heeft geprobeerd de verdachte van het leven te beroven - dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Gelet op het voorgaande is het onder feit 2 met parketnummer 03/866260-17 tenlastegelegde bewezen.
Feit 1 in de zaak met parketnummer 03/866260-17 [17]
[slachtoffer 2] heeft op 11 februari 2016 aangifte gedaan tegen de verdachte. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op voornoemde datum op de Statensingel te Maastricht was en dat de verdachte hem tegen zijn borst, in zijn gezicht en op zijn armen sloeg. [18] Getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte op 11 februari 2016 in de richting en ter hoogte van het gelaat van [slachtoffer 2] heeft geslagen. [19] Uit de beelden afkomstig van de camera’s aan de gevel van het Leger des Heils, gelegen aan de Statensingel 11 te Maastricht, blijkt dat de verdachte op
11 februari 2016 [slachtoffer 2] met zijn rechtervuist op zijn linkerwang/jukbeen heeft geslagen. [20]
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op
11 februari 2016 te Maastricht [slachtoffer 2] eenmaal heeft geslagen, zoals tenlastegelegd onder feit 1 met parketnummer 03/866260-17.
3.4
De bewezenverklaring
03/700205-17
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 5 maart 2017 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een glazen asbak tegen/op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en met een mes stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
03/866260-17
onder 1
op 11 februari 2016 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] eenmaal te slaan;
onder 2
in de periode van 17 mei 2017 tot en met 24 mei 2017 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen verbalisanten van Politie Eenheid Limburg -en daarmee doelend op die [slachtoffer 1] - dreigend de woorden toe te voegen: "Er komt een aanslag van mijn kant en ik pak iedereen in Maastricht, familie." en/of "Er komt een aanslag van mijn kant. En niet zo een kleintje ook." en/of "Er komt nu een aanslag. Ik regel het zelf wel.", welke dreigende woorden ter kennis van die [slachtoffer 1] zijn gekomen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van het tenlastegelegde onder bovengenoemd parketnummer heeft de raadsvrouw namens de verdachte aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is van vrijwillige terugtred. De verdachte had het delict kunnen voltooien, maar heeft ervoor gekozen dit niet te doen en de woning van [naam aangeefster] en [slachtoffer 1] te verlaten. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Ingevolge artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht bestaat voorbereiding noch poging indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:421) overweegt de rechtbank dat het bij vrijwillige terugtred gaat om het misdrijf waarop de gedragingen van de verdachte waren gericht. Het gaat niet erom of de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is van een strafbare poging, maar of hij is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. In geval van een voltooide poging is derhalve vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr niet reeds in zijn algemeenheid uitgesloten. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Namens de verdachte is gesteld dat hij ervoor heeft gekozen de woning te verlaten. Nu niet is gesteld of gebleken dat de verdachte zodanig is opgetreden dat dit optreden naar aard en tijdstip geschikt was het intreden van het gevolg te beletten, kan zijn beroep op artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht reeds hierom niet slagen.
De rechtbank verwerpt, gelet op het voorgaande, het verweer op vrijwillige terugtred. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten levert het bewezenverklaarde onder parketnummer 03/700205-17 derhalve het volgende strafbare feit op:
primair
poging tot doodslag
Het bewezenverklaarde onder parketnummer 03/866260-17 levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
mishandeling
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ met zware mishandeling, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is samen met een ander in de nachtelijke uren de woning van [slachtoffer 1] en [naam aangeefster] binnengedrongen. Kennelijk wilde verdachte zijn gram halen nadat er eerder die avond een berichtenwisseling had plaatsgevonden per telefoon waarin er gescholden zou zijn.
Terwijl [slachtoffer 1] nog sliep heeft de verdachte [slachtoffer 1] vervolgens meerdere malen met een glazen asbak op het hoofd geslagen en met een mes stekende bewegingen in zijn richting gemaakt. [slachtoffer 1] heeft daardoor onder meer een hersenschudding, een bult op zijn slaap en snijwonden aan zijn hand opgelopen. Dat de lichamelijke gevolgen voor [slachtoffer 1] niet ernstiger zijn, is een gelukkige omstandigheid, maar die is zeker niet aan het handelen van de verdachte te danken. Zijn handelen was er juist op gericht om [slachtoffer 1] om het leven te brengen. Het voorval heeft bij [slachtoffer 1] en [naam aangeefster] grote gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Zij voelen zich niet meer veilig in hun eigen woning en als gevolg daarvan heeft [slachtoffer 1] , zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, psychische klachten.
De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Verder heeft de verdachte [slachtoffer 1] (meerdere malen) bedreigd en heeft hij [slachtoffer 2] zonder enige noodzaak mishandeld.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en daarmee een van de ernstigste strafbare feiten gepleegd die zijn vermeld in het Wetboek van Strafrecht. Voor een dergelijk feit wordt doorgaans een langdurige gevangenisstraf opgelegd. En die zal ook hier volgen. Met een andersoortige straf dan een gevangenisstraf kan naar het oordeel van de rechtbank hier niet worden volstaan.
De rechtbank betrekt verder bij de straftoemeting dat de verdachte geen enkele rekenschap heeft gegeven van de gevolgen die zijn handelen bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht. Het handelen van de verdachte getuigt van niet alleen van een gebrek aan enig normbesef, maar ook van gebrek aan enig respect voor de lichamelijke integriteit van de andere persoon. Dat hij ervoor kiest om geen verantwoording ter terechtzitting af te leggen zegt veel over de houding van de verdachte. Blijkens het procesdossier is de verdachte een zeer aanwezige persoonlijkheid in negatieve zin die andere personen angst inboezemt. Het is tevens een persoon die geweldshandelingen niet schuwt, hetgeen ook blijkt uit zijn strafblad d.d. 23 mei 2018. Eerdere veroordelingen hebben hem niet weerhouden om wederom geweldsmisdrijven te plegen.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, poging tot doodslag bewezen acht, zal zij een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 ter zake van het onder parketnummer 03/700205-17 tenlastegelegde feit wegens immateriële schade. Ter onderbouwing van de psychische klachten als gevolg van dit feit heeft de benadeelde partij een uitnodigingsbrief van de Psychiatrische Polikliniek “de Horst” overgelegd en verwezen naar de Letselrichtlijn Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Ter zake van het onder 2 van het parketnummer 03/866260-17 tenlastegelegde feit vordert de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding van € 400,00 wegens immateriële schade. Daarnaast vorderen zij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 03/700205-17 tenlastegelegde en het onder feit 2 van parketnummer 03/866260-17 tenlastegelegde. Subsidiair heeft zij betoogd dat de vordering tot schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 03/700205-17 tenlastegelegde feit niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat de vordering tot schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 met parketnummer 03/866260-17 tenlastegelegde feit niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Meer subsidiair moeten de vorderingen volgens de raadsvrouw worden gematigd en gedeeltelijk worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade slechts in beperkte gevallen toewijsbaar is. De Nederlandse wet kent immers een restrictief stelsel ten aanzien van het toekennen van een dergelijke vergoeding. Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding bestaat slechts:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De schade die de benadeelde partij als gevolg van het onder 03/700205-17 bewezenverklaarde stelt te hebben geleden, valt volgens de rechtbank onder categorie b. Als gevolg van dit feit heeft de benadeelde partij meerdere kneuzingen en sneeën aan zijn hand, een hersenschudding, een snee bij de oogkas en gekneusde ribben opgelopen. Dit kwalificeert de rechtbank als lichamelijk letsel, dat in causaal verband staat tot het bewezenverklaarde onder parketnummer 03/700205-17.
Wanneer er sprake is van een van de hierboven genoemde categorieën en vastgesteld is dat de benadeelde recht heeft op smartengeld, hoeft volgens vaste rechtspraak niet meer te worden gedifferentieerd naar de apart genoemde categorieën. Ook andere, niet als lichamelijk letsel te kwalificeren gevolgen mogen worden meegewogen in de vaststelling van de omvang van de schade naar billijkheid. Die andere gevolgen behoeven dan niet te berusten op een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, zoals wel vereist zou zijn wanneer er geen sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank mag in dit geval meewegen dat de benadeelde partij angstgevoelens aan de gedragingen van de verdachte heeft overgehouden en heeft gevreesd voor zijn leven.
Bij het vaststellen van de hoogte van de schade zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de Letselrichtlijn Schadefonds Geweldsmisdrijven. Wanneer gekeken wordt naar de van toepassing zijnde categorieën, blijkt het fysieke letsel van de benadeelde partij in letselcategorie 0 te vallen. Het Schadefonds merkt dergelijk letsel als onvoldoende ernstig aan om voor een vergoeding in aanmerking te komen. De rechtbank is echter van oordeel dat het psychische letsel van de benadeelde partij in categorie 2 (met een bijbehorende uitkering van € 2.500,00) valt, nu sprake is van een overval in een eigen woning met rechtstreekse bedreiging met een mes met het toebrengen van oppervlakkige snijverwondingen. Gelet hierop acht de rechtbank een bedrag van € 2.500,00 billijk.
Tevens zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf
5 maart 2017 tot aan de dag van algehele voldoening. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ten aanzien van de schade die de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 03/866260-17 bewezenverklaarde stelt te hebben geleden overweegt de rechtbank dat deze schade niet berust op lichamelijk letsel. Nu niet is onderbouwd dat de schade berust op een psychiatrisch erkend ziektebeeld, zal de rechtbank deze vordering niet-ontvankelijk verklaren.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , ten aanzien van het feit met parketnummer 03/700205-17 toe en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 2500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 5 maart 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 2500,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 5 maart 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering ter zake feit 2 met parketnummer 03/866260-17 niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. W.A.M. de Loo en mr. D. Osmić, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2018.
Buiten staat
Mr. W.A.M. de Loo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is onder parketnummer 03/700205-17 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 maart 2017 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een glazen asbak, in elk geval met een hard voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en (vervolgens) met een mes stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 05 maart 2017 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een glazen asbak, in elk geval met een hard voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en (vervolgens) met een mes stekende en/of snijdende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Aan de verdachte is onder parketnummer 03/866260-17 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2016 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, te slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2017 tot en met 24 mei 2017 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen verbalisanten van Politie Eenheid Limburg -en daarmee doelend op die [slachtoffer 1] - dreigend de woorden toe te voegen: "Er komt een aanslag van mijn kant en ik pak iedereen in Maastricht, familie." en/of "Er komt een aanslag van mijn kant. En niet zo een kleintje ook." en/of "Er komt nu een aanslag. Ik regel het zelf wel.", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke dreigende woorden ter
kennis van die [slachtoffer 1] zijn gekomen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer 2300-2017036413-2, gesloten d.d. 26 juni 2017, doorgenummerd van pagina 215 tot en met pagina 387.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 maart 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 225 en 226.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 december 2017 in de zaak van [medeverdachte] onder parketnummer 03/700206-17.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever, doorgenummerde dossierpagina’s 227 en 228.
5.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 maart 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 225 en 226 en het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 3 april 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 229 tot en 235.
6.Het proces-verbaal van bevindingen asbak d.d. 5 oktober 2017, ongenummerde pagina.
7.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 5 maart 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 227 en 228.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 3 april 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 229 tot en met 235.
9.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 5 maart 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 227 en 228.
10.Een geschrift, zijnde een medische verklaring van de huisarts d.d. 6 maart 2017, doorgenummerde dossierpagina 264.
11.Het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 november 2017 bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 1] , ongenummerde pagina’s.
12.Een geschrift, zijnde het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg, Zittingsplaats Maastricht d.d. 1 december 2017 in de zaak met parketnummer 03/700181-17.
13.Een geschrift, zijnde de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 24 mei 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 339 tot en met 343.
14.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer 2300-2017078082, gesloten d.d. 1 juli 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 397.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 252 tot en met 261.
16.Het proces-verbaal van verhoor aangever, doorgenummerde dossierpagina’s 252 tot en met 261.
17.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer 2300-2017036413-2, gesloten d.d. 26 juni 2017, doorgenummerd van pagina 215 tot en met pagina 387.
18.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 317 en 318.
19.Het proces-verbaal van getuige [getuige] d.d. 16 februari 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 320 en 321.
20.Het proces-verbaal van bevindingen aanvullend, doorgenummerde dossierpagina’s 323 en 324.