ECLI:NL:RBLIM:2018:5755

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
6557544 CV EXPL 18-26
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonwagen; beroep op verjaring slaagt niet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Leudal en [gedaagde, opposant in verzet], die als bewindvoerder optreedt voor [naam onderbewindgestelde]. De gemeente vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een woonwagenstandplaats vanwege een huurachterstand van € 11.222,23 en de ontdekking van een hennepknipperij in het gehuurde. De kantonrechter heeft in het verstekvonnis van 15 november 2017 de vorderingen van de gemeente toegewezen, met uitzondering van de gevraagde machtiging tot inschakeling van de sterke arm. [gedaagde, opposant in verzet] heeft verzet aangetekend en betoogd dat [naam onderbewindgestelde] niet op de hoogte was van de hennepknipperij en dat de huurachterstand niet aan haar te wijten was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gemeente terecht de huurovereenkomst heeft ontbonden, gezien de hoogte van de huurachterstand en de omstandigheden van de hennepknipperij. Het beroep op verjaring werd verworpen, omdat de verjaring was gestuit door eerdere aanmaningen. De kantonrechter heeft het verstekvonnis bekrachtigd en [gedaagde, opposant in verzet] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6557544 CV EXPL 18-26
Vonnis van de kantonrechter van 20 juni 2018
in de zaak van
de openbare rechtspersoon
GEMEENTE LEUDAL,
zetelend te Heythuysen, gemeente Leudal,
eisende partij, geopposseerde in verzet,
gemachtigde mr. J.F.E. Kikken,
tegen
[gedaagde, opposant in verzet],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[naam onderbewindgestelde],
gedaagde partij, opposant in verzet,
gemachtigde mr. G.G.J. Geerlings.
Partijen zullen hierna de gemeente, [gedaagde, opposant in verzet] en [naam onderbewindgestelde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in de zaak 6411806 CV EXPL 17-2935 (hierna te noemen: verstekdagvaarding)
  • het verstekvonnis van 15 november 2017 in voornoemde zaak
  • de verzetdagvaarding, tevens eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in oppositie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van repliek in oppositie en repliek in reconventie
  • de akte ter rolle in conventie en conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] en [naam huurder] huurden sinds 1 augustus 1999 een woonwagenstandplaats met daarop een voorzieningengebouw, dat uit een berg- en sanitaire ruimte bestaat, en een woonwagen (chassisnr. [chassisnummer] ) van (de rechtsvoorganger van) de gemeente tegen een maandelijkse huurprijs van actueel € 616,44 per maand.
2.2.
Sinds 24 augustus 1999 is [naam onderbewindgestelde] de enige huurder. Zij woont er samen met haar zoon.
2.3.
Bij beschikking van 28 januari 2010 zijn de goederen van [naam onderbewindgestelde] onder bewind gesteld. Bij beschikking van 6 april 2017 is [gedaagde, opposant in verzet] benoemd tot bewindvoerder.
2.4.
Op 6 april 2017 heeft de politie in het voorzieningengebouw een hennepknipperij en 139,56 kilogram hennep voorzien van toppen die ter plaatse werden geknipt aangetroffen.
2.5.
[naam onderbewindgestelde] heeft bovendien een huurachterstand van € 11.222,23 doen ontstaan die, ondanks sommaties, niet is betaald.

3.Het geschil

3.1.
In de verstekdagvaarding vorderde de gemeente, samengevat, dat de huurovereenkomst vanwege de omstandigheden genoemd onder 2.4 en 2.5 ontbonden zou worden en dat [gedaagde, opposant in verzet] zou worden veroordeeld tot ontruiming van de woonwagenstandplaats en woonwagen, met machtiging tot het inschakelen van de sterke arm, en tot betaling van € 12.633,83 (€ 11.222,23 aan hoofdsom, € 887,22 aan buitengerechtelijke kosten, € 186,32 aan btw over buitengerechtelijke kosten en € 338,06 aan rente tot en met 9 maart 2016), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 9 maart 2016, en de proceskosten.
3.2.
In het verstekvonnis heeft de kantonrechter de vorderingen toegewezen, met uitzondering van de gevraagde machtiging en met de bepaling dat de hoofdsom zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2016 in plaats van 9 maart 2016.
3.3.
[gedaagde, opposant in verzet] voert het volgende tegen de vorderingen van de gemeente aan.
[naam onderbewindgestelde] heeft nooit wetenschap gehad van de hennepknipperij. Het was haar zoon die de hennepknipperij de ochtend van de inval had opgezet toen [naam onderbewindgestelde] niet thuis was. Het was zijn bedoeling om de planten voor terugkomst van [naam onderbewindgestelde] te knippen en weer te laten afhalen. [naam onderbewindgestelde] heeft derhalve niet in strijd gehandeld met de huurovereenkomst. Hierbij komt dat de enkele aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen op het gehuurde niet zonder meer kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Er is geen sprake geweest van bijkomende omstandigheden (zoals gevaarzetting, handel en/of overlast). Bovendien bestond de hennep voor het overgrote deel uit (natte) plantdelen en (nat) knipafval. De daadwerkelijke hoeveelheid aangetroffen (natte) henneptoppen bedroeg 30,62 kilogram, wat overeenkomt met een handelshoeveelheid van 6,1 kilogram. De aangetroffen hennepknipperij rechtvaardigt derhalve geen ontbinding van de huurovereenkomst.
Ten aanzien van de huurachterstand is sprake van rechtsverwerking en heeft de gemeente niet voldaan aan de klachtplicht (artikel 6:89 BW). Voorts is de huurachterstand niet aan [naam onderbewindgestelde] te wijten, maar te wijten aan onzorgvuldige bewindvoering. Tijdens gesprekken met de gemeente is de indruk gewekt dat [naam onderbewindgestelde] in het gehuurde mocht blijven wonen. Er zijn betalingsafspraken gemaakt begin 2016 die sindsdien netjes zijn nagekomen. Voorts is de gevorderde huurachterstand op grond van artikel 3:307 BW verjaard. De bulk van de huurachterstand (€ 9.559,20) is in de verjaarde periode ontstaan. Voor zover ontbinding wel aan de orde is, wordt verzocht om een terme de grâce, omdat [naam onderbewindgestelde] op een zwarte lijst zal komen te staan waardoor zij voor langere periode dakloos zal worden gemaakt (particuliere verhuur van standplaatsen komt in Nederland bijna niet voor). [naam onderbewindgestelde] maakt als woonwagenbewoner deel uit van een beschermd cultureel erfgoed, waarbij het van haar niet verlangd kan en/of mag worden dat zij in een reguliere woning moet gaan wonen. Ontbinding vanwege de reeds lang bestaande huurachterstand is enkel naar voren gebracht door de gemeente vanwege de aangetroffen hennepknipperij, zodat het onredelijk en onbillijk is de huurovereenkomst alsnog te ontbinden vanwege de huurachterstand.
[gedaagde, opposant in verzet] moet daarom worden ontheven van de in het verstekvonnis uitgesproken veroordelingen en de vorderingen van de gemeente moeten alsnog worden afgewezen, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten. Aldus [naam onderbewindgestelde] in conventie.
3.4.
Verder vordert [naam onderbewindgestelde] in reconventie dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat de vordering op grond van een (vermeende) huurachterstand van [naam onderbewindgestelde] aan de gemeente op grond van rechtsverwerking dan wel verjaring is komen te vervallen, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het verstekvonnis is op 30 november 2017 aan [gedaagde, opposant in verzet] betekend. De verzetdagvaarding is op 20 december 2017 aan [gedaagde, opposant in verzet] betekend. Het verzet is daarmee tijdig ingezet en derhalve ontvankelijk.
4.2.
Artikel 6:89 BW ziet naar het oordeel van de kantonrechter niet op niet-nakoming dan wel gebrekkige nakoming van een geldschuld (zie punt 2.20.5 en verder van de conclusie van A-G Wissink bij ECLI:NL:HR:2011:BQ3876). Dit verweer van [gedaagde, opposant in verzet] slaagt derhalve niet.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak is voor het kunnen aannemen van rechtsverwerking enkel tijdsverloop niet voldoende. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan ofwel 1) bij de wederpartij het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn aanspraak niet (meer) geldend zou maken, ofwel 2) de positie van de wederpartij onredelijk benadeeld of bezwaard zou worden indien de rechthebbende zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (HR 24 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2635). De gemeente heeft niet stilgezeten (zo blijkt uit de reeks verstuurde aanmaningen), een betalingsregeling staat niet vast (zie verder hieronder 4.6.) en dat het gerechtvaardigde vertrouwen zou zijn gewekt dat de gemeente haar rechten niet geldend zou maken, heeft [gedaagde, opposant in verzet] in het geheel niet onderbouwd, wat wel zou hebben gemoeten gelet op het verweer van de gemeente. Dat van bijzondere omstandigheden sprake is heeft [gedaagde, opposant in verzet] derhalve niet voldoende gemotiveerd aangevoerd. Ook dit verweer slaagt derhalve niet.
4.4.
De dagvaarding dateert van 16 oktober 2017. Voor zover de gevorderde huurachterstand is ontstaan voor 16 oktober 2012 (€ 9.559,20) is zij derhalve verjaard, tenzij de verjaring is gestuit.
4.5.
[gedaagde, opposant in verzet] heeft betwist dat hij dan wel [naam onderbewindgestelde] enige stuitingsbrief heeft ontvangen. Wat hiervan ook zij, uit de stukken blijkt dat verschillende andere, eerdere bewindvoerders wel stuitingsbrieven hebben ontvangen. Dat die brieven niet zouden voldoen aan de wettelijke vereisten voor stuiting, zoals aangevoerd door [gedaagde, opposant in verzet] , klopt niet. De bewindvoerders van [naam onderbewindgestelde] werden steeds aangemaand om te betalen. Uit de correspondentie blijkt dat de bewindvoerders van [naam onderbewindgestelde] in ieder geval de aanmaningen van 5 februari 2013, 22 september 2010 en 29 maart 2016 hebben ontvangen. Dit betekent dat er tussen het ontstaan van de eerste huurachterstand in juli 2007 en betekening van de verstekdagvaarding nooit een periode van vijf jaar voorbij is gegaan zonder dat de verjaring is gestuit. Het beroep op verjaring wordt derhalve verworpen. Dit betekent dat [gedaagde, opposant in verzet] de gehele gevorderde hoofdsom zal moeten betalen. Ook zal hij de andere gevorderde bedragen (tegen de verschuldigdheid waarvan [gedaagde, opposant in verzet] geen apart verweer heeft gevoerd) moeten betalen nu aan de voorwaarden voor aanspraak hierop is voldaan, met dien verstande dat over 9 maart 2016 twee keer de wettelijke rente werd gevorderd zodat de kantonrechter in het verstekvonnis terecht tot het oordeel kwam dat de wettelijke rente over de hoofdsom niet vanaf 9 maart maar vanaf 10 maart 2016 mocht worden vermeerderd met de wettelijke rente.
4.6.
Op het moment van dagvaarden bestond er een huurachterstand van ruim achttien maanden. Dit is een tekortkoming van [naam onderbewindgestelde] / [gedaagde, opposant in verzet] in de nakoming van zijn/haar verbintenissen uit hoofde van de huurovereenkomst. Niet betwist is dat er verzuim is ingetreden. Dit betekent dat de achterstand in beginsel de gevorderde ontbinding rechtvaardigt. Dat er een betalingsregeling is getroffen in 2016, zoals [gedaagde, opposant in verzet] stelt, is niet onderbouwd, wat wel had gemoeten nu de gemeente dit betwist. De stelling lijkt overigens niet aannemelijk, nu de huurachterstand sinds die tijd in het geheel niet is afgenomen, wat bij een betalingsregeling die netjes wordt nagekomen (zoals [gedaagde, opposant in verzet] stelt) wel is te verwachten. Dit staat dus evenmin aan ontbinding van de overeenkomst in de weg.
4.7.
Het is aan [gedaagde, opposant in verzet] om te stellen, en bij verweer te onderbouwen, dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beoordeling dient de kantonrechter rekening te houden met alle door partijen genoegzaam gemotiveerd aangevoerde omstandigheden van het geval waaronder eventueel ook omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de gestelde tekortkoming. De kantonrechter dient het woonbelang van de huurder in haar beoordeling te betrekken. Omdat dit woonbelang een zwaarwegend belang is, wordt in rechtspraak doorgaans aangenomen dat een huurachterstand van minder dan drie maanden van te geringe betekenis is om de ontbinding van de huurovereenkomst met de daaraan verbonden ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen.
4.8.
De hoogte van de huurachterstand van [gedaagde, opposant in verzet] / [naam onderbewindgestelde] is zes (!) keer hoger dan voornoemde termijn van drie maanden. De tekortkoming is naar het oordeel van de kantonrechter derhalve zodanig groot dat het door [gedaagde, opposant in verzet] aangevoerde woonbelang van [naam onderbewindgestelde] , dat op zich door de gemeente niet is betwist, niet zodanig zwaar weegt dat een uitzondering moet worden gemaakt op de ontbindingsbevoegdheid van de gemeente.
4.9.
[gedaagde, opposant in verzet] stelt dat de gemeente de huurovereenkomst niet ontbonden zou hebben indien geen hennepknipperij zou zijn aangetroffen en dat dit de ontbinding op die grond onredelijk en onbillijk maakt. [gedaagde, opposant in verzet] miskent hiermee de daadwerkelijke maatstaf waaraan het handelen van de gemeente getoetst moet worden. De vraag is namelijk of de vordering tot ontbinding en ontruiming van de gemeente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaaris. Dat is gelet op de hoogte van de betalingsachterstand en het feit dat er in ieder geval sinds begin 2016 niet is afgelost op de huurachterstand niet het geval. De ontbinding en ontruiming is derhalve terecht uitgesproken in het verstekvonnis. De gevorderde machtiging tot inschakeling van de sterke arm bij die ontruiming is gelet op de artikelen 555 en 556 Rv terecht afgewezen.
4.10.
De kantonrechter zal het verstekvonnis derhalve bekrachtigen en de vorderingen in reconventie afwijzen. [gedaagde, opposant in verzet] , die is aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de proceskosten van de gemeente in de verzetprocedure in conventie en reconventie. De kosten in conventie worden begroot op (twee punten x tarief € 150,- =) € 300,- en in reconventie, nu die voortvloeien uit het verweer in conventie, op (twee punten x tarief € 150,- x 0,5 =) € 150,-.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart het verzet ongegrond en bevestigt het door de kantonrechter van deze rechtbank op 15 november 2017 in de zaak 6411806 CV EXPL 17-2935 gewezen verstekvonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde, opposant in verzet] in de proceskosten van de gemeente, tot vandaag begroot op € 300,-,
in reconventie
5.3.
wijst het gevorderde af,
5.4.
veroordeelt [gedaagde, opposant in verzet] in de proceskosten van de gemeente, tot vandaag begroot op € 150,-,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD