ECLI:NL:RBLIM:2018:5958

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
03/700174-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS wegens moord op taxichauffeur in Spaubeek

Op 22 juni 2018 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 7 mei 2017 de taxichauffeur [slachtoffer] in Spaubeek heeft vermoord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaren en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld door het slachtoffer meermalen met een mes te steken. De verdachte had voorafgaand aan de moord verschillende taxichauffeurs gevraagd naar de ritprijs, wat de rechtbank interpreteerde als een vooropgezet plan om de taxichauffeur te beroven. De verdachte heeft het slachtoffer in een afgelegen gebied gedood en zijn lichaam achtergelaten in het bos in Duitsland. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verweer van noodweer en dat er geen bewijs was dat het slachtoffer het mes bij zich had. De rechtbank heeft de impact van de moord op de nabestaanden en de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700174-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] [1] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.E.P. van Geelkerken, advocaat kantoorhoudende te Brunssum.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 juni 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op
7 mei 2017 [slachtoffer] :
(primair) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, dan wel
(subsidiair) opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem met een mes in het lichaam te steken, waarna hij hem heeft beroofd van zijn taxi, portemonnee(s) en/of zijn telefoon, dan wel
(meer subsidiair) opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem met een mes in het lichaam te steken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verdachte [slachtoffer] ook met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, zodat hij van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde bewezen. Hij heeft zijn oordeel gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen:
  • het letsel dat blijkens het autopsierapport met een mes aan het slachtoffer is toegebracht, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden; het letsel bestond uit acht steekwonden in de voorzijde van de borstkas, drie steekwonden liepen door tot diep in de borstkas, twee daarvan zijn volledig doorgedrongen tot in de rechterlong en zijn de grootste oorzaak van het dodelijke bloedverlies, en vier steekwonden in de rug;
  • de bloedsporen in en rond de taxi, op grond waarvan aannemelijk is dat de steekwonden
  • bloedsporen buiten de taxi, bij de poort behorende bij het adres Oude Kerk [huisnummer] te Spaubeek; deze bloedsporen wijzen er op dat het slachtoffer bij de poort in de rug is gestoken; uit het autopsierapport is gebleken dat de steken in de rug vermoedelijk nà de steken in de borst zijn toegebracht;
  • nadat de taxi voor de tweede maal bij Oude Kerk te Spaubeek is aangekomen en daar enkele minuten heeft stilgestaan, is de verdachte als bestuurder van de taxi weggereden met in de auto het mes en het lichaam van het slachtoffer; het mes is later aangetroffen in Catsop en daarna door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht: er is een DNA-mengprofiel op aangetroffen met DNA van het slachtoffer én van de verdachte;
  • het aantreffen van het lichaam van het slachtoffer op een bospad in Isenbruch (D.) en de verklaring van de verdachte dat hij het lichaam op deze plek heeft achtergelaten;
  • de verklaring van de verdachte dat hij nadat hij het lichaam in Isenbruch (D.) heeft gelegd, met de taxi en de zich daarin bevindende goederen is weggereden; de taxi is wegens gebrek aan brandstof bij Zoetermeer tot stilstand gekomen en de verdachte is vervolgens bij de taxi weggelopen; nadat hij is aangehouden zijn in zijn looprichting vanaf de taxi tot aan de plaats van de aanhouding onder meer twee beurzen, klaarblijkelijk toebehorende aan het slachtoffer, aangetroffen;
  • de verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon van het slachtoffer heeft meegenomen;
De officier van justitie concludeert dat de beroving was gepland, hetgeen blijkt uit de onzinnige redenen die de verdachte heeft opgegeven voor het feit dat hij midden in de nacht een taxi neemt. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte gezocht naar een geschikt slachtoffer. Hij had een mes bij zich en heeft de chauffeur gedwongen naar een afgelegen plek te rijden, waar hij ongestoord zijn gang kon gaan.
De officier van justitie acht de verdachte niet geloofwaardig, omdat er in zijn verklaringen veel inconsistenties voorkomen.
Verder is de officier van justitie van oordeel dat de verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Er is niet gebleken van een ogenblikkelijke aanranding van zijn lijf, eerbaarheid of goed. De details uit de verklaringen, zoals daaromtrent door de verdachte afgelegd, verdragen zich niet met diverse bevindingen op grond van onderzoek aan forensische sporen. De door de verdachte gegeven verklaringen zijn daarom niet aannemelijk.
Het beroep op noodweer van de verdachte kan voorts niet slagen vanwege de inhoud van de verklaringen, die door de verdachte zijn afgelegd. De verdachte heeft pas in het derde verhoor verteld dat hij heeft gehandeld uit noodweer. Tijdens het eerste en tweede verhoor heeft hij verklaard dat de taxi, waarin hij als passagier meereed, ter hoogte van Beek was klemgereden door drie Russen. Deze Russen zouden de chauffeur hebben meegenomen, waarop de verdachte in paniek met de taxi zou zijn weggereden. Indien er zich werkelijk een noodweersituatie zou hebben voorgedaan, had het voor de hand gelegen daarvan onmiddellijk al bij het eerste verhoor gewag te doen maken. Tot slot: zelfs indien het door de verdachte uiteindelijk geschetste scenario wordt geaccepteerd, komt hem een beroep op noodweer nog niet toe: op diverse momenten is hij in de gelegenheid geweest om uit de taxi te stappen, zodat hij aan het gevaar, waar hij volgens zijn zeggen aan was blootgesteld, kon ontkomen; daarvoor was het dus niet nodig om het slachtoffer van het leven te beroven.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verwezen naar de inhoud van de verklaringen van de verdachte en naar de reconstructie die werd gehouden. Daaruit blijkt - kort gezegd - het navolgende: de verdachte heeft op 7 mei 2017 aan meerdere taxichauffeurs gevraagd naar de prijs voor een rit vanaf de Boschstraat in Maastricht tot in de gemeente Beek. De verdachte is een prijs overeengekomen met de taxichauffeur. Tijdens de rit is tussen de verdachte en de taxichauffeur onenigheid ontstaan over die prijs. Na een rondrit door de omgeving, komen de verdachte en de taxichauffeur uiteindelijk voor de tweede maal terecht in Spaubeek. De verdachte heeft geen idee waarom de chauffeur precies daarheen is gereden. Op deze plek ontstaat opnieuw ruzie over het door de verdachte te betalen bedrag. De verdachte trachtte de ruzie te sussen, juist omdat hij gezien zijn reputatie met taxi’s verwachtte anders in problemen te komen. De taxichauffeur viel hem aan door met een hand/arm tegen zijn strottenhoofd te duwen en met een mes te dreigen, waarop een worsteling ontstond. De verdachte raakte in paniek. Hij heeft het mes van de taxichauffeur afgepakt. Hij zag geen andere uitweg en stak de taxichauffeur meerdere malen. Daarna vluchtte hij uit de taxi. Hij zag in een ooghoek dat de taxichauffeur op hem toekwam. Deze liep echter door en de verdachte hoorde een plof. Daarna stapte de verdachte in de taxi, startte deze en hoorde vlak voordat hij wilde wegrijden dat de taxichauffeur in de taxi stapte. Toen reed de verdachte weg. Hij besloot het mes weg te gooien en het slachtoffer in een bosrijk gebied achter te laten.
Later op de dag is de verdachte door de politie aangetroffen. Hij had bloedvlekken op zijn gezicht, zijn handen en zijn kleding. Ook de auto waar hij uitgestapt was, zat onder het bloed. De verdachte kwam verward/afwezig over. De hiaten in de verklaringen van de verdachte kunnen worden verklaard door de verwarde toestand waarin hij destijds verkeerde en door de heftige gebeurtenissen die hij had meegemaakt.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het slachtoffer geoefend is in een vechtsport.
In de auto is door de politie een klapmes aangetroffen. [broer 1] (de broer van het slachtoffer), die verklaarde dat hij de auto de dag voor het voorval nog heeft gecontroleerd op zoek naar dat klapmes, maar toen geen mes in de auto heeft aangetroffen, is aldus niet geloofwaardig. De raadsman verbindt hier de conclusie aan dat de verdachte, waar hij verklaart dat het mes niet door hem werd meegebracht, niet als ongeloofwaardig kan worden weggezet.
De raadsman concludeert dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, nu niet is gebleken dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade het slachtoffer van het leven heeft beroofd.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, althans noodweerexces. Ten gevolge van voormelde worsteling ontstond een voor de verdachte bedreigende situatie, waarbij het latere slachtoffer hem bedreigde met een mes en waardoor de verdachte meende dat zijn leven in gevaar was. De verdachte moest zich verdedigen tegen deze ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam. De verdachte kon zich niet aan het gevaar onttrekken doordat deze worsteling ontstond in de kleine ruimte van de taxi. Hij kon niet ontsnappen. Hij heeft zich verdedigd door het slachtoffer met het mes te steken.
Door de bedreiging met het mes kwam de verdachte in een directe doodsangst te verkeren. Naar het oordeel van de raadsman is er een evenwicht in de verhouding tussen de ernst van het gevaar voor een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lichaam van de verdachte door het slachtoffer en de mate waarin door hem de verdediging daartegen ter hand is genomen.
Indien de rechtbank zou oordelen dat de verdachte door zijn handelen de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, dan is dat verklaarbaar vanuit de hevige gemoedsbeweging die door deze aanranding werd veroorzaakt en is deze overschrijding daardoor te verontschuldigen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Ten aanzien van het bewijs
Vertrek taxi in Maastricht
In de avond van 6 mei 2017 en vroege ochtend van 7 mei 2017 is [slachtoffer] werkzaam als taxichauffeur in Maastricht. In die vroege ochtend is de verdachte op de Boschstraat te Maastricht, waar hij verschillende wachtende taxichauffeurs op de Boschstraat vraagt naar de prijs van een taxirit naar de gemeente Beek. Om 4:22:06 uur sluit [slachtoffer] met zijn taxi achter in de rij aan van de wachtende taxi’s op de Boschstraat.
De verdachte spreekt hem dan aan en vraagt naar de ritprijs naar de Maastrichterlaan (bij het viaduct) te Beek. Nadat een prijs wordt afgesproken van € 35,00, vertrekt de taxi met de verdachte als passagier op de achterbank om 4:24:45 uur naar Beek. De taxichauffeur gaf aan dat hij ondanks de afgesproken ritprijs wel de taximeter moest aanzetten omdat hij daartoe verplicht is, zodat het geen “zwarte rit” zou zijn. Verdachte vond dat goed. [3] [4] Volgens de taximeter is de meter voor deze taxirit ingeschakeld op 7 mei 2017 om 4:25:07 uur. [5]
Aantreffen taxi op de A12 ter hoogte van Zevenhuizen
Op 7 mei 2017 omstreeks 9.30 uur wordt door de politie Den Haag de onbemande taxi, besmeurd met bloed, met de alarmverlichting aan, aangetroffen op de vluchtstrook van de A2 ter hoogte van Zevenhuizen. In de boordcomputer van de taxi (hierna: BCT) zit de chauffeurspas van [slachtoffer] . Achter de voorruit zat het vergunningsbewijs op naam van [naam taxibedrijf] te Maastricht. [6]
Aantreffen van de verdachte en aantreffen lege portemonnees van de taxichauffeur in de nabijheid van de taxi
Op een afstand van 1.750 meter wordt de verdachte aangetroffen, met bebloed gezicht en bebloede handen. Hij maakt geen aanstalten om naar de politie toe te gaan. Als hij door de politie wordt aangesproken over hoe hij zo bebloed is geraakt, vertelt de verdachte dat hij gevochten heeft met Russen toen hij vanaf Maastricht in een taxi was gestapt en de taxi onderweg gedwongen werd te stoppen. De taxichauffeur zou uit de taxi zijn gesleurd door de Russen en de verdachte was gevlucht met de taxi, totdat hij zonder benzine kwam te staan. De verdachte is daarop naar het politiebureau te Gouda overgebracht en wordt tevoren vluchtig nagekeken op zijn kleding. De verdachte geeft dan drie telefoons, waaronder een telefoon van het merk Samsung, die hij in de taxi heeft aangetroffen, en een portemonnee met geld, waaronder een biljet van € 50,- euro, aan de politie. [7] Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het fout was om het verhaal van de Russen te vertellen, en dat hij niet kan aangeven waarom hij dit verhaal toen en bij de eerste verhoren verteld heeft. [8] De verdachte is onderzocht door een forensisch arts en blijkt geen letsel te hebben. [9]
De politie in Den Haag stelt de politie in Limburg op de hoogte van het aantreffen van de Maastrichtse taxi. Ook wordt er door de politie Den Haag sporenonderzoek aan de taxi verricht [10] en wordt er met een speurhond naar sporen in de omgeving van de taxi gezocht. [11] Langs de snelweg A12 ligt daar ter plaatse een fietspad. De speurhond vindt in het gras, tussen het fietspad en de aldaar gelegen sloot, op een afstand van 450 m van de taxi, een bruine portemonnee en pasjes op naam van [slachtoffer] en, op een afstand van 300 m van de taxi, een zwarte (chauffeurs)portemonnee met kleingeld. Behalve kleingeld in de zwarte portemonnee, is er geen geld aangetroffen in de portemonnees.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad de portemonnees van de chauffeur uit de taxi heeft meegenomen. [12]
In de portemonnee van de verdachte wordt een bedrag van € 169,10 aangetroffen, gesorteerd op soort biljet. [13]
Volgens de gegevens van de BCT/taximeter is de opbrengst van de taxiritten in de avond van 6 mei 2017 en de vroege ochtend op 7 mei 2017 afgerond € 120,- (er van uitgaande dat de verdachte de laatste rit niet heeft betaald; en inclusief startgeld € 170,-). [14] Het startgeld dat [slachtoffer] bij zich gehad zal hebben bedraagt volgens zijn broers [broer 2] en [broer 1] zo’n € 50,-. [15] Uit onderzoek naar de financiële situatie van de verdachte is niet gebleken dat de verdachte op 7 mei 2017 over financiële middelen beschikte. [16]
Onderzoek naar van de vermiste taxichauffeur en aantreffen in Duitsland
De politie in Limburg is naar aanleiding van de verkregen informatie van de politie Den Haag in de vroege middag van 7 mei 2017 naar de woning van [slachtoffer] gegaan, alwaar ook zijn ouders en zijn tweelingbroer wonen. De vader vertelt de politie dat zijn zoon [slachtoffer] op 6 mei 2017 met zijn taxi is vertrokken om taxi te gaan rijden en die ochtend niet thuis is gekomen. [17] Door broer [broer 2] worden foto’s van [slachtoffer] aan de politie ter beschikking gesteld. [18]
Op 7 mei 2017 hebben Nederlandse wandelaars en hun honden om 9.20 uur in Isenbruch (D.) het lichaam van een levenloze man gevonden. Zij melden dat bij de Limburgse politie, welke informatie wordt doorgegeven aan de politie in Aken. Het lichaam wordt later op de dag overgebracht naar Keulen, waar forensisch onderzoek plaats zal vinden. [19]
Naar aanleiding van de vermissing van [slachtoffer] en het aantreffen van zijn onbeheerd achtergelaten taxi, wordt een foto van [slachtoffer] verstrekt aan de Duitse politie. Die stelt daarop vast dat het in Duitsland aangetroffen lichaam, de in Nederland vermiste taxichauffeur betreft en deelt dat op 8 mei 2017 mede aan haar Limburgse collega’s. Op 9 mei 2017 gaan de vader en de broers van [slachtoffer] , onder begeleiding van de politie, naar Duitsland, waar zij het stoffelijk overschot aanerkennen als dat van hun zoon en broer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Rusland). [20]
Verwondingen en doodsoorzaak taxichauffeur en wat daaruit kan worden afgeleid
Uit het sectierapport van het Instituut voor forensische geneeskunde van de Universiteitskliniek Keulen (D.) blijkt dat [slachtoffer] - samengevat -:
Acht steekwonden heeft in de voorzijde van zijn borstkas, waarvan één boven het linker sleutelbeen en vier steekwonden in de linkerzijde van zijn rug.
Twee van de steekwonden aan de voorzijde van de borstkas zijn volledig doorgedrongen in de rechter long. Ook de overige steekwonden zijn diep, tot wel 20 cm diep.
De zeven steken vooraan in de borstkas en de steken in de rug liggen dicht bij elkaar met een bijna gelijksoortige, parallelle positie van de wond-as. Dit verwondingspatroon
wijst op een snelle opeenvolging van steken, zonder wezenlijke relatieve beweging tussen de dader en het slachtoffer.
De groep steekwonden aan de rug vertoonde duidelijk minder hematomen dan de verwondingen aan de voorzijde van de borstkas,
wat erop wijst dat eerst de inwerkingen tegen de rechter voorzijde van de borstkas en daarna tegen de rug plaatsvonden.
De morfologie van de steekwonden wijst op het gebruiken van een aan
één zijde snijdend, stabiel mes met relatief lang lemmet.Het karakter van de steken, zijnde volledig doordringen in de long met harpoenering van het borstvlies aan de achterzijde, beschadiging van het schouderblad en de halswervel,
wijst op een grote hevigheid respectievelijk energie van de inwerkingen.
De 12 cm lange snijwond aan de rechterzijde van het gezicht was relatief oppervlakkig en wijst vanwege het karakter ervan
op een dynamisch gebeuren. De snijwonden aan de buigzijden van beide handen (links duidelijk sterker aanwezig dan rechts) zijn te verklaren als zogenoemde
actieve afweerverwondingen bij het grijpen in het werktuigvan het strafbaar feit. [21]
De doodsoorzaak is het
doodbloeden op grond van steekwonden.
Wat is er gebeurd na vertrek van de taxi uit Maastricht tot aan de afgesproken plaats van bestemming in Beek?
Volgens de BCT/GPS van de taxi is de taxi op 7 mei 2017 om 4:37:45 aangekomen op de Maastrichterlaan te Beek, nabij de onderdoorgang bij het viaduct. Dat betekent dat deze
13 minuten na vertrek in Maastricht op de plaats van bestemming is aangekomen. [22]
De verdachte heeft verklaard dat hij aangekomen op de Maastrichterlaan, ter hoogte van het viaduct aldaar, uit de taxi wilde, maar dat hij een discussie kreeg met de taxichauffeur over de afgesproken ritprijs van € 35,-. De chauffeur wilde meer geld omdat de rit duurder was uitgevallen. De taxi zou daar ook stilgestaan hebben. De verdachte heeft toen niet zelf op de taximeter gekeken waarop de ritprijs is af te lezen. Hij is toen niet uit de taxi gestapt. [23]
Op instructie van de politie is de route van de taxi van [slachtoffer] die nacht nagereden met een vergelijkbare taxi. Daaruit blijkt dat deze taxi nagenoeg in dezelfde tijdspanne aankomt op de Maastrichterlaan (1 minuut langer) en dat de ritprijs op de taximeter toen op een bedrag stond van € 35,85. [24] Ook blijkt uit het onderzoek door de politie dat de taxi van [slachtoffer] op de betreffende locatie van bestemming hooguit 35 seconden zal kunnen hebben stilgestaan. [25]
De route ná vertrek van de Maastrichtlaan te Beek en bij de aankomst voor de 1e maal in Oude Kerk te Spaubeek
De taxi rijdt vanaf de Maastrichterlaan in Beek met de verdachte als passagier door verschillende plaatsen in het zuiden van Limburg, om, 23 minuten later, uiteindelijk om 5:03:45 uur 3 minuten stil te staan ter hoogte van het adres Oude Kerk [huisnummer] te Spaubeek, een doodlopende en afgelegen weg in een bos. Een stuk verderop bij Oude Kerk [huisnummer] bevinden zich een aantal huizen. [26] Kort voordat de taxi hier aankomt, is om 5:00:29 uur (locatie Oude Kerk [huisnummer] , net na het bruggetje over de Geleenbeek) volgens de BCT/taximeter ingetoetst dat de rit is geëindigd. De ritprijs bedraagt dan volgens de meter € 77,95. [27]
Uit onderzoek van de politie blijkt dat de navigatie (TomTom) van [slachtoffer] , die buiten Maastricht volgens zijn broers niet bekend is, die betreffende ochtend niet is gebruikt. [28]
De verdachte is in de omgeving waar de taxi die vroege ochtend gereden heeft, goed bekend. Op 15 mei 2017 heeft de verdachte in zijn 3e verhoor tot in detail verteld welke route de taxi die ochtend heeft gereden, welke obstakels ze tegenkwamen en heeft hij deze route uitgetekend en vervolgens op verzoek van de politie zelfs ingetekend op kaart. [29]
De verdachte heeft verklaard dat op de locatie Oude Kerk te Spaubeek er slechts (verdere) discussie over de ritprijs is geweest tussen hem en de taxichauffeur. De verdachte wilde niet meer dan € 35,- betalen, maar de taxichauffeur wilde meer dan de afgesproken € 35,-. De verdachte is niet uit de taxi gestapt toen ze niet tot een vergelijk kwamen. De taxichauffeur is daarna weer gaan rijden. [30]
De route na vertrek 1e maal Oude Kerk te Spaubeek tot de aankomst voor de 2e maal op Oude Kerk te Spaubeek
De taxi vertrekt om 5:07:48 uur vanaf Oude Kerk in Spaubeek. [slachtoffer] is dan blijkens de camerabeelden, gemaakt op verschillende plaatsen langs de route, nog steeds de chauffeur van de auto. Om 5:19:40 uur wordt de chauffeurspas door [slachtoffer]
- want op de juiste wijze gebeurd door het invoeren van daarvoor benodigde codes - uit de BCT gehaald. [31]
De taxi rijdt vervolgens bijna een uur lang (57 minuten) opnieuw door verschillende plaatsen door Zuid-Limburg. [32]
Wat gebeurt er na aankomst voor de 2e maal op Oude Kerk te Spaubeek?
Om 05.52.45 uur komt de taxi voor de tweede maal op Oude Kerk te Spaubeek en staat aldaar in totaal 8 minuten stil.
Op de locatie Oude Kerk [huisnummer] (het afgelegen stuk in het bos) heeft de taxi van 5:54:45 uur tot en met 5:59.45 uur stilgestaan; dat is in totaal vijf minuten. Daarna is de taxi met een snelheid van twee kilometer per uur in één minuut naar Oude Kerk [huisnummer] gereden (alwaar enkele woningen staan), alwaar de taxi heeft stilgestaan van 06.00.45 uur tot en met 06.02.45 uur, dus twee minuten totaal. [33]
Aantreffen bloed(spoor) op de locaties Oude Kerk [huisnummer] en Oude Kerk [huisnummer]
Op 7 mei 2017 omstreeks 12.20 uur heeft de bewoonster van Oude Kerk [huisnummer] , mevrouw [getuige 1] , bij de politie gemeld, dat zij voor de poort van haar woning die ochtend een plas bloed heeft aangetroffen. Zij is met haar overbuurman gaan zoeken naar aangeschoten wild. [34]
Haar overbuurman, de bewoner van Oude Kerk [huisnummer] , heeft tegenover de politie verklaard dat hij in de ochtend van 7 mei 2017 omstreeks 06.00 uur wakker werd van een geluid van autoportieren die werden dichtgeslagen. Hij dacht dat het de overburen waren, die op weekdagen altijd om 06.00 uur naar hun werk gaan. Hij hoorde later van zijn overbuurvrouw van het aantreffen van bloed voor de poort van haar woning. [getuige 2] , die jager is, heeft ervaring met het sporenbeeld van bloed. Hij verklaart dat het leek of iemand “uit de auto was geduwd”. Hij zag een schuifspoor op de grond richting het hekwerk. Hij is gaan kijken naar een “zweetspoor”, wat alles kan zijn, zoals bloed en weefsel van aangeschoten wild. Hij zag op circa een meter hoogte bloedspetters op de bladeren van struiken en heeft die aan de mensen van de technische recherche aangewezen. Dat was op een afstand van circa twintig meter van de plaats van het aantreffen van het bloed op de grond. Hij heeft van de technische recherche gehoord dat het menselijk bloed was. [35]
Door de politie is forensisch onderzoek verricht naar sporen bij Oude Kerk [huisnummer] te Spaubeek. Ter hoogte van de tuinpoort van Oude Kerk [huisnummer] werd een concentratie van bloed aangetroffen. Ook werden meerdere relatief kleine bloedconcentraties en kleine bloedspatten op de tuinpoort aangetroffen. Van het bloed op de grond bij de tuinpoort en het bloed dat ter hoogte van de bosrand nabij de lantaarnpaal lag, zijn monsters genomen, waarvan blijkt dat het om menselijk bloed gaat. Het blijkt dat het bloedspoor loopt van de taxi naar de lantaarnpaal, op zo’n 10 m van de locatie waar de taxi op de Oude Kerk [huisnummer] heeft stilgestaan, en terugloopt richting de taxi om vervolgens aldaar de bosschage in te lopen over 18,5 m richting de woningen Oude Kerk [huisnummer] en 5 en vervolgens 8 m schuin de weg over te lopen naar de poort van de woning van Oude Kerk [huisnummer] . De afstand die de verwonde taxichauffeur heeft afgelegd, bedraagt circa 40 m. [36]
Bevindingen bloedsporen in taxi en de duiding van wat er in de taxi is gebeurd
Uit het sporenbeeld van het bloed in de taxi blijkt onder meer uit het eerder aangehaald onderzoek van de politie te Den Haag (o.a. de foto’s op pagina 1635 en 1636) dat er op het rechter voorportier veel bloed is aangetroffen. Uit het tweede onderzoek door de politie Limburg is het volgende bevonden:
“Gezien het bloedbeeld ter hoogte van de voorstoelen en het bloedbeeld op de achterbank heeft het slachtoffer zich op het moment van het ontstaan van het eerste letsel zeer waarschijnlijk op of nabij de bestuurderstoel bevonden en heeft hij bloedend via het rechter voorportier het voertuig verlaten. Het is zeer waarschijnlijk dat op het moment dat het slachtoffer via dit portier het voertuig verliet, het rechterachterportier geopend was. Gezien het bloedbeeld in het voertuig heeft de dader zich op de achterbank bevonden in een gebied achter de bestuurderstoel en de ruimte tussen de voorstoelen”. [37]
De bevindingen uit het sectierapport en de duiding van het toegepaste geweldHiervoor zijn reeds de bevindingen uit het sectierapport van [slachtoffer] vermeld. Relevant is nog een keer te benoemen dat het verwondingspatroon
wijst op een snelle opeenvolging van steken, zonder wezenlijke relatieve beweging tussen de dader en het slachtoffer. Ook is gebleken dat [slachtoffer] zich actief heeft geweerd tegen deze messteken. Verder is geconcludeerd dat de steekwonden in de rug later zullen zijn toegebracht dan de steekwonden aan de borstkast, en dat uit de aard van die steekwonden blijkt dat daarbij door slachtoffer geen verweer is gevoerd. Het karakter van de steken, ten slotte,
wijst op een grote hevigheid respectievelijk energie van de inwerkingen.De conclusie is dat [slachtoffer] is
doodgebloed als gevolg van de steekwonden. [38]
Het mes
De boers van [slachtoffer] hebben verklaard dat hun broer nooit een mes in zijn auto had. En dat zij – allen taxichauffeur – ook geen messen bij zich hebben en dat het aanwezig hebben van een mes strafbaar is en je daar een hoge boete voor kunt krijgen. [39]
De afgelegen plaatsBroer [broer 1] heeft tegenover de politie verklaard:
“Ik vermoed dat [slachtoffer] bedreigd is om op die plaats in Spaubeek in te rijden. Wij zijn met iemand van de politie gaan kijken waar het gebeurd is. Op die plaats is een bos en de huizen die er zijn kunnen dan niet zien wat daar gebeurd. Ik zou daar niet zijn ingereden en ik vermoed [slachtoffer] ook niet, tenzij hij bedreigd werd. Het was ook nog donker.” [40]
Wat heeft de verdachte over de toedracht verklaard?
De verdachte heeft verklaard dat er toen ze de tweede maal op de locatie aan de Oude Kerk [huisnummer] aankwamen – nog steeds – onenigheid over de ritprijs was, die er op uitliep dat de taxichauffeur het mes tevoorschijn haalde vanonder zijn stoel, en daarmee verschillende keren op hem afkwam en daarbij voorzichtig met het mes dreigde. De verdachte weet niet waarom hij toen niet uit de auto is gestapt, hij was in paniek. De verdachte heeft vervolgens het mes van de taxichauffeur afgepakt, door de hand/arm van de taxichauffeur naar de hoofdsteun (van de stoel van de taxichauffeur) te slaan. De verdachte heeft het mes toen kunnen pakken uit de hand van de taxichauffeur, en dat mes vervolgens omgekeerd naar beneden gericht vastgehouden in zijn linker hand, terwijl hij de taxichauffeur van zich af probeerde te houden met zijn andere hand. De taxichauffeur bleef op hem afkomen, en kwam tussen de stoelen door boven op de verdachte liggen, terwijl de verdachte inmiddels in hoek op de achterbank, tegen het rechter achterportier lag. Het mes viel uit de hand van de verdachte en toen de taxichauffeur maar op hem af bleef komen, en met een vuist de keel van de verdachte dichtduwde (op zijn adamsappel), en de verdachte geen lucht kreeg en schreeuwde, heeft hij ter verdediging het mes gepakt. De verdachte verklaart dat hij toen de taxichauffeur wel zal hebben gestoken, eerst eenmaal, en toen de taxichauffeur bleef komen zal hij hem nog wel een keer hebben gestoken. Hij heeft hem in de borst gestoken. Hij heeft de taxichauffeur vervolgens op de rechtervoorstoel teruggeduwd. Hij was in paniek en weet het allemaal niet meer precies. Hij weet niet hoe vaak hij heeft gestoken. Hij hoorde van zijn advocaat dat de taxichauffeur 12 maal was gestoken en schrok daarvan. De verdachte verklaart dat hij zich heeft verweerd. Hij was in paniek. Hij zag op het laatste moment wel iets van bloed aan de kleding van het slachtoffer. Ook had hij bloed aan zijn handen. Hij heeft verder verklaard dat hij na het steken wel nog uit de auto is gegaan, via het linker achterportier. De taxichauffeur is de taxi ook uitgegaan, via het linker voorportier. De taxi stond met de neus geparkeerd in de richting van waar ze vandaan kwamen; de auto was op de locatie Oude Kerk [huisnummer] na aankomst gekeerd, en geparkeerd met de rechterkant dicht tegen de bosrand. Hij verklaart desgevraagd dat hij er niet aan gedacht heeft hulp te zoeken voor de kennelijk (zwaar)gewonde taxichauffeur. Toen de taxichauffeur uit de taxi was, is de verdachte weer naar de auto gelopen, heeft de autosleutel gezocht en gevonden op de vloer van de auto, waarna hij wilde wegrijden. Want hij wilde weg van het gevaar. Het mes lag nog achter in de auto op de vloer. Hij weet niet hoe de taxichauffeur aan de steken in zijn rug is gekomen. Buiten de taxi is er niets meer gebeurd. Hij weet niet hoe het kan dat er een bloedspoor is aangetroffen, dat begint bij de lantaarnpaal voor de taxi en vervolgens terugloopt, de bosschage in om circa 40 m verder bij de poort van Oude Kerk [huisnummer] te eindigen. Hij verklaart desgevraagd ook dat hij niet meer met de taxi naar de locatie Oude Kerk [huisnummer] is gereden en stil heeft gestaan, zoals uit de BCT/GPS gegevens blijkt en waar de overbuurman precies op datzelfde tijdstip die ochtend het geluid van dichtslaande autoportieren heeft gehoord. De verdachte verklaart desgevraagd dat hij het slachtoffer buiten de taxi niet meer heeft gestoken, ook niet voor de poort bij Oude Kerk [huisnummer] . Hij ontkent ook nadrukkelijk dat hij het mes bij zich had die ochtend. Toen hoorde hij en zag hij in zijn ooghoek dat de taxichauffeur op de achterbank van de taxi kwam gedoken. Hij lag op zijn buik, met het hoofd richting rechterachterportier. De verdachte weet niet hoe het achterportier toen dicht is gemaakt, de verdachte zelf heeft dit niet gedaan. De verdachte wilde weg, weg van het gevaar. Hij
voelt nog de hand van de taxichauffeur op zijn schouderen daarna niets meer en rijdt weg. Hij was in paniek, en heeft er ook toen niet aan gedacht te kijken hoe het met de taxichauffeur ging en om de politie of een dokter of ambulance in te schakelen. Hij vertrekt dan naar de locatie in Catsop waar hij even is uitgestapt omdat hij zich niet goed voelde. Hij zag het mes op de vloer bij de achterbank van de taxi liggen en zal het mes weggegooid hebben in paniek. Hij heeft daar ook gezien dat de taxichauffeur niet meer leefde. Hij weet niet waarom hij toen geen hulp heeft ingeschakeld. Hij was in paniek. Hij is vervolgens gaan rijden en kwam toevallig op de locatie in Isenbruch terecht, waar hij het lichaam van de taxichauffeur heeft achtergelaten. Hij heeft het lichaam niet bewust over de grens in Duitsland achtergelaten. Hij kan desgevraagd niet verklaren waarom hij de taxi niet daar, of ergens in de bebouwde kom, bijvoorbeeld in Sittard heeft achtergelaten en de taxi heeft meegenomen. Hij verklaart te zijn gaan rijden en is gereden totdat de benzine op was en hij de taxi heeft achtergelaten op de plaats waar die op 7 mei 2017 is aangetroffen door de politie Den Haag. De verdachte weet niet waarom hij de portemonnees heeft meegenomen en waarom hij vervolgens zich het geld uit de portemonnees en de telefoon van de taxichauffeur heeft toegeëigend. Dat was niet de bedoeling. Maar hij was in paniek. Hij ontkent desgevraagd dat hij tevoren van plan was de taxichauffeur te beroven en bewust deze taxichauffeur te hebben uitgezocht omdat deze de zwakste zou zijn, zoals een van de broers van [slachtoffer] veronderstelt. Hij betwist ook dat hij geen geld bij zich zou hebben gehad, hij had € 50,- bij zich. Hij heeft deze taxichauffeur uitgekozen omdat hij de goedkoopste was. [41]
Vertrek vanaf de locatie Oude Kerk [huisnummer] naar de locatie in Catsop waar het mes is gevonden
Om 6:02:45 vertrekt de taxi van de locatie Oude Kerk [huisnummer] te Spaubeek, met de verdachte als bestuurder. Op de beelden van de camera’s van huizen langs de route is te zien, dat de verdachte zijn autogordel draagt, ook op het verdere traject tot Zevenhuizen en uit de BCT/GPS blijkt ook dat de verdachte zich aan de geldende snelheden heeft gehouden.
Om 6:22:45 uur, dus 20 minuten later, komt de taxi aan op de locatie in Catsop, waar de taxi 1 minuut heeft stilgestaan en waar later het mes door de politie in de struiken is gevonden.
Vertrek vanaf de locatie in Catsop naar de locatie in Isenbruch, waar het lichaam wordt achtergelaten
Vanaf de locatie in Catsop, rijdt de taxi naar Isenbruch, Duitsland, waar de taxi aankomt om 7:27 uur (weer 65 minuten later) en waar de taxi negen minuten heeft stilgestaan. Op deze locatie is het lichaam van [slachtoffer] door de verdachte achtergelaten, waarna de verdachte met de taxi vertrekt naar het noorden van het land, alwaar hij de taxi achterlaat op de vluchtstrook van de A12 bij Zevenhuizen, als hiervoor reeds is aangegeven. [42] [43]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] het leven heeft gelaten door toedoen van de verdachte. De verdachte heeft met een mes 12 maal in het lichaam van [slachtoffer] gestoken, met gevolg dat hij is doodgebloed.
Dat de verdachte daarbij heeft gehandeld uit noodweer, zoals de verdachte heeft verklaard, blijkt naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze logisch uit de bewijsmiddelen en is naar het oordeel van de rechtbank ook anderszins niet aannemelijk geworden. Integendeel:
Ten eerste blijkt dat op de Maastrichterlaan te Beek, de bestemming is bereikt als afgesproken volgens de afgesproken ritprijs. Dat er dus onenigheid zou kunnen zijn over de ritprijs, is daarmee al niet aannemelijk geworden.
Verder wordt de wijze waarop er in de taxi een worsteling heeft plaatsgevonden volgens de verdachte, weersproken door het sporenbeeld van het bloed in en aan de taxi. Bovendien is bij de verdachte, in tegenstelling tot het slachtoffer, geen enkel letsel vastgesteld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] degene is geweest die het mes bij zich had in de taxi. Dat oordeel impliceert dat het de verdachte is geweest die het mes bij zich droeg toen hij in de taxi stapte.
Ook is niet aannemelijk geworden dat de verdachte geld bij zich had voor een taxirit toen hij in Maastricht in de taxi stapte. Immers, uit de bewijsmiddelen blijkt dat het geld dat bij de verdachte is aangetroffen, exact overeenkomt met opbrengst van de betaalde taxiritten van de avond van 6 mei en vroege ochtend van 7 mei 2017, waarbij opgeteld een startgeld van
€ 50,-. Uit onderzoek van de politie is tevens niet gebleken dat de verdachte over bronnen van inkomsten beschikte op 7 mei 2017.
Dat het de verdachte wellicht enkel te doen zou zijn geweest om een “gratis taxirit” is niet aannemelijk geworden, omdat hij in dat geval op de afgesproken bestemming eenvoudig uit de taxi zou kunnen zijn gestapt (of anders op de locatie Oude Kerk [huisnummer] , toen de rit als beëindigd werd ingetoetst door de taxichauffeur en de ritprijs € 77,95 bedroeg).
De rechtbank overweegt verder nog dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een taxiroof, in welk geval (pagina 1015) het ging om een vrouwelijke taxichauffeur. Die vond plaats in de vroege ochtend van 10 januari 2011, waarbij ook die taxi in hetzelfde gebied heeft rondgereden om uiteindelijk uit te komen op een doodlopend stuk weg, waarbij de verdachte onder bedreiging met een mes zich het geld en de taxi heeft toegeëigend.
Dat alles leidt de rechtbank tot de conclusie, dat de verdachte toen hij in Maastricht in de taxi stapte, voornemens was de taxichauffeur te beroven van zijn geld en/of telefoon en/of taxi. De verdachte was de agressor, [slachtoffer] was het slachtoffer. Dat verdachte in paniek is geweest, is reeds daarom niet aannemelijk geworden. Het verweer van noodweer wordt verworpen.
Voorbedachten rade
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van, onder meer, 27 oktober 2015 overwogen dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. [44]
De rechtbank is er in dit geval niet van overtuigd dat de verdachte bij aanvang van de taxirit in Maastricht het voornemen had om de taxichauffeur van het leven te beroven.
Hiervoor is al vermeld dat de rechtbank wel tot de conclusie is gekomen dat de verdachte toen wel het voornemen had om de taxichauffeur te beroven van zijn geld en/of telefoon en/of taxi. En dat hij daarom een mes bij zich had waarmee hij de taxichauffeur kon bedreigen tot afgifte van zijn goederen.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast, dat de verdachte het mes ook voor dit doel heeft gebruikt. Immers, als al niet eerder, dan heeft de verdachte in elk geval na aankomst voor de eerste maal op de Oude Kerk [huisnummer] te Spaubeek geprobeerd de taxichauffeur te beroven. Kort ervoor is immers de rit als beëindigd ingetoetst op de BCT/taximeter. De taxi heeft daar toen 3 minuten stilgestaan. Blijkbaar heeft de verdachte zijn doel toen aldaar niet (volledig) bereikt omdat [slachtoffer] weerstand bood of de verdachte op andere gedachten probeerde te brengen.
Vervolgens rijdt de taxichauffeur 57 minuten lang kriskras door het zuiden van Limburg met de verdachte op de achterbank. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de taxichauffeur dat op instructie van de verdachte heeft gedaan, onder bedreiging van het mes. Er is geen enkel (economisch) belang of argument te bedenken dat de taxichauffeur vrijwillig is gaan rijden in voor hem onbekend gebied met een niet betalende klant op de achterbank om dan vervolgens weer terug te keren naar de afgelegen locatie op de Oude Kerk 3 te Spaubeek.
Blijkbaar heeft de verdachte in die 57 minuten dat de taxi zo door de nacht is gereden, zijn doel niet bereikt. In die lange tijdspanne heeft de verdachte zich terdege kunnen beraden wat vervolgens te doen. Hij had kunnen kiezen zijn doel op te geven en de taxichauffeur zijns weegs te laten gaan. Dat heeft hij niet gedaan. Uiteindelijk leidt hij de taxichauffeur opnieuw naar de afgelegen plek in het bos, gelegen aan de Oude Kerk [huisnummer] te Spaubeek. Daar staat de taxi in totaal 8 minuten stil. Blijkbaar heeft de verdachte ook toen niet “goedschiks” zijn doel bereikt en beslist dat het dan maar “kwaadschiks” moest en ingestoken op het slachtoffer. Nadat [slachtoffer] na in de taxi gestoken te zijn, levensgevaarlijk verwond uit de taxi is gevlucht en 40 m verderop, via de bosschages bij de woning Oude Kerk 4 terechtkwam, liet de verdachte hem nog steeds niet met rust en heeft hij hem, zo niet al eerder in de taxi, dan in elk geval kort vóór of kort nádat hij ineen is gezakt voor de poort van Oude Kerk [huisnummer] , nog in de rug gestoken. Toen heeft hij het slachtoffer, van wie niet aannemelijk is dat hij nog de kracht had zelf in de taxi te stappen, in de taxi gehesen en is weggereden naar de plek waar hij het mes heeft weggegooid. Bij het wegrijden voelt de verdachte nog de hand van het slachtoffer op zijn schouder. Dat zo is gegaan, volgt de rechtbank. Dit is namelijk een detail in de verklaringen van de verdachte die de rechtbank overtuigt als authentiek. Maar ook dan bekommert de verdachte zich nog steeds niet om de levensgevaarlijk gewonde [slachtoffer] en laat hem aan zijn lot over en laat hij de dingen op zijn beloop. In Catsop, 20 minuten na vertrek vanaf de Oude Kerk [huisnummer] in Spaubeek, kijkt hij voor het eerst hoe het met de taxichauffeur is, om vast te stellen dat deze inmiddels is overleden. Ook dan toont hij geen enkel respect voor het lot van zijn slachtoffer en laat hem achter in een afgelegen plek in het bos, over de grens in Duitsland.
Conclusie ten aanzien van voorbedachten rade
Uit de voorgaande gang van zaken leidt de rechtbank af dat de verdachte meer dan eens de nodige tijd heeft gehad zich te beraden hoe te handelen toen hij met de bedreiging van de taxichauffeur zijn doel niet bereikte. Ook is niet aannemelijk geworden dat de verdachte op enig moment in een situatie heeft verkeerd dat hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Omstandigheden die wijzen op een contra-indicatie en tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn de rechtbank niet gebleken noch aannemelijk geworden.
Dat betekent dat de rechtbank bewezen acht, dat de verdachte op 7 mei 2017 te Spaubeek [slachtoffer] heeft vermoord door hem meermaals met een mes in diens lichaam te steken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 7 mei 2017 te Spaubeek, gemeente Beek, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes in diens lichaam te steken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de verdachte is door P.E. Geurkink, GZ-psycholoog, en R.J.P. Rijnders, psychiater, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (PBC), Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van de verdachte. Van dat onderzoek hebben genoemde psychiater en psycholoog een rapport opgemaakt, gedateerd 10 januari 2018.
Hoewel de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan de onderzoeken van de psycholoog en de psychiater, hebben de psycholoog en de psychiater toch beperkt over de verdachte kunnen rapporteren, namelijk op basis van observaties en enkele korte, informele gesprekken die zij met de verdachte hebben gevoerd.
Het rapport vermeldt als forensische analyse en beantwoording van de vraagstelling
–zakelijk weergegeven –:
“Bij de verdachte wordt een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld, door de deskundigen omschreven – in DSM-5-termen te classificeren - als een “andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis” (met narcistische, antisociale en afhankelijke kenmerken). Betrokkene lijkt vast te lopen op verschillende sociaalmaatschappelijke deelvlakken (woning, werk, financiën, relatie, ouderschap) en lijkt niet toe te komen aan het realiseren van een zelfstandig bestaan. Hij lijkt weinig gehinderd door gewetensremming in het oplichten en gebruik maken van derden. Betrokkenes voornoemde persoonlijkheidsstoornis geldt als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. In de aanloop tot en ten tijde van het tenlastegelegde was deze gebrekkige ontwikkeling aanwezig.
De deskundigen kunnen geen uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid en evenmin over de recidivekans voortvloeiend uit eventuele pathologische gedragingen of handelingen van de verdachte. Daarom kunnen zij ook geen forensische interventieadviezen geven ter vermindering van mogelijk gevaar op toekomstige aan het ten laste gelegde gelijkwaardige delicten. Wel menen zij te in globale zin te kunnen aangeven dat de verdachte na ommekomst van zijn huidige detentie (of dit nu op korte of lange termijn is) problemen zal blijven ondervinden op verschillende sociaal-maatschappelijke deelvlakken (woning, werk, financiën, relatie en ouderschap). Verdachte zal vermoedelijk niet toekomen aan het realiseren van een zelfstandig bestaan. De kans is groot dat hij (weer) vastloopt in het leven, waarbij het geenszins uit te sluiten is dat hij antisociaal, verwervingscrimineel getint gedrag zal vertonen.”
De rechtbank constateert dat niet is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met daarnaast oplegging van de maatregel van
terschikkingstelling, met het bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd. De officier van justitie heeft aan de rechtbank verzocht in de uitspraak tevens het advies op te nemen de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege niet eerder aan te vangen dan nadat de verdachte twee derde gedeelte van de gevangenisstraf heeft ondergaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair, namelijk voor het geval de rechtbank komt tot een veroordeling, voor wat betreft de strafmaat bepleit rekening te houden met hetgeen is aangevoerd ten aanzien van de omstandigheden waaronder de verdachte heeft moeten handelen, in het bijzonder de rol die het slachtoffer daarin heeft gespeeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft [slachtoffer] in de vroege ochtend van 7 mei 2017 meedogenloos om het leven gebracht. Het slachtoffer had daarbij geen schijn van kans.
De verdachte heeft zich daarbij schuldig gemaakt aan een van de ernstigste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht.
Nadat de verdachte bij verschillende taxichauffeurs had geïnformeerd naar de ritprijs van een taxirit naar Beek, is hij uiteindelijk die ochtend bij [slachtoffer] in de taxi gestapt omdat die volgens hem het goedkoopst was. De rechtbank acht het aannemelijk dat de verdachte juist deze taxichauffeur heeft uitgezocht omdat hij dacht dat hij hem gemakkelijk kon beroven.
[slachtoffer] heeft de verdachte meegenomen, niet wetend dat dit zijn laatste rit zou worden. De verdachte heeft hem op een afgelegen plek van het leven beroofd en hem vervolgens in een bos in het buitenland achtergelaten, kennelijk om te verhinderen dat het lichaam gemakkelijk zou worden gevonden en de vondst zou worden gekoppeld aan een in Maastricht vermiste taxichauffeur. Het is een gelukkig toeval dat het lichaam al enkele uren nadat het in het bos werd achtergelaten, werd aangetroffen door wandelaars met hun honden. Door samenwerking tussen de politie uit Den Haag, Zuid-Limburg en Duitsland kon het lichaam al kort nadat het werd gevonden, worden geïdentificeerd als zijnde [slachtoffer] , die net 24 jaar oud was en in de bloei van zijn leven stond.
Het is evident dat de moord op [slachtoffer] een groot verlies betekent voor zijn familie, zijn ouders en 3 broers, waaronder zijn tweelingbroer. Op de terechtzitting is gebleken dat zij allen psychisch gebroken zijn. De brute wijze waarop het slachtoffer is omgebracht en vervolgens achter is gelaten in het bos, maakt het verlies extra zwaar.
Het gezin [familienaam slachtoffer] is jaren geleden uit Tsjetsjenië gevlucht voor het oorlogsgeweld.
Het is wrang dat het gezin nu, in een land waar vrede heerst, op deze gruwelijke wijze hun zoon/broer heeft moeten verliezen. De verdachte is daarvoor aansprakelijk.
Samen met zijn tweelingbroer had [slachtoffer] sinds een jaar een eigen taxibedrijf. Zij waren trots op het feit dat zij dit bedrijf hadden opgebouwd in nog geen jaar tijd en op het feit dat zij nu zelfstandig in hun levensonderhoud konden voorzien. Ook zijn beide andere broers hadden een eigen taxibedrijf, waar zij trots op waren. Alle drie de broers zijn gestopt met hun bedrijf door wat er met [slachtoffer] is gebeurd. Ook collega taxichauffeurs hebben geschokt gereageerd op de moord en in een stille tocht hun collega herdacht. De daad van de verdachte heeft ook onder hen veel angst teweeggebracht.
Een daad, zoals door de verdachte begaan, heeft niet alleen voor de nabestaanden diep ingrijpende gevolgen, maar blijft ook in de samenleving niet zonder gevolgen. De vondst van het lichaam van het slachtoffer is uitgebreid aan de orde geweest in de media en bevordert in de samenleving gevoelens van onveiligheid.
Nadat het slachtoffer door de toegebrachte verwondingen levensgevaarlijk gewond is geraakt en de verdachte met hem op de achterbank van de taxi wegreed van Oude Kerk te Spaubeek heeft hij net als daarvoor, geen hulp gezocht voor zijn slachtoffer. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte mee rekening houden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder rekening gehouden met het strafblad van de verdachte d.d. 8 mei 2018, waaruit blijkt dat hij, onder meer, reeds tweemaal eerder is veroordeeld wegens een overval op een taxichauffeur.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De hoogte van de straf is mede ingegeven door het oordeel van de rechtbank dat aan de verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd.
De maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten van artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling is voldaan. Immers tijdens het begaan van het strafbare feit – het plegen van de moord– bestond er bij de verdachte een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens; het bewezenverklaarde is een misdrijf, gericht tegen de veiligheid van een ander, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, terwijl de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist.
De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege bevelen.
De rechtbank heeft hierbij de bevindingen uit het de observatie in het PBC, zoals die blijken uit de rapportage van 10 januari 2018 in aanmerking genomen.
Gezien het recidivegevaar en het gevaar voor de maatschappij bij het onbehandeld terugkeren van de verdachte na zijn detentie, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging is aangewezen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[vader slachtoffer] heeft zich door zijn vordering tot vergoeding van zijn schade tot een bedrag van € 16.222,60, bestaande uit € 6.222,60 wegens materiële schade en
€ 10.000,00 wegens immateriële schade, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente, zich partij gesteld.
[broer 2] , [broer 3] , [broer 1] en [moeder slachtoffer] hebben ieder voor zich, door hun vorderingen tot vergoeding van hun schade, elk tot een bedrag van
€ 10.000,00 wegens immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, zich partij gesteld.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangaande de vorderingen van de benadeelde partijen aangevoerd dat deze vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu hij ontslag van alle rechtsvervolging heeft bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
In artikel 6:108, tweede lid juncto eerste lid, aanhef van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, de aansprakelijke verplicht is aan degene te wiens laste de kosten van lijkbezorging zijn gekomen, deze kosten te vergoeden.
Hieronder vallen de kosten van de uitvaart en de kosten van de rituele bewassing die volgens opgave van de benadeelde partij [vader slachtoffer] niet zijn vergoed tot een bedrag van € 6.222,60.
De rechtbank stelt vast dat [vader slachtoffer] deze kosten als gevolg van het onder primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks heeft geleden en dat deze kosten op grond van artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komen.
Ten aanzien van de immateriële schade van de benadeelde partijen overweegt de rechtbank het volgende.
De benadeelde partijen [vader slachtoffer] , [broer 2] , [broer 3] , [broer 1] en [moeder slachtoffer] hebben elk een immateriële schadevordering ingediend van € 10.000,-. Zij hebben gesteld dat zij als gevolg van de dood van hun zoon respectievelijk broer te kampen hebben met ernstig psychisch letsel. Zij zijn elk onder behandeling bij een psycholoog.
[broer 2] , [broer 1] en [broer 3] zijn in behandeling (geweest) bij drs R.H.F. Driessen, GZ-psycholoog. Hij heeft geconstateerd dat [broer 2] lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en dat [broer 1] en [broer 3] lijden aan PTSS en een depressieve stoornis. Ook de vader en de moeder van het slachtoffer lijden volgens de hen behandelend GZ-psycholoog, zijnde drs. J. Jacquot respectievelijk
drs. N.C. Quaedvlieg, aan PTSS en een depressieve stoornis.
De gebeurtenis waarbij hun zoon/broer is overleden heeft zware impact op hen gehad.
In haar arrest van 22 februari 2002 (LJN: AD5356) heeft de Hoge Raad overwogen dat het stelsel van de wet meebrengt dat nabestaanden ingeval iemand met wie zij een zeer nauwe en/of affectieve relatie hadden, overlijdt ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hen aansprakelijk is, geen vordering geldend kunnen maken tot vergoeding van nadeel wegens het verdriet dat zij ondervinden als gevolg van dit overlijden. Kort gezegd komt dit erop neer dat immateriële schade wegens het verdriet dat is ontstaan door het overlijden van het slachtoffer, de zogenaamde affectieschade, niet voor vergoeding in aanmerking komt. Het burgerlijk recht kent - indien is voldaan aan een aantal vereisten - wel ruimte voor vergoeding van zogenaamde shockschade. Van shockschade wordt voor zover in het kader van het strafrecht relevant, gesproken indien een persoon geestelijk letsel oploopt als gevolg van het waarnemen van een strafbaar feit, of het direct geconfronteerd worden met de ernstige gevolgen daarvan, waardoor bij deze persoon een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit.
Deze situatie zal zich met name kunnen voordoen indien iemand tot wie deze persoon in een nauwe affectieve relatie staat, wordt gedood of gewond. Men denke aan de situatie waarin een familielid ooggetuige is van een geweldsdelict of, zoals in het onderhavige geval, de confrontatie bij de aanerkenning met het levenloze lichaam van hun zoon/broer, aan welk lichaam een twaalftal steekwonden waren toegebracht. Vereiste voor de toekenning van shockschade is dat het geestelijk letsel in rechte moet kunnen worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
In de onderhavige zaak is het gezin [familienaam slachtoffer] direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het handelen van verdachte, die hebben geleid tot de dood van hun zoon/broer. De vader en de drie broers hebben het slachtoffer aangetroffen in levenloze toestand, terwijl zij in dezelfde nacht nog contact hadden gehad met het slachtoffer. Dat zijn levenloze lichaam enkele uren later geïdentificeerd moest worden, heeft bij hen een enorme emotionele schok teweeggebracht waaruit geestelijk letsel is voortgevloeid. Dit geldt ook voor de moeder van het slachtoffer. Zij heeft haar zoon weliswaar niet geïdentificeerd, maar zij is wel geconfronteerd met de afgrijselijke details die tot de dood van haar zoon hebben geleid en zij heeft zijn verwondingen gezien.
De rechtbank neemt aan dat dit alles een bijzonder traumatische gebeurtenis voor het gezin [familienaam slachtoffer] moet zijn geweest.
De rechtbank heeft er nota van genomen dat de ouders en de broers van het slachtoffer allen zijn behandeld door een psycholoog. Ten aanzien van alle vijf gezinsleden is een diagnose volgens DSM-5 vastgesteld. Nu is vastgesteld dat zij lijden aan PTSS en ten aanzien van de ouders en de broers [broer 3] en [broer 1] ook aan een depressieve stoornis, heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Zij zal de vorderingen van de benadeelde partijen dan ook toewijzen. Zij zal bepalen dat de toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 3.4 bewezen verklaarde strafbare feit onder primair zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partijen aansprakelijk is voor de gevorderde schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan immateriële schade dat de rechtbank zal toewijzen telkens tot een bedrag van € 10.000,- zal zij de maatregel naar redelijkheid en billijkheid beperken tot een bedrag van € 5.000,-.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
  • gelast de
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [vader slachtoffer] tot op begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [moeder slachtoffer] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, aan de zijde van [broer 2] tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, aan de zijde van [broer 3] tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. D. Osmić, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 07 mei 2017 te Spaubeek, gemeente Beek, in elk geval in Nederland of Duitsland, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens lichaam te steken en/of te snijden, in elk geval door geweld uit te oefenen op die [slachtoffer] ;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 07 mei 2017 te Spaubeek, gemeente Beek, in elk geval in Nederland of Duitsland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens lichaam te steken en/of te snijden, in elk geval door geweld uit te oefenen op die [slachtoffer] ,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto (taxi) en/of (een) portemonnee(s) en/of een telefoon,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 07 mei 2017 te Spaubeek, gemeente Beek, in elk geval in Nederland of Duitsland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens lichaam te steken en/of te snijden, in elk geval door geweld uit te oefenen op die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Bij beschikking van de rechtbank d.d. 29 november 2011 is de eerste voornaam van de verdachte, [naam] , gewijzigd in de naam [naam] , de overige genoemde voornamen zijn ongewijzigd, pagina 1440.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg met aanvullende
3.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen Boord Computer Taxi (BTC) d.d. 15 mei 2017, pagina’s 799 tot en met pagina 801, pagina 800 (betreffende het onderzoek op 8 mei 2017 naar de GPS BCT); Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 9 mei 2017 inzake het uitlezen van de Boord Computer Taxi (BTC) van de taxi, Dacia Logan, met kenteken [kenteken] (pagina 770); Het proces-verbaal GPS data uit taxi d.d. 12 mei 2017 (pagina 780); Het proces-verbaal route taxi [kenteken] volgens GPS in de Boord Computer Taxi, met bijlage, pagina 782 tot en met 797, pagina 784.
4.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 8 juni 2018.
5.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen Boord Computer Taxi (BTC) d.d. 15 mei 2017 en bijlage, pagina’s 799 tot en met pagina 804; pagina799 en 800 over onderzoek BCT/taximeter op 7 mei 2017 naar de (laatst) gereden taxirit(ten), in bijlage pagina 804;
6.Het proces-verbaal bevindingen, pagina 607.
7.Het proces-verbaal van bevindingen pagina’s 608 en 609 en bijlage (foto’s) pagina’s 610 tot en met 612) en het proces-verbaal pv bevindingen Zevenhuizen, pagina 619 en bijlage 620.
8.De verklaring van de verdachte op de terechtzitting.
9.Het geschrift, opgemaakt d.d. 24 mei 2017 door J. van Gastel, forensisch arts KNMG, inhoudende een letselbeschrijving van letsels van de verdachte, pagina 1723.
10.Het proces-verbaal sporenonderzoek met foto’s, pagina’s 1610 tot en met 1665.
11.proces-verbaal pv bevindingen Zevenhuizen, pagina 619 en bijlage 620 en het proces-verbaal sporenonderzoek met foto’s, pagina 1666 tot en met 1683.
12.De verklaring van de verdachte op de terechtzitting.
13.Het proces-verbaal van onderzoek portemonnee verdachte [verdachte] , pagina’s 858 tot en met 861, pagina 858; en Proces-verbaal ter zake overzicht geld, pagina’s 863 en 864.
14.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen Boord Computer Taxi (BTC) d.d. 15 mei 2017 en bijlage, pagina’s 799 tot en met pagina 804; pagina799 en 800 over onderzoek BCT/taximeter op 7 mei 2017 opbrengst taxiritten op 6 en 7 mei 2017, bijlage pagina 804.
15.Het proces-verbaal d.d. 3 juni 2017, inhoudende de verklaring van [broer 2] , pagina’s 971 tot en met 978, pagina 974; Het proces-verbaal d.d. 29 mei 2017, inhoudende de verklaring van [broer 1] , pagina’s 959 tot en met 966, pagina 962.
16.Processen verbaal bevindingen GWK, pagina 1460; proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens creditcard, pagina’s 1461 tot en met 1463; Proces-verbaal van bevindingen naar de bankrekeningen op naam van de verdachte, pagina’s 1464 tot en met 1465; Proces-verbaal van bevindingen naar een bankrekening van de verdachte, pagina’s 1466 tot en met 1467 + bijlagen.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [vader slachtoffer] , pagina 670 tot en met 673.
18.Het proces-verbaal van bevindingen “Foto’s vermiste”, pagina 655 met bijlage, foto’s, pagina’s 656 tot en met 660.
19.Tatortbefundbericht Aktenzeichen, pagina’s 636 tot en met 650.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 674.
21.Het geschrift, inhoudende verslag van de sectie, opgemaakt d.d. 10 mei 2017 door het Instituut voor forensische geneeskunde van de Universiteitskliniek Keulen, pagina 1557 tot en met 1586, pagina 1573 tot en met pagina 1577.
22.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen Boord Computer Taxi (BTC) d.d. 15 mei 2017 en bijlage, pagina’s 799 tot en met pagina, pagina 800 (betreffende het onderzoek op 8 mei 2017 naar de GPS BCT); Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 9 mei 2017 inzake het uitlezen van de Boord Computer Taxi (BTC) van de taxi, Dacia Logan, met kenteken [kenteken] (pagina 770); Het proces-verbaal GPS data uit taxi d.d. 12 mei 2017 (pagina 780); Het proces-verbaal route taxi [kenteken] volgens GPS in de Boord Computer Taxi, met bijlage, pagina 782 tot en met 797, pagina 784, locatie Meenkuil.
23.De verklaring van de verdachte op de terechtzitting.
24.Proces-verbaal reconstructie taxi-rit, pagina’s 835 en 836.
25.Proces-verbaal “Stop Maastrichterlaan”, pagina’s 833 en 834.
26.Zie noot 22, in het bijzonder pagina 785, locatie Oude Kerk 3 /4 te Spaubeek.
27.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen Boord Computer Taxi (BTC) d.d. 15 mei 2017 en bijlage, pagina’s 799 tot en met pagina 804; pagina 799 en 800 over onderzoek BCT/taximeter op 7 mei 2017 laatste taxirit op 7 mei 2017 en ritprijs, bijlage pagina 804; en Zie noot 22, in het bijzonder pagina 785, locatie Oude Kerk [huisnummer] te Spaubeek.
28.Proces-verbaal “Uitlezen navigatiesysteem (TomTom)”, pagina’s 837 tot en met 838 en bijlagen; en Proces-verbaal verklaring [broer 3] (pagina’s 988 tot en met 994, pagina 994; en Proces-verbaal verklaring [broer 2] (pagina’s 971 tot en met 987, pagina 977.
29.Proces-verbaal pagina’s 805 en 806 en bijlagen pagina’s 807 tot en met 832; en Proces-verbaal 3e verhoor [verdachte] pagina’s 1144 tot en met 1208, pagina’s 1144 e.v. en pagina 1154 e.v.
30.De verklaring van de verdachte op de terechtzitting.
31.Proces-verbaal pagina 577;en Proces-verbaal van bevindingen uitlezen Boord Computer Taxi (BTC) d.d. 15 mei 2017 en bijlage, pagina’s 799 tot en met pagina 804; pagina 799 en 800 over onderzoek BCT/taximeter op 7 mei 2017 het uitnemen van de boordcomputerkaart, bijlage pagina 803.
32.Het proces-verbaal route taxi [kenteken] met bijlage, pagina 782 tot en met 798.
33.Zie noot 22, in het bijzonder pagina 786 (Oude Kerk [huisnummer] en Oude Kerk [huisnummer] ) en 787 (Oude Kerk [huisnummer] en Oude Kerk [huisnummer] ).
34.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 678 en 679.
35.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] met tekening, pagina 680 tot en met 682.
36.Het proces-verbaal sporenonderzoek met foto’s, pagina 1690 tot en met 1692 en bijlagen; en Proces-verbaal speurhond Spaubeek pagina’s 1701 en 1702; en de situatieschets pagina 1036 en de foto’s pagina’s 1037 tot en met 1042.
37.Proces-verbaal Sporenonderzoek in taxi, Dacia, kenteken [kenteken] , pagina’s 1724 tot en met 1739, samenvatting en interpretatie pagina’s 1729 en 1730.
38.Het geschrift, inhoudende verslag van de sectie, opgemaakt d.d. 10 mei 2017 door het Instituut voor forensische geneeskunde van de Universiteitskliniek Keulen, pagina 1557 tot en met 1586, pagina 1573 tot en met pagina 1577.
39.Proces-verbaal verklaring [broer 3] (pagina’s 988 tot en met 994, pagina 993; en Proces-verbaal verklaring [broer 2] (pagina’s 971 tot en met 987, pagina’s 976 en 977.
40.Proces-verbaal verklaring [broer 1] (pagina’s 959 tot en met 966, pagina 994.
41.De verklaring van de verdachte op de terechtzitting, en; Proces-verbaal verklaring [broer 2] (pagina’s 971 tot en met 987, pagina 978.
42.Proces-verbaal bevindingen aantreffen mes, pagina’s 845 tot en met 847.
43.Beelden DVD, aanduiding o.a. 7.54 en 7.58; en Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen Boord Computer Taxi (BTC) d.d. 15 mei 2017 en bijlage, pagina’s 799 tot en met pagina, pagina 800 (betreffende het onderzoek op 8 mei 2017 naar de GPS BCT); Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 9 mei 2017 inzake het uitlezen van de Boord Computer Taxi (BTC) van de taxi, Dacia Logan, met kenteken [kenteken] (pagina 770); Het proces-verbaal GPS data uit taxi d.d. 12 mei 2017 (pagina 780); Het proces-verbaal route taxi [kenteken] volgens GPS in de Boord Computer Taxi, met bijlage, pagina 782 tot en met 797, vanaf pagina 787 en verder, waarbij op pagina 787 vindplaats mes en pagina 789 vindplaats lichaam.
44.Uitgaande van de uitspraak van de Hoge Raad van 27 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3167)