Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het op 27 november 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige tegenverzoek, met producties;
2.De feiten
1. Opzegging van onderhoudscontracten door klanten
2.Cash betalingen
3.Onterechte kostendeclaraties
- [naam restaurant] , 18 juni 2016, € 212. Op dit bonnetje heeft u aangegeven: “Kantoorpersoneel ( [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam administratief medewerkster] ) I.v.m. extra werk / Overwerk nieuw systeem”. Twee van de genoemde werknemers hebben verklaard hier niet bij aanwezig te zijn geweest.
- Op 12 en 15 augustus 2016 is in het totaal voor een bedrag van € 260 gedeclareerd. Op de bonnetjes heeft u geschreven: “Relaties + T.B.V. Personeel.” Gedurende deze periode was u met vakantie.
- [naam restaurant] , 19 november 2016, € 198. Op dit bonnetje heeft u aangegeven dat u daar was met uw collega [naam operationeel leidinggevende] . De heer [naam operationeel leidinggevende] heeft verklaard daar niet aanwezig te zijn geweest.
- [naam café] , 17 juli 2016, € 130. Op dit bonnetje heeft u aangegeven dat u daar was met [naam tussenpersoon] en [naam werknermer Mulder] . De heer [naam werknermer Mulder] heeft verklaard daar niet aanwezig te zijn geweest.
- [naam hotel] , 31 maart 2017. Op dit bonnetje heeft u aangegeven dat u daar was met [naam operationeel leidinggevende] met de omschrijving “Teambuilding weekend’. De heer [naam operationeel leidinggevende] heeft verklaard hier niet aanwezig te zijn geweest. In totaal zijn er zeven bonnen van dat weekend die zijn gemarkeerd als “teambuilding” met een totaalbedrag van € 813. Het betrof de volgende gelegenheden: [naam gelegenheid 1] , [naam gelegenheid 2] , [naam gelegenheid 3] , [naam gelegenheid 4] en [naam gelegenheid 5] .
4.Overfactureren uren
3.Het geschil
€ 15.000,-- exclusief btw;
4.De beoordeling
nadatde resultaten van dat interne onderzoek bekend zijn geworden. Niet in geschil is dat het onderzoek (zoals gezegd) op
28 september 2017 is afgerond, dat Mulder daarop de raadsman van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] heeft uitgenodigd om die bevindingen te bespreken en dat deze bespreking vervolgens op 4 oktober 2017 heeft plaatsgevonden, dat de raadsman van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] gelegenheid heeft gekregen (en daarvan ook gebruik heeft gemaakt) om bij e-mail van 5 oktober 2017 zijn reactie op het voorgenomen ontslag te geven en dat Mulder vervolgens op 6 oktober 2017 tot het ontslag op staande voet is overgegaan. Hieruit volgt dat Mulder, na het bekend raken van de eindresultaten van het onderzoek op 28 september 2017, voldoende voortvarend heeft gehandeld. Dat de dringende redenen onverwijld zijn meegedeeld staat niet ter discussie.
€ 450,--. [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] noemt dat ‘factureren in de klantperceptie’.
ontbonden(en dus niet, zoals in het lichaam van het verzoekschrift is aangevoerd, wordt berust in de opzegging). Van een ontbinding van de arbeidsovereenkomst is immers geen sprake. Desalniettemin overweegt de kantonrechter ten aanzien van die subsidiaire vorderingen als volgt.
(€ 15.000,-- exclusief btw) die hij heeft moeten maken in de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Mulder heeft dat verzoekschrift ingetrokken (nadat [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] een verweerschrift had ingediend). [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] verzoekt op grond van het bepaalde in art. 6:96 BW en art. 7:686a lid 3 BW om vergoeding van die kosten.