ECLI:NL:RBLIM:2018:5613

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
C/03/242123 / HA ZA 17-585
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door ontsnapte hond en de gevolgen van een bewaarnemingsovereenkomst

In deze zaak vorderde eiseres, die een kennel voor honden van het ras Akita houdt, schadevergoeding van gedaagde, die tijdelijk zorg droeg voor haar hond. De hond ontsnapte op 16 november 2016 en raakte daarbij gewond. Eiseres stelde dat gedaagde onzorgvuldig had gehandeld door de hond alleen thuis te laten en de voordeur onvoorzichtig te openen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een overeenkomst van bewaarneming, waarbij gedaagde de hond in de staat moest teruggeven waarin zij deze had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet toerekenbaar tekortgeschoten was in haar zorgplicht, omdat zij op basis van de informatie van eiseres en haar eigen ervaringen geen aanleiding had om extra voorzorgsmaatregelen te nemen. De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/242123 / HA ZA 17-585
Vonnis van 13 juni 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. S.T.L.A. Mulders;
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.J.A.A. van Dal.
Partijen zullen hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de akte inbreng producties zijdens [eiseres] ;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 5 maart 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
a. [eiseres] houdt een kennel voor honden van het ras Akita; zij fokt deze als hobby sinds 2016.
b. [eiseres] en [gedaagde] zijn op initiatief van [eiseres] in het najaar van 2016 overeengekomen dat één van de honden, [de hond] genaamd, bij [gedaagde] in huis zou komen. [de hond] zou eigendom blijven van [eiseres] , die alle onkosten (voer, dierenarts etc.) voor haar rekening zou nemen. [eiseres] zou met [de hond] blijven fokken, waarbij is afgesproken dat [gedaagde] de helft van de opbrengst van de puppies zou krijgen.
c. De reden voor bovengenoemde afspraken was dat [de hond] zich beter thuis voelde in een gezinssituatie dan in een kennel. Door [de hond] bij [gedaagde] te plaatsen had [eiseres] plaats om haar kennel uit te breiden en kon zij toch met [de hond] fokken. [gedaagde] op haar beurt zou een leuke hond in huis hebben.
d. Op 10 november 2016 hebben partijen de volgende conversatie gevoerd via What’s App (productie 2 bij dagvaarding):
- [gedaagde] : “Sjat? Kan ze een hele dag alleen zijn?”
(…)
  • [eiseres] : “Ja hoor heel goed”
  • [gedaagde] : “Heb t over [de hond] ”
  • [eiseres] : “Ja dat ik al”
  • [eiseres] : “ [de hond] jankt of blaft absoluut niet”
(…)
- [eiseres] : “Die vond echt alles goed”
e. Op 15 november 2016 is [de hond] bij [gedaagde] in huis gekomen.
f. Op de avond van 15 november 2016 hebben partijen elkaar onder meer de volgende berichten gestuurd via What’s App (productie 2 bij dagvaarding):
- [eiseres] : “er is er gene zoals haar hier… haha [de hond] leg ik mijn hand voor int
vuur datdie zich gedraagd”
- [gedaagde] : “Als ik dr roep komt ze maar ze ligt gewoon in dr mand te slapen dus
laat dr maar even cherm haha”
- [eiseres] : “Ja ze is kei trouw”
(…)
  • [gedaagde] : “Trouwens als ik de gangdeur open laat loopt ze dan naar boven?”
  • [eiseres] : “Nee denk het niet”
  • [eiseres] : “Of je zou der al moeten roepen maar van zelf doet ze dat niet.”
(…)
- [eiseres] : “Hier deed ik ook altijd de deuren dicht en als ik ze open liet lag ze
nog op dezelfde plaatst.”
- [gedaagde] : “Ohhhh haha nee ik laat t wel open heb ik normaal ook meestal”
(…)
- [gedaagde] : “(…) ik had dr in de hondenwei los gelaten.. Ze luisterde heel goed.
Moest dr eerst zeggen dat ze mocht lopen en toen riep ik dr tussendoor kwam ze meteen naar me toe”
(…)
- [eiseres] : “Ja die luisterd ook echt super.”
(…)
  • [eiseres] : “ [de hond] is zo trouw aan iedereen .. Die is bang dat ze jou kwijt raakt.”
  • [gedaagde] : “Ja echt lief is ze haha”
  • [eiseres] : “En kei gevoelig van karakter wel.”
  • [gedaagde] : “Ze is de mand niet meer uit geweest cherm denk dat ze wel even tijd
nodig heeft om te wennen.. ze slaapt.”
(…)
- [eiseres] : “Heb je echt geen last van … Die moet je soms nog roepen van hey..
Hallo”
- [gedaagde] : “Ze bewoog net ik schrok gewoon omdat er ineens geluid was na
uren stilte hahaha (…)”
g. Op 16 november 2016 is [de hond] , toen [gedaagde] thuiskwam, bij het openen van de voordeur ontsnapt en weggerend. [de hond] is vervolgens een paar straten verderop aangereden.
h. [gedaagde] stuurt hierover op 16 november 2016 het volgende bericht via What’s App aan [eiseres] (productie 2 bij dagvaarding):
“Ik ben zo geschrokken pf sorry kon er gewoon echt niks aandoen ik maakte die deur open en ze duwde hem zelf mee open en rende langs ons af pfff ik hoop zo dat ze dr goed bovenop komt.. en de kosten van de arts moet je me zeggen.”
i. [gedaagde] heeft op 16 november 2016 met [partner eiseres] , partner van [eiseres] , de volgende conversaties gevoerd via Facebook (producties 4 en 5 bij conclusie van antwoord):
- [partner eiseres] : “Ja ze schiet hier altijd weg naar buiten. Hier kan dat maar bij jou
niet. Had iedereen kunnen gebeuren.”
(…)
- [gedaagde] : “Jaa dat wist ik niet anders had ik de gangdeur dicht gedaan pff had de
voordeur nof nieteens echt open.. een kiertje en toen schoot ze zo langs
me af”
- [partner eiseres] : “Ja dat is typisch [de hond] ”
======
- [partner eiseres] : “hoest met jou?”
(…)
  • [gedaagde] : “Gaat wel voel me echt ellendig”
  • [partner eiseres] : “Ja geloof ik maar kan jij ook niks aan doen”
(…)
- [gedaagde] : “Ja [eiseres] zei al ze is gewend bij jullie naar buiten te kunnen rennen pff..
ben nog nooit zo geschrokken.”
j. [de hond] is aanvankelijk naar [dierenkliniek 1] gebracht, waar een klaplong werd geconstateerd. Omdat de dierenarts de klaplong niet kon behandelen is [eiseres] vervolgens met [de hond] in haar auto naar [dierenkliniek 2] in België gereden. Daar werd rugletsel en een verlamming aan de achterpoten geconstateerd. Na operaties en therapie kan [de hond] weer voorzichtig en voor korte periodes lopen. Zij is echter niet meer geschikt als fokhond.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert, na mondelinge vermindering van eis blijkens het proces-verbaal van comparitie, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen:
  • € 4.309,12, ter zake dierenartskosten;
  • € 1.820,12, ter zake verzorgingskosten;
  • € 30.069,20, ter zake waardeverlies van [de hond] , althans,
subsidiair, een bedrag ter grootte van de marktwaarde van [de hond] , te bepalen door een door de rechtbank (op kosten van [gedaagde] ) aan te wijzen deskundige;
  • de wettelijke rente over de bedragen waartoe [gedaagde] veroordeeld is, vanaf 16 november 2016, althans vanaf 11 januari 2017, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
  • de wettelijke incassokosten over de bedragen waartoe [gedaagde] veroordeeld is;
  • de kosten van deze procedure, met bepaling dat, indien [gedaagde] deze kosten niet betaalt binnen veertien dagen na daartoe te zijn aangeschreven, zij de wettelijke rente daarover verschuldigd is..
3.2.
[eiseres] voert hiertoe aan dat [gedaagde] onzorgvuldig heeft gehandeld door [de hond] een dag alleen thuis te laten en vervolgens de voordeur onvoorzichtig te openen. [gedaagde] heeft vroeger zelf honden gehad; zij wist dus dat honden onvoorspelbaar kunnen reageren, aldus [eiseres] . In ieder geval had zij zich in het karakter van de hond moeten inlezen. Volgens [eiseres] is [gedaagde] aansprakelijk voor de door haar geleden schade, die bestaat uit dierenartskosten, verzorgingskosten, misgelopen fokopbrengsten, waardeverlies van de hond en incassokosten. Zij baseert haar vordering zowel op onrechtmatige daad als op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van bruikleen. [gedaagde] kan de hond immers niet meer teruggeven in staat waarin deze aan haar was afgegeven.
3.3
[gedaagde] betwist dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld; zij stelt dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Daarnaast betwist zij het causaal verband en de omvang van de schade.

4.De beoordeling

4.1
De kernvraag in dit geschil is of [gedaagde] op 16 november 2016 bij het openen van de voordeur voldoende zorgvuldig heeft gehandeld, met andere woorden, of de ontsnapping van [de hond] (met alle gevolgen van dien) aan [gedaagde] kan worden toegerekend.
4.2
[eiseres] heeft haar vordering primair gebaseerd op onrechtmatige daad en subsidiair op wanprestatie. De rechtbank acht termen aanwezig om eerst de subsidiaire grondslag te beoordelen.
4.3
Partijen twisten allereerst over het antwoord op de vraag of zij een overeenkomst hebben gesloten. Wat dat betreft geldt dat de totstandkoming van overeenkomsten in beginsel vormvrij is: dit kan uitdrukkelijk, maar ook stilzwijgend (bijvoorbeeld door gedragingen) plaatsvinden. Daarbij is niet vereist dat partijen de intentie hebben om zich juridisch te binden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat door de afspraak tussen [eiseres] en [gedaagde] dat [de hond] bij [gedaagde] in huis zou komen, welke afspraak ook is uitgevoerd, tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen. Dit geldt ook als partijen zich er niet van bewust waren dat zij een overeenkomst sloten.
4.4
Voor de vraag wat voor soort overeenkomst partijen hebben gesloten, acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang. Kern van de afspraak was dat [gedaagde] voor [de hond] zou zorgen, waarbij [eiseres] alle onkosten (zoals voer en dierenartskosten) zou betalen. [eiseres] zou met [de hond] blijven fokken; eventuele pups zouden eigendom zijn van [eiseres] , maar [gedaagde] zou de helft van de opbrengsten van de puppy’s krijgen. Deze afspraken zijn tot stand gekomen op initiatief van [eiseres] . De reden voor bovengenoemde afspraken was dat [de hond] zich beter thuis voelde in een gezinssituatie dan in een kennel. Door [de hond] bij [gedaagde] te plaatsen had [eiseres] meer plaats om haar kennel uit te breiden en kon zij toch met [de hond] fokken. [gedaagde] op haar beurt zou een leuke hond in huis hebben (zie rov. 2.1 sub b en c).
4.5
Gelet op zowel de totstandkoming als de inhoud van deze afspraken lijkt niet zozeer het genotsrecht van [gedaagde] , maar veeleer het zakelijke belang van [eiseres] voorop te hebben gestaan. [eiseres] zocht een geschikte plaats voor [de hond] buiten de kennel, waarbij zij wel met [de hond] zou kunnen blijven fokken. Zij was bereid daarvoor een vergoeding (in de vorm van ‘puppygeld’) te betalen en daarnaast alle onkosten te dragen. Deze omstandigheden passen niet bij een overeenkomst van bruikleen, waarbij gebruikelijk is dat de bruiklener (die de zaak immers ‘om niet’ kan gebruiken) zelf de onkosten draagt en geen vergoeding krijgt. De afspraken sluiten daarentegen goed aan bij een overeenkomst van bewaarneming, waarbij als wettelijk uitgangspunt geldt dat de bewaargever de aan de bewaring verbonden onkosten dient te vergoeden en waarbij daarnaast loon voor de bewaarnemer kan worden overeengekomen. De enkele omstandigheid dat de zaak tevens in het belang van de bewaarnemer mag worden gebruikt, sluit niet uit dat sprake is van bewaarneming (vgl. HR 10 juli 2015, ECLI:HR:2015:1830). De rechtbank neemt daarom tot uitgangspunt dat sprake is van een overeenkomst van bewaarneming tussen partijen.
4.6
De bewaarnemer dient de zaak terug te geven in de staat waarin hij haar heeft ontvangen (art. 7:605 BW); dit is een resultaatsverbintenis. Vaststaat dat [gedaagde] hierin niet is geslaagd, zodat sprake is van een tekortkoming in de nakoming. [gedaagde] stelt echter dat deze tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Zij voert daartoe aan dat het donker was en dat zij niet kon zien dat [de hond] achter de voordeur stond. Er bestond voor haar voorts geen aanleiding om voorzorgsmaatregelen te nemen, omdat zij niet wist en geen redenen had om aan te nemen dat enig ontsnappingsgevaar dreigde. Zij was daarvoor ook niet gewaarschuwd. [gedaagde] wijst er in dit verband op dat [eiseres] haar had laten weten dat het een gemakkelijke hond was die goed (een hele dag) alleen kon zijn en dat het niet nodig was om de binnendeuren afgesloten te houden. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [gedaagde] – op wie de bewijslast op dit punt rust – verwezen naar de What’s App- en Facebookgesprekken tussen [gedaagde] en respectievelijk [eiseres] en haar partner [partner eiseres] (zie rov. 2.1 sub d, f, h en i).
4.7
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] de deur onvoorzichtig heeft opengedaan en dat zij [de hond] , in strijd met de afspraken, de hele dag alleen thuis heeft gelaten. [gedaagde] heeft zelf honden gehad, aldus [eiseres] , dus zij weet dat deze onvoorspelbaar kunnen reageren, zeker als ze nog niet gewend zijn. In ieder geval had van [gedaagde] verwacht mogen worden dat zij zich voldoende had ingelezen in het karakter van een hond om zich een beeld te vormen van hetgeen zij mocht verwachten. Daarbij heeft [eiseres] [gedaagde] er nog voor gewaarschuwd dat [de hond] een gevoelige hond is. [eiseres] trekt voorts de juistheid van de verklaringen van [gedaagde] (ook op What’s App) in twijfel en stelt dat [partner eiseres] , die geen goed beeld had van wat er was voorgevallen, geen goede inschatting kon maken van de situatie en ook niet kon beoordelen of [gedaagde] iets te verwijten viel.
4.8
Wat de zorg van een goed bewaarnemer inhoudt, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, zoals de inhoud van de overeenkomst, de persoon van de bewaarnemer, de aard van de zaak, het gebruik en de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank acht in dit verband de volgende omstandigheden van belang. [gedaagde] , die [de hond] nog niet goed kende, heeft aan [eiseres] gevraagd of de hond een dag alleen thuis kon blijven en of de binnendeuren open konden blijven (dit laatste in het kader van de vraag of [de hond] dan niet naar boven zou lopen). [eiseres] heeft deze beide vragen, zonder enig voorbehoud, bevestigend beantwoord: [de hond] zou een rustige hond zijn, die prima een dag alleen kon blijven en niet uit zichzelf naar boven zou komen. Sterker, meestal bleef zij gewoon op dezelfde plaats liggen (zie rov. 2.1 sub d en f). Uit de eerste ervaringen van [gedaagde] zelf komt een vergelijkbaar beeld naar voren: [de hond] lijkt een opvallend rustige hond, die veel slaapt en bijzonder goed luistert (zie rov. 2.1 sub f). Bij het uitlaten in de hondenwei ging [de hond] bijvoorbeeld pas lopen nadat dit haar gezegd was en kwam zij direct als zij geroepen werd. Dit beeld wordt bevestigd door [eiseres] , die meerdere malen benadrukt hoe braaf en rustig de hond is (zie rov. 2.1 sub f). Na het ongeluk is echter (uit de Facebook-conversatie met de partner van [eiseres] ) gebleken dat [de hond] bij [eiseres] altijd naar buiten schoot (zie rov. 2.1 sub i). Uit de opmerking van [gedaagde] in dit gesprek (“Ja [eiseres] zei al ze is gewend bij jullie naar buiten te kunnen rennen pff..”) leidt de rechtbank af dat [eiseres] zelf dit kennelijk ook na het ongeluk tegen [gedaagde] heeft gezegd.
Tegenover deze concrete vaststaande feiten en omstandigheden heeft [eiseres] onvoldoende gesteld om tot een andere lezing te komen. Voor de stelling van [eiseres] ter zitting, dat zij het gedrag van [de hond] vreemd vond en dacht dat deze in paniek was, ziet de rechtbank – mede gelet op de kennelijke uitlatingen van zowel [eiseres] als haar partner kort na het ongeluk – geen steun. Daarnaast is de stelling dat de verklaringen van [gedaagde] in de What’s App-berichten in twijfel zouden moeten worden getrokken onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering komt de rechtbank daarom niet toe.
Gelet op het bovenstaande neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat [de hond] vaker de deur uitschoot bij [eiseres] . Dit kon kennelijk bij [eiseres] , die een omheinde tuin had, maar niet bij [gedaagde] . Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] [gedaagde] hiervoor heeft gewaarschuwd. Een waarschuwing was, ook gelet op het kennelijk grote financiële belang dat [eiseres] had bij een gezonde [de hond] , zeer op zijn plaats geweest.
4.9
In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in haar zorgplicht van ‘goed bewaarnemer’. Voor zover zij de hond immers kende – zowel op basis van informatie van [eiseres] als uit eigen ervaringen (die zij met [eiseres] gedeeld had) – betrof het een zeer rustige hond die goed luisterde en waarvan zij geen impulsief gedrag hoefde te verwachten. Er bestond dus – bezien vanuit de positie van [gedaagde] – geen aanleiding voor nadere voorzorgsmaatregelen. Dat dit in werkelijkheid anders was – [de hond] bleek vaker naar buiten te schieten – moet voor rekening van [eiseres] komen. Zij was immers zowel met dit gedrag van [de hond] (dat afweek van het bij [gedaagde] ontstane beeld) als met de situatie rond het huis van [gedaagde] bekend. Het had dan ook op haar weg gelegen [gedaagde] hiervoor te waarschuwen. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend dat zij de hond niet heeft kunnen teruggeven in de staat waarin zij deze heeft ontvangen. De vordering op basis van wanprestatie moet op deze grond worden afgewezen.
4.1
De vordering op grond van onrechtmatige daad treft hetzelfde lot. De toets op basis van gevaarzetting (de zogenaamde ‘kelderluikcriteria’, vgl. HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:45) zal immers, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden (zie rov. 4.8) niet tot een wezenlijk andere analyse en uitkomst leiden dan hiervoor onder rov. 4.8 en 4.9 is weergegeven.
4.11
Nu de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen, behoeven de omvang van de gestelde schade en de buitengerechtelijke kosten geen nadere bespreking.
4.12
De conclusie van dit alles is dat de vorderingen tegen [gedaagde] worden verworpen en dat [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op:
- griffierecht € 883,-
- salaris advocaat
€ 1.390,-(2 punten x € 695,-)
Totaal € 2.273,-

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het door [eiseres] gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 2.273,-;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken.
Type: EH