3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Het onderzoek Wolf Beretta is een zeer omvangrijk onderzoek waarbij een aantal verdachten over langere tijd door de politie in de gaten is gehouden. Dit in de gaten houden bestond onder andere uit het tappen van vele telefoonlijnen, het plaatsen van OVC-apparatuur (Opname Vertrouwelijke Communicatie) in de diverse auto’s in gebruik bij verdachten en in de woning van [medeverdachte 3] , het observeren van verdachten, en het opnemen van vertrouwelijke communicatie tussen verdachten tijdens besprekingen in horecagelegenheden. In het proces-verbaal is door middel van pv’s stemherkenningen pv’s bevindingen met betrekking tot de bijnamen van verdachten aangegeven op basis van welke feiten en omstandigheden de politie de conclusie trekt dat een bepaald telefoonnummer door een bepaalde verdachte wordt gebruikt, wie er spreekt en wie met een bepaalde bijnaam bedoeld wordt. Na de inbeslagname van een aantal BlackBerry telefoons onder verdachten is ook herleid kunnen worden welke verdachte gebruik maakte van welk BlackBerry e-mailadres.
Daar waar een en ander door de verdediging niet betwist wordt, neemt de rechtbank de conclusie van de politie, dat een bepaalde verdachte de gebruiker is van een bepaald telefoonnummer of dat een bepaalde verdachte met een bepaalde bijnaam wordt aangeduid of dat een bepaalde verdachte de gebruiker is van een onder hem inbeslaggenomen BlackBerry, over en maakt deze tot de hare.
Daar waar de verdediging in dit kader iets betwist heeft, gaat de rechtbank hierop nader in in haar bewijsoverwegingen.
[medeverdachte 1]BlackBerry[alias 1] en [alias 1] (= [alias 1] in het Spaans)
[medeverdachte 13]
[medeverdachte 4]BlackBerry[alias 3], [alias 3], [alias 3], [alias 3],
[alias 3]
[medeverdachte 3][alias 4], [alias 4] , [alias 4]
[medeverdachte 5]BlackBerry[alias 5], [alias 5]
[medeverdachte 6]
[medeverdachte 7]
[verdachte]BlackBerry[alias 6], [alias 7]
[medeverdachte 8][alias 9]
[medeverdachte 9]BlackBerry[alias 8]of [alias 8]
[medeverdachte 10][alias 10], [alias 10]
Feit 1 (550 kilogram cocaïne – zaaksdossier 2)
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] slechts marginaal voorkomt in zaaksdossier 2. Hij is voornamelijk als toehoorder aanwezig geweest tijdens een bespreking op 29 januari 2013 bij ’ [adres 3] in Valkenswaard en op 4 maart bij [hotel] te Valkenswaard. Daarnaast heeft hij op 1 april 2013 een factuur en een paklijst op naam van een nieuw bedrijf van [medeverdachte 9] in ontvangst genomen, die hij moest afgeven aan waarschijnlijk [medeverdachte 1] . Ook werd hij ingeschakeld als er een fax ergens opgevangen moest worden. Los daarvan wordt ook de (bij)naam van [verdachte] niet of nauwelijks genoemd door diens medeverdachten.
De als feit 1 primair tenlastegelegde medeplichtigheid aan de poging tot invoer van 550 kg cocaïne is verfeitelijkt als het chaufferen van medeverdachten naar afspraken. Hiervoor is geen wettig en overtuigend bewijs.
Met betrekking tot het als feit 1 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van [verdachte] bij dit feitencomplex te marginaal is om te komen tot het bewijs voor medeplegen. Enkel op basis van zijn aanwezigheid bij de bijeenkomst kan geenszins worden vastgesteld welke voorbereidingshandelingen ten aanzien van dit geplande transport door verdachte zijn gepleegd.
[verdachte] zal dan ook integraal worden vrijgesproken van het als feit 1 tenlastegelegde.
Feit 2 (1.059 kg cocaïne – zaaksdossier 5)
De Belgische Federale Politie te Antwerpen heeft op 29 april 2013 inlichtingen ontvangen van de autoriteiten in Ecuador. Uit deze inlichtingen volgt dat er op 25 april 2013 te [plaatsnaam] in Ecuador 1.059,486 kilogram cocaïne is inbeslaggenomen. De cocaïne was verborgen in 149 dozen met keramische tegels en werd in een haven aangetroffen in een container met nummer CAIU2658991. De keramische tegels waren afkomstig van het bedrijf [bedrijf 1] uit [plaatsnaam] te Ecuador. Op de vrachtbrief, behorende bij deze container, staat de [bedrijf 2] te Antwerpen als contactpersoon vermeld.
De naam, het adres en de postcode van [bedrijf 2] komt volgens de politie overeen met het bedrijf dat door de ‘Wolf/Beretta’-groepering is gebruikt voor de import van containers uit Peru. De rechtbank constateert evenwel, met de officier van justitie en de verdediging, dat er tijdens het Nederlandse politieonderzoek niet of nauwelijks aanknopingspunten zijn gebleken tussen de aangetroffen cocaïne en voornoemde groepering of deze specifieke verdachte. Hieraan draagt bij dat er vanuit Ecuador slechts een summier dossier is verstrekt. Ondanks een rechtshulpverzoek daartoe, hebben de Ecuadoraanse autoriteiten geen inzage gegeven in inbeslaggenomen digitale gegevensdragers en evenmin het gehele dossier op formele wijze aan de Nederlandse autoriteiten beschikbaar gesteld.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de in voornoemde container aangetroffen cocaïne bestemd was voor de verdachte of enig crimineel samenwerkingsverband waaraan hij zou hebben deelgenomen.
Feiten 3 en 4 (zaaksdossier 6 – PMK)
Bewijsmiddelenoverzicht
Op 1 februari 2013 werd door de politie geobserveerd dat [medeverdachte 1] het Chinees restaurant ‘ [naam 1] ’ te Eindhoven om 16:22 uur bezocht, waarna hij het restaurant weer verliet om 18:10 uur.Op de camerabeelden van de camera, geplaatst op het Stationsplein te Eindhoven en onder meer gericht op de trap die leidt tot de ingang van ‘ [naam 1] ’, was zichtbaar dat [medeverdachte 1] om 18:10:04 uur de trap afliep die leidde tot voornoemd restaurant. Om 18:14:08 uur liep de ambtshalve bekende [medeverdachte 11] de trap af, gevolgd door een NN-man met Aziatisch uiterlijk met lang stijl haar tot over de schouder. Deze NN-man is later eveneens gezien tijdens een ontmoeting op 10 juni 2013.
Op 25 maart 2013 vond er een ontmoeting plaats bij [hotel 2] te Breda. Aan deze ontmoeting nemen [medeverdachte 1] (M), [persoon 1] (Y), vermoedelijk [persoon 2] (NN1) en een NN-manspersoon met een Belgisch accent (NN2) deel. Uit de OVC-gespreksweergave van deze ontmoeting volgt het navolgende:
M:
Ik heb twee (2) firma’s die nu…, drie (3) firma’s die in de running zijn. Die ene met [X] (fon.) er in, in de naam, de andere [bedrijf 2] (fon.), en de andere ..uh.. [X] (fon.) En jij hebt het over de laatste?
[…]
M:
Niet [bedrijf 2] (fon.) ..onverstaanbaar.. overmaken.
Y:
..onverstaanbaar..
M:
Maar [X] (fon.), [X] (fon.) is andere goeie ..onverstaanbaar..
Y:
Ja, ja, ja. Deze ..onverstaanbaar.. ticket logistic (fon.) hij wilde, zegt hij, nieuw voor export zit aan betere shift te denken hé.
M:
Hij is al vertrokken. Hebben andere ..onverstaanbaar.. Ja, China.
Y:
Oke.
M:
Daar komt, daar komt nog een box trouwens uit China. Die komt ook nog, daar moet ik de Bill (fon.) nog van krijgen.
Y:
Ja.
M:
Vergeet ik net te zeggen, maar ja. Dat is de schuld door elkaar ..onverstaanbaar.. durf te smokkelen, ja.
Y:
Deze is voor vier (4) uuhh.. De.. uh.. de dinges.
Y:
De.. uh.. de dinges is er nog niet, in ..onverstaanbaar.. of.. uh.. [X] (fon.), denk te krijgen.
M:
Ja, [X] (fon.) hier, ruitensproeier, ruitenwisser, voor die ramen.
Y:
Ja, ja, ja, ja.
M:
..voor de auto, van dat spul
Y:
Dat is ook wel een ..onverstaanbaar..
M:
Daar zitten ze in.[…]
Op 1 mei 2013 vond er een ontmoeting plaats in restaurant “’ [adres 3] ” aan de [adres 4] te Valkenswaard tussen [medeverdachte 1] (M) en [persoon 1] (Y). Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
M:
Ja.
Y:
..onverstaanbaar.. van [medeverdachte 12] (fon.) Bij iedereen geld van [medeverdachte 12] (fon.) geven, is ook. Als jij de volgende keer [medeverdachte 12] (fon.) toch niet meer vertrouwt? (lacht)
M:
Waarom niet?
Y:
Hij, hij zegt ja, misschien zegt hij het. [X] (fon.) oke, niet komen daar, nu komen daar. Dus volgende..
M:
[X] (fon)?
Y:
..dus volgende ook niet, zegt ie ja, beter beter jullie moeten zoeken, als gij zegt van jullie zoeken andere, weten helemaal is van ..onverstaanbaar.. Dan schrok ik, nu, nu brengen van bewijs. Wij moeten het bewijs brengen van [X] (fon) ..onverstaanbaar.. van dit. Is niet ..onverstaanbaar..
[…]
M:
..onverstaanbaar.. al onze schepen niet. Tweehonderdtwaalf (212) ..onverstaanbaar.. Zou het aan mij liggen. Zou het dan toch aan mij liggen? Dat weet ik niet ..onverstaanbaar.. alles wordt vochtig. China (fon.) misschien, twee (2) weken, hier, drie (3) lege, oke. Deze man is harder.
Y:
Moeten dan alleen voor de beweging.
M:
..onverstaanbaar.. goed ..onverstaanbaar..
Y:
Van?
M:
En China (fon.) geeft ook aan... Dat is wel goed dat ze dat hebben gedaan. Ze hebben doosjes gemaakt, dozen. Er zitten vierkanten in, in één (1) doos met vijf (5) liters.
Y:
Ja, ja.
M:
Zijn ..uh.. opgegaan negenhonderd (900) dozen in een veertig (40) voetcontainer ..onverstaanbaar..
Y:
Ja.
M:
Was.. ..onverstaanbaar.. Die draaien we uit de kraan. ..onverstaanbaar.. aantal canvas meubelrol (fon.), daarin zit..
Y:
Is veel koffiedrinkers natuurlijk?
M:
..Uh.. tweeduizend (2000).
Y:
Tweeduizend (2000) liter.
M:
..onverstaanbaar.. Is gewoon veel tweeduizend (2000). Maar ja, ik heb één (1) prijs afgesproken ..onverstaanbaar.. maar, dat is eigenlijk gebaseerd op vijfentwintighonderd (2500) maar toen konden ze niet en toen hebben ze vijftien (15) gedaan. En nu toch twee duizend (2000), ..ah.. dat is niks, dat is iets kunnen we plezier van hebben maarre..
Y:
Er is wel. En het is veelvoudig.
M:
..onverstaanbaar.. Weet je wat het ook is, het is ook, je raakt er helemaal moedeloos van jezelf en zelf denk ik ook van pohhh. ..onverstaanbaar..
Y:
Ja, ik moeten vijf (5) uur naar een ..uh.. [medeverdachte 12] (fon.) Ik moeten hem zien.
M:
Ja, dat krijg ..onverstaanbaar..
Y:
Alleen van hij ..onverstaanbaar.. Hij nou vanmorgen vertrokken.
M:
..onverstaanbaar.. een keer tijd, ja. ..onverstaanbaar.. gaan morgen vertrekken maar die China container toe, twee (2), twee (2) weken.
Y:
Je mag nu. Kijk ..onverstaanbaar.. hij, hij krijgt jou ook en zegt hij en ..onverstaanbaar.. gezegd, ..onverstaanbaar..
M:
Ja, ja.
Y:
Maar hij heeft nieuws, hij ..onverstaanbaar.. geprobeerd vandaag eigenlijk mensen van de ..onverstaanbaar.. contact mee te leggen ..onverstaanbaar.. je van ..uh.. [medeverdachte 12] (fon) ook zeggen van ja hij heeft niet meer boot ..onverstaanbaar..
M:
Waarom zou je nog ..onverstaanbaar.. dus dat weet je. Het raakt hem niet maar .. als bij ons ..onverstaanbaar.. fout gaat. Hij heeft geen ellende.
Y:
Nee, natuurlijk niet, natuurlijk. ..onverstaanbaar.. is een kick. Er is een sectie geld onder, hij zegt dat zeg ik ook niet. Hij zo zo werken met de mensen. Hij zo zo werken met mensen. Yes or no tot aan Maastricht ..onverstaanbaar.. kan een schop krijgen ..onverstaanbaar.. er is niemand van schop aan hem geven, als ie verkeerd doet ja. Als gij ..onverstaanbaar..
M:
Die dingen gebeuren, die dingen. Weet je wat het wel is, dat is hun risico met wat we doen. Ook daar vallen ..onverstaanbaar.. Vroeger was het nog erger, nieuwe handel ..onverstaanbaar..
Y:
..onverstaanbaar.. [medeverdachte 12] (fon.), ook niet gedaan ..onverstaanbaar.. kijken. Als gij van, eentje (1tje) gedaan of van goed of niet. Ja hij ook denken na de mensen ..onverstaanbaar.. gestuurd. En nou haalt hij ook twee (2), twee (2), twee (2) komt misschien. Drie (3), drie (3) komt misschien.
M:
En twee (2) ..onverstaanbaar.. in.
Y:
..onverstaanbaar.. twee (2) voor ..uh.. [X] (fon.) ..onverstaanbaar.., wij dachten ..onverstaanbaar.. voor ons dinges [X] (fon.).
M:
Nee [X] (fon.) blijft wel dezelfde keus houden, hoor. [X] (fon.) is niet in één (1) keer een hele goeie omdat er daar iets verkeerds is ofzo, maar goed [X] (fon.) was er wel ..onverstaanbaar..
Y:
Ik zal do doen. Ik zal eens van avond voor [medeverdachte 12] (fon.) zien. Ik moet hem van [medeverdachte 12] (fon.) tweeduizend (2000) geven. Ik moette hem als gij van die, die container over en hij weet ervan en hij zegt voor niet te veel gaat het eronder maar wij een keer gaan kijken als ge van dit Waalwijk (fon.) ..onverstaanbaar.. weet van.[…]
Op 9 mei 2013 om 12:20:00 uur mompelde [medeverdachte 1] (M) in zichzelf. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
[medeverdachte 1] stapt in de BMW en zegt tijdens het instappen: “Tweeduizend liter, tweeduizend liter, ..ja...” […]
Op 24 mei 2013 om 11:47:01 uur vond er een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 1] (M) en [persoon 3] (N). Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
[…] Sessie 4. Er zijn rijgeluiden hoorbaar.
M:
He
S:
Wat?
M:
Chinezen ook weer, dat zijn ook een stelletje hoor.
S:
Zo vervelend?
M:
Nee die zijn wel eh. Ey, maar die zorgen weer niet voor dat alles documenten goed zijn, moeten we 10 keer, moeten we 10 keer DHL vliegen om nog dit op te sturen, dan weer dat op te sturen, weet je wel. Allemaal op het laatste nippertje ook zo leuk.[…]
Op 29 mei 2013 vond er om 14:31:51 uur een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 1] (M) en [persoon 3] (S) in een personenauto, merk BMW, gekentekend [nummer 1] . Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
[…]
M:
Ik denk dat ik volgende week ka uh ja als ik met mijn ding klaar ben, eind volgende week dat ik het weekend er niet ben dat ik ff iemand op zijn flikker ga geven in Dubai. Daar moet ik toch persoonlijk naar toe.
S:
En eh die dinge die is in Dubai die wilde afspreken.
M:
Wie?
S:
Die ging vrijdag er naar toe die zegt als jullie nou komen van het weekend dan zitten wij met die grote man van mij. (fluistert)
M:
Wie
S:
[X] (fon.) (Fluistert)
M:
O ja nee ik kan niet weg ik moet eerst toch die ene dat China ding doen.
M:
Ik zal je eerlijk zeggen, ik zit op 1 zaak te wachten…
Sessie 30:
M:
Ja dat is goed. Alleen ik kan gewoon niet. Ik zit met die dingen, met die boot.
S:
Dat komt dit weekend?
Uit een Cargo/Freight Manifest van de Belgische douane volgt dat het schip “ [naam 2] ”, afkomstig uit Yantian (China), op 1 juni 2013 zou arriveren in de haven van Antwerpen. Op dit schip bevond zich een container met nummer PCIU2064806, die was bestemd voor ‘ [naam 4] , [medeverdachte 12] , [adres 5] , [adres 5] (België)’. De container was verzonden door het bedrijf [bedrijf 3] uit China. De inhoud van de container betrof volgens dit manifest 833 verpakkingen met antivriesvloeistof.
Uit gegevens van de douane volgt dat het schip ‘ [naam 2] ’ met container genummerd PCIU2064806 op 26 mei 2013 in Rotterdam is geweest en op 1 juni 2013 in Antwerpen is gelost.
De container werd op 1 juni 2013 omstreeks 20:33 uur te Antwerpen gelost op de terminal van de firma [bedrijf 4] t.h.v. [adres 6] z/n. Op 2 juni 2013 hebben de Belgische autoriteiten de container geopend en de blokverzegeling verbroken. De container bleek gevuld te zijn met 832 kartons met ‘ANTI-FREEZE’. Deze kartons waren gestapeld in 17 rijen van 49 dozen, maar op de eerste rij ontbrak een doos. Bij het openen van enkele kartons stelden de autoriteiten vast dat deze alle 4 plastic flessen bevatten, die luchtdicht waren afgesloten. Bij het openen van verschillende flessen trof men een fluorblauwe vloeistof aan. Vanaf de achtste rij troffen de autoriteiten kartons aan waarop het Chinese teken in blauwe kleur, al dan niet voorafgegaan door de tekst -20º in blauwe kleur, dat op de overige dozen stond, ontbrak. De kartons zonder vermeldingen in blauwe kleur waren gevuld met 4 witte plastic flessen met een andere vorm en afsluitdop. Bij het openen van deze flessen stelden de autoriteiten een donkerbruine en doorzichtige vloeistof vast die een specifieke geur afgaf, die werd herkend als de precursor Piperonyl Methyl Ketone (PMK). Uit de TruNarc-test volgde als resultaat dat de donkerbruine vloeistof Piperonyl Methyl Ketone (PMK, MDP2P) betrof. In totaal werden er 135 kartons, inhoudende 540 positieve flessen, aangetroffen. Het totaalgewicht van de aangetroffen PMK betrof 2.106 kilogram. De Belgische autoriteiten hebben vervolgens deze 540 flessen geleegd en de inhoud vervangen door water met een bruine kleurstof. De 135 kartons werden gevuld met 4 flessen met gesubstitueerde vloeistof en weer dicht gekleefd. Nadien werden de 697 negatieve kartons en de 135 positieve kartons weer in de container geladen. Eén van de 540 flessen werd gevuld met substitutievloeistof en 100 ml PMK. Deze fles werd gemerkt met ultraviolette stift en in een tevens gemarkeerd karton achteraan in de container geplaatst.Aan/op/in de container werd tijdens een technische actie een peilbaken bevestigd. Na sluiting van de container werd deze weer op de kade geplaatst.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft eveneens de inhoud van de flessen uit de container onderzocht. Hieruit volgt dat de gele vloeistof PMK bevat en de blauwe vloeistof antivries en water.Uit een aanvullende rapportage van het NFI volgt dat de bemonsterde vloeistoffen voornamelijk uit PMK bestaan en geschikt zijn om te worden gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van bijvoorbeeld MDMA, de werkzame stof in XTC-tabletten.
De Belgische autoriteiten hebben op 4 juni 2013 om 19:49 uur geobserveerd dat de container PCIU2064806 uit de haven van Antwerpen werd opgehaald door een vrachtwagencombinatie. De oplegger was voorzien van de nummerplaat [nummer 2] . De trekker was voorzien van nummerplaat [nummer 3] . De container werd rechtstreeks overgebracht naar Nederland.Het kenteken [nummer 2] stond op naam van [medeverdachte 13] , wonende te [adres 7] Valkenswaard.Op 4 juni 2013 heeft een Nederlands observatieteam waargenomen dat de bestuurder en enige inzittende van de vrachtwagencombinatie een blanke man was met een smal postuur, donker haar en met een kalend achterhoofd. De vrachtwagencombinatie passeerde omstreeks 21:03 uur de grens België-Nederland ter hoogte van [adres 8] en reed omstreeks 21:32 uur een bedrijventerrein op ter hoogte van de [adres 11] tot en met [adres 11] te Valkenswaard. Omstreeks 21:59 uur verliet de trekker met kenteken [nummer 3] het bedrijventerrein weer. Omstreeks 22:07 uur werd waargenomen dat de trekker, zonder inzittende, stond geparkeerd op de hoek van de [adres 9] met de [adres 10] te Valkenswaard.Dit is in de directe nabijheid van het GBA-adres van [medeverdachte 13] .
Op 5 juni 2013 vond er vanaf 10:34:18 uur een gesprek plaats tussen [medeverdachte 5] (T), [medeverdachte 13] (A) en [verdachte] (E) in een loods in Valkenswaard. Voor de stemherkenning van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 13] en [verdachte] verwijst de rechtbank naar de inleiding, zoals opgenomen in dit vonnis. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
Opmerking verbalisanten: motorgeluiden hoorbaar..
T:
Ja?
A:
Even wachten. Die pallet ook weghalen eerst ..onverstaanbaar.. moet helemaal weg dan..
T: ..
onverstaanbaar.. deze weghalen eerst?
A:
Nee die ..onverstaanbaar.. nu deze twee (2) verzetten..
T:
..onverstaanbaar..
A:
Omdraaien, dat gaat heel makkelijk he? ..onverstaanbaar..
T:
..onverstaanbaar.. ja dat gaat heel makkelijk ja
A:
Dan denk je hoe moet dat nou? Dat doe je gewoon zo. Nou begin daar ik vooraan ..onverstaanbaar..
T:
..onverstaanbaar.. zou ik niet doen.. onverstaanbaar.. komt te staan om straks te kunnen laden en lossen.
A:
Ja, ja, ja, dat is waar.
T:
..onverstaanbaar..
A:
Ja. Nou deze zijn ook goed hoor.
T:
Hè?
A:
Goede aspirientjes (fon.)
T:
..onverstaanbaar..
A:
Ja, zal ik hem er bovenop zetten?
T:
Hè?
A:
Zal ik hem er bovenop zetten?
T:
Wie?
A:
Ja, die pallet?
T:
Nou, wacht maar even. Ja, maar als wilt trouwens, jij bent de baas.
A:
Ja, want ik heb namelijk nog steeds geen idee, hoeveel ik eruit moet halen dus met de ruimte natuurlijk wel rekening houden.
T:
Ja, ja, dit ziet er ook nog niet uit.
A:
Nou ja, ik kan effe kijken hier een slag weghalen, eentje (1tje). Nee, ook nog niet ..onverstaanbaar.. die zien er anders uit.
T:
Nee.
A:
Moet effe na ..onverstaanbaar.. zijn leeg, moet ik hebben ..onverstaanbaar..
T:
Kijk hier kunnen ze natuurlijk staan ..onverstaanbaar..
T:
Ja, twaalf (12), dat zijn er eigenlijk hé, plus achttien (18) ja dat zijn dus een goeie veertig (40) pallets.
A:
Honderdentwaalf (112) dat zijn ..uh..
T:
Nee.
A:
Zijn achttien (18) op een pallet he? Zeven (7), zeven (7) keer acht (8) zesenvijftig (56), zijn zes (6) pallets in elk geval.
T:
Hè?
A:
Zes (6) pallets.
T:
Ja.
T:
één (1), twee (2), drie (3), vier (4), vijf (5), zes (6), zeven (7), acht (8), pallets maal achttien (18) is tachtig (80) en..
A:
Ja, achterin achttien (18) is zes (6) keer honderdvierenveertig (144).
T:
Ja.
A:
Dat is ongeveer, nou dat iets meer dan ..onverstaanbaar..
T:
Ja, dat klopt.
A:
Meer dan dat er besteld moest worden.
T:
Ja, op het laatst kwamen twee (2) verschillende mensen.
A:
Poem, poem, poem, poem. Ja, ik denk ze doen effe uit ..onverstaanbaar..
T:
Ja, zo.
A:
Zo.
T:
Wat zou er in? Voor de zekerheid zullen we maar eens even.. Ja. Ja. Het ruikt niet hé anti-vries.
A:
Nou het ruikt wel, als het goed ruikt het wel een beetje ja ..onverstaanbaar..
T:
Ruik jij niks?
A:
Nee dit niet.
A:
Hoeveel dozen kunnen we nou zien, Reimert (fon.)?
T:
Hier heb ik dus één (1), twee (2), drie (3), vier (4), vijf (5), zes (6), zeven (7), acht (8), negen (9), tien (10), zeg maar honderdtachtig (180) hebben ze nu geladen.
A:
Ja, want er is nog niks in.. het zou fijn zijn als iemand wist waar het zat, hoeveel slagen er uit moeten?[…]
T:
Ja die jongens zijn al hier aan het rond rijden overal want die hadden al lang gedacht dat ze konden laden.. dus ja..
A:
Dan moeten ze komen helpen lossen. Moeten maar effe een bakkie gaan doen of zo.
T:
Hmmm.
A:
Zo.
T:
Jij moet nu gaan?
A:
Ja, moet even gebeuren.
T:
Ja.
A:
Die ..uh.. onverstaanbaar.
T: Ja.
A:
..onverstaanbaar?..
T:
En ruimig maar ..onverstaanbaar.. binnen gekomen dan gaan we ze eerst toch stapelen.
A:
..onverstaanbaar.. eruit haalt is nooit zo erg ..onverstaanbaar.. onze chinezen voor nodig.
T:
Tja.
T:
Het belangrijkste is als ik er zo snel mogelijk negentien (19) klaar zet. Die moeten ze hebben.
A:
Die mensen worden zenuwachtig?
T:
Ja.
A:
Dan zullen we maar eens gauw die dingen er op zetten.
A:
Verrek.. het lijkt wel alsof deze zwaarder weegt.
T:
Nou nou, ik dacht die ander lichter. Effe een mes pakken, ..onverstaanbaar.. het moet het er op staan.
Opmerking verbalisanten: laad- en losgeluiden in en rondom de container
T:
In principe zijn ze iets zwaarder want het spul is zwaarder.
A:
Ja.
T:
Ik kan me niet voorstellen dat het hier in zit.
A:
Het zou ook wel lekker slim zijn als die dozen er precies hetzelfde uit zouden zien.
T:
Nou.. nou.. Dan moeten we dadelijk alles na gaan kijken. Nee dat zal toch niet. Ze zijn gemerkt, dat moet. Nee dat is..
T:
Ik kan me niet voorstellen dat ze nou in één (1) doos verschillende dingen doen hè.
T:
Ruik jij eens? Ik ruik niks.
A:
Je ruikt bijna niets nee. Maar het moet wel daarin.
T:
Het spul dat we hebben dat stinkt!!!
A:
Een beetje zuur?
T:
Nee.. een beetje.. het lijkt wel anijs.
A:
Nou.. onverstaanbaar..
T:
Dat mag beslist niet knoeien want als dat knoeit in een doos dan ruikt heel de auto daar naar. Nou deze.
A:
Die kan wel even aan de kant.
T:
Ja zet daar maar neer.
A:
Godverdomme.
T:
Wat?
A:
Ah joh dat kut ..onverstaanbaar..
T:
Ja ..onverstaanbaar..
A:
Chinezen (fon.), dat is het enige wat ze ..onverstaanbaar.. moeten plakken..
T:
Ja.
A:
Daar waren ze weer te beroerd voor, hmm.
T:
Pas maar op ..onverstaanbaar.. achttien (18) ja, achttien (18) pallets.
T:
Hier zit plakband omheen ..onverstaanbaar..
A:
Daar, daar en hierboven wel.
T:
En meer niet?
A:
..onverstaanbaar..
T:
Staat ook niks op?
A:
Nee staat niks op ..onverstaanbaar..
T:
Het is niet blauw. Ja, het is dit.
A:
Ja, nou het is..
T:
Maar hoeveel zit er in?
A:
Misschien andere kleur? Zou maar een beetje oppassen met die knoeierij hoor.
T:
Ja, maar ja.
A:
Dat is toch wat. Wie weet zijn ze wel. Nou ja, niet gezegd, maar ze hebben misschien die dozen ook maar ingekocht met wat verlies.
T:
Ja, ze hebben ze overgegoten. Ze hebben de flessen leeg gegoten en dat spul erin.
A:
Hebben ze dat niet goed schoongemaakt dan?
T:
Ja?
A:
Het is te hopen.
T:
Ja.
A:
..onverstaanbaar..
T:
Ruik jij eens?
A:
Nou, dit is het wel. Dit is ook een hele andere kleur.
T:
Ruik jij dit?
A:
het is ook veel dikker. Veel ..uh.. viscositeit is ..uh.. te laag.
T:
Zouden ze dan allemaal in het plastic zitten?
A:
Ik ga er van uit dat ze die dozen hebben opengemaakt..
T:
Die hebben ze opengemaakt.
A:
Dan moet er plakband op zitten. Dan dan is dat de manier.
T:
En dit ook. Kijk want dit, als je dit openmaakt, kijk..
A:
Ja.
T:
..is open geweest.
A:
Ja, ja.
T:
Is open geweest.
A:
Er zitten ook andere dopjes op.
T:
Ja. Moeten we die even apart zetten? Tja.
A:
Die apart zetten.. deze moet sowieso even weg dan. Ik heb ze heel effe apart zetten want eerst even kijken of dat er nog meer van zijn.
T:
Ja.
T:
Die niet.
A:
Die niet? Nee, effe wachten, effe wachten, hoezo die niet?
T:
Nee, ik zeg deze niet.
A:
Oh, dit is hem wel.
T:
Ja, dat zijn die, die is open geweest.
A:
Die kunnen we hier zetten. Als ik er zo honderdentwaalf (112) moet vinden? Tenzij ze nu allemaal plakband hebben?
T:
Nee. Ja, ik ga ervan uit als ze zo gesloten zijn dat het nog steeds dezelfde zijn. Anders hangen we er echt in. Dan moeten we al die dozen gaan kijken. Zal toch niet gebeuren.
A:
Nee, daar hebben we al een pallet vol ..onverstaanbaar.. Ik ..uh.. zit te zinnen op een, hoe dat je nou kunt graven?
T:
Dit naar achteren toe en dan hier opzij zetten.
A:
Ja, kan sowieso.
T:
In het midden zo hier opzij zetten.
A:
Ja, we kunnen hier sowieso wel wat opzij zetten.
T:
Ja, ja.
A:
..onverstaanbaar.. dat is op zich toch wel leuk hé, leuke job man.
T:
Ja daaag.
A:
Zoek, zoek, zoek, zoek.
T:
Ik zit hier al te kijken of ik hier plakband zie.
A:
Ja, dat heb ik al gedacht, hier langs de zijkanten zou je het moeten kunnen zien.
T:
Nou ik heb iets gevonden. Luister, dozen waar het spul in zit, alles hetzelfde alleen staat hier een stempel op met twintig (20) graden. Alle dozen waar geen stempel... Ik heb er een paar geprobeerd, ook van daaruit, waar de stempel niet opstaat, daar zit het spul in.
A:
Dat is ook wat, dus dat is een zoekopdracht.
T:
Ja (lacht) ..onverstaanbaar.. trouwens.
A:
..onverstaanbaar..
T:
Er komen twee (2) man bij.
A:
Dit moet dan even allemaal nagekeken worden.
T:
In principe wel maar ik denk dat het meeste nou pas komt.
A:
Ja dat zou zomaar kunnen.
T:
We zijn achterin kijk hier ook, dit zou ook kunnen, die gaan allemaal veel te gemakkelijk open. Kijk, ik heb net die andere proberen open te maken. ..onverstaanbaar.. bijna niet open. Kijk, en dit is..
T:
Hier zitten overal stempels op, daar zitten overal stempels op. Dus echt waar twintig (20) graden niet op staat. En waarom hebben ze dat niet gezegd? En bovendien, oh kijk hier hebben we er nog één (1). Dat is er maar één (1), dat is de laatste. Maar waarom doen ze er dan maar één (1) op twee (2) dozen.
A:
..onverstaanbaar..
T:
Nou weet je wat we doen? We gaan in de wagen want ik moet zo snel mogelijk negentien (19) dozen hebben.
T:
Hulp, twee (2) mannen komen eventueel. Hier balen ze ook van. Om 14:45 uur moet ik naar de parkeerplaats [adres 12] . Hoe laat is het nu?
A:
..onverstaanbaar..
T:
Dat is over een half uurtje. Misschien is het dan allemaal af. Ik heb er hier nog één (1)
A:
Ik heb er nog één (1). Ja.
T:
Ja, er moeten er wel meer zijn.
A:
Ja, denk ik ook.
T:
Ik ga even die jongen ophalen.
A:
Ja.
T:
Die komt helpen.
A:
Ja. Ik schouw nog wel even door ..onverstaanbaar..
T:
Ja, is goed. Komt bij het [adres 12] ?
A:
Die is ook nog vol. En dan, effe wegzetten ander palletje, zet hem effe weg, kunnen we die effe daar neerzetten. Nu komt het eraan, alleen maar groeien.
T:
Die weg zetten?
A:
Ja.
E:
Zo..
A:
Zachtjes, zachtjes, zachtjes ..onverstaanbaar.. Ik zit tegenwoordig in het anti-vries, dat is goeie handel, gaan we aan de zijkant nog stapelen ja? Kijk, er zit nog, dit is een goeie, nee. Ja. Als we ze niet halen moeten we ze allemaal controleren.
E:
Kutzooi. Is echt probleem.
E:
Hoeveel waren die? Honderddertien (113) of zoiets?
A:
Het zouden er honderddertien (113) moeten zijn, maar we zitten er natuurlijk er eind over de helft maar ik denk het niet.
E:
Over de helft of niet? Heb je ..uh.. weet je wat het is, het einde.
A:
Ja ik bedoel qua dozen eerst effe gaan tellen. Dit is een goede of niet?
E:
Ik denk het wel.
E:
Ik breng, zit hier wel logica in? Er zit gewoon geen logica in.
A:
Nee logica zit er niet in. Hey vierentwintig (24).. nee..
E:
Er zit gewoon geen fucking logica in. Ik word er gewoon chagrijnig van, ik heb alles al moeten corrigeren in de hoeren, alles, en zelfs hier zit geen logica in. De volgende keer ga ik gewoon zelf er heen.
A:
Ja. Ja.
E:
Is echt het beste hoor. Pfff. Erg is dat jullie al sinds vanochtend bezig zijn.
A:
Ja.
E:
Ik zei al ik ga wel mee.
A:
Ik ..uh.. ja ik doe een gok maar ik denk dat je niks meer vindt.
E:
Moet dit allemaal terug in de container, of niet?
A:
Wat zeg je?
E:
Moet dit allemaal terug in de container of wat?
A:
Ja, doe ik dat terug ofzo, op die hoogte dan kan ik er mee rijden anders flikkert het dadelijk om. Stapel ik het effe op die hoogte.
E:
Waar ga je deze dingen neerzetten dan?
A:
Ja, die moet ik weer ergens anders neerzetten, want ik moet ..vanavond.. moet ik ..uh.. ja ah fijn, ik moet dat ding effe wegzetten. Enne dan moet ik vanavond hier laaien en dat komen ze dan ook brengen ..uhm.. om naar Hongarije te gaan. Maar dat is met een andere oplegger.
E:
Eeh.
A:
Hè?
E:
Nee, want ik heb die adres dus van die vent, van die factuuradres, daar zou dit eventueel wel naar toe kunnen. Kijk, en dan regel ik dat.
A:
Dat is nog een andere kwestie, maar ja dat kan pas volgende week hé, dat heb ik gezegd hé.
E:
Ja, maar ja. Dat is geen probleem. Dat kan, dan kunnen we dit bij hem uitlaaien, want dat heb ik al gezegd, want ik moet die factuur hebben en dit, want dan klopt het. Snap je? Want het is heel raar, als je dan niks daar hebt liggen, dat zei ik al tegen hem, als we dan dit dan terug gaan, dan zorg ik dat ik meer man heb, dan gaan we met z’n drieën (3-en), met z’n vieren (4-en). Effe één (1), twee (2), drie (3), vier (4). Dan mag jij koffie drinken, dan gaan we met z’n vieren (4-en) effe ttt, want hij heeft ook een container staan.
A:
Oh ja?
E:
Hij heeft zelf ook een container staan.
A:
Ja, dat is goed, want ik moet toch ja, ik moet toch naar Antwerpen, of ik over [adres 5] rijdt, dan ..uh..
E:
Ja, dan lossen we dat. En dan zijn die dingen gewoon goed. En dat is voor hem zijn boekhouding, dat is ook belangrijk.[…]
E:
Het zijn er honderdtweeëndertig (132).
T:
Dat meen je niet.
E:
Ja.
E:
Chow (fon.) (ng) wil je wat drinken?
A:
Ja.
T:
Ik heb dus honderdtweeëndertig (132) dozen met drugs nu.
We kunnen ‘m morgenochtend…
A: Dan zul je, ja kan, maar dan ben ik er niet.
T: Ja, nee, maar mag ik de sleutel?
A: Ja
T: Als jij mij nou de sleutel geeft, als wij klaar zijn, doe ik gewoon de sleutel bij jou in de brievenbus, in een envelop.
T:
Ik moet hebben, ik moet hebben voor de Chinezen vijftig (50) dozen. Die moeten tweehonderd (200) liter hebben. Dus iedere doos is vier (4) liter, dus je hebt vijftig (50) dozen, die moeten wij apart zetten. Die komen vandaag of morgen. En dan hij, neemt morgen waarschijnlijk twee (2) keer ditzelfde mee.
T:
Ja, kan makkelijk zei China (fon.) al. Nou, goed, dan hebben we dus honderdtweeëndertig (132). Één (1) of twee (2) achter elkaar, heb me niet vergist, heb ik goed nagekeken.
E:
Ja, maar wij gaan dit uitzoeken, hé. Ik ben, dit breng ik volgende week weg.
T:
Welk?
E:
Dit, dit gaat naar die man toe.
T:
Naar die [medeverdachte 12] (fon.)?
E:
Ja.
T:
Die gaan het zelf verkopen.
A:
Haal het nou niet door mekaar, want dat is gewone.
E:
Jaja, ja. Dit is voor die ..uh.., voor die ..uh.., die speed (fon.)
A:
En ik ben er morgen gewoon hè, dus je moet het zelf regelen.
E:
Jij hebt geen pen bij je of wel? Heb je een pen bij je?
A:
Ik kan wel wat pennen regelen.
E:
Ja, dan zetten we hierop, C, C, C, Dan weet je dat voor hun, weet je.
A:
Hoe herkennen ze die pallet?
E:
Misschien moet je het in het Chinees neerzetten.
A:
Ja.
A:
En wat we overhouden kunnen we misschien een feestje van geven.
E:
Wat?
A:
Misschien een leuk feestje van geven.
T:
Nee, kom ik niet eens aan, kom ik niet eens aan.
E:
Die lacht meer dan ie pijn heeft. Maar zijn ze grappig hè, komen niet eens helpen.
A:
Wat kosten ze?
E:
Gewoon vijfentwintighonderd (2500) euro hè?
A:
Hoeveel?
E:
Vijfentwintighonderd (2500) euro, één liter, ja..
A:
Ja.
E:
Ja, maar wat het bedoelt, het komt meer als eigen, veertig (40) euro is meer gewoon honderdduizend (100.000) euro.
A:
Ja.
E:
Dat je dat effe weet.
A:
Kunnen wij toch delen?
E:
Negentien (19), negentien (19) maal vier (4) is zesenzeventig (76), maar vijfentwintighonderd (2500), hey is te veel.
A: Weet je wat je beter kan doen [medeverdachte 5] ?
T: nee
A: effe die sleutel meenemen en naar de sleutelmaker gaan.
T: ja dat ga ik nu doen sleutels laten bijmaken
A:
Even kijken. Moet jij da hebben.
E:
Wanneer komen die ..uh.. die spleetjes?
T:
Wat zeg je?
E:
Wanneer komen die spleetogen?
T:
Ja, weet ik niet. Moet ik navragen.
E:
Het liefst ook zo snel mogelijk, snap je.
T:
Ja, morgenochtend kan ik ook nog, ik heb de sleutel namelijk hè. Dus ik ga morgenochtend hierheen.
Opmerking verbalisanten: er is een inkomend pingbericht hoorbaar.
T:
Als dit [medeverdachte 1] is nou dan, dan ben ik hier mee bezig en dan tien (10) keer, hoe laat is het? Hoe kom je?
E:
Wat je wel moet zeggen. Wacht. Kan ik effe een berichtje tikken?
T:
Tussen zes (6) en half zeven (7). Zou die hier zijn, is die hier.
E:
Hij zelf?
T:
Nee, die net ..uh.. hier was.
T:
Hoe laat is het nu?
E:
Ik heb geen klok om.
T:
Half vijf (5).
E:
Ja het is niet anders.
T:
Gewoon even wachten.
E:
Ja, we kunne effe weg en weer terug komen, kan?
T:
Ja, want..
E:
Maar je kunt nou niet weg want ..uh..
E:
Mag ik effe [medeverdachte 1] .
T: […]
Weet [medeverdachte 1] dat het honderdtweeëndertig (132) is?
E:
Ja, dat heb ik gestuurd.
T:
Ik zei toch nog tegen hem, die chauffeur had al tegen hem gezegd, luister in die container is nooit op pallets. Dus ik zeg gisteren tegen [medeverdachte 1] , is het op pallets, want dat is makkelijk en dan weten we dat. Ja zegt [medeverdachte 1] . Ik zeg weet je het zeker. Ja. Ik weet het zeker. Het is op pallets.
E:
Kut. Kutzooi. Spleetogen zeg. Alles wat ze zeggen, klopt gewoon niet.
Opmerking verbalisanten: er is een inkomend pingbericht hoorbaar
E:
Als dat zo is, dan is dat zo.
T:
Oké, of je tot vijf (5) uur kunt wachten, want hij is dan met ‘China’ bij [hotel 5] (fon.)
E:
Dat is goed.
T:
De klant moet daar komen. Die wil mee. En dan rijd jij met hem mee.
T:
Die Chinezen spreken geen Nederlands hè?
E:
Ja, maar gebrekkig.
T:
Wel Engels?
E:
Ja maar, dit is waar ze goed in zijn, dit is het enige waar ze goed in zijn. Maar ze hebben ons nodig, anders komen ze er niet uit, stukken waren slecht, per stuk prijzen kloppen niet, prijzen klopten niet, het gewicht klopte niet, telefoonnummers klopten niet, adressen klopten niet ..eehh.. heel de opgebouwde facturen klopten niet, ..uh.. het zal wel het werkje van een kwartier zijn. Maar ik ben er gewoon vijf (5) uur mee bezig geweest om alles te corrigeren. Je snapt toch wel?
T:
Ik doe die deur dicht want ik vind het niet fijn als die open staat.
E:
Ja, het is wel voordelig. Dan denken ze juist dat er niks aan de hand is.
T:
Wat?
E:
Als de deur open is, is dat juist transparant.
T:
Ja, dat is ook zo.
A:
Dan mag je wat mij betreft wel gaan.
T:
Nee, ik moet wachten want [naam 5] (fon.) en [naam 6] (fon.) komen dadelijk nog terug en ik kom ook nog met Chinezen mee.
A:
Vandaag?
T:
Ja, die nemen vijftig (50) mee.
A:
En hoe laat gaat dat gebeuren?
T:
Vijf (5) uur.
A:
Dat is, nu ongeveer. Hier, bijna vijf (5) uur. Zevenenveertig (47) ..onverstaanbaar..
E:
Dan kunnen we beter die vijftig (50) daar neer zetten [medeverdachte 5] ?
T:
Oké kom, kwart over vijf (5) he?
E:
Dan kunnen we beter die (50) neerzetten.
T:
Ja is goed, drie (3), drie (3) pallets.
T:
Ja, wegbrengen. Nee ..onverstaanbaar.. Kwart over vijf (5)
A:
Komen die Chinezen langs dan?
T:
Kwart over vijf (5).
A:
Komen die Chinezen dan?
T:
Ja, nee, ik kom die om kwart over vijf (5) ophalen.[…]
T:
Dus dit is weg, dat gaat dadelijk met de Chinezen mee.
Opmerking verbalisanten: er is een inkomend pingbericht hoorbaar
A:
Jij komt terug?
T: Ja?
E: Zullen we?
T: Wat?[…]
T: Nee, die zitten niet bij [hotel 5] . Tegenover [hotel 5] .
E: Tegenover?
T: Ja.
E: Sjonge, jonge.
T: ..onverstaanbaar.. licht bejaard ..onverstaanbaar.. in het Chinees ..onverstaanbaar..
T: Oké [medeverdachte 13] , we zijn effe weg hé, ik kom dadelijk terug
A: Met die Chinezen?
T: Ja. En die laaien dan die vijftig (50) in?
E: Doei.A: Ja, succes.[…]
Op 5 juni 2013 werden omstreeks 10:20 uur de in- en uitritten rondom het bedrijventerrein aan de [adres 11] te Valkenswaard onder observatie genomen. Omstreeks 13:00 uur werd waargenomen dat er een vrachtauto, zonder oplegger, voorzien van kenteken [nummer 3] , de inrit naar de loodsen opreed. De bestuurder was 40 – 45 jaar, met een ingevallen gezicht en gekleed in een spijkerbroek en een witte blouse (NN-1). NN-1 liep vervolgens om 13:02 uur de loods [adres 11] in, waar “ [bedrijf 5] ” is gevestigd. Om 14:07 uur werd NN-1 door de politie herkend als zijnde [medeverdachte 13] . Om 14:37 uur zagen verbalisanten dat een Renault Laguna, met kenteken [nummer 4] , vanuit de inrit van de loodsen de [adres 11] te Valkenswaard op reed. Om 14:40 uur werd gezien dat deze Renault Laguna stopte op parkeerplaats “ [adres 12] ” te Valkenswaard.
Op 5 juni 2013 werd om 14:46 uur waargenomen dat er een personenauto, merk Renault, type Laguna, en gekentekend [nummer 4] , stond geparkeerd op de parkeerplaats bij het [adres 13] te Heeze-Leende. De bestuurder van deze personenauto was A.H. [medeverdachte 5] . Een personenauto, merk Mercedes-Benz, type 230E, kleur wit en gekentekend [nummer 5] werd naast de Renault geparkeerd om 14:50 uur. [verdachte] stapte uit de Mercedes en stapte rechts in de Renault, waarna de Renault wegreed. De Renault reed vervolgens om 14:53 uur het perceel [adres 11] op. Om 15:47 uur reed een bestelauto, merk Opel, type Combo, kleur wit en gekentekend [nummer 6] over de parkeerplaats bij het [adres 13] te Heeze-Leende. De bestuurder van de Combo had een portofoon in zijn hand en sprak hierin. Om 15:53 uur reed de Renault met [medeverdachte 5] in de richting van Valkenswaard. Om 16:20 uur keerde deze Renault met [medeverdachte 5] terug naar perceel [adres 11] . Daarachter reed een personenauto, merk Peugeot, type 407, gekentekend [nummer 7] . De bestuurder had een portofoon in zijn hand. Om 16.40 uur werd gezien dat de Laguna stopte bij de schoenmaker aan de [adres 14] te Valkenswaard en een paar minuten later daar wegeed. Om 17:13 uur werd gezien dat [verdachte] bij de [hotel 5] als passagier uit de Renault stapt en bij [medeverdachte 1] op het terras ging zitten. Om 17:33 uur stapte ook [medeverdachte 5] uit de Renault en ging aan tafel zitten bij [medeverdachte 1] en [verdachte] . Om 17:43 uur kwamen er twee Aziatisch uitziende mannen bij zitten: NN5 (ongeveer 50 – 60 jaar oud, normaal postuur) en NN6 (ongeveer 40 a 45 jaar oud, normaal postuur, halflang haar). Om 18:08 uur liepen [verdachte] , [medeverdachte 5] en NN6 naar de parkeerplaats en maakten daar contact met NN7, die een vrachtwagen bestuurde met het opschrift “ [naam 7] ”. Omstreeks 18:20 uur werd gezien dat deze vrachtauto parkeerde ter hoogte van perceel 19 op het bedrijventerrein te Valkenswaard. Om 18:37 uur reed [verdachte] hiermee over de [adres 11] te Valkenswaard, waarna hij om 18:41 uur parkeerde bij de [hotel 5] . Om 18:47 uur rekende [verdachte] af op het terras van Hotel [hotel 5] en liep hij samen met [medeverdachte 1] weg. Om 18:55 uur werd gezien dat NN5 (als bijrijder) en NN6 (als bestuurder) in een grijze Volkswagen Polo met kenteken [nummer 9] wegreden. Dit kenteken stond op naam van [medeverdachte 11] . [medeverdachte 11] is volgens de politie bekend als precursorenhandelaar.De politie heeft [medeverdachte 11] aan de hand van een observatiefoto d.d. 5 juni 2013 geïdentificeerd als een van de aanwezigen op 5 juni 2013 bij restaurant ‘de [hotel 5] ’ te Leende.Uit vergelijking van deze observatiefoto met de bovenste foto op pagina 216 van zaaksdossier 6, volgt dat [medeverdachte 11] is geïdentificeerd als NN5.NN6 wordt omschreven als een man van 40 á 45 jaar met half lang zwart haar.
In het perceel [adres 11] B te Valkenswaard bevond zich een verpakking, waarin een kleine hoeveelheid precursor PMK aanwezig was. In deze verpakking was een technisch hulpmiddel, niet zijnde een registrerend baken, aangebracht. Op 5 juni 2013 om 18:37 uur werd geobserveerd en geconstateerd dat toen [verdachte] over de [adres 11] reed in de vrachtwagen met opdruk “ [naam 7] ” met kenteken [nummer 8] , dat het technisch hulpmiddel zich in dit voertuig bevond.
Op 5 juni 2013 vond er om 18:48:51 uur een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] (M), [verdachte] (E) en een onbekende man (O). Dit gesprek vond plaats kort nadat [medeverdachte 1] en [verdachte] wegliepen bij het terras van restaurant Hotel [hotel 5] aan de [adres 15] te Leende. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
M:
jij bent te laat man daar kan ik ook niks meer aan doen
O:
(onverstaanbaar)
M:
weet je wat het ook is (onverstaanbaar) zeker maken zoveel veel fouten dat ze dadelijk weer een telfout maken
O:
(onverstaanbaar) problemen maken.. hij kan en wil maar
M:
hij is heel eerlijk hij niet alert maar en en..
O:
nee maar dat is ook niet (onverstaanbaar)
M:
waar waar waar
O:
daar is iemand met (onverstaanbaar) telefoon
E:
iemand opgepikt op het bankje (onverstaanbaar) kan toen ik wegging stapte hij in de auto ik reed die kant zo
M:
ja
E:
om te kijken of hij mij kant opkomt niet te zien (onverstaanbaar) zat ik daar op de bank daarom duurde het wat lang zo
M:
ja oké dat is goed
E:
toen ben ik daar heb ik daar gewacht ik heb (onverstaanbaar) om te kijken of er iets aankomt… (onverstaanbaar) ( [verdachte] lacht)
M:
het is niet anders maar ze zijn nu aan het verzamelen he ze zijn nu aan het verzamelen (onverstaanbaar)
O:
weet Ramon dat
M:
he
O:
wat zei je
M:
ja we moeten even ja we zien het wel misschien iets anders.. eigenlijk hij heeft we gelijk die oude man [X] Chinees jij zegt (onverstaanbaar)
O:
(onverstaanbaar)
M:
want als je alleen maar dit doet en niks verder anders weet je wat wat voor rustig leventje heb je dan dit is maar even is zo weg
O:
ja
M:
het is even twee weken even goed pompen het is klaar een week of twee (onverstaanbaar) acht weken twee maanden bezig (onverstaanbaar)
O:
ja maar de andere keer gaat ook lukken he.. heb je al een format een beetje
E:
(onverstaanbaar)
M:
ja hij snapt het nou ik heb met hem een beetje zitten praten hij zegt nou.. weet je wel wat het is het valt niet mee.. het valt niet mee om meer pap uit te krijgen valt niet mee hoor want niemand heeft het niemand.. maar wij hebben wat niemand heeft.. het is ook niet.. ze hebben het wel maar (onverstaanbaar) het is toch anders hoor.
M:
nee ik bedoel je moet het wel eventjes stil houden
E:
je moet gewoon niet
M:
want ze lullen toch.. nee maar je bent er trots op je hebt binnen behaald nu even niks aub.. alleen de belangrijke dingen.. op een gegeven moment ja het is goed voor je ego[…]
Op 6 juni 2013 om 07:30:54 uur mompelt [medeverdachte 1] (M) in zichzelf. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
Sessie 001:
[medeverdachte 1] stapt in de BMW en rijdt weg.
M:
wordt een lange dag vandaag.. dit ook nog..
M:
wat een disaster..
Sessie 002:
Om 07:40:30 uur is het geluid van een inkomend (ping) bericht hoorbaar.
M:
we hebben alle dozen nog, we hebben alles nog.. we laten alles er in.. we hebben het doosjes gemist.. alles uit de vrachtwagen
[…]
M:
600 liter..
Op 6 juni 2013 werd om 11:56 uur waargenomen dat [medeverdachte 1] met twee Chinezen en een blanke man in café “ [naam 8] ” te Oirschot zat. Om 12:44 uur sloot een tweede blanke man aan bij het gezelschap. In de omgeving werd een VW Polo gezien met kenteken [nummer 9] op naam van [medeverdachte 11] .Om 13:30 uur vertrok [medeverdachte 1] met de twee Chinezen in een auto, waarna zij om 13:50 uur arriveerden bij het [naam 10] te Waalre. Naast de auto van [medeverdachte 1] stond een Renault Laguna geparkeerd met kenteken [nummer 4] . [medeverdachte 1] en [verdachte] gingen om 14:05 uur op het terras zitten bij een blanke man van circa 60 jaar oud. Om 14:25 uur haalde [verdachte] vervolgens (onder meer) twee Albert Heijn tassen uit de kofferbak van de BMW en zette deze over in de kofferbak van de Renault Laguna. Daarna nam [verdachte] weer plaats op het terras. Om 14:39 uur reden [verdachte] en de twee Chinezen met de Renault Laguna weg. [medeverdachte 1] vertrok vervolgens om 15:12 uur richting Eindhoven, alwaar hij om 15:28 uur arriveerde bij hotel [naam 11] te Eindhoven. Daar ontmoette hij samen met [verdachte] een blanke man van circa 30 jaar. [verdachte] vertrok vervolgens om 16:10 uur. Om 17:29 uur werd vervolgens gezien dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op een terras zitten van het [hotel 3] te Leende. Omstreeks 18:00 uur kwamen er twee Chinezen bij zitten, te weten een NN8-man van ongeveer 55 jaar oud en 1.75 cm lang en een NN9-vrouw van ongeveer 25 jaar oud en met een lang en tenger postuur. Omstreeks 18:35 uur opende de NN9-vrouw het portier van een Volkswagen Polo, gekentekend [nummer 9] .
Op 6 juni 2013 vindt er om 13:27:55 uur in de BMW van [medeverdachte 1] een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] (M), NN-man1, NN-man2 en NN-man3. Het gesprek vindt gedeeltelijk plaats in de Chinese taal en de vertolking hiervan is in het proces-verbaal opgenomen. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
M:
Pas op met knoeien he.
N2:
Ja.
M:
Die auto die, die lucht gaat nooit uit.
M:
(snuift), dit is gewoon P.
N2:
Ja.
M:
Dit is gewoon de lucht. Dit is gewoon.. je ziet gewoon, kijk..
N2:
Ja, je kan zien nou, een beetje te dun.
M:
Ja, hij is alleen, ja. Hij is waterig.
N2:
Ja.
N2:
het zou heel zacht moeten zijn.
N1:
De olie. Hoeveel olie.
N2:
De olie oliet/smeert niet. Maakt geen geluid. Tot olie rekenen, hoort er geen geluid te zijn.
N1:
Hij/zij zou het pakken/halen.
N2:
Als het olie is dan zou dit geluid er niet moeten zijn. Komt dit geluid er niet uit. Het tokt/tikt/klotst.
M:
En koelvloeistof, wel.
N2:
Ja.
M:
..onverstaanbaar.., beetje zat.. beetje opletten
N2:
Ow, Jaja ja. Moet deze ook eh, terug naar die huis of eh.. Ja laat door iemand anders kijken.
M:
Ja, ik heb hem.. Ja.. Ik weet het eigenlijk niet. Ik heb hem gewoon maar meegenomen voor eh
M:
Maar, maar Kok(ng+fon) zegt als je hem in eh, een bak doet.
N2:
Ja.
M:
Kijk, hij ruikt nu goed.
N2:
Ik heb eh ook zo eh, aan [medeverdachte 11] (ng+fon) verteld.
M:
Nou het is, kijk je kan het nou niet zien.
N2:
Nee.
M:
Ik heb vanmorgen opengedraaid. Ik denk ja. Het is goed.
N2:
Ja.
M:
Dacht ik. Maar, ik heb een beetje uit, daar is een beetje uit.
N2:
Ja.
M:
Zeg maar een vingerhoedje.
N2:
Ja.
M:
Zeg maar lepel. Niet meer. Eh, ik heb gekeken en toen heb ik met mijn vinger gevoeld.
N2:
Hmm. Het prikt niet?
M:
Ja, nee, het is de goeie geur. Alleen hij was wat waterig.
N2:
Ja.
M:
Alsof het gewoon water is. Kijk en die, een beetje olijfolie.. onverstaanbaar..
N2:
Ja.
M:
Snap je.
N2:
Nee, want ik vertel net ook als je zou gaan schudden..
M:
Ja.
N2:
Bij olie, heb je geen geluid.
M:
Geen geluid.
N2:
Alleen water heb je..
M:
Ja juist.
N2:
geluid.
M:
Ja, klopt. Ook al. Klopt.
N2:
Olie geeft geen geluid.
M:
Nee. Nee. Er is iets aan de hand. Wan deze jongen, die [X] (ng+fon).
N2:
Ja.
M:
Hij is goed. Hij is honderd procent goed.
N2:
Ja.
NN1:
Gezien die ene fles is het niet nodig om te testen. Zoals ik het zie is de test niet nodig, Het is vast/zeker niet goed. Er is geen reden voor deze ...vloeibaarheid/knapperigheid als erin geroerd wordt. Heb je hem niet een beetje eruit zien halen om te testen door te roeren. Middels roeren.
N2:
die keukenman/vrouw/kok.. De echte is door iemand er uit gehaald en er is vervolgen nepspul in gedaan.
N1:
…
N2:
Hij heeft er gisteravond 40 dozen meegenomen. Uit enkele dozen is een fles uit gehaald. Ze zijn allemaal zo.
N1:
Het komt er op neer dat er uit partij van meer dan 40 dozen enkele flessen is gehaald. Die zijn allemaal zo.
M:
Ja ik weet ook niet waarom ik hem heb meegenomen. Maar ja, ik was ook in paniek. Ik denk, ik pak maar mee, kijken. Weet ik..
N2:
Ja.
M:
Jullie laten zien. Eh..
N2:
Ja.
M:
Nee.
N2:
Het hotel is.
M:
Ja.
N2:
Wij zeggen dat gewoon adres.
M:
Nee, ik denk [hotel 5] .
N2:
Ja.
M:
Is bekend hier. Dat weet iedereen.[…]
Op 6 juni 2013 om 15:13:08 uur mompelt [medeverdachte 1] (M) in zichzelf. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
M:
Klote he.
M:
[verdachte] je kan zo’n fles meenemen.
M:
Pak je ook anders even een fles mee.
M:
Ja, maar ja.
M:
Nee.
Op 9 juni 2013 vanaf 17:39:41 uur praatte [medeverdachte 1] (M) in zichzelf. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
17:40:59 uur:
“fucking man” Ja die past dus niet. Dan betalen ze maar dubbel, dan betalen ze maar dubbel, (onverstaanbaar gemompel) kut kut Daar komen ze nou mee, daar komen ze nou mee Dat is niet (onverstaanbaar)
17:42:43 uur:
“Er is toch niemand die 2 partijen en dan zonder iets te zeggen, 2 partijen in een box doet. Een om te stelen en een (onverstaanbaar) Ik weet het morgen om een uur of tien, elf. (onverstaanbaar) (18 of 8) Die schuld die ik al betaald heb. Die schuld heb ik zelf al betaald uit mijn eigen zak. Nee, dat kan niet (wachten)? Dat ging nog niet, dat kan ik nog doen. Zal ik het doen. (onverstaanbaar) Ik heb het geld niet (onverstaanbaar) [persoon 1] die moet (onverstaanbaar)
Het ziet er naar uit alsjeblieft, nee daar kunnen we niet bij ( [medeverdachte 4] , of da’s jammer), dat is een afgesloten terrein, meerdere bedrijven (onverstaanbaar) Ook hij..”
Op 9 juni 2013 vanaf 17:46:48 uur praatte [medeverdachte 1] (M) weer in zichzelf. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
17:46:48 uur:
“Mijn portemonnee ja. Dat heeft er niks mee te maken. Ik heb mijn situatie (onverstaanbaar) op mijn manier, op mijn manier. Daarom (onverstaanbaar). Dat zou mooi zijn maar ja eerst zien dan geloven. (onverstaanbaar) Als we dit (onverstaanbaar) Als hij, die Chinees heeft mij verteld omdat hij die groothandel heeft en er die mensen bij zijn (onverstaanbaar).”
17:49:50 uur:
“Een BlackBerrytje voor buiten kopen, twee tientjes in de maand (onverstaanbaar). Die BlackBerry van mij (onverstaanbaar)”
Op 10 juni 2013 om 09:20:02 uur werd een OVC-opname gemaakt in de BMW van [medeverdachte 1] (M). [medeverdachte 1] mompelde in zichzelf:
Ja, we hebben alle dozen compleet, op eh… veertig en een van veertig onverstaanbaar.. alle dingen weer van mij, jij en [medeverdachte 5] (ng) en jullie hebben het ..onverstaanbaar.. en jullie hebben het.. en jullie hebben het.[…]
Op 10 juni 2013 om 12:12:23 uur werd nog een OVC-opname gemaakt in de BMW van [medeverdachte 1] (M):
M:
Sukkel eigenlijk. Luister ik wil niemand, ik wil dat niemand iets beslist buiten mij. Buiten mij want dan hebben we nog meer problemen, nog meer problemen.[…]
M:
godverdomme hou je nou toch eens aan het protocol, hou je nou toch eens… waarom houdt niemand zich aan het protocol. Hou je aan het protocol alsjeblieft. Jij doet je telefoon aan en moet hem meenemen. Jij blijft hierbinnen en hij moet.. ja bereikbaar zijn.[…]
M:
..met nep P staan, met P staan en ook niet met nep P. Zo ziet het er uit ..onverstaanbaar[…]
Op 10 juni 2013 werd om 13:20 uur waargenomen dat er een Volkswagen Polo, grijs van kleur en gekentekend [nummer 9] stond geparkeerd op de parkeerplaats aan de [adres 15] te Leende, aan de overzijde van [hotel 3] [hotel 5] . Daarnaast stond een bestelbus Volkswagen Transporter, wit van kleur en gekentekend [nummer 10] geparkeerd. Deze bestelbus was door [medeverdachte 11] gehuurd.Het observatieteam zag dat in deze bestelbus een verpakking stond, waarin een kleine hoeveelheid precursor PMK aanwezig was. In deze verpakking was een technisch hulpmiddel, niet zijnde een registrerend baken, aangebracht. Er stonden drie mannen bij de auto’s, te weten de Aziatische mannen NN1 (30 – 40 jaar oud, zwart lang stijl haar tot over de schouders), NN2 en NN3. NN1 maakte om 13:35 uur op de parkeerplaats contact met [medeverdachte 5] . Om 13:40 uur voegden [medeverdachte 1] en [verdachte] zich bij het gezelschap. Om 13:51 uur stapten [verdachte] en [medeverdachte 5] in een Renault Laguna, gekentekend [nummer 4] . NN1 reed als bestuurder van de Volkswagen Transporter achter de Renault Laguna aan. Beide voertuigen reden naar loods 19 aan de [adres 11] te Valkenswaard. [verdachte] droeg vervolgens een bruine doos met een rode band vanuit de bestelbus de loods in. [verdachte] reed vervolgens om 14:00 uur weg bij de loods. Om 14:29 uur werd gezien dat [verdachte] met NN4 en NN5 op het terras zat van [hotel] te Valkenswaard. Omstreeks 14:31 uur vertrokken ze.
Om 14:30:46 uur op diezelfde dag werd een OVC-opname gemaakt van een gesprek tussen [medeverdachte 1] (M) en [verdachte] (E). Uit dit gesprek volgt het navolgende:
M:
Turk (fon.).. die wilde, die wilde met Chinezen helemaal zelf ..onverstaanbaar..
E:
Wat denk je van mij, wat denk je dat ik ben..
E:
..onverstaanbaar.. (klinkt als: verre) en nou dit
M:
Tjonge, jonge, jonge zeg, werkelijk alles opnieuw.
M:
Pf..
E:
Ik ga kijken wat ik kan doen, oke, dat beloof ik je echt.
E:
We moeten effe een nauwe planning maken
M:
Ja, ja, ja..
E:
Want, ik moet dat wel eh..
M:
Nee, want je hoeft daar niet te komen, kom daar niet met je eigen auto, he, daar. Ik ook niet, wij moeten daar niet komen.
E:
Ik kom niet met die, jongen.
M:
Nee, nee, nee daarom.
E:
Ik heb da met ..onverstaanbaar..
M:
Maar [medeverdachte 5] (ng) is er wel he?
E:
Ja.[…]
E:
Ben vorige week weer kwaad, snap je, nie verteld tegehh.. die suggereerde dat ik niet goed had gekeken, die suggereerde op basis van jouw aanwijzingen moet kijken.
M:
Ikkeh, niet doen voor mij.
M:
En let maar op, wij gaan dadelijk de schuld krijgen, want omdat er water in zit. Ik denk dat ze dat gaan pro.. proberen om niet te betalen.
E:
Hoe.. dan kunnen hun eh.
M:
Nee, we hebben die dozen.. ja, maar der zit, der heeft een weekend tussen gezeten.. das kut.
E:
Ja, maar daar gaat het niet om.
M:
Nou, ja
E:
Nee
M:
Het heeft ons tijd gegeven om iets te verwisselen.
E:
Nee, want.. Nee, want die goeie hadden ze al gehad, toen
M:
Ja
E:
Nou vinden ze alleen maar die ene dozen, da kan nie.. die doppen dat gaat niet.[…]
M:
Oke naar [X] .
M:
Nee die vinden niks, man. Die vinden niks, man. Hebben we een probleem, zeg. Wat hebben wij een probleem op ons nek, op ons nek gekregen.
M:
Eigenlijk top he dat zoiets gewoon werkt. Lopen wij zo te hannesen ongelofelijk. Heb ik nog nooit meegemaakt, van alles meegemaakt maar nie zo.
E:
Dit slaat nergens op. eh..
M:
Mijn mensen zijn betrouwbaar. Oorzaak. De mens is onbetrouwbaar. Mensen zijn gewoon. Als het om geld gaat worden mensen honden. Kijk der zit aan hun kant iets fout, das duidelijk.
E:
Ja maar ik wil eehh.. jij ook, wij verliezen ze he.. zij zeggen ja..
M:
Luister ik ben al vijftig duizend euro, op zeventien honderd euro na, lichter. Weet je wat ik daar alleen al van baal.
E:
Ja.. ..van mij.. Ik moet deze week eh.. [medeverdachte 12] (ng) betalen.
M:
Wordt betaald.
E:
Dat komt dan goed. Hmm..
M:
Ja.
E:
Dat komt dan goed. Maar.. het gaat er hier niet uit.
M:
Laat maar effe een beetje mekaar pingen vandaag, op de hoog.. op de hoogte houden.
E:
Ik moet echt nou ga ik gewoon kilometers maken he, maar dat komt goed. Als dit jou, dit sowieso aan jou geef dit..[…]
Op 10 juni 2013 om 14:41 uur werd waargenomen dat [medeverdachte 5] in een Renault Laguna, gekentekend [nummer 4] over de parkeerplaats reed aan de overzijde van [hotel 3] [hotel 5] . Om 14:42 uur vertrok hij in de richting van Valkenswaard. Om 14:43 uur stopte de Volkswagen Polo met NN6-man op de parkeerplaats voornoemd. De rechtbank herkent NN6 als [medeverdachte 11] .
Op 10 juni 2013 om 14:50:06 uur werd een OVC-opname gemaakt tussen [medeverdachte 5] (T), [medeverdachte 13] (A) en drie, of mogelijk vier, Chinees (Kantonees) sprekende mannen, te weten NN-man1 (NN1), NN-man2 (NN2), Ah Wai (W) en vader (vader). Uit deze OVC-opname, gemaakt bij de PMK-container in de loods, volgt:
NN1:
..plus honderdtachtig (180) plus zesendertig (36) ..honderdtweeëndertig (132)? Deze dozen.. deze dozen worden al meegeteld?
A:
De dozen die erin hebben moeten zitten, die dus anders waren dan dan de gewone anti-vries, die hebben we gevonden en nog meer want er zouden er ..uh.. honderddertien (113) zijn maar we hebben er honderdtweeëndertig (132)..
NN1:
Honderdtweeëndertig (132).
A:
..gevonden.
NN1:
Ja..
A:
Het punt is alleen, dus dan is het ons probleem niet. Het punt is alleen dat het spul wat er in zit dat dat niet goed is.
NN1:
Niet goed, ja, het is niet goed.
A:
Maar dan heb ik er verder nog geen boodschap aan, hoeveel dozen er nou precies wel of niet zijn. Het gaat erom dat het spul niet goed is. Dus iemand..
T:
Nee maar ja ..onverstaanbaar.. hij niet, hij is oké, maar die mensen daar die denken van, maar wie heeft dit gestuurd, hebben ze hetzelfde gedaan?
T:
Is deze ..onverstaanbaar..
NN1:
Daar hebben we niks uitgepakt..
T:
Ja hier ..kijk..
NN1:
Ja eigenlijk moeten het honderdzesendertig (136) dozen zijn. Nu hier heb ik alleen maar honderdtweeëndertig (132). Even zoeken waar de vier (4) dozen zijn, dus alle laatste en die ..onverstaanbaar.. waar ziet ie, welke plek?
T:
Dus allerlaatste rij hier.
NN1:
Er is geen twijfel mogelijk. Het is door iemand vervangen. Absoluut! Ik heb een klein beetje in een colafles gedaan en naar huis meegenomen. Een colafles, ben je dat vergeten? Toen ik de inhoud van de colafles uitschonk, was er een laag olie.
NN1:
Nee, alleen maar water. Misschien heb ik dat verkeerd gezien. Misschien is het in de lucht verdwenen. Ruikt het niet en geen kleur.
NN2:
Het ruikt niet en is doorzichtig. Het is maar water.
NN1:
Wat ze hebben ingedaan weten ze best. De reden waarom ik deze vier (4) dozen wil opzoeken, is dat ik bang ben van…
Een mannelijke stem:
Dan voelen wij ons rustig
NN1:
Neee. Kilo en liters zijn niet dezelfde. Het aantal dozen kan foutief zijn. Misschien werd er te weinig dozen opgehaald. En de blauwe beletteringen.. Maar dat wordt onderzocht tegen die tijd. Als wij “het” kunnen vinden, dan praten wij verder.
NN1:
Er zijn zoveel dozen. Ik heb ze één voor één allemaal bekeken. Praten heeft geen zin. Beter met je eigen ogen zien. Zoveel dozen. Maar er zit niet tussen. Als ik het kan vinden, ga ik 10 containers bekijken.
W:
De donkere persoon hoort bij dat containerbedrijf. Zij weten ervan. Er is ook geen “letter/woord” bij deze. Dit is water, geen olie. Als je olie schudt, krijg je geen geluid.[…]
Op 10 juni 2013 om 16:23:43 uur mompelde [medeverdachte 1] (M) weer in zichzelf in zijn BMW. Uit de OVC-gespreksweergave volgt het navolgende:
M:
het is gewoon kut.. ongelofelijk man.. zo hebben we dus een partij foute ‘P’ en dat water.. al die mensen, kijk jullie kennen me niet.. ik ken jullie ook niet.. maar.. jullie hebben dat meegenomen voor mij..[…]
Op 10 juni 2013 om 16:30 uur werd waargenomen dat de BMW met kenteken [nummer 1] , met als bestuurder [medeverdachte 1] , stopte naast de Renault Laguna met kenteken [nummer 4] .
Diezelfde dag, om 16:30:34 uur, maakte de BMW een stop en maakte [medeverdachte 1] contact met een NN-man. [medeverdachte 1] bleef daarbij in de BMW en praatte met de NN-man, die buiten de BMW bleef staan. Nu [medeverdachte 1] naast de Laguna van [medeverdachte 5] stond en gezien werd dat een minuut later [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] uit hun auto’s stappen, concludeert de rechtbank dat onderstaand gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] via open ramen is gevoerd.Uit de OVC-opname van dit gesprek volgt:
T:
hai
M:
hey
T:
nee zitten er niet in..
M:
nee..
T:
we hebben nog extra 4 dozen gevonden
M:
ja gelukkig
T:
als die Chinees dat zegt.. dat klopt wel..
M:
ja.. ja.. ja klopt niet, maar.. die aantal klopt?
T:
die aantal klopt
M:
ja.. dus heb je 4 dozen dicht?
T:
ja.. helemaal dicht
M:
ja goed, dat betekent 4 dozen dicht
T:
ja
M:
uuuhh
T:
in de pakken
M:
die dichte dozen..
T:
ja
M:
inhoud is precies hetzelfde als die open zijn
T:
ja
M:
dat kan niet missen.. want dat weet ik
T:
ja.. dat geloof ik jou ook wel..[…]
Op 10 juni 2013 werd om 16:31 uur vervolgens nog waargenomen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , NN1, NN2, NN3 en NN6 elkaar ontmoeten op de parkeerplaats aan de overzijde van het [hotel 3] [hotel 5] . Om 16:32 uur vertrok [medeverdachte 5] in de Renault Laguna. [medeverdachte 1] stond vervolgens met NN1 en NN6 te praten, terwijl NN2 en NN3 een poosje verderop stonden te praten. Om 17:07uur vertrok [medeverdachte 1] in de BMW in de richting van Leende. NN1, NN2, NN3 en [medeverdachte 11] (NN6) stapten vervolgens in de Volkswagen Polo met kenteken [nummer 9] . Op de Europalaan te Valkenswaard stapten NN1 en NN2 vervolgens in de bestelbus met kenteken [nummer 10] .
Diezelfde dag, om 21:42:50 uur, praatten [medeverdachte 1] (M) en [verdachte] (E) met elkaar. Uit de OVC-opname van dit gesprek volgt:
M:
maar we hebben wel een probleem hoor, we hebben echt een probleem… en er is één iemand die zegt altijd hetzelfde over ..als aandeelhouder aan deze zijde, één iemand die zegt altijd daar moet je van weg blijven.. dat is helemaal.. en ellende en rommeltje en rotzooitje en daar klopt nooit iets van en eerlijk gezegd, ik mag hem graag, maar moet je eens kijken wat we al verder zijn.. nou is één ding ons eigen schuld geweest.. dat was met het begin, dat is jammer, maar goed, maar daarna[…]
Om 21:56:11 uur praatten [medeverdachte 1] (M) en [verdachte] (E) met elkaar verder. De OVC-opname van dit gesprek luidt:
M:
Daarom is het fijn dat vandaag alle, alle dingen der waren.. al.. alles
E:
Ja
M:
En ook nog dat er.. gevonden zijn.
M:
Ja.
E:
Ik moet daar gewoon op zitten.
M:
Dat heeft mij gevrijwaard.. Dat heeft mij gevrijwaard. Dat heeft mij gevrijwaard.
E:
Dat is dah, er was gewoon niks aangeraakt, het was gewoon exact zoals het was. Helemaal niks aangeraakt.
M:
Die dozen van [naam 31] (fon.) (ng) die waren allemaal open zeiden ze
E:
Ja, die hebben natuurlijk gekeken in de ouwe
M:
He
E:
Die hebben gekeken in de ouwers (fon), ja
E:
Die gaat natuurlijk zoeken he.. Of misschien toch
M:
Nee, die, die, die hebben toch eh.. voordat ze meegegeven werden toch eh heb je toch gekeken van, klopt he wel.
E:
Ja
M:
Neem aan ik
E:
Ja, natuurlijk
M:
Dadelijk geef je eh. die blauwe dingen mee
E:
Natuurlijk doe je dat[…]
Op 12 juni 2013 om 10:07:41 uur spraken [medeverdachte 1] (M) en [persoon 3] (S) elkaar. Uit het OVC-gesprek blijkt het navolgende:
M:
Ja, dit een klote verhaal dit. Maar ik gezegd, ik hou er niet van dat dadelijk ook nog een verdenking krijg.
S:
Ow, daar, daar, daar begonnen hun lichtelijk op aan te sturen?
M:
Ja, van de week al, maar wat gebeurt er nou, er zouden honderdzesendertig (136) dozen in moeten zitten.
S:
Hmmm…
M:
Met, met dit hé.
S:
Ja.
M:
We hebben er maar honderdtweeëndertig (132) gevonden. Toen zijn ze zelf gaan zoeken in de, in de bak, die nog niet uitgepakt was omdat we het al gevonden hadden. Toen hebben ze die andere dingen ook gevon… hebben ze, die zijn, die vier (4) kwijt wel gevonden en daar zit dezelfde in. Dus dat, dat dat laat al onomstotelijk zien…
S:
Ja, ja precies.
M:
Ja, ja, maar goed laat ze maar. (zucht) Sukkels man.
S:
Ongelofelijk.
M:
Ongelofelijk hé?
S:
Hoe kun je iets verneuken hé?
M:
Eeh, eeh, eeh, eeh en dan ook nog hé, om water.
S:
Maar, maar, maar, maar..
M:
Nou, heb ik een prijsje gemaakt.
[opmerking verbalisant: [medeverdachte 1] fluistert]
M:
Het is de eerste keer dat ie schrikt.
M:
Nou, heb ik een prijsje gemaakt, echt een vriendenprijsje, achteraf hebben ze nog een beetje zitten smokkelen, net wat meer bij gedaan voor dezelfde prijs.
S:
Voor hun?
M:
Ja die chinezen, ook nog, het is maar driehonderd (300) stuks maar toch. Normaal vijfentwintig (25) procent voor zoiets, weet je wat ik afgesproken heb, acht (8) [medeverdachte 5] .
S:
(zucht) en dat komt neer op, hoeveel procent, vijftien (15)?
M:
Ja, da da da, nee het had één (1) punt vijf (5) moeten zijn in guld.. in geld.
S:
Nee? Dat heb je niet?
M:
Ja, ja, het is iets meer dan de helft. Dat is ook nog de mazzel omdat het [medeverdachte 14] (fon) is.
S:
Dertien (13) procent dan ongeveer.
M:
Ja ja.
S:
Tering.[…]
Op 12 juni 2013 om 10:16:16 uur praatten [medeverdachte 1] (M) en [persoon 3] (S) met elkaar verder. Uit het OVC-gesprek blijkt het navolgende:
M:
Maar ja, luister hé, het zijn ook gewoon mongolen van alle kanten hé. Gisteren hadden ze dus toto-tonnetje (fon) liggen of ik effetjes naar Rotterdam kon komen. Ik zeg nou, liever niet, ik kom niet, ik stuur wel effe iemand. Nee, ik zeg ik kom niet, kom naar naar huis. Ja, lekker, kan ik er nog effe achteraan gaan rennen ..uh.. ik zeg, ik stuur wel iemand. Ze zeggen ze, nou nee nee liever niet, want we willen persoonlijk. Ik denk bij mezelf zouden ze nou denken dat die mensen van mij gewoon ..uh..
S:
Dat?
M:
Effe, die dus gewoon nog nie, moet moet het perse aan mij geven.
S:
Hmm?
M:
Ja raar hé? Wie doet dat nou?
S:
En ze waren, ze waren, net ook met hun vieren (4-en)?
M:
Ja, daar, ja met zijn vieren (4-en) ja ja.
S:
Hé?
M:
En daarom kwamen ze vanochtend hier naar toe. Ik zeg, dan moet je om negen uur (09:00 uur) in Eindhoven zijn want ik moet om tien uur (10:00 uur) weg, vandaag. Ik had dat helemaal niet willen plannen voor ons reisje want het loopt weer uit en weer te laat en kut. Nou we redden het wel. Nou lulgas (fon.) is een beetje moeilijk.
S:
Ja, snap je, dat ook al niet.
M:
Ik zeg vandaag, weet je wel wat die jongens van mij allemaal doen. Ook die [alias 17] (fon.) dat is ook zo’n, dat is gewoon goed, honderdduizend (100.000) procent.
M:
Maar ik heb, ik heb, het vandaag weer weer echt goed duidelijk gemaakt van luister…
S:
Maar wie, wie is de leider?
M:
..Uh.. die ouwe (fon.)
S:
Die ouwe (fon.)
M:
En en die met de lange haren is de woordvoerder want die kan het beste praten.
S:
Met die wallen?
M:
Ja, die ja. Ja, ja. Kijk, die die gaan naar daar toe bellen en krijgen daar te horen, nee, nee, kan niet, zit erin, weet je wel. Dus die zitten een beetje van ja mmmh mmmh hoe kan het nou, maar het kan niet, want als je een beetje nadenkt, kan het in tijd niet. Moet je voorstellen, honderdzesendertig (136) dozen van vier (4) flessen, ja? Zit vier (4) liter in per fles, om die allemaal leeg te kiepen en af te ..onverstaanbaar.. ben je uren, uren, uren mee bezig en twee (2) stinkt heel die loods, stinkt helemaal, dat krijg je er nooit meer uit van je leven, dat blijft er in zitten. Als je hier zo’n flesje effe een druppeltje op de vloerbedekking, hey dan kan je auto gewoon weggooien.[…]
Op 20 juni 2013 werd geobserveerd dat [medeverdachte 1] om 11:15 uur een ontmoeting had met [medeverdachte 5] in hotel “ [naam 12] ” te Eindhoven. Later die dag werd waargenomen dat [medeverdachte 1] om 14:49 uur een ontmoeting had met twee personen met Chinees uiterlijk bij het [naam 10] te Waalre. Deze personen waren gearriveerd in een Volkswagen Polo, grijs van kleur en gekentekend [nummer 9] . Deze personen werden herkend als subjecten die tijdens de observatie van 10 juni 2013 NN1 (man met zwart lang haar) en NN6 ( [medeverdachte 11] ) werden genoemd.
Uit raadpleging van het kenteken van de Volkswagen Polo, grijs van kleur, met kenteken [nummer 9] , volgde dat deze personenauto reeds sinds 13 juli 2012 op naam van [medeverdachte 11] stond.
Op 10 juli 2013 om 19:01:52 uur praatten [medeverdachte 1] (B) en [naam 13] (S) weer met elkaar. De weergave van dit OVC-gesprek luidt als volgt:
M:
Ja je hebt gelijk ik ben ook een keer op die manier. Dat was heel kut. Kijk kijk ik heb hetzelfde meegemaakt, hetzelfde met die fucking kut, met die CHINEZEN. Niet hetzelfde maar eh anders maar toch een beetje het zelfde. Kijk bij mij was het zo, ik zal het je uitleggen. Dit is, dit kost op zich geld. Dat is ding 1. Maar als ik zelf de mogelijkheid heb om er iets op te zetten zelf, dan hoef ik dat toch ook niet met hun te gaan eh… delen, maar ik ga hun dat ook niet vertellen, dat wil ik ook niet zeggen. Dat is mijn zaak.
S:
precies.
M:
Toch? Ik doe niks verkeerd. Als hun beuren gewoon wat ze vragen, inclusief MIJN OUWE VRIEND, want die zit ook aan die kant, dan hoef ik toch niet bij alles wat ik extra doe, want dat is ook extra risico voor mij. Of zie jij dat anders?
S:
Nee helemaal niet
M:
Toch?
S:
Helemaal niet. En ik ben ook gewoon zo, en als er dadelijk iets gebeurd.
M:
Nee je hoeft niet..
S:
Ik zeg gewoon luister ik heb een ingang en ik zal niet zeggen eh hoe of wat.
M:
Nee dat hoeft helemaal niet, je hoeft niemand, niemand hoeft dat te weten. Dat is voor jezelf.
S:
Ja.
M:
Omdat je ook zelf je eigen risico voor tikt. Maar ja nou heb ik dus dat gedoe en als er iets verkeerd is gegaan bij niet bij hun hè (onverstaanbaar) die Turk er ook (onverstaanbaar) bij want we zetten het bij dit. Nou dan gaat alarm (fon) en op een gegeven moment zitten ze te zeggen eh eh het kwam er hier op neer dat ik er ook nog wat extra’s bij had, dat hun dat zeiden (opmerking verbalisant: Spencer lacht) waar die Turk bijzat. Die is er niet meer op teruggekomen trouwens. Hij heeft niks gezegd daarover. Ook niet van wat was dat nou? Helemaal niet.[…]
Op 1 oktober 2013 is in de woning van [medeverdachte 1] een beveiligde Blackberry-telefoon aangetroffen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een gedeelte van de inhoud van de telefoon leesbaar gemaakt. In de telefoon staat een aantal e-mailcontacten waarmee is gecommuniceerd. Ieder emailcontact is opgeslagen onder een gebruikersnaam. Het e-mailadres en de daaraan gekoppelde gebruikersnaam is in een groot aantal gevallen te koppelen aan een persoon. Voor de identificatie van de gebruiker van het e-mailadres en de daaraan gekoppelde gebruikersnaam is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt en daarvoor wordt verwezen naar het overzicht zoals in de inleiding van dit vonnis is opgenomen. Een deel van de uitgelezen e-mailberichten luiden als volgt:
27 juni 2013
[verdachte] :
Er is extra factuur binnengekomen van 425 euro omdat vervoerder na 18 dagen
container pas container heeft terug gebracht. Ik zorg wel dat deze betaald worden
maar dan weet je dat.
[medeverdachte 1] :
Ok wist ik niet. Ok.
[verdachte] :
Ik zie net mailtje. Vandaag wordt geld overgeboekt naar E.
[medeverdachte 1] :
Ja ok.
9 juli 2013
[medeverdachte 1] :
Hey man. Ben je nog iets verder gekomen met bonen? Loopt het.?
[medeverdachte 5] :
Heb contact met iemand uit Zaandam. Is weg nu en neemt contact over 2 weken. Vanmorgen Valk gesproken en betaald. Documenten komen eind van de week. Koelvloeistof hoort hij vandaag.
[medeverdachte 1] :
ok
11 juli 2013
[medeverdachte 1] :
hallooooo
[medeverdachte 5] :
jahaa
[medeverdachte 1] :
China wil a.s. dinsdag 16-7 om 11 uur bij [alias 12] nog 1 keer kijken naar die spullen. Kan jij dat regelen?
[medeverdachte 5] :
hahaha, ja ok, als hij dan terug is
[medeverdachte 1] :
Maar volgens jouw info is ie dit weekend terug?!
[medeverdachte 1] :
Jij kan er toch in
[medeverdachte 5] :
Ja ik kan er ook in en ja hij zei dat hij maandag weer terug is. Dus dat gaat lukken.
12 juli 2013
[medeverdachte 1] :
Je hebt 8 kannen. 4 kannen met een kruis op de bovenkant geschreven. Die niet uitleveren.
[medeverdachte 5] :
Geen een kan met kruis. Heb nu 4 geladen. Alle 8 zijn niet gemerkt.
13 juli 2013
[medeverdachte 5] :
Hey, niks meer terug gehoord gisteren. Alles ok?
[medeverdachte 1] :
Wat bedoel je?
[medeverdachte 5] :
Ivm die kruizen op de verpakking. Ik heb geen kruis gezien en heb niet gehoord of dat ok is.
[medeverdachte 1] :
ok
16 juli 2013:
[emailadres 1][alias 11]
Heb je nog 1 x 200A. China duurt zo lang. Alleen als het gaat. Ben ik overal vanaf en alles is in gang:
1.
Strepen betaald
2.
4500 van ons safr komt
3.
4000 originele P komt
[medeverdachte 1]
Of wil je 100 a vandaag dan regel ik dat
[emailadres 1][alias 11]
Weet et niet heb nog geen piek op zak gaat nog niet
[medeverdachte 1]
Heb ik nog maar wat ik heb moet ik verkopen voor personeel betalen kan je wel na 15 – 8 geven als je wil dan heb ik er weer genoeg, s dat tijd genoeg
[emailadres 1][alias 11]
Nee. Kijk ik ga ervan uit dat china van dat water niet snel met 700eu over de brug komt. Die staan nog open. 15-8 is te laat. Ik kijk verder geen probleem. Die tickets zijn voor aanbetaling safr.
19 juli 2013
[emailadres 2] Bol:
Zit met china waarom heb jij die bak open gemaakt zonder hun
[emailadres 2] Bol:
????????
[medeverdachte 1] :
Heel slecht bereik. Ben 28-7 terug
[medeverdachte 1] :
Ik zit op kos griekenl.
[medeverdachte 1] :
Laat [alias 11] met [alias 12] praten. [alias 12] weet het het best.
[medeverdachte 1] :
China heeft dinsdag 16 juli 15u water en cool meegenomen. Het is nu vrijdag 19e. Hoe hebben ze zo snel water kunnen analyseren?
[medeverdachte 1] :
Vriend. Echt waar: We hebben het qua tijd nooit kunnen verwisselen.
[medeverdachte 1]
:Ze hebben monsters. Wij ook. Ik wil analyse van water. Moet china zijn. Belachelijk dat ik onschuld moet bewijzen. Maar kan we’ll. Wat is nu de conclusie met hun.
[emailadres 2] Bol:
Water van hier en nog wat wikken dat ik daar ga
[medeverdachte 1] :
Dat is hun eigen schuld. We hebben ze ontmoet om bak te checken maar ze hadden geen zin meer. Omdat ze zelf niet meer wilde op dinsdagavond 22u. De volgende dag zijn ze beginnen te[…]
[medeverdachte 1] :
Dat is kut wat ze zeggen. Ze zijn er zelf debit aan dat ze er niet
bovenop zaten. We hebben afgesproken woensdag morgen te checken enb te helpen. Nu hebben 2 bejaarden die 833 dozen gelost. De [alias 12] weet het ook precies. Maar 1 miljoen % water was het resultaat. Laten ze het water checken.
[medeverdachte 1] :
Hoe bedoel je water van hier? Als dat zo is is het voor opgezet
plan. Bak is dinsdag 4 jun opgehaald 20u. 22u bij [alias 12] in loods. Smorgens 5 jun bak gelost (Niet helemaal want we hadden spullen eindelijk gevonden. Woensdag op donderdag [alias 11] slecht bericht water. Ik weet niet meer precies maar donderdag (6 jun) zijn ze komen opdagen voor het eerst. Toen verder gezocht omdat er een 2e partij goeie p nog in bak zou zitten enz enz.
25 juli 2013:
[emailadres 3]Bro
Yo long hair leaves tom. I’m in china 10 days I meet the china man today. He givs all gun powder etc to my mate. He can get 3500 liters a month easy. Its pmk or bmk.
[medeverdachte 1]
Must be Pmk. Never BMK (very bad market)
[emailadres 3]Bro
He can get 3500 litres I go 10 days u have somone their who can check
26 juli 2013:
[emailadres 3]Bro
Were. U back.
[medeverdachte 1]
Still in KOS (greece). I’ll be back Sunday afternoon.
[emailadres 3]Bro
Did u find out about the black.
[medeverdachte 1]
No. Is not easy. Only when they offer on market we will notice. But suppose they sell in russia i twill be difficult. I only told BM. H wnats to meet me next Monday. Then I tell hem too.
[emailadres 3]Bro
Long hair gone. He’s their tom night. Man china man I have real good contact for chemicals direct now.
[medeverdachte 1]
As soon as I am home I give u full list. PMK is always 100% good.
22 augustus 2013
[medeverdachte 1] :
Hey man
[emailadres 2]Bol:
hey
[medeverdachte 1] :
Heb net die water chinees gezien en flink bonje gemaakt. Dan weet je dat.
[emailadres 2]Bol:
Wat zei hij?
[medeverdachte 1] :
Om lang verhaal in te korten: ze willen die 100k terug. Ik zeg: jullie moeten 700k nog betalen anders oorlog.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 16] te Eindhoven werden naast de geëncrypte BlackBerry ook andere relevante goederen aangetroffen. De politie trof onder meer aan een akte van oprichting door [medeverdachte 12] van het bedrijf [bedrijf 6] .
Ook werd er een emailwisseling aangetroffen tussen [medeverdachte 12] en de directeur van [bedrijf 7] in Bombay (India) d.d. 11 mei 2012 over de aanschaf van 250 kilo Phenyl Acetyl Chloride.Voorts werd er aangetroffen een airwaybill en factuur ter zake van 7 kilo phenylacteyl d.d. 14 april 2011, gericht aan [bedrijf 6] te [adres 5] (België), [adres 5] .Het NFI heeft hieromtrent gerelateerd dat de stof Phenyl Aecetyl Chloride een precursor betreft voor het maken van BMK (neylmethylketon). Deze laatste stof wordt illegaal gebruikt voor het maken van BMK, zijnde een niet gebruikelijke syntheseroute in Nederland. Benzylmethylketon (BMK) staat vermeld op bijlage 1 van de Verordering (EG) nummer 273/2004 inzake drugsprecursoren en de bijlage behorende bij Verordening (EG) nummer 111/2005 betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren.
Ook werden in de woning van [medeverdachte 1] nog aangetroffen een geschreven document omtrent isosafrol / pmk / safrol met onder andere de ‘Chemical Abstracts Number’ (CAS).Het NFI heeft hieromtrent gerelateerd dat op dit document bij elke stof aan de rechterkant een getal staat, hetgeen – gezien de grootte van deze getallen – vermoedelijk richtprijzen per liter betreffen, te weten: safrol 375, isasafrol 500-6/700 en PMK 2500-3000.Tenslotte werd in een dressoir een harde schijf aangetroffen, waarop een pdf-bestand van de belastingdienst stond, genaamd “Drugsprecursoren”. In dit document werd omschreven wat drugsprecursoren zijn, om welke stoffen het gaat en hoe de wetgeving luidt.
Op 1 oktober 2013 vond er een doorzoeking plaats in de loods aan de [adres 11] te Valkenswaard. In de loods werden onder andere pallets aangetroffen met daarop dozen. Op deze dozen stond de tekst: TANIKAWA, -20 ºC, ANTI-FREEZE. Enkele dozen waren opgemaakt en daarin bevonden zich vier plastic witte flessen. In deze flessen bevond zich een blauwkleurige vloeistof die rook naar antivries. Rechts naast de deur(ingang) van de loods lagen een aantal lege blikjes frisdrank. Deze blikjes zijn veiliggesteld voor dna- en dactyloscopisch onderzoek. De drinkopeningen zijn bemonsterd op eventuele aanwezigheid van speeksel.De bemonstering van het blikje Cola Zero werd door het NFI gematched met E. [verdachte] en de bemonstering van het blikje Fanta met A.H. [medeverdachte 5] .
Op 1 oktober 2013 heeft er ook een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [verdachte] aan de [adres 17] te Eindhoven. Onder de inbeslaggenomen goederen in de woning bevond zich een aantal schriftelijke bescheiden. Op de slaapkamer van [verdachte] werd een zwarte schoudertas gevonden met daarin onder meer een orderbon. Het betrof een orderbon van de firma Verouden Wonen & Slapen inzake een linnenkast en boxspring voor het nettobedrag van € 5.000, waarvan betaald € 4.132,23. Als geadresseerde staat daarop: ‘ [verdachte] / [bedrijf 6] .’, Afleveradres: ‘ [adres 5] ’, PC/Woonplaats: ‘ [adres 5] ’ […], datum: ‘20-9-2013’. Rechtsboven op het document staat: ‘ [adres 18] ’.
Tevens werd in de woning van [verdachte] een usb-stick aangetroffen, waarop een tweetal voor het onderzoek relevante bestanden werden aangetroffen. Het ene document betreft een ‘betalingsopdracht buitenland’ ter hoogte van € 67.500,- d.d. 5 juli 2013. Opdrachtgever is [bedrijf 6] bvba te [adres 5] en de begunstigde is [bedrijf 8] . te [plaatsnaam] te Ecuador. Het andere document betrof een offerte d.d. 12 september 2013 voor tegels ten bedrage van € 11.201,79. De offerte is afkomstig van [bedrijf 9] uit Santa Marta te Colombia en is gericht aan [bedrijf 6] .
Met instemming van [medeverdachte 13] heeft de politie in diens mailbox gekeken van het mailadres
[emailadres 4]. Er werd hierbij enkel gekeken naar e-mailverkeer waarin het woord ‘ [bedrijf 6] ’ werd genoemd. In de mailbox bleken vier relevante e-mails aanwezig te zijn, die tussen 30 mei 2013 en 4 juni 2013 zijn verzonden. De inhoud van deze vier e-mails luidt als volgt.
De eerste e-mail d.d. 30 mei 2013 heeft als afzender [medeverdachte 12] , is verzonden met het mailadres [emailadres 5] en heeft als onderwerp ‘Opdrachtbevestiging container afhaal’. De inhoud van deze e-mail heeft betrekking op een container die door [medeverdachte 13] moet worden opgehaald. In deze e-mail wordt door of namens het bedrijf [bedrijf 6] het verzoek gedaan aan [medeverdachte 13] om op dinsdag 4 juni of woensdag 5 juni een container op te halen in de haven van Antwerpen.
De tweede e-mail d.d. 30 mei 2013 is het antwoord van [medeverdachte 13] op voornoemde e-mail. [medeverdachte 13] schrijft dat het € 450,- kost om de container te gaan halen.
De derde e-mail d.d. 3 juni 2013 is een antwoord van het bedrijf [bedrijf 6] aan [medeverdachte 13] . De e-mail is verzonden op naam van [medeverdachte 12] , maar de opsteller is [naam 14] . In deze e-mail worden details besproken inzake het ophalen van de container en er wordt aan [medeverdachte 13] medegedeeld dat hij van [bedrijf 6] nog een pincode zal ontvangen waarmee de container kan worden opgehaald.
De vierde e-mail d.d. 4 juni 2013 heeft als afzender [medeverdachte 12] , maar wordt ondertekend door [naam 14] , zijnde ‘zaakvoerster [bedrijf 6] bvba’. In de e-mail wordt een pincode genoemd en aan de e-mail is als bijlage een ‘bill of lading’ gehecht.
Op 1 oktober 2013 vond er een doorzoeking plaats op het adres [adres 19] te Rotterdam. In de berging werd één doos anti-freeze met flessen aangetroffen. Op dit adres is [medeverdachte 11] woonachtig. De politie heeft gerelateerd dat zij de dozen anti-freeze met opschrift heeft onderzocht, evenals de flessen anti-freeze met opschrift (data en Chinese tekens), die zijn aangetroffen in de berging van [medeverdachte 11] , in de container te Antwerpen op 2 juni 2013, en in de loods aan de [adres 11] Valkenswaard. De politie heeft vastgesteld dat de dozen anti-freeze en de flessen anti-freeze van alle drie de locaties dezelfde grootte, kleur en afmetingen hadden. De opschrift, tekst en tekens op de dozen van de drie locaties waren identiek. Tenslotte werd vastgesteld dat de flessen en (Chinese) tekens van alle drie de locaties identiek waren.
In de woning van [medeverdachte 11] werd op 1 oktober 2013 een sleutelbos aangetroffen in de lade van het keukenblok. Aan deze sleutelbos bevond zich de sleutel die toegang bood tot de deur waarachter de diverse bergingen van het appartementencomplex zich bevonden. Met een andere sleutel van de sleutelbos is vervolgens berging nummer 12 geopend. Hierin stonden de flessen anti-freeze voornoemd.
Uit onderzoek volgt dat op 10 juni 2013 bij [bedrijf 10] te Rotterdam door [medeverdachte 11] een Volkswagen bestelbus, gekentekend [nummer 10] , is gehuurd. Uit de huurovereenkomst volgt dat [medeverdachte 11] het voertuig heeft gehuurd van 9 juni 2013 te 20:43 uur tot 10 juni 2013 te 18:45 uur.Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 11] verklaard dat hij deze bestelbus heeft gehuurd.
In de woning van [medeverdachte 5] werd op 1 oktober 2013 op het bed in de slaapkamer een BlackBerry met PGP encryptie aangetroffen.Het eigen emailadres van deze BlackBerry was [emailadres 6] . Uit onderzoek van deze BlackBerry bleek dat deze contacten had met vier verschillende e-mailadressen. Uit onderzoek van de onder [medeverdachte 1] en [verdachte] inbeslaggenomen BlackBerry’s is gebleken dat een van de e-mailadressen het adres van [medeverdachte 1] was en twee emailadressen van [verdachte] .
De politie heeft gerelateerd dat piperonylmethylketon (PMK) een precursor (grondstof) is voor de productie van MDMA. MDMA is de werkzame stof in xtc-tabletten. Uit 1 liter PMK kan ongeveer 1,2 kilogram MDMA worden gehaald. De gemiddelde hoeveelheid werkzame stof tablet is momenteel ongeveer 140 mg MDMA. Dit betekent bij een hoeveelheid van 140 mg MDMA per xtc tablet dat er uit 1.800 liter PMK ongeveer 15.400.000 tabletten kunnen worden gehaald. De gemiddelde prijs voor een xtc-tablet met een werkzame stof van 100-140 mg is momenteel 0,75 euro. Ambtshalve en uit mededelingen van de FIOD, de bevoegde autoriteit op het gebied van precursoren, is bekend dat er geen legale toepassingen zijn voor grote hoeveelheden PMK. Ambtshalve is eveneens bekend dat al jaren grote hoeveelheden PMK door criminele organisaties gesmokkeld worden uit China ten behoeve van de MDMA productie.
Uit raadpleging van de Centrale Dienst voor de In- en Uitvoer (CDIU) volgt dat er in het kader van de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën geen vergunning was afgegeven aan [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] en [bedrijf 6] .
[medeverdachte 12] heeft verklaard dat hij zijn onderneming [naam 2] in 2006 heeft opgericht, deze onderneming tevens onder de naam [bedrijf 6] bvba staat ingeschreven en gevestigd is op zijn huisadres [adres 5] te [adres 5] . [medeverdachte 12] maakt gebruik van het emailadres
[emailadres 5]. Hij herkent het emailadres
[emailadres 4]als het e-mailadres van de vervoerder, aan wie hij de pincode heeft gestuurd om de container met antivries in Antwerpen op te kunnen halen. [medeverdachte 12] heeft de Bill of Lading aan [verdachte] gegeven. Hiervoor heeft hij € 450,00 van [verdachte] ontvangen. [medeverdachte 12] communiceerde met [verdachte] middels een BlackBerry die hij, speciaal voor dit chatten, van [verdachte] had gekregen.Deze heeft hij in december 2012 gekregen van [verdachte] . Hij zei dat andere telefoons niet te vertrouwen waren en hij bedoelde daarmee dat die telefoons af te luisteren en te traceren zijn. Dat zou met die BlackBerry niet het geval zijn.Voorts heeft [medeverdachte 12] verklaard dat er eerder chemicaliën via [bedrijf 6] besteld zijn die contant zijn betaald door [verdachte] . Het bestellen en betalen van de lading anti-vries is buiten hem om gegaan.Hem was beloofd dat hij de anti-vries mocht verkopen.[medeverdachte 12] wist dat [verdachte] alle soorten verdovende middelen kon leveren. Hij verkoopt vanaf 2011 pillen voor [verdachte] . [medeverdachte 12] kreeg ze op de pof en aan de hand van wat hij verdiend had mocht hij een gedeelte van de opbrengst houden. [verdachte] heeft hem ook speed aangeboden in pastavorm en ook MDMA maar daar is hij niet op ingegaan. [verdachte] is ook een keer bij hem thuis geweest en toonde een zwarte sporttas waarvan [verdachte] zei dat die helemaal vol zat met verdovende middelen. Hij vroeg [medeverdachte 12] of die tas bij hem mocht blijven staan.Op 9 december 2013 heeft [medeverdachte 12] tenslotte bij de politie verklaard dat hij een ping-bericht van [verdachte] ontving dat er ongeveer, zoals hem later middels de Bill of Lading bleek, 10.000 liter antivries zat aan te komen. De inkoopprijs van deze anti-vries was ongeveer 11.000 dollar. Dit stond op de [bedrijf 21] die [medeverdachte 12] per post op naam van [bedrijf 6] ontving.
Op de vraag van de politie hoe het kan dat de akte van oprichting van [bedrijf 6] bij medeverdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen, antwoordt [medeverdachte 12] dat hij die akte in de mail van [bedrijf 6] had gezet en dat [verdachte] die akte zodoende heeft kunnen uitprinten. [verdachte] had eind 2012 het webmail account van [bedrijf 6] voor [medeverdachte 12] gemaakt en had toegang tot de mail van [bedrijf 6] omdat [medeverdachte 12] hem het wachtwoord had gegeven. Op die manier zag [verdachte] het ook meteen als [bedrijf 6] weer facturen ontving.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 4
De rechtbank dient nu de vraag te beantwoorden of de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewijs bevatten dat [verdachte] samen met anderen het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het invoeren van MDMA heeft voorbereid en/of bevorderd, zoals aan hem is tenlastegelegd. Volgens de tenlastelegging is dit gebeurd door – kort samengevat - 1800 liter c.q. 2160 kilogram PMK, nodig voor de vervaardiging van MDMA, te bestellen, te vervoeren, op te slaan, voorhanden te hebben, te bewerken, af te leveren en/of te verkopen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 2 juni 2013 een container met 1.800 liter c.q. 2.106 (en niet 2.160 zoals tenlastegelegd) kilogram PMK in de haven van Antwerpen (België) is ingevoerd, waarna de PMK is vervangen door water met kleurstof.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet vaststaat dat er op 2 juni 2013 PMK in beslag is genomen, nu er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de vloeistof die op 2 juni 2013 in beslag is genomen. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van het NFI, inhoudende dat de bemonsterde vloeistoffen voornamelijk PMK bevatten. De conclusies van het NFI bevestigen de uitslag van de Belgische TruNarc-test. Het verweer faalt derhalve.
De rechtbank zal het voorwaardelijk verzoek van de verdediging, inhoudende dat nader onderzoek dient te worden verricht aan de aangetroffen vloeistof en het percentage PMK daarvan, afwijzen om dezelfde reden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] nauw betrokken is geweest bij de invoer met de container met PMK. In februari 2012 heeft hij een bespreking gevoerd met NN-mannen met een Aziatisch uiterlijk. In daarop volgende besprekingen met [persoon 1] en [persoon 2] in maart 2013 en mei 2013 heeft [medeverdachte 1] gesproken over ‘
box uit China’, ‘
bill’, ‘
tweeduizend liter’en ‘
[medeverdachte 12] ’. Als [medeverdachte 1] op 9 mei 2013 in zichzelf praat heeft hij het weer over ‘
tweeduizend liter’. Via [persoon 1] en [persoon 2] liepen de contacten met [medeverdachte 1] in de Antwerpse haven. In mei 2013 bespreekt [medeverdachte 1] uitvoerig met [persoon 3] dat hij ‘
eerst dat China ding moet doen’.
Met betrekking tot deze container en de PMK was er een nauwe samenwerking tussen in elk geval [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben zorggedragen voor het in orde brengen van de documenten die te maken hebben met de bestelling, verscheping en inklaring van de lading PMK met als deklading anti-vries. In mei 2013 klaagt [medeverdachte 1] tegen [persoon 3] er over dat die Chinezen er niet voor zorgen dat de documenten goed zijn ‘
moeten we 10 keer DHL vliegen’ om het een en ander op te sturen. [verdachte] zegt hier op 5 juni 2013 het volgende over: ‘
ze hebben ons nodig, anders komen ze er niet uit, stukken waren slecht, per stuk prijzen kloppen niet, prijzen klopten niet, het gewicht klopte niet, telefoonnummers klopten niet, adressen klopten niet. Heel de opgebouwde facturen klopten niet. Ik ben er gewoon vijf (5) uur mee bezig geweest om alles te corrigeren.’
Het bedrijf [naam 2] functioneerde als ontvangend bedrijf en de zaakvoerder van [bedrijf 6] , [medeverdachte 12] , is een contact van [verdachte] , waarover later meer.
Bij het uitsorteren van de lading PMK in de loods zijn [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 13] betrokken. [medeverdachte 1] geeft [verdachte] en [medeverdachte 5] opdrachten en zij brengen verslag aan hem uit (bijvoorbeeld over het aantal dozen). Uit de gesprekken in de loods aan de [adres 11] blijkt dat het voor hen duidelijk was dat er tussen de deklading van anti-vries gezocht moest worden naar de PMK. Zo zegt tijdens dit gesprek [medeverdachte 5] dat ‘
het spul iets zwaarder weegt’en naar ‘
anijs ruikt’, en dat er om die reden ‘
beslist niet geknoeid moet worden’. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 13] zijn aan het ruiken om de andere lading te vinden. Ook hebben ze het over de viscositeit van de vloeistof die ze zoeken. Tevens klagen ze er over dat de Chinezen niet de moeite hebben genomen om duidelijk aan te geven welke dozen afwijken. [verdachte] vertelt dat een liter 2500 euro kost. Verder hebben zowel [medeverdachte 5] als [verdachte] het erover dat de deklading antivries terug kan naar [medeverdachte 12] die het gaat verkopen. Ook zegt [medeverdachte 5] dat hij een dag eerder met [medeverdachte 1] heeft besproken dat de inhoud van de container op pallets zou staan en dat [medeverdachte 1] om 5 uur met ‘China’ bij [hotel 5] zal zijn en dat ‘
de klant’ daarheen moet komen.
Op een gegeven moment wordt de conclusie getrokken dat er 132 dozen met drugs zijn. Hiervan zijn 50 dozen bestemd voor de Chinezen en die worden die dag (5 juni 2013) bij de [hotel 5] afgeleverd. Bij die bijeenkomst bij de [hotel 5] zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 5] aanwezig en twee Aziatische mannen, onder wie [medeverdachte 11] .
Als blijkt dat de PMK niet deugt, wordt [medeverdachte 1] blijkens de OVC van 6 juni (‘disaster’) meteen benaderd. Hij voert diverse gesprekken hierover met de Chinezen. Bij een deel van die gesprekken is ook [verdachte] aanwezig. De Volkswagen Polo van [medeverdachte 11] staat in de buurt geparkeerd.
Tussen deze ontmoetingen is er een OVC-opname van een gesprek tussen [medeverdachte 1] en Chinezen bij hem in de auto. [medeverdachte 1] zegt dat ze moeten oppassen met knoeien ‘omdat die lucht er nooit meer uitgaat’. [medeverdachte 1] snuift vervolgens en zegt dat het ‘gewoon P’ is, dat dit gewoon ‘de lucht’ is. Een van de Chinezen zegt dat de vloeistof een beetje te dun is en [medeverdachte 1] beaamt dat de vloeistof inderdaad te waterig is. Dan volgt er een gesprek tussen de Chinezen onderling waarin ze zeggen dat de vloeistof klotst, wat niet zo zou zijn als het olie was. Ook is de lucht niet goed. [medeverdachte 1] heeft het over de lucht en waarom het volgens ‘kok’ (in het synthetische drugsmilieu is ‘kok’ jargon voor laborant) kan komen dat de vloeistof niet ruikt. Een van de Chinezen zegt dat hij het ook zo aan [medeverdachte 11] heeft verteld. De Chinezen zeggen tegen [medeverdachte 1] dat de vloeistof geluid maakt als je hem schudt terwijl je bij olie geen geluid hebt. Vervolgens praten de Chinezen weer onderling in het Chinees. Ze zeggen dat hun ‘kok’ een fles heeft getest, dat het niet goed was en dat alle flessen zo zijn. ‘Het echte’ is er door iemand is uitgehaald.
Uit dit gesprek volgt dat PMK blijkbaar erg kan stinken, wat [medeverdachte 5] ook al opmerkte en wat bevestigt dat hij wist dat het om PMK ging. Ook [medeverdachte 1] wist dit, hij heeft het over ‘P’. Voorts volgt uit dit gesprek dat zowel [medeverdachte 1] als de Chinezen een ‘kok’ hebben geconsulteerd waaruit hun betrokkenheid bij de vervaardiging van synthetische drugs blijkt. De PMK is blijkbaar bedoeld voor de vervaardiging van MDMA, anders zou er geen ‘kok’ naar kijken. De link van [medeverdachte 1] met de vervaardiging van synthetische drugs spoort met het gegeven dat in de woning van [medeverdachte 1] stukken zijn aangetroffen met betrekking tot de vervaardiging van synthetische drugs.
Op 10 juni 2013 mompelt [medeverdachte 1] wederom. Uit dit gemompel blijkt dat [medeverdachte 1] wil dat er ‘
niemand iets beslist buiten mij’en dat men zich aan ‘
het protocol’dient te houden. Ook mompelt [medeverdachte 1] over ‘
nep P’. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 1] een leidinggevende rol heeft en dat er kennelijk een protocol is.
Kort hierna wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] drie Aziatische mannen ontmoeten bij de [hotel 5] . [medeverdachte 5] is hier eveneens bij aanwezig. Nabij staat een bestelbus geparkeerd waarin een kleine hoeveelheid PMK aanwezig was, waarvan in de verpakking een technisch hulpmiddel was geplaatst. Ook de Volkswagen Polo van [medeverdachte 11] staat er weer.
Uit een OVC-opname tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] na de ontmoeting volgt dat [medeverdachte 1] zegt ‘
wij gaan dadelijk de schuld krijgen, want omdat er water in zit’. Ook spreekt hij over dat ze ‘
gaan proberen niet te betalen’omdat dat er voor ‘ons’ tijd was om iets te verwisselen. Dit terwijl volgens [medeverdachte 1] de fout aan hun kant zit en hij al € 50.000 lichter is.
Hieruit blijkt dat [medeverdachte 1] financieel belang heeft bij de transactie met de Chinezen. Hij heeft blijkbaar het een en ander voorgefinancierd en de Chinezen moeten hem betalen, maar zullen daar onderuit willen komen omdat de PMK niet is geleverd. Uit het ‘ons’ volgt dat er een groepering is rondom [medeverdachte 1] . Voorts komt dit bedrag van € 50.000 per container ook terug in de administratie van Calisir en Van Genechten die contacten van [medeverdachte 1] en [persoon 1] zijn.
Op 10 juni 2013 overleggen [verdachte] en [medeverdachte 1] over de betaling van [medeverdachte 12] , waarmee in dit verband [medeverdachte 12] moet worden bedoeld. Uit de in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen geëncrypte BlackBerry blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op 27 juni 2013 met elkaar mailen over een factuur van 425 euro omdat de vervoerder de container pas na 18 dagen heeft terug gebracht. [verdachte] mailt dat hij vandaag geld naar ‘
E.’ zal overboeken. Ook hieruit volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] gezamenlijk overleggen over de betaling van [medeverdachte 12] . Uit de BlackBerry berichtenwisseling tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] blijkt dat [medeverdachte 5] ook een rol had bij de verkoop van de deklading anti-vries.
Uit een OVC-opname, gemaakt in de container in de loods in Valkenswaard, volgt dat op 10 juni 2013 om 14:50 uur 3 of 4 Chinezen, [medeverdachte 13] en [medeverdachte 5] aldaar aanwezig zijn. Zij bespreken dat er geen 132 maar 136 dozen zijn aangetroffen. Ook gaat het er weer over dat de vloeistof niet ruikt, doorzichtig is en bij schudden geen geluid maakt. ‘Het’ is door iemand vervangen.
Om 16:23 uur mompelt [medeverdachte 1] vervolgens in zichzelf over ‘
foute P’ en ‘
dat water’. Om 16:30 uur maakt hij vanuit zijn auto contact met [medeverdachte 5] die in zijn Laguna zit die naast de BMW van [medeverdachte 1] staat. [medeverdachte 5] zegt tegen [medeverdachte 1] dat er nog 4 extra dozen gevonden zijn. Enkele minuten hierna ontmoeten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] vier Chinese mannen, onder wie [medeverdachte 11] , bij de [hotel 5] . ’s Avonds spreken [medeverdachte 1] en [verdachte] elkaar. Uit de OVC-opname van dit gesprek volgt dat [medeverdachte 1] zegt dat hij blij is dat alle dingen vandaag er waren en dat ‘
dit hem heeft gevrijwaard’.
Ook uit deze gebeurtenissen op 10 juni blijkt de nauwe samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en [medeverdachte 5] . Zij horen bij het ‘ons’ waar [medeverdachte 1] het 6 juni 2013 over had.
Op 12 juni 2013 zit [medeverdachte 1] met [persoon 3] in de auto. In het ovc-gesprek tussen hen vertelt [medeverdachte 1] tegen [persoon 3] hoe hij tegen de zaak aankijkt. Volgens hem begonnen de Chinezen aan te sturen op een verdenking tegen hem. Ze zijn daarop zelf gaan kijken in de loods en hebben toen naast de al aangetroffen 132 dozen nog 4 dozen gevonden. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] een prijsje met hen gemaakt: in plaats van 1.5 moeten ze nu 8 [medeverdachte 5] betalen. De leider van de Chinezen is ‘de [alias 4] ’ en de woordvoerder is die met [alias 9] haren want die kan het beste praten.
Hieruit blijkt dat [medeverdachte 1] degene is die onderhandelt met de Chinezen over de prijs.
Uit de ontcijferde BlackBerry van [medeverdachte 1] blijkt verder dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] op 11 en 12 juli 2013 met elkaar mailen over de Chinezen die nog een keer willen kijken naar de spullen. Dit klopt weer met een mail van 19 juli 2013 van [medeverdachte 1] naar zijn contact ‘Bol’ in de geëncrypte BlackBerry dat China op 16 juli water en ‘cool’ heeft meegenomen. [medeverdachte 1] mailt verder dat ‘we’ het qua tijd nooit zo snel hebben kunnen verwisselen. Het moet China zijn. Het is belachelijk dat hij nu zijn onschuld moet aantonen. Op 22 augustus 2013 mailt [medeverdachte 1] naar Bol dat hij net contact heeft gehad met ‘waterchinezen’ en flink bonje heeft gemaakt. De Chinezen wilden 100 terug maar [medeverdachte 1] heeft hen gezegd dat ze juist nog 700 moeten betalen omdat het anders oorlog is. Kijkende naar de 8 [medeverdachte 5] waarover [medeverdachte 1] met [persoon 3] heeft gesproken, hebben de Chinezen blijkbaar al € 100.000 betaald, willen ze die terug en wil [medeverdachte 1] juist dat er € 700.000 bij wordt betaald.
Dit toont aan dat [medeverdachte 1] degene is die de onderhandelingen met de Chinezen voert over de prijs die de Chinezen hem moeten betalen voor zijn inspanningen met betrekking tot de container.
In de woning van [verdachte] heeft men bescheiden aangetroffen op naam van [bedrijf 6] bvba. [bedrijf 6] , het bedrijf van [medeverdachte 12] , stond als ontvanger van de container met antivries op de Bill of Lading vermeld. Uit e-mailcorrespondentie tussen vrachtwagenchauffeur [medeverdachte 13] en [bedrijf 6] in combinatie met de verklaring van [medeverdachte 12] volgt dat [medeverdachte 13] via de mail van [bedrijf 6] de pincode benodigd voor het afhalen van de container heeft ontvangen. [medeverdachte 12] heeft verklaard dat hij 450 euro van [verdachte] heeft ontvangen voor de ‘Bill of Lading’. [verdachte] had eind 2012 het webmail account van [bedrijf 6] voor [medeverdachte 12] gemaakt en had toegang tot de mail van [bedrijf 6] omdat [medeverdachte 12] hem het wachtwoord had gegeven. [medeverdachte 12] verklaart dat hij de akte van oprichting van [bedrijf 6] op de mail had gezet en dat [verdachte] bij de mail kon. Gezien de nauwe samenwerking tussen beiden is het meer dan aannemelijk dat de akte van oprichting en de correspondentie tussen [bedrijf 6] en [bedrijf 7] over Phenyl Acetyl Chloride (zijnde een precursor van BMK) via [verdachte] bij [medeverdachte 1] terechtgekomen.
[medeverdachte 12] heeft verder verklaard dat hij met [verdachte] contact had via een geëncrypte Blackberry die hij speciaal voor dit doel van [verdachte] had ontvangen. [verdachte] heeft hem vooraf gemaild toen de lading antivries eraan kwam. Hieruit volgt dat [verdachte] degene was die [medeverdachte 12] aanstuurde voor de levering van diensten ten behoeve van het samenwerkingsverband met onder anderen [medeverdachte 1] .
Gezien deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met anderen de vervaardiging van en de handel in MDMA heeft voorbereid doordat hij heeft getracht anderen een middel daartoe te verschaffen. Hij heeft namelijk samen met anderen daartoe 1.800 liter c.q. 2.106 kilogram van de precursor PMK besteld, ingevoerd en doen vervoeren. Om dat te bewerkstelligen heeft hij samen met zijn medeplegers contacten en ontmoetingen gehad, besprekingen gevoerd en afspraken gemaakt met transporteurs, afnemers, tussenpersonen en verleners van hand- en spandiensten met betrekking tot de hoeveelheid, kwaliteit, levering, kwaliteit, betaling verpakking, opslag en vervoer van de PMK. De rechtbank acht feit 5 om die reden wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 3
Aan [verdachte] is tenlastegelegd dat hij zich samen met anderen als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer heeft bezig gehouden met de invoer in de Gemeenschap van een geregistreerde stof als vermeld op de bijlage bij de Verordening (EG) 111/2005, te weten 1800 liter c.q. 2160 kilogram PMK, zonder dat hij een vergunning had. Dat is een strafbaar feit op grond van artikel 2 van de Wet ter voorkoming misbruik chemicaliën (verder: Wvmc).
Artikel 2 Wvmc stelt namelijk dat het verboden is om te handelen in strijd met artikel 6, eerste lid, van die Verordening. Daarin staat dat marktdeelnemers voor de invoer van stoffen die geregistreerd staan op de bijlage bij de Verordening een vergunning moeten hebben die is afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat. De Verordening hanteert de volgende definitie van het begrip ‘marktdeelnemer’: ‘
elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de in- en uitvoer van geregistreerde stoffen of hiermee verband houdende intermediaire activiteiten, met inbegrip van personen die als zelfstandige douaneaangiften doen voor klanten, hetzij als hoofdactiviteit hetzij als nevenactiviteit in verband met een andere activiteit.’‘Invoer’ wil in dit kader zeggen (artikel 2 sub c Verordening (EG) 111/2005): elke binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap van geregistreerde stoffen, met inbegrip van onder meer tijdelijke opslag.
Uit de bewijsconstructie volgt dat [verdachte] zich heeft bezig gehouden met de invoer van de geregistreerde stof 3,4-methyleendioxyfenylpropan-2-on (PMK). PMK staat als geregistreerde stof op de bijlage bij de Verordening. Door hierbij betrokken te zijn, valt [verdachte] onder de in deze verordening gehanteerde definitie van ‘marktdeelnemer’. [verdachte] beschikt niet over een vergunning, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Verordening. [verdachte] heeft voorts nauw samengewerkt met anderen in verband met de invoer van de PMK in Nederland, om welke reden de rechtbank het bestanddeel ‘medeplegen’ bewezen acht. Ook deze anderen beschikten niet over de bedoelde vergunning. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen is, in eendaadse samenloop gepleegd met feit 4.
Feit 6 (zaaksdossier 22 – onderzoek [naam 15] )
De rechtbank acht feit 6 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen inzake het aantreffen van de pakketjes en het onderzoek daaraan;
- het onderzoek aan de pakketjes door de forensische recherche;
- de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI);
- het proces-verbaal van ambtshandeling inzake het leveren van pakketjes op het adres [adres 20] te Eindhoven;
- het proces-verbaal van ambtshandeling inzake het leveren van pakketjes op het adres [adres 21] te Eindhoven;
- de verklaring van [persoon 4] ;
- de verklaringen van [persoon 5] .
[verdachte] heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, inhoudende dat hij mensen – waaronder de heer [persoon 4] – heeft geregeld voor de ontvangst van pakketjes. [verdachte] had geen vergunning voor de invoer van pseudo-efedrine.[verdachte] dacht dat de partydrug ketamine in de pakketjes zat. Hij heeft verklaard dat hij niet wist dat deze pseudo-efedrine bevatten.
Hoewel uit het procesdossier niet volgt op welke manier de pseudo-efedrine is besteld of wie de producenten of de afnemers daarvan zijn, volgt uit de bewijsmiddelen wel dat [verdachte] afleveradressen heeft geregeld voor de ontvangst van de pakketjes met pseudo-efedrine uit India. Deze pakketjes werden via UPS bezorgd. Deze pakketjes waren niet geadresseerd aan [verdachte] , maar aan de door hem ingeschakelde katvangers in Eindhoven. De adressanten werden door [verdachte] dus ingezet als dekmantel. [verdachte] heeft verklaard dat hij niet wist dat er pseudo-efedrine in de pakketjes zat, maar uit zijn verhullende handelswijze en uit zijn verklaring volgt dat hij er wel degelijk rekening mee hield dat er verboden middelen zoals pseudo-efedrine in zouden kunnen zitten. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat [verdachte] derden heeft ingeschakeld bij de levering van de pseudo-efedrine om zelf buiten beeld te blijven. De rechtbank acht het voorwaardelijk opzet van [verdachte] op de invoer van pseudo-efedrine om die reden bewezen.
De rechtbank overweegt voorts dat Verordening (EG) 111/2005 van de Raad, de volgende definitie van het begrip ‘marktdeelnemer’ hanteert: ‘
elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de in- en uitvoer van geregistreerde stoffen of hiermee verband houdende intermediaire activiteiten, met inbegrip van personen die als zelfstandige douaneaangiften doen voor klanten, hetzij als hoofdactiviteit hetzij als nevenactiviteit in verband met een andere activiteit.’Deze verordening ziet dan ook op de
invoerin de EG van een geregistreerde stof.
‘Invoer’ wil in dit kader zeggen (artikel 2 sub c): elke binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap van geregistreerde stoffen, met inbegrip van onder meer tijdelijke opslag. Als ‘importeur’ geldt dan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor de invoeractiviteiten op grond van zijn economische en juridische relatie tot de geregistreerde stoffen en tot de afzender en, in voorkomend geval, door of namens wie de douaneaangifte wordt gedaan. Voor de invoer is blijkens artikel 6, eerste lid, van de Verordening een vergunning vereist. Uit de bewijsconstructie volgt dat een dergelijke vergunning niet aan de verdachte was verstrekt.
Ingevolge artikel 2 van de Wet ter voorkoming misbruik chemicaliën is het verboden te handelen in strijd met de voorschriften gesteld in artikel 6, eerste lid van de Verordening.
Dit betekent met betrekking tot [verdachte] dat Verordening 111/2005 van toepassing is: uit de bewijsconstructie volgt dat [verdachte] zich tussen 28 juni 2010 en 21 juli 2010 heeft bezig gehouden met de invoer van de geregistreerde stof pseudo-efedrine. Door hierbij betrokken te zijn, valt [verdachte] onder de in deze verordening gehanteerde definitie van ‘marktdeelnemer’. Aangezien [verdachte] niet over een vergunning, als bedoeld in artikel 6 eerste lid van Verordening 111/2005, beschikt, handelt hij in strijd met artikel 2 van de Wvmc. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat feit 6 wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 7 (zaaksdossier 22 – onderzoek [naam 15] )
Bewijsmiddelenoverzicht
Uit gegevens van de Belastingdienst volgt dat [verdachte] woonachtig is op het adres [adres 17] te Eindhoven. Volgens de Kamer van Koophandel en fabrieken stond op dit adres een V.O.F. ingeschreven met de naam [bedrijf 11] Deze onderneming is opgericht op 1 juli 2008 en ontbonden op 1 juli 2010. Als vennoot stond [verdachte] ingeschreven. Uit gegevens van de Belastingdienst volgt bovendien dat [verdachte] gelieerd is aan een C.V. met de naam [bedrijf 12] . Dit bedrijf werd opgericht op 24 juli 2009, met een inschrijving van 19 augustus 2009, en is gevestigd op het adres [adres 22] te Best. De beherend vennoot is [bedrijf 13] , gevestigd op de [adres 23] te Kent (Verenigd Koninkrijk). Als gevolmachtigde staat per 24 juli 2009 [verdachte] genoemd.
Door de FIOD is onderzocht of er aangiften ten invoer in Nederland zijn geweest afkomstig van [bedrijf 14] . Hieruit kwamen twee leveringen naar voren. Een van deze leveringen betrof 478 kilo nitrillen (cyaanverbindingen) met een factuurprijs van € 13.166,68 van 7 december 2010. De aangifte ten invoer en het verzorgen van het transport is geregeld door douane-expediteur [bedrijf 15] [adres 24] te Hoofddorp. [bedrijf 15] heeft aan de FIOD onder meer de navolgende documenten verstrekt:
- een airwaybill met nummer 781 PVG 6994 2482 met als geadresseerde [bedrijf 12] , [adres 22] te [postcode 1] Best. Tevens staat erop genoteerd de codering LSH20101101AMS. Als afzender staat op de airwaybill: [bedrijf 17] te Shanghai (China). Volgens de airwaybill betreft het hier (bruto) 563 kilogram Alpha acetylphenylacetonitrille;
- een Engelstalige [bedrijf 21] en [bedrijf 22] , beiden d.d. 23 november 2010 en op naam van [bedrijf 17] , beide gericht aan [bedrijf 12] te Best. De factuur heeft een totaalbedrag van USD 17.750,- In deze factuur en [bedrijf 22] is onder ‘Quantities and descriptions’ het navolgende beschreven: ‘Alpha acetylphenylacetonitrille […] 500 kgs USD 35.5/kg’;
- een vrachtbrief van [bedrijf 15] aan [bedrijf 12] CV te Best. Het afleveradres is: [adres 22] te [postcode 1] Best. Op de vrachtbrief is zowel het airwaybill nummer 781-69942482 als de omschrijving ‘25 ctns Alpha acetylphenylacetonitrille’. Op de vrachtbrief staat de navolgende tekst:
- een factuur van [bedrijf 15] aan [bedrijf 12] CV te Best. In deze factuur is aangegeven dat het gaat om ‘25 carton Alpha acetylphenylacetonitrille’, ‘Vervoersdoc Awb 78169942482’ en transportdatum 4 december 2010. Het factuurbedrag is € 3.616,89.
Uit het mailbericht van [bedrijf 15] volgt dat de betaling van de factuur ad € 3.616,89 heeft plaatsgevonden op 8 december 2010 vanaf rekening 1502.64.976, zijnde een bankrekening op naam van [bedrijf 12] .
Op 17 februari 2011 heeft [postbedrijf] , gevestigd te Oude Meer, de navolgende stukken aan de FIOD verstrekt:
- een uitdraai van het e-mailbericht van [postbedrijf] , met daarin vermeld de “Payment Remittance info”, zijnde de betalingsgegevens van [bedrijf 12] met betrekking tot een ingevoerde zending afkomstig van [bedrijf 14] te Shanghai en de daarbij horende verzender- en ontvangersgegevens;
- een kopie van de airwaybill met betrekking tot een ingevoerde zending van [bedrijf 14] te Shanghai, met daarop als productomschrijving ‘alpha phenylacety Acetonitrile’.
Uit deze bescheiden volgt volgens de FIOD dat [bedrijf 12] een klantenaccount heeft bij [postbedrijf] , waarbij als telefoonnummer [telefoonnummer ] staat vermeld. Er is een bedrag van € 71,37 betaald door [bedrijf 12] aan [postbedrijf] met de vermelding ‘factuur 936556880’. De airwaybill 87248211560 heeft betrekking op een door [verdachte] op naam van [bedrijf 12] ontvangen zending, afkomstig van [bedrijf 14] te Shanghai. Als verzenddatum staat op de airwaybill ‘29-9-2010’. De hoeveelheid betreft 1 kilogram.Uit onderzoek aan de bankrekening met nummer 15.02.64.976 ten name van [bedrijf 12] blijkt onder meer dat er op 27 september 2010 een bedrag van € 208,73 is afgeboekt naar een onbekend rekeningnummer in China / Shanghai met als omschrijving ‘invoice: H100900694’ ten name van ‘ [bedrijf 14] , .Li’.
[bedrijf 15] heeft aan de FIOD voorts op 8 februari 2011 de navolgende documenten verstrekt ter zake van [bedrijf 18] , gevestigd aan de [adres 17] te [postcode 1] Eindhoven, als eenmanszaak gedreven door [verdachte] . De door [bedrijf 15] verstrekte documenten zagen op een aanstaande levering op 9 februari 2011 van een partij Alpha-acetylphenylacetonitrille:
- een afschrift van het rekeningnummer 60.93.91.755 op naam van [bedrijf 18] , waaruit volgt dat op 7 februari 2011 een bedrag van € 8.730,62 is overgeboekt ten gunste van [bedrijf 15] , factuurnummer 66294 en klantnummer 12598;
- een afschrift van een factuur van [bedrijf 15] aan [bedrijf 18] te Eindhoven ten bedrage van € 8.730,62;
- een afschrift van de airwaybill met nummer 781-PVG-30785672 met daarop aangegeven een hoeveelheid van 1.125 kilogram Alpha-acetylphenylacetonitrille. Als afzender stond hierop vermeld: [bedrijf 17] te Shanghai (China), met als ontvanger [bedrijf 18] , gevestigd te Eindhoven. Als telefoonnummer van [bedrijf 18] staat vermeld: +31 6 52674121;
- een afschrift van de [bedrijf 21] , waarop een gewicht van 1.000 kg staat aangegeven en een bedrag van 41.500 USD. Deze invoice staat op naam van [bedrijf 17] te Shanghai (China);
- een afschrift van de ‘Shippers Declaration for Dangerous Goods’, oftewel de safetysheet, met betrekking tot de partij onder airwaybillnummer 781-30785672 op naam van [bedrijf 17] te Shanghai (China). Als ontvanger staat vermeld [bedrijf 18] te Eindhoven en als ‘emergency contact’ is het telefoonnummer +31 6 52674121 vermeld.
Op 14 februari 2011 heeft [bedrijf 15] nog een afschrift van de afleverbon verstrekt, getekend door [verdachte] . Op deze afleverbon is handgeschreven aangetekend ‘
9/2’. Voorts staat hierop handmatig geschreven: ‘
leveren voor 12:00 SVP 1 uur voor levering bellen met [verdachte] [telefoonnummer ]’.Uit de bankgegevens van [bedrijf 18] volgt dat de factuur van [bedrijf 15] ad € 8.730,62 op 7 februari 2011 is voldaan.
Op 8 februari 2011 heeft de FIOD een monster genomen uit een doos (SIN: AABB9998NL) uit een partij, die in beslag was genomen en zich bevond in de loods van [bedrijf 15] , gevestigd aan de [adres 24] te Hoofddorp.
Door de FIOD is een technisch hulpmiddel geplaatst om de goederen te kunnen volgen. Hieruit volgt dat de zending zich op 9 februari 2011 omstreeks 05:08 uur vanaf de [adres 24] te Hoofddorp verplaatste en om 11:25 uur stopte op [adres 22] te Best. Vervolgens verplaatste de partij zich omstreeks 14:01 uur naar de [adres 25] alwaar de partij om 14:14 uur stopte. Na deze stop verplaatste de partij zich omstreeks 14:48 uur naar de [adres 26] te Helmond, waar de partij omstreeks 15:08 uur stopte en tot 16 februari 2011 bleef staan.
Op 9 februari 2011 zijn er video-opnamen gemaakt van de loods en de activiteiten van het adres [adres 22] te Best. Bij het uitkijken van de beelden heeft de FIOD geconstateerd dat [verdachte] tussen 10:56:51 uur en 14:00:33 uur bij de loods aanwezig was met een witte Mercedes type Sprinter, gekentekend [nummer 11] , waarmee hij omstreeks 14:00:33 uur weer vertrekt. Uit de Sprinter draagt [verdachte] een grote kartonnen doos de loods binnen. Tijdens zijn aanwezigheid daar arriveert een witte vrachtwagen met kenteken [nummer 12] om 11:27 uur, die de loods inrijdt en om 11:41:00 uur weer vertrekt.Op videobeelden van deze locatie, gemaakt op 9 februari 2011, heeft de FIOD geconstateerd dat een vrachtwagen met groene cabine arriveert bij de loods om 11:24:39 uur. [verdachte] haalt vervolgens 50 kartonnen dozen uit de vrachtauto en plaatst deze in de loods. Om 11:40:26 uur vertrekt de vrachtwagen weer.
Er werd voorts geobserveerd dat de Mercedes Sprinter van [verdachte] op 9 februari2011 om 15:08 uur het terrein aan de [adres 26] te Helmond opreed en vervolgens achteruit de loods met opschrift [naam 16] inreed.
Op 16 februari 2011 omstreeks 18:30 uur bewoog vervolgens de plaatsbepalingsapparatuur en vertrok deze vanuit de loods aan de [adres 26] 147 te Helmond, waarna deze om 20:03 uur tot stilstand kwam achter in een schuur op het perceel [adres 27] te Gastel. In deze schuur werd op 17 februari 2011 een in werking zijnd laboratorium aangetroffen, ingericht om apaan om te zetten in BMK.
Uit de telefoongegevens van [verdachte] blijkt dat diens telefoon met nummer [telefoonnummer ] op 16 januari 2011 omstreeks 18:30 uur in beweging kwam vanuit de loods op de [adres 26] te Helmond en tot aan de stop [adres 30] te Eindhoven omstreeks 19:00 uur telefoonmasten aanstraalde, die waren gelegen in de directe nabijheid van de plaatsbepalingsgegevens van de goederen. Vervolgens bleef de telefoon van [verdachte] , tot aan de uiteindelijke aflevering van de goederen in de loods in Gastel, tot in ieder geval 20:03:13 uur de telefoonmast op de [adres 28] te Eindhoven aanstralen. De politie heeft gerelateerd dat hierdoor het vermoeden bestaat dat de partij door [verdachte] op de parkeerplaats van de [adres 30] te Eindhoven is overgedragen aan een ander of anderen, die mogelijk de partij tot aan de eindbestemming hebben gebracht in de loods [adres 31] te Gastel.
De politie heeft gerelateerd dat [verdachte] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de gebruiker is van het opgegeven telefoonnummer [telefoonnummer ] . Op 8 februari 2011 is het navolgende telefoongesprek geregistreerd en opgenomen tussen [verdachte] en de gebruiker van het Chinese telefoonnummer [telefoonnummer ] . Dit telefoongesprek luidt als volgt:
Gesprek 8
Tijdstip: 08-02-11 14:51:55 In/uit: I
Opmerking: op 23-03-2011 is het gesprek dat werd gevoerd op 8 februari 2011 om 14.51:55 uur opnieuw beluisterd en letterlijk en in de
Nederlandse taal weergegeven.
nn(4121) hallo [naam 26]
nn(7485) [verdachte] hoe is het
nn(4121) morgen voor 12 uur zelfs nog beter
nn(7485) hebben ze de goederen geleverd aan je
nn(4121) morgen voor 12 uur dat is bevestigd
nn(7485) oke
nn(4121) ik neem contact met je op om de volgende zending te regelen
nn(7485) ok, dank je
nn(4121) bedankt voor je telefoontje
nn(7485) graag gedaan
Op 9 februari 2011 is van het telefoonnummer [telefoonnummer ] een aantal gesprekken geregistreerd en opgenomen. Deze telefoongesprekken luiden onder meer als volgt:
Gesprek 52
Tijdstip: 09-02-11 11:03:39 In/uit: I
Beller: NN man (2516)
Gebelde: NN man (4121)
Onderwerp: 52 chauffeur [naam 27] komt chemicals afleveren
Inhoud: nn man (4121) wgd nn man (2516) die zegt dat hij de chauffeur is van de firma [bedrijf 15] en zegt dat hij bij hem 50 cartons chemicals moet lossen. Nn man (1421) zegt dat het klopt en zegt dat hij daar al is. De chauffeur zegt dat hij er over een minuut of 20 is.
Gesprek 61
Tijdstip: 09-02-11 14:04:40 In/uit: U
Beller: NN man 4121
Gebelde: NN man 5877
Onderwerp: 61 kun je er 1 ophalen
Inhoud: Man nn 5877 neemt op met hallo. Gesprek gaat over dat de nn5877 man gewerkt heeft. Gesprek gaat over iets wat dadelijk opgehaald moet worden. 1 van de mannen zegt: dat andere kan pas morgen. De ander zegt dat kan sowieso niet. De man rijdt Eindhoven in.
Opmerking: 23-03-2011 gesprek opnieuw beluisterd:
[verdachte] : zegt dat hij kapot is van het werken en vraagt of nnman5877 er dadelijk 1 op komt halen. 5877 zegt dat hij dat zo laat weten. [verdachte] zegt dat de andere pas morgen kan en dat hij hem zo op komt zoeken, hij rijdt nu Eindhoven binnen en vraagt of nnman5877 naar zijn huis kan rijden. 5877 vraagt wanneer hij Eindhoven binnenkomt. Hierna wordt het gesprek beëindigd.
Op 17 februari 2011 werd een zoeking verricht in de loods te Helmond, [adres 32] , door de FIOD-EOD op grond van de Opiumwet en de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. Het betrof een grote loods in gebruik bij het verhuisbedrijf [naam 17] . In dit perceel vond met name opslag plaats van onder andere huisraad. In de loods van dit bedrijf stond een zeer groot aantal houten verhuiscontainers opgeslagen. Op aanwijzen van de eigenaar van het bedrijf werd de container gevonden waarin de relevante dozen stonden opgeslagen. In de container stonden 26 kartonnen dozen, gelijk aan de dozen aangetroffen in Gastel. Alle dozen waren geopend, maar de zakken in de dozen K001 tot en met K026 waren nog verzegeld (2 zakken ieder met een tie-rap). Een plastic zak poeder woog ongeveer 20,080 gram. Indicatief onderzoek levert alfa-phenylacetoacetonitril op.
Getuige [naam 18] heeft op 17 februari 2011 bij de politie verklaard dat hij samen met zijn zoons [naam 19] en [naam 21] onder meer de loods aan de ‘ [adres 32] Achter’ huurt van [naam 22] . Over de aangetroffen dozen in verhuiskist of opslagkist 400 heeft [naam 18] verklaard dat deze zijn gebracht door een jongen met een donkere huidskleur. Deze vroeg vorige week of hij een kist kon huren. Deze jongen heeft tegen [naam 18] gezegd dat hij er 50 dozen in heeft gezet. Vervolgens heeft hij er eerst 5 en daarna 19 dozen uitgehaald. Volgens [naam 18] was dit telkens door dezelfde persoon en telkens met dezelfde witte bestelwagen.
Uit onderzoek van het NFI volgt dat een vijftal in deze loods genomen monsters alle vijf a-fenylacetoacetonitril zijn. Het NFI heeft gerapporteerd dat uit de literatuur bekend is dat de omzetting van a-fenylacetoacetonitril in BMK uitgevoerd kan worden met een sterk zuur, zoals zwavelzuur. A-fenylacetoacetonitril wordt gemengd met water en geconcentreerd zwavelzuur of a-fenylacetoacetonitril wordt toegevoegd aan een mengsel van zwavelzuur en water. Dit mengsel wordt vervolgens gedurende enige tijd verwarmd. De gevormde olieachtige laag BMK scheidt zich af van de zure waterige onderlaag. De BMK wordt geïsoleerd door het uitvoeren van een extractie met een niet met water mengbaar oplosmiddel of door het afscheiden van BMK van de waterige onderlaag. De onderzochte monsters passen bij dit productieproces van BMK, nu het de grondstof a-fenylacetoacetonitril betreft. Het NFI heeft voorts gerapporteerd dat Benzylmethylketon (BMK; 1-fenyl-2-propanon), zwavelzuur en zoutzuur staan vermeld op bijlage I van de Verordening (EG) nummer 273/2004 inzake drugsprecursoren en de bijlage behorende bij Verordening (EG) nummer 111/2005 betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren. Naar beide verordeningen wordt verwezen in de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. A-Fenylacetoacetonitril is niet vermeld op één van de lijsten behorende bij de Opiumwet of de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën.
De politie heeft op grond van informatie, afkomstig vanuit de database bij de afdeling kennis en expertise, gerelateerd dat de aankoopprijs van een liter Benzylmethylketone (BMK) op de Nederlandse markt van eind 2010 tot begin 2011 lag tussen 650 en 800 euro per liter. De opbrengst van een liter BMK naar amfetamine is vanuit het NFI vastgesteld op minimaal een halve kilo puur amfetaminesulfaat, maar vanuit de verklaringen van illegale productie kan vanuit een liter BMK gemiddeld 1,2 kilogram droge amfetamine en 1,6 kilogram natte amfetamine worden gehaald. Een kilo natte amfetamine brengt bij verkoop in Nederland ongeveer 1.200 tot 1.400 euro per kilo op, maar bij de verkoop naar het buitenland ligt dit op ongeveer 3.000 euro per kilo.
Uit de bankgegevens van [bedrijf 18] volgt dat er op 18 januari 2011 een betaling heeft plaatsgevonden aan [naam 20] van € 1.170,-. Deze betaling heeft volgens de FIOD vermoedelijk betrekking op de aankoop van een kunststof toelopend vat gemonteerd in een ijzeren frame, zoals aangetroffen in het laboratorium te Gastel. In dit vat stond de naam [naam 20] geperst. Uit informatie op internet onder de naam [naam 20] komt een Duits bedrijf naar voren dat vaten, zoals aangetroffen in Gastel, verkoopt. Op de foto’s van het laboratorium is het desbetreffende vat zichtbaar.
Op 7 februari 2011 vond een betaling plaats aan [bedrijf 15] van € 8.730,62, die door [bedrijf 15] werd ontvangen op 7 februari 2011.
Op 7 februari 2011 vond eveneens een betaling plaats aan [bedrijf 19] van € 929,39. Bij de inbeslagname in de loods te Gastel werd een pakbon aangetroffen op naam van [bedrijf 18] , [adres 17] te [postcode 1] Eindhoven, afkomstig van [bedrijf 19] . Op deze pakbon was vermeld dat op 4 februari 2011 van [verdachte] een internetbestelling was ontvangen van:
- een kunststof lekbak kleur geel met een opvangcapaciteit van 260 liter;
- een kunststof lekbak kleur geel met een opvangcapaciteit van 510 liter;
- een kunststof oprijplaat.
In het laboratorium in de loods werden twee gele opvangbakken en een oprijplaat aangetroffen.
Getuige [naam 23] heeft bij de politie verklaard dat hij de eigenaar is van de eenmanszaak [bedrijf 19] . [naam 23] heeft verklaard dat [bedrijf 18] de bestelling van de lekbakken via internet heeft geplaatst en vooraf de factuur heeft betaald. Deze factuur was uitgeschreven aan [bedrijf 18] op het adres [adres 17] te Eindhoven. Volgens [naam 23] heeft de klant de goederen bij de leverancier in België opgehaald.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] drie partijen apaan vanuit China in Nederland heeft ingevoerd middels twee bedrijven, waaraan hijzelf gelieerd is. Het betreft een hoeveelheid apaan van 1 kilogram en een hoeveelheid apaan van 500 kilogram, die zijn besteld via en geleverd aan [bedrijf 12] C.V. [verdachte] is de gevolmachtigde van de beherend vennoot van [bedrijf 12] C.V. De facturen dienaangaande zijn door [bedrijf 12] C.V. voldaan aan [bedrijf 15] respectievelijk [postbedrijf] . Uit de documenten rondom deze leveringen blijkt ook dat [verdachte] de contactpersoon is namens [bedrijf 12] C.V. Verder betreft het een levering van 1.125 kilogram apaan, die is besteld via en geleverd aan [bedrijf 18] , zijnde een eenmanszaak die werd gedreven door [verdachte] . De factuur is door [bedrijf 18] voldaan aan [bedrijf 15] . Uit de documenten rondom deze leveringen blijkt ook dat [verdachte] de contactpersoon is namens [bedrijf 18] . De politie heeft de levering van de partij van 1.125 kilogram apaan gevolgd. Uit dit onderzoek is gebleken dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer ] , deze partij in ontvangst heeft genomen en vervolgens heeft overgedragen op een parkeerplaats in Eindhoven, waarna deze naar een laboratorium in Gastel is verplaatst teneinde daar te worden omgezet in BMK. BMK is, blijkens de bevindingen van het NFI, essentieel voor de productie van amfetamine. In het laboratorium in Gastel zijn voorts een vat, twee lekbakken en een oprijplaat aangetroffen. Uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat deze goederen zijn aangeschaft en betaald door [bedrijf 18] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] meermalen de productie van amfetamine heeft voorbereid door meermalen hoeveelheden apaan te bestellen, afspraken met anderen te maken omtrent de apaan en omtrent een kunststofvat, lekbakken en een oprijplaat bestemd voor een laboratorium in Gastel. Nu er onvoldoende bewijs is dat [verdachte] feit 7 samen met een ander of anderen heeft gepleegd, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het bestanddeel ‘medeplegen’.
Feit 5 (zaaksdossier 1) en feit 9 (criminele organisatie mb.t. synthetische drugs – zaaksdossier 1)
In zaakdossier 1 beschrijft de politie deelonderzoeken naar de productie van en handel in (synthetische) drugs.
Stemherkenningen
De betrokkenheid van [medeverdachte 1]en [verdachte]bij de tenlastegelegde criminele organisatie heeft de politie mede afgeleid uit de opgenomen gesprekken waarin verbalisanten de stemmen van verdachten herkennen. De stemmen in de telefoongesprekken en/of de OVC-gesprekken kwamen overeen met de stemmen van de verdachten tijdens hun verhoor. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de stemherkenningen in het dossier en neemt de bevindingen van de politie over.
BlackBerries
In het onderzoek ‘Wolf/Beretta’ maakten verschillende verdachten gebruik van BlackBerries. Onderling verstuurden zij beveiligde en versleutelde e-mails. In de woning van [medeverdachte 1] is op 1 oktober 2013 tijdens een huiszoeking een beveiligde BlackBerry gevonden. Het NFI heeft deze telefoon onderzocht en de agenda, notities en het e-mailverkeer leesbaar gemaakt.De politie heeft in een proces-verbaal beschreven dat [medeverdachte 1] de daadwerkelijke gebruiker van deze BlackBerry is en dat zijn e-mailadres
[emailadres 7]is.In de contactenlijst staat een emailadres met de naam ‘ [alias 7] ’ (mailadres: [emailadres 8] ), ‘ [alias 13] (mailadres [emailadres 9] ), ‘ [alias 14] ’ (mailadres [emailadres 8] ) en ‘ [alias 5] ’ (mailadres general [emailadres 6] ). De politie gaat ervan uit dat de eerste twee adressen horen bij [verdachte] , de derde bij [medeverdachte 2] en de laatste bij [medeverdachte 5] . Hieronder wordt toegelicht waarom.
Bijnaam [medeverdachte 2] ; [alias 14]
De verdachten in het onderzoek ‘Wolf/Beretta’ maakten onderling gebruik van bijnamen. [medeverdachte 2] wordt aangeduid als ‘ [alias 14] ’. De politie onderbouwt in een proces-verbaal dat deze bijnaam bij [medeverdachte 2] hoort:
Op 29 juli 2013 is er e-mailverkeer tussen [medeverdachte 1] en iemand met de naam ‘ [alias 14] ’. [alias 14] mailt: ‘Hooi goede middag heb pap liggen alleen kann daar nu niet bij. Heb nu die 25 tikkels bij me, kan later vandaag beter morgen. Moet daarvoor terug naar Nijmegen.’
[medeverdachte 1] antwoordt: ‘Ben om 1445 bij mij ong?’
[alias 14] : ‘Yes! Daar achter op die grote parkeerplaats toch?’
Om 14.32 mailt hij: ‘5min ben daar.’
[medeverdachte 1] : ‘Hij pas 15u.’
[alias 14] : ‘Ok kom toch even bij jou binne?’
[medeverdachte 1] antwoordt om 14.41 uur: ‘Zet je auto weg en kom ff.’
Op de portiek en de voordeur van de woning van [medeverdachte 1] was ten tijde van het onderzoek een camera gericht. De verbalisant beschrijft dat [medeverdachte 2] op 29 juli 2013 om 14.54 uur in beeld verschijnt, een schoudertas draagt en de woning binnengaat. Om 14.55 uur ziet de verbalisant [medeverdachte 2] zonder schoudertas uit de woning komen. De verbalisant heeft de beelden bekeken vanaf 14.30 tot en met 16.00 uur en de enige persoon die hij in beeld zag was [medeverdachte 2] .Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de bijnaam van [medeverdachte 2] ‘ [alias 14] ’ is en dat hij onder die naam in de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat.
De raadsman van [medeverdachte 2] heeft in zijn pleidooi de juistheid van de herkenning betwist omdat controle van de herkenning niet mogelijk is vanwege het ontbreken van de camerabeelden in het dossier. De rechtbank overweegt hierover dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld om onderzoekswensen op te geven. De raadsman had tijdens de regiezitting om de beelden kunnen verzoeken, maar heeft dit niet gedaan. Het bij pleidooi enkel aangeven dat de beelden ontbreken, is voor de rechtbank onvoldoende om twijfel te zaaien over de herkenning van [medeverdachte 2] door de verbalisant.
Bijnaam [verdachte] : [alias 7]
In een proces-verbaal van bevindingen legt de politie uit dat [verdachte] de bijnaam ‘ [alias 7] ’ heeft. In de BlackBerry van [medeverdachte 1] is e-mailverkeer gevonden van 1 augustus 2013 omstreeks 10.37 uur met [alias 7] . Om 10.40 uur mailt [alias 7] : ‘Yes, wanneer zie ik je om samen pap te controleren?’ Om 10.53 uur antwoordt [medeverdachte 1] dat hij om 12.00 uur thuis is, waarop [alias 7] reageert met: ‘Ok, tot dan…’
De verbalisant beschrijft de camerabeelden van de voordeur van de woning van [medeverdachte 1] op 1 augustus 2013, 12.12 uur. Hij ziet [verdachte] in beeld verschijnen voor de voordeur en naar binnen gaan. Om 12.54 uur ziet de verbalisant [verdachte] de woning verlaten.
Op 22 augustus 2013 om 16.04 uur mailt [alias 7] : ‘Ik meld me zo okay? Binnen half uur…’. De reactie terug is: ‘Audi zit bij mij nu. Hoe laat denk je. Anders gaat hij weg en doen we het morgen.’ [alias 7] reageert: ‘Binnen half uur…’.
Op de beelden van 22 augustus 2013 ziet de verbalisant om 16.49 uur dat [verdachte] de woning binnengaat en deze om 16.56 uur samen met [medeverdachte 1] verlaat.
Daarnaast wordt [verdachte] aangeduid als ‘ [alias 6] ’. De politie leidt dat af uit een OVC-gesprek op 7 juni 2013 tussen [medeverdachte 1] en [persoon 3] . Als het over [verdachte] gaat, zegt [medeverdachte 1] : “Het is het [alias 6] van mij en ‘Bol’(fonetisch) is [naam 24] , [medeverdachte 14] , heeft ie wel zo’n schrik van.”Daarnaast is er een tapgesprek van 30 maart 2013 waarin [verdachte] een vrouw met de naam [naam 25] aan de telefoon krijgt en zelf zegt: “Met het [alias 6] ”.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusies dat de bijnaam van [verdachte] ‘ [alias 7] ’ is, dat hij onder die naam in de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat en dat ook over hem wordt gesproken als ‘ [alias 6] ’.
Bijnaam [medeverdachte 5] : ‘ [alias 5] ’/’ [alias 5] ’
In een proces-verbaal van bevindingen legt de politie uit dat de persoon die als ‘ [alias 5] ’ in de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat, [medeverdachte 5] is voor wie ook de bijnaam ‘ [alias 5] ’, ‘ [alias 5] ’ en ‘ [alias 5] ’ wordt gebruikt. Daarbij is onder meer van belang dat het emailadres van [alias 5] in de BlackBerry van [medeverdachte 1] het enige mailadres is dat begint met 311 (
[emailadres 6]). In een OVC-gesprek op 22 augustus 2013 vraagt een onbekend persoon aan [medeverdachte 1] het nummer van de nieuwe telefoon van [alias 5] / de [alias 5] . Te horen is dat [medeverdachte 1] ‘311’ noemt en ‘first quality’.Verder staat in de notities in de BlackBerry van [medeverdachte 1] op de datum 30 augustus 2013 een afspraak met iemand met de naam ‘Audi’ om 15.00 uur en met ‘ [alias 5] ’ om 15.30 uur. Uit videobeelden van de voordeur van [medeverdachte 1] blijkt dat om 15.34 uur eerst een onbekende persoon naar binnen gaat en dat om 15.50 uur [medeverdachte 5] de woning van [medeverdachte 1] betreedt.Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte 5] als [alias 5] in de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat en ook de bijnaam ‘ [alias 5] ’ heeft. [medeverdachte 5] heeft gesteld dat hij louter bij toeval op dat moment bij de deur van [medeverdachte 1] stond en dat hij als goede vriend van [medeverdachte 1] heel vaak bij hem aan de deur kwam.
Redengevende feiten en omstandigheden
[medeverdachte 12] is een medeverdachte in het onderzoek ‘Wolf/Beretta’. Hij is op 4 december 2013 door de politie gehoord. De politie vraagt: “We tonen jou de foto van een man ( [medeverdachte 2] ) ken je die?” [medeverdachte 12] antwoordt dat hij de man herkent als de kennis van [verdachte] . De man werd door [verdachte] ‘ [medeverdachte 2] ’ genoemd. Op de vraag of [medeverdachte 12] wel eens samen met [medeverdachte 2] ergens naar toe is geweest antwoordt hij: “Ik ken hem van [naam 28] (de rechtbank begrijpt uit het dossier dat dit een restaurant in Eindhoven is) en van [naam 29] ”.
Over [verdachte] verklaart [medeverdachte 12] : “ [verdachte] heeft mij ook wel eens pillen gegeven. Het ging om zo’n 1.000 xtc pillen die ik gekregen heb. Ik kreeg ze op de pof en aan de hand van wat ik verdiend had mocht ik een gedeelte van de opbrengst houden. Ik denk dat ik vanaf 2011 pillen verkoop voor [verdachte] . [verdachte] heeft mij ook speed aangeboden in pastavorm en ook MDMA. [verdachte] kon alle soorten verdovende middelen leveren. Ik heb ook wel eens cocaïne van hem gehad voor eigen gebruik. Ik heb alleen xtc pillen verkocht. Die pillen hadden een kleurtje en waren voorzien van verschillende logo’s. Sommige pillen waren rond en sommige waren ruitvormig. De inhoud van de pillen was volgens mij 140 mg.Op 9 december 2013 verklaart [medeverdachte 12] nog het volgende: “Ik ken [medeverdachte 2] ongeveer een jaar. Ik heb hem de eerste keer gezien bij [naam 28] in Eindhoven. Hij was bij [verdachte] . Ik zag hem als de rechterhand of het knechtje van [verdachte] . Ik had de indruk dat [verdachte] iets slimmer was dan [medeverdachte 2] . Als [verdachte] erbij was dan voerde [verdachte] altijd het woord en hield [medeverdachte 2] zich afzijdig.”
Op 12 februari 2013 vindt er een OVC-gesprek plaats in de BMW van [medeverdachte 1] tussen [medeverdachte 1] en [persoon 3] .
[medeverdachte 1] : “Maar ik ben wel heel blij met dingetje hoor, met die jongen van mij.”
[persoon 3] : “ [verdachte] .”
[medeverdachte 1] : “Ja.” (…) “Daar ben ik wel heel blij mee. Hij doet toch allerlei kutdingetjes. Die doet hij.”
[persoon 3] : “En niet hebberig. Dat is ook heel belangrijk hè. Ik heb in Amsterdam alleen maar hebbers om me heen.”
Op 20 juni 2013 zit [medeverdachte 1] alleen in zijn auto. Hij praat in zichzelf, waarbij de volgende passages zijn opgenomen:
“…als je dan bezig bent, dan bel je misschien wel even terug, ik geloof het niet… met echte mensen te praten…pure eerlijkheid… [verdachte] , echte mensen willen eerlijkheid…weet je wat het is, jij vertelt niks tegen mij, ook niet als het om jou gaat, had jij gewoon tegen mij moeten vertellen, direct, je kan die handel niet betalen en exporteren jongen…ik weet niet wat jij aan het doen bent…
(…)
Gewoon eventjes met meer dan 20 blokken over straat rijden zonder mijn weten, om ff te moeten laten zien…
(…)
Dus die vrijheid krijg jij niet (…) en dan ga je ook weer weg…en weet je wat het is [verdachte] , waarom heb jij mij niet verteld dat [alias 14] erbij is? waarom heb je dat niet verteld, waarom heb je dat niet verteld?
(…)
[alias 14] komt gewoon helemaal niet opdagen…volgt gewoon helemaal niet op, dat is niet goed…”
De rechtbank merkt op dat bovenstaande OVC-opnamen en de verklaringen van [medeverdachte 12] in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen steun bieden voor de stelling dat [medeverdachte 2] en [verdachte] in dienst stonden van [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 2] als rechterhand van [verdachte] kan worden gezien. Aan [persoon 3] laat [medeverdachte 1] namelijk weten dat hij blij is dat [verdachte] allerlei ‘kutdingetjes’ voor hem doet en [medeverdachte 1] uit zijn ongenoegen als [verdachte] en [medeverdachte 2] naar zijn mening te weinig verantwoordelijkheid aan hem afleggen.
Op 14 maart 2013 vindt het volgende OVC-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [naam 30] .
[medeverdachte 1] : “Kom na 7 uur, dan ligt de kleine in bed.”
[naam 30] : “Ben je altijd thuis meestal…”
[medeverdachte 1] : “Altijd”
[naam 30] : “Kan ik gewoon naar je toekomen he?”
[medeverdachte 1] : “Ja, je kunt blindgaan, als je voor een gesloten deur staat, dat we de bel niet horen, pgptje (fonetisch) ik ben over 5 minuten bij jou.”
[naam 30] : ‘Dan kom ik van de week effe praten met jou ja.
[medeverdachte 1] : “En die A, dat is, daar kan ik alleen nog wel mee vooruit, kunnen we kijken hoe dat moet.”
[naam 30] : “Zal ik je wat zeggen, die heb ik vanuit B gemaakt.”
Op 11 mei 2013 is er een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :
[medeverdachte 1] : “Uhh die B… ja is wel oké.. ja, door dat hij nog van alles en nog wat gedaan heeft… ze zitten allemaal met die B te klooien.”
Later in het gesprek is te horen dat [medeverdachte 1] zegt: “Dan is het net als met Winehouse (fonetisch) die ook zegt, ja een goeie, dan moet je al, en van… eerst kijken, eerst kijken, want normaal komt er een/tweeënveertig uit, door ons.
[verdachte] : “Nee maar hij zei ook, eh het moet gewoon daar zijn en het is niks anders, ik zeg het is ook een beetje dit, daar komen we op terug, we hebben in ieder geval wel iets.”
[medeverdachte 1] : “Ja ik ben benieuwd wat er uit komt, en mocht het inderdaad minder zijn, dan wordt het voor hun ook minder, snap je?”
Op 30 mei 2013 zijn er OVC-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] vraagt hoe het met ‘Wijnhaus’ is. [verdachte] zegt dat hij niets meer van hem heeft gehoord en [medeverdachte 1] vraagt of hij dat sampletje niet meer heeft gehad. [verdachte] zegt van wel. [medeverdachte 1] heeft Wijnhaus gisteren gezegd dat hij spullen mee moest nemen, hij zei toen ja, maar ik moet alleen maar een sampletje hebben nu. [medeverdachte 1] heeft hem verteld: “Oké dan ga maar ff laten zien, maar die spullen moet je wel aanpakken hoor.”
[medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] : “Eeeh gewoon dumpen daar hoor, gewoon zeggen eh we komen er om 12 uur bij jou op de zaak en dan huppa…en dan denk ik dat we het een eind gehad hebben met die ‘waltie’… ik geef hem 100 A terug en ik pas een beetje aan… en klaar zijn we ermee. Dat is wel dikke winst hè, 90?”
[verdachte] : “Ja maar hij moet die dingen hè. Hoe moet dat?” (…) “Die dingen was toch niet goed van hem?”
[medeverdachte 1] : “Ja, daarom geef ik hem ook maar zo weinig terug.” (…)
Later in het gesprek vraagt [verdachte] : “Kan ook iets met drie en een half?”
[medeverdachte 1] : “Nee moet met 5. Hij vraagt 5, ga ik toch niet zeggen 3 en een half. Dat is echt kruimelwerk man.”
(…)
[medeverdachte 1] : “Vind ik trouwens een goeie vent…echt waar en nou ook weer hè…1000 poeier… zijn er 300 400 van kut, gewoon kut.. al vochtig geworden en zowiezo, maar toen ze uiteindelijk naar het resultaat keken, kwam er 50, 60% uit van wat normaal eruit moet halen, dat scheelt dus 200 300 stuks, ja, voor hun…”
[verdachte] : “De helft”.
[medeverdachte 1] : “Ik krijg gewoon 200 die hadden ze al gegeven, meteen al diezelfde dag…”
[verdachte] : “Ja maar bij ons gaat dat altijd netjes hè..”
[medeverdachte 1] : “Ja, maar daar gaan ze er uiteraard vanuit omdat ik er mee kom… sta ik weer voor schut hè…weet je nou het lullige daarvan is, als ik nou volgende keer weer met iets kom, dan gaan ze eerst kijken, ja waar heeft ie dat nou weer vandaan, wat voor idioten, dat dat weer verkeerd is, dan doen ze het niet meer snap je? Dat verprutst zo’n kut Wijnhaus daar nou mee, omdat ie niet zelf checkt, niet zelf controleert, er geen ballen verstand van heeft.”
[verdachte] : “Hij is bij iedereen aan het shoppen”
De politie vermeldt dat [naam 30] op 11 juli 2013 werd aangehouden in verband met de levering van 60 kilo amfetamine en ongeveer 21 kilo marihuana.Op 10 augustus 2013 vindt er een OVC-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en zijn echtgenote Boughrini. [medeverdachte 1] zegt dat het er niet goed uitziet voor Weinhaus. Boughrini vraagt of [medeverdachte 1] denkt aan ‘langer dan drie’. [medeverdachte 1] zegt: “Hadden aan een Duitser verkocht, langer dan drie ja.” Hij zegt dat als je verkoopt aan iemand die ermee naar het buitenland gaat, je strafbaar bent voor twaalf jaar. Boughrini vraagt: “Dus hij was voor amfetamine en voor hash.” “Ja wiet”, zegt [medeverdachte 1] , “komt er voorlopig niet uit.”
De rechtbank concludeert op basis van het gesprek tussen [medeverdachte 1] en Boughrini dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de naam ‘Wijnhaus’ of ‘Winehouse’ gebruiken voor [naam 30] . Verder is uit de gesprekken op 14 maart 2013 en 11 en 15 mei 2013 op te maken dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in contact staan met deze [naam 30] . [naam 30] is een afnemer (zo blijkt uit het gesprek op 30 mei 2013). Hij krijgt samples via [verdachte] en [medeverdachte 1] vindt dat hij een hele partij moet afnemen. Kennelijk houdt hij zich ook bezig met productie; hij heeft A uit B gemaakt. De rechtbank merkt daarbij op dat BMK een grondstof is voor amfetamine. Verder is uit de gesprekken op te maken dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zich zorgen maken over hun reputatie gezien de kwaliteit van Weinholds productie. Bij ‘ons’ gaat het altijd netjes, zegt [verdachte] in het meervoud.
E-mailverkeer BlackBerry [medeverdachte 1] en OVC-gesprekken in de periode 27 juni 2013 – 30 september 2013
Het e-mailverkeer in de BlackBerry van [medeverdachte 1] beslaat de periode van 27 juni 2013 tot en met 30 september 2013.
(Omwille van de begrijpelijkheid wordt in de weergave van de e-mails hieronder voor de afzenders en ontvangers de werkelijke naam van verdachten gebruikt. Het contact ‘ [alias 14] ’ wordt dus aangeduid met [medeverdachte 2] en het contact ‘ [alias 7] ’ met [verdachte] . De namen in de daadwerkelijke tekst van de mailberichten zijn vanzelfsprekend letterlijk overgenomen.)
Op 28 juni 2013 stuurt [medeverdachte 1] een mail naar [verdachte] : ‘Yoo man. Dringerd A verkopen…Spreek je later vandaag.’ De politie merkt daarbij ambtshalve op dat met ‘A’ vermoedelijk amfetamine of amfetamine-olie wordt bedoeld.
Dezelfde dag mailt [medeverdachte 1] aan Winehouse: ‘Geen tijd vandaag sorry. Als je samples wil zeg maar’. Winehouse schrijft terug: ‘Oke krijg marok niet te pakken voor voorbeeld. Spreken we maandag wel wat af…’
[medeverdachte 1] mailt daarna aan [medeverdachte 2] : ‘Kan je winehouse ff contacten ivm afgeven 3 samples. Laat hem er maar voor rijden.’
De rechtbank leidt uit deze communicatie af dat ‘voorbeeld’ een synoniem is voor ‘sample’ en dat met ‘marok’ naar alle waarschijnlijkheid [medeverdachte 2] wordt bedoeld.
Op 29 juni 2013 ontvangt [medeverdachte 1] een mail van [verdachte] waarin weer over ‘A’ wordt gesproken. [verdachte] laat weten dat hij pas maandag van die A kan zeggen omdat de baas dan terug is. Hij schrijft aan [medeverdachte 1] dat hij maar moet uitgaan van ‘een deal op basis van 200L en 50L is 250L alvast.’
[medeverdachte 1] mailt op 30 juni 2013 met het e-mailcontact ‘ [alias 11] ’. Uit het politieonderzoek is niet bekend geworden wie dat is. De inhoud van het bericht luidt: ‘Hey man. Kan je iets met die for voor 17e.’ De politie vermeldt dat met ‘for’ vermoedelijk formamide wordt bedoeld, een grondstof die wordt gebruikt bij de vervaardiging van synthetische drugs.
[medeverdachte 1] ontvangt een mail van [verdachte] met de tekst: ‘Ik krijg dan 1200 for… Als ik wil.’
Op 4 juli 2013 stuurt [medeverdachte 1] een mail naar [alias 11] : ‘Yee heb voorbeeld nodig van juw rondjes 140mgr.’
In zaaksdossier 1F legt de politie uit dat dat ‘140’ staat voor 140 milligram werkzame stof per tablet.De rechtbank overweegt dat dit ook in lijn is met de verklaring van [medeverdachte 12] over xtc-pillen van 140 mg.
Op 5 juli 2013 stuurt [alias 11] als antwoord aan [medeverdachte 1]: ‘Krijg je morgen vraag henkie aub laat doct henkie vragen geef je zaterdag cas bromesafrole.’ Hij mailt verder: ‘Oke 200 staat klaar maar was probleem [alias 5] geloof ik hoor het wel morgen.’
[medeverdachte 1] mailt naar [medeverdachte 5] – die in de vorige mail met doct en [alias 5] werd aangeduid – of hij morgen vroeg contact opneemt met valk in verband met levering morgen van ‘zelfde’. [medeverdachte 5] reageert: ‘We hebben al date om 9 uur.’
In het proces-verbaal licht de politie toe dat een cas-nummer een unieke numerieke identifier is voor chemische elementen, componenten, polymeren en legeringen. De afkorting staat voor Chemical Abstracts Service, een divisie van de American Chemical Society.
Ook op 5 juli 2013 vindt de volgende mailwisseling plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :
[medeverdachte 1] : ‘Yoo man belangerijk’
[verdachte] :’Yo net wakker. 5u thuis…’ ‘Kun je voor mij nu een litertje als sample eruit halen. Ik kan als ik wil nog meer verkopen aan dezelfde mensen. Zeg maar hoe je het wilt…’. ‘Kan vandaag 200A leveren als je wilt. Zeg maar.’
[medeverdachte 1] : ‘200 mag je leveren, maar is morgen pap. Kijk maar. Maar regel ff 10 dat bij mijn maat komt.’
[verdachte] : ‘Is vertrouwd. Zie onderstaande…. Betalen 100 procent… Dan heb je morgen je geld.’
Dezelfde dag mailt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 5] : ‘Goeiemorgen. Kan je straks 1 sample maken (1 fl grolsch). Zeg maar hoe laat [alias 7] kan aanpakken.’ [medeverdachte 5] mailt terug: ‘Ok 13.00 mijn parking.’
[medeverdachte 1] ontvangt een mail van [verdachte] met de volgende inhoud: ‘Als [naam 31] toch niks te doen heeft en ap kost hem 40k voor 1000. Ik kan veel A kwijt aan die gasten. Waarom kopen ze geen Ap in en laten mij verkopen. Is toch winst of ben ik zo gek. Ik ben er binnen een uurtje. Regel jij short en [alias 5] … Dan wordt er tenminste gewerkt en verdiend. Of snap ik het allemaal niet.’
De politie vermeldt dat ‘Ap’ mogelijk voor apaan staat, een chemische stof waarmee BMK wordt gemaakt, de belangrijkste grondstof voor amfetamine.
OVC-gesprek 5 juli 2013
Op 5 juli 2013 om 14.48 uur vindt het volgende OVC-gesprek plaats in de auto van [medeverdachte 1] waaraan [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] deelnemen:
[verdachte] : “Zal ik hem even opzetten, kom ik er zo aan.”
[medeverdachte 1] : “Ja, dat is goed, ja doe maar. Is goed.”
[medeverdachte 5] : “Ik ga naar René.”
[medeverdachte 1] : “Ja, is top.”
[medeverdachte 5] : “Ik geef dat ding gewoon aan hem. Het zijn er dus gewoon dezelfde hoeveelheid als de vorige keer.”
[medeverdachte 1] : “Ja ja ja gewoon, hij weet dat?”
[medeverdachte 5] : “Ja.”
[medeverdachte 1] : “Ja.”
[medeverdachte 5] : “Het staat allemaal netjes in …” (onverstaanbaar)
[medeverdachte 1] : “Ja gewoon die hele, alle twee.”
[medeverdachte 5] : “Ja ik heb eentje, ik heb er nog tien thuis.”
[medeverdachte 1] : “Ja, waar waar waar…”
[medeverdachte 5] : “Vanwege dat eh.”
[medeverdachte 1] : “Waar je ze ook hebt, tweehonderd erbij.”
[medeverdachte 5] : “Ja.”
[medeverdachte 1] : “Naar dingetje, die daar wacht al. [alias 14] wacht al.”
[medeverdachte 5] : “Wanneer moet dat naar toe?”
[medeverdachte 1] : “Vraag het even aan hem. Ik moet, ja we moeten snel hebben.”
[medeverdachte 5] : “Ok.”
[medeverdachte 1] : “Ja.”
[medeverdachte 5] : “Ok.”
[medeverdachte 1] : “Weg is weg.”
[medeverdachte 5] : “Ja.”
Uit de gang van zaken op 5 juli 2013 leidt de rechtbank af dat [verdachte] bij [medeverdachte 1] aangeeft dat er afnemers zijn voor een levering van 200 A. Er is een sample nodig van een liter. [medeverdachte 1] gaat ermee akkoord en schakelt [medeverdachte 5] in om voor [verdachte] het sample te regelen. Ook [medeverdachte 2] moet in actie komen.
Op 13 juli 2013 mailt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2]: ‘Goeiemorgen. We hebben 100.000st 140 ml tickets voorraad. 70cent kan je iets mee’. ‘Is dat werkzaam of geslagen’, mailt [medeverdachte 2] terug. ‘140 brutto’, aldus [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] schrijft dat hij gaat informeren en vraagt nog naar de kleur en het logo.
In een emailwisseling tussen [medeverdachte 1] en [alias 11] op 16 juli 2013 komen de volgende berichten voor:
[medeverdachte 1] : ‘oké 100 a en 130000 rondjes vandaag oke’.
[alias 11] : ‘Hoeveel dozen zijn die tickers.’
[medeverdachte 1] : ‘6 kleintjes van 25x30x30.’
Iets later op dezelfde dag:
[medeverdachte 1] : ‘ [alias 5] pakt die 130000ticktets aan 12.15.’
[verdachte] : ‘Is goed… Pak ik dan ook die a aan of niet?’
[medeverdachte 1] : ‘Ik wacht nog op 100 A. Als die er zijn neemt short de 200 A totaal mee. En jij verkopen.’
[verdachte] : ‘Ben er al mee bezig. Ik kom wel met busje want die ander is weg met de auto…’
Op 19 juli 2013 meldt [medeverdachte 5] per mail aan [medeverdachte 1] dat ‘ [naam 31] ’ 2000 rose tickets terug wil en vraagt of hij die kan vragen bij [alias 14] . De politie interpreteert tickets als pillen.
Dezelfde dag laat [alias 11] aan [medeverdachte 1] weten dat hij hier en daar wat rondjes voor hem kwijt kan en hij moet er 2.000 in Roermond hebben. [medeverdachte 1] antwoordt dat dat gaat en dat hij het maar moet regelen met [naam 32] en [alias 5] . [alias 11] stuurt het volgende bericht terug: ‘Kijk uit je telefoon staat niet goed kan neger niet regelen met jongen heeft er morgen 10000 nodig geef zijn mail maar dan kan het recht streeks henkie gaat ook weg maandag vakantie.’ [medeverdachte 1] zal het regelen.
De volgende dag mailt [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 1] : ‘Hey man, vraag eens aan [naam 31] wie Rooi is, die moet ik morgen die 10.000 tickets geven, zegt Valk.’ [medeverdachte 1] bericht terug dat hij het wel regelt. Het moet voor 10.00 of na 12.00 uur en hij neemt met beiden contact op. Het liep overigens al in verband met 2000.
Op 21 juli 2013 mailt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] : ‘Graag even dit adres noteren. Hij heeft die 20.000 140ers nodig en moet jou 10.000 stuks betalen.
[emailadres 10].
De politie vermeldt daarbij dat dit mailadres behoort bij iemand met de bijnaam [alias 15] .
Op 25 juli 2013 mailt [medeverdachte 1] met het onbekende contact [alias 16] . [medeverdachte 1] is dan met vakantie op Kos. [verdachte] is ook mee. [alias 16] schrijft dat hij maandag misschien 25 van die tickets nodig had. Welke kleur en stempel?
[medeverdachte 1] mailt een lijstje:
Blauw stempel DNA
Rose stempel DNA
Groen stempel DNA
Rose stempel DNA facebookduimpje
[alias 16] vraagt: ‘ok dus verschillende stempels’. ‘Nee’, mailt [medeverdachte 1] ‘alleen DNA erop bij alle kleuren. Dus stempel hetzelfde maar kleur is anders. Allemaal 140mgr.’
[alias 16] : ‘Ok maar je hebt geen 25 van dezelfde kleur?’
[medeverdachte 1] : ‘Jawel rose 25000. Blauw alleen 5000.’
Op 26 juli 2013 mailt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of hij 5000 blauwe en 20.000 rose wil bewaren. Hij moet die maandag uitleveren. [medeverdachte 2] antwoordt dat het goed is, hij is er morgen en zondag even tussenuit, maar hij heeft wel zijn pg bij zich voor het geval dat. [medeverdachte 1] vraagt: ‘Kan je maandag die 25000st aan [alias 16] leveren?’ [medeverdachte 2] schrijft dat het goed is en dat ze zondag nog wel mailen voor een tijd en vraagt of ze naar Eindhoven of Amsterdam moeten. [medeverdachte 1] zal het checken en wenst [medeverdachte 2] veel plezier op ‘Tomland’.
[medeverdachte 1] vraagt [alias 16] dezelfde dag: ‘Kan je die morgen al aanpakken? Maandag is [alias 12] bezet.’ [alias 16] laat weten dat hij zelf een beetje uit de buurt is. Maandag of zondagavond. [medeverdachte 1] schrijft dat de oude chauffeur op vakantie is en chauffeur 2 zit op [naam 29] . Hij laat weten of maandag gaat.
Op 28 juli 2013 is [medeverdachte 1] teruggekeerd van Kos en op 29 juli 2013 heeft hij mailcontact met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] schrijft: ‘Hooi goede middag heb pap liggen alleen kann daar nu niet bij. Heb nu die 25tikkels bij me, kan later vandaag beter morgen. Moet daarvoor terug naar Nijmegen.’
[medeverdachte 1] antwoordt: ‘ben om 1445 bij mij ong?’
[alias 14] : ‘Yes! Daar achter op die grote parkeerplaats toch?’
Om 14.32 mailt hij: ‘5min ben daar.’
[medeverdachte 1] : ‘Hij pas 15u.’
[alias 14] : ‘Ok kom toch even bij jou binne?’
[medeverdachte 1] antwoordt om 14.41 uur: ‘Zet je auto weg en kom ff.’ ‘ [alias 16] is daar exact 15u. Ok.’
Om 15.03 uur mailt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘Ping crip dat even rondje moet lopen toevallig kwam politie voorbij’.
Om 15.06 uur mailt [medeverdachte 1] aan [alias 16] : ‘ [alias 17] is ff rondje lopen omdat er wouten voorbij kwamen’.
[alias 16] vraagt of [medeverdachte 1] al terug is. ‘Ja’, schrijft [medeverdachte 1] , ‘sinds gisteren avond. Meteen mega stress weer Pffff.’
Uit de berichten tussen 25 juli en 29 juli 2013 leidt de rechtbank de volgende gang van zaken af: [alias 16] bestelt 25.000 pillen bij [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zet de bestelling vervolgens uit bij [medeverdachte 2] ; hij moet 5.000 blauwe en 20.000 rose bewaren en uitleveren. Afgesproken wordt dat [medeverdachte 2] ze levert op 28 juli om 15.00 uur dichtbij de woning van [medeverdachte 1] . Dat levert dan nog wat vertraging op omdat er kennelijk politie in de omgeving is. Verder leidt de rechtbank uit de communicatie af dat [medeverdachte 2] wordt aangeduid als ‘ [alias 17] ’.
De volgende dag mailt [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat hij donderdag 50A heeft verkocht. De geldschieter is pas woensdagavond terug van vakantie maar hij kijkt of hij dan pap kan ophalen. Hij is bezig met de laatste 50 maar dat gaat wel lukken. [medeverdachte 1] reageert dat dat mooi is en vraagt of het lukt dat hij de pap morgen voor 12 uur heeft. Volgens [verdachte] moet dat lukken. [alias 14] is op de hoogte. Wellicht eerder pap voor A maar dat weet hij voor donderdag zeker.
Op 30 juli 2013 mailt het onbekend gebleven contact ‘ [alias 18] ’ aan [medeverdachte 1] of hij a olie wil verkopen en als hij 200 goede pillen heeft wil hij er twee miljoen. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij 200A heeft maar pas op 17 augustus. Hij vraagt welke pillen [alias 18] moet hebben. [alias 18] schrijft: ‘A olie kan geef aan mi.’ [medeverdachte 1] mailt dat [alias 18] maar moet zeggen waar en wanneer. [alias 18] antwoordt dat het de volgende dag om 14.00 uur kan voor de deur van het casino in Utrecht. Het kan aan zijn dochter worden gegeven die een witte Mazda 2 rijdt.’
Dezelfde dag schakelt [medeverdachte 1] [alias 11] in: ‘Ok krijg net een aanvraag binnen voor 2milj st. 200mgrs. Kan jij iets? [alias 11] vraagt of ze in één keer geleverd moeten worden. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij alle info op een rij gaat zetten en dat het voor zijn Chinese leverancier is.
Enige uren later mailt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of hij of anders [alias 7] morgen toch die twee liter A om 14.00 uur kan afgeven in Utrecht. [medeverdachte 1] kan zelf niet. [medeverdachte 2] mailt terug dat hij het met [alias 7] zal bespreken. [medeverdachte 1] zal ook kijken of ‘ [alias 5] .’ kan. ’s Avonds mailt [verdachte] aan [medeverdachte 1] : ‘70A a 35k verkocht waarschijnlijk morgen pap. Maar reken maar op donderdag pap. Zijn aan het kijken of ze meer geld kunnen verzamelen voor het restant.’
De rechtbank stelt op grond van de bewoordingen vast dat in bovenstaande mail
weinig verhullende taal wordt gebruikt. Er staat letterlijk ‘pillen’ en duidelijk wordt dat A hier hetzelfde is als A-olie. De rechtbank vindt daarnaast bevestiging voor de interpretatie van het woord ‘pap’ als geld.
Wederom is de gang van zaken dat bij [medeverdachte 1] wordt besteld – in dit geval amfetamineolie en pillen - en dat [medeverdachte 1] vervolgens contact opneemt met [medeverdachte 2] en [verdachte] voor de uitvoering. [medeverdachte 5] wordt ook als alternatief gezien. [verdachte] houdt [medeverdachte 1] op de hoogte van de verkoopresultaten.
Op 31 juli 2017 om 1.00 ’s nachts mailt [verdachte] aan [medeverdachte 1] : ‘Ik moet morgenmiddag ff weg ivm a verkoop. Kan [alias 5] rijden wanneer ik met hem afspreek. Kan eventueel auto lenen?’ [medeverdachte 1] laat weten: ‘Je kan auto lenen. Geen probleem. Zullen we afspreken 11u.’ ‘Ok bij jou’, mailt [verdachte] terug. [medeverdachte 1] : ‘Haal je [X] 10.30? Neem 2 ltr A mee.’ ‘Ja is cool…’, laat [verdachte] weten.
Dezelfde dag mailt [medeverdachte 2] ’s morgens aan [medeverdachte 1] dat hij ’s middags een afspraak heeft met iemand die als het goed is veel tikkels wil. Hij vraagt informatie over hoeveel pillen er nog liggen van welke kleur en logo.’
[medeverdachte 1] mailt aan [medeverdachte 2] : ‘Ik moet morgen 110 stuks whinehouse hebben. Ze moeten uiterlijk half elf geleverd worden in Zaltbommel.’
[verdachte] mailt aan [medeverdachte 1] : ‘ben je verjaardag. Ik heb ff tijd kan pas tegen 17u pap ophalen...’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Op verjaardag. Kan geen pap gebruiken nu. Morgen.’
[verdachte] : ‘Het zit zo. Heb dadelijk 35k en moet nog 5k krijgen. Dan is 80 Liter verkocht. Restant willen ze denk ik ook wel, maar moesten daar pap voor verzamelen…’ ‘Heb 35k in de zak… En als goed is dadelijk meer. Ik ga even verder met de verkoop.’
Er is die dag ook mailverkeer tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10] die volgens het dossier Wolf Beretta de bijnaam ‘ [alias 10] ’ heeft. [medeverdachte 1] schrijft in een mailbericht: ‘We zijn er morgen. Het wordt alleen andere levering om je niet voor blok te zetten. Maar resultaat is ong zelfde. De voorraad strekt niet. 13 plaat + 100 snelle. (Mijn voorraad klopt overigens we’ll). Wilde ik je ff doorgeven.
[medeverdachte 10] : ‘100 is goed. Ik moet sikkie nog 9 geven!!!???? (…)
[medeverdachte 1] : ‘Hoeveel krijgt hij er nu’
[medeverdachte 10] : ’13 dikke goeie. + 100 snelle.’
[medeverdachte 1] : ‘100 dubbele bedoel je toch?’
[medeverdachte 10] : ‘Ok gooi die 13 er ook bij! Bedankt. Maar vraag eerst of hij er mee geholpen anders neem het boeltje maar weer mee terug.’
[medeverdachte 1] : ‘Als jij wil dat ik thuis blij ook ok. Dan gaat [alias 17] alleen. Maar ik kan beter uitleggen denk ik. 13st gaan erbij.’
[medeverdachte 10] : ‘Nee ga aub je weet nooit waar de volgende sleutel ligt in je leven. Indiana jones komt ook overal uit!!!!’
De politie interpreteert de terminologie zo dat met ‘snelle’ amfetamine wordt bedoeld en dat ‘plaat’ staat voor een plak hash.
Op 31 juli ontvangt [medeverdachte 1] ook mail van [verdachte] : ‘Ik heb hier 39k voor je. Dat trekt het dan gelijk qua A minus die 2 die je net gehad hebt. Dan zijn er 80A weg… Blijven er 20A over maar zijn deze week ook verkocht. Verder werd me weer door die gasten gevraagd hoeveel A je nog wilde verkopen… Daar kunnen ze dan nog rekening mee houden…’
[medeverdachte 1] antwoordt: ‘Voor morgen moet je er 13 afgeven opv 14 dikke platen. 1 plaat moet ik.’
De volgende morgen op 1 augustus 2013 om 9.28 uur mailt [medeverdachte 1] dat hij ook komt en dat [medeverdachte 2] op hem moet wachten. Hij vertrekt nu.’ Ze spreken af bij afslag [hotel 4] langs de snelweg. Om 10.40 uur ontvangt [medeverdachte 1] een mail van [verdachte] die hem vraagt wanneer hij [medeverdachte 1] zien om samen pap te controleren. [medeverdachte 1] laat weten dat short ok is. Ze hebben net samen koffie gedronken. [medeverdachte 1] is om 12.00 uur thuis. [verdachte] mailt: ‘ok, tot dan.’
Op 2 augustus 2013 om 16.49 uur vraagt [medeverdachte 1] per mail aan [verdachte] of hij nog 20 kg M heeft en wat de prijs en levertijd is. [verdachte] antwoordt dat hij dat even aan Short moet vragen.
[medeverdachte 1] mailt ook aan [medeverdachte 2] de vraag of hij snel 20 kilo M kan leveren.
Uit bovenstaande mail in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] kennis heeft over en toegang heeft tot voorraden. Bij hem moet immers worden nagevraagd of er nog 20 kilo M is. Ondersteuning voor die conclusie vindt de rechtbank ook in de vraag van [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 1] op 19 juli 2013 of hij aan [alias 14] 2.000 rose tickets kan vragen.
Op 3 augustus 2013 stuurt [verdachte] twee mails aan [medeverdachte 1] :
‘Wil je [naam 31] eens vragen of hij 1100+ for wilt ruilen tegen 25A ofzo.’ En:
‘ [alias 14] is even tickets weg leggen en dan zo bij jou…’
De politie vermeldt in het proces-verbaal dat het gaat om formamide (‘for’) en amfetamine (‘A’).
Op 12 augustus 2013 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] per mail of hij tickets heeft. [medeverdachte 1] laat weten dat hij eind van de week 140’ers heeft en A.
[verdachte] vraagt naar hoeveelheden.
Op 15 augustus 2013 mailt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] dat hij dat weekend ongeveer 100.000 140’ers krijgt die er uit moeten en of hij kan helpen met de verkoop. [medeverdachte 2] kan en vraagt nog naar welke kleur en stempel.
Op 17 augustus 2013 stuurt [alias 11] de volgende mail naar [medeverdachte 1] : ‘Hij hoopt vandaag teslaan stempels zijn ze aan het maken en hij zegt vandaag 90% klaar maar kan ook goed weer maandag worden pfff en moet 100 gr m hebben voor die 200 en 240 monsters omdat hij alles gemengt heeft voor 140.’
Op 22 augustus 2013 vraagt [medeverdachte 1] per mail aan [verdachte] : ‘Ben je hier? Heb techn support nodig voor bb.’. Op 23 augustus 2013 mailt [verdachte] aan [medeverdachte 1] : ‘ [alias 10] wilt me morgenvroeg even zien. Volgens mij wat vragen over pgp en klokken. Het is dat jij het weet.’
Op 23 augustus 2013 is er een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]:
[verdachte] : “Oh.. Ik heb jou gister vier en een half gegeven… vier.”
[medeverdachte 1] : “Ja.”
[verdachte] : “Nou is het een rond getal. Nou klopt het.”
[medeverdachte 1] : “Wacht effe”
[verdachte] : “Nou is het drie vijf.”
[medeverdachte 1] : “Ja eh… wacht effe… even kijken [verdachte] … maar heb jij mij in totaal vijf en zes…”
[verdachte] : “Drie vijf.”
[medeverdachte 1] : “Wat? Drieduizendvijfhonderd?”
[verdachte] : Nee vijfendertig. In totaal vijfendertig.”
[medeverdachte 1] : “Ah zo even kijken, jij hebt vijf en negen is veertien… hoe bedoel je?”
[verdachte] : “Of niet…”
[medeverdachte 1] : “Nee man. Veertien en zes…”
[verdachte] : “Oh nee ja veertig bedoel ik veertig sorry.”
[medeverdachte 1] : “Nee veertien en zes, plus twintig… maar die twintig daar heb je al A voor, daar gaat het nu om.”
[verdachte] : “Nee, daarom nee maar dat moet je allemaal voor die A rekenen.”
[medeverdachte 1] : “Ja nee, dat is na hier.”
[verdachte] : “Ja daar allemaal is voor die eh… dus dan krijg je…”
[medeverdachte 1] : “Zes, dus ik schrijf nu zes op… en dan gaat…”
[verdachte] : “Dus je krijgt nog tien van hem… Dan heb je die eerste plans (fon.) al gedaan. Snap je? Probeer ik vandaag op te halen…”
[medeverdachte 1] : “Ja ik heb het zelf opgeschreve…”
[verdachte] : “Die probeer ik vandaag nog op te halen.”
[medeverdachte 1] : “Moeten A bij hebben.”
Uit bovenstaand OVC-gesprek in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen waaronder het emailverkeer leidt de rechtbank af dat [verdachte] [medeverdachte 1] voortdurend op de hoogte houdt van de financiële resultaten.
Op 28 augustus 2013 vraagt [medeverdachte 1] per mail aan [medeverdachte 5] of hij 100 stuks kan meegeven aan [alias 7] . Die zal over 5 minuten bij [medeverdachte 5] zijn. [medeverdachte 5] mailt terug dat hij ( [alias 7] ) dan moet wachten want hij is er nu mee bezig.’
De volgende dag informeert [medeverdachte 1] per mail bij [verdachte] hoe de verkoop is verlopen. [verdachte] laat weten dat hij er druk mee bezig is. De eerste 100 komen goed en met de volgende 100 is hij ook bezig. [medeverdachte 1] vraagt hoe zijn schema is met verkoop vandaag en morgen. [verdachte] antwoordt dat 20 is uitgeleverd en dat dadelijk 30 wordt uitgeleverd en in de loop van de dag als het meezit nog 50. Nu is hij nog met de resterende 100 bezig. ‘Maar nu moet eerst de A eruit. Met die laatste 100 heb ik wel moeite om die meteen voor zaterdag weg te werken. En daar moet ik even voor A aan de slag.’ [medeverdachte 1] bericht dat die A nu het belangrijkst is.’
Bovenstaande mail in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen ziet de rechtbank ook als een voorbeeld van Baljets leidinggevende rol in relatie tot [verdachte] . [medeverdachte 1] stelt de prioriteiten en aan hem wordt gerapporteerd.
Op 22 september 2013 mailt [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] met de vraag hoe het zit met de M. ‘Als ze allemaal goed zijn kan ik ze allemaal kwijt met pap als de prijs goed is.’ De politie interpreteert dit als contant afrekenen.
Dezelfde dag is er ook een mailwisseling tussen [medeverdachte 1] en het onbekende contact ‘ [naam 31] ’. [medeverdachte 1] wil [naam 31] spreken in verband met weer een nieuwe order en vraagt of er morgen nog M komt. Hij meldt ook dat hij verkoop heeft voor ’50 st direct pap.’ [naam 31] laat weten: ‘Oke geef ik je 50 poeder.’ [medeverdachte 1] schrijft: ‘Laat [naam 32] met [alias 5] kontact opnemen morgen. Ik zie jou om 10.30u.’ [naam 31] laat nog weten dat het poeder is dat een beetje glinstert, het is mooi spul en zijn jongens merken met verwerken dat het top sterk is.
[medeverdachte 1] geeft dezelfde dag per mail aan [medeverdachte 2] door dat ze morgen vroeg M kunnen krijgen:
[medeverdachte 2] : Okay mooi hoeveel? Kleur brokken of poeder en voor welke prijs.’
[medeverdachte 1] : ‘Ik kan wel zeuren voor 42 inkoop.’
[medeverdachte 2] : ‘Beetje zeuren hoord erbij.’
[medeverdachte 1] : ‘Hoe wel rekening dat het top spul is zeer krachtig dus probeer toch voor 46.’
[medeverdachte 2] : ‘Ok is van originele p gemaakt?’ ‘Kan denk max 45 voor poeder krijgen.’
[medeverdachte 1] : ‘Dan is het de vraag: 50x200=10k / 3=3.33k pp. Of dat de moeite is. Misschien wordt het 50x300=15k/3=5k pp.’
[medeverdachte 2] : ‘Pap os pap op het moment dus of nu 10 of 15 is ja toch en als snel door kan drukken is goed toch.’
[medeverdachte 1] : ’43 krijg ik niet omlaag.’
[medeverdachte 2] : “Ok probeer 46.’
Een dag later mailt [medeverdachte 1] met [alias 18] . [alias 18] laat weten dat hij 1 miljoen tickets heeft van 200 en hij vraagt naar de prijs van 50 M. [medeverdachte 1] antwoordt dat de prijs van M 4500 is. Als de kwaliteit goed is wil [alias 18] 50 hebben.
Dezelfde dag stuurt [medeverdachte 1] een bericht naar [medeverdachte 5] : ‘Van als ik het vergeet: kan je de dieren inlichten dat dinsdag valk 4 vaten van 250L per vat komt brengen. ( Het is niks bijzonders) kan jij misschien busje overnemen bij praxis daar.’ [medeverdachte 5] laat weten dat dat geen probleem is.
[verdachte] stuurt op 29 september 2013 de volgende mail naar [medeverdachte 1] : ‘Heeft iedereen M. Krijg net weer 50 stuks glas voor maandag aangeboden. Van nog iemand anders weer 30 stuks. Ik kan we’ll een en ander verkopen maar wacht op jouw spullen. Wat krijgen we precies. Die 5 poeders trouwens die verkopen we ook maar want anders komt het geld misschien te laat voor maandag. En dan pakken we later wel poeders.’ [medeverdachte 1] vraagt wat ze voor glas vragen. [verdachte] antwoordt dat de een 43 vraagt, dan weer 45 maar op aantallen gaat prijs naar beneden. Alles is goed want hij heeft een aanvraag voor 46,5. Winst is winst.
[medeverdachte 2] stuurt op 28 september 2013 de volgende e-mail aan [medeverdachte 1] : ‘Hoi goede avond hoe gaat ie? Vraagje domi vraagt me of ik hem goeie [alias 20] kan leveren als okay kan ie 10stuk doen. Maar wil weten of dat wel mag van jou of dat ok is.’
[medeverdachte 1] : ‘Nee niet doen. [alias 8] is lid van een grote groep die bevriend is met mij en mijn partner. Als er iets fout gaat hebben we en groot groepsprobleem met anderen die van niks weten want er zijn andere belangen. Hij kan dat eigenlijk niet maken. En behalve dat: ik kan al toppers leveren voor 30,5 en ik doe het niet. Perfect dat je ff overlegt.’ ‘Je kan het hem best uitleggen als je dat je wil’. [medeverdachte 2] laat per mail weten dat hij hem ( [alias 8] ) al heeft gezegd dat hij heeft overlegd en dat ze geen zaken kunnen doen.
De rechtbank ziet in bovenstaande mail ook een aanwijzing voor de ondergeschikte rol van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] beslist niet zelfstandig aan wie hij verkoopt, maar zoekt daarover eerst afstemming met [medeverdachte 1] .
Op 29 september 2013 ontvangt [medeverdachte 1] een mail van [alias 18] die vraagt of [medeverdachte 1] hem poeder en kristal kan geven. [medeverdachte 1] antwoordt dat dat kan en [alias 18] mailt: ‘Morgen sms me hoe laat 105K geven aan mij vr. Ik zie je 8 of 9 oct bij jou.’
Dezelfde dag stuurt [medeverdachte 2] de volgende mail aan [medeverdachte 1] : ‘Vraagje. Wat met die 5 m poe. Kan ik die nog laten tikken? Zijn ze dinsdag klaar. Of moet je pap hebben? Dan stellen samples van 200 wel even uit. Of moet ff kijk wat met pap kan regelen dat ze zelf kan pappe.’
[medeverdachte 1] antwoordt: ‘Ik moet morgen 105k hebben uit 25st glas en 5st poeier. Dus het kan ff wachten. Morgen ochtend krijgen we glas. Weet nog geen tijd.’
Op 30 september 2013 vindt in de ochtend de volgende e-mailwisseling plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] :
[verdachte] : ‘Ik weet niet wat je eventueel met [alias 14] hebt gepland ivm M, maar ik weet dus niet wat wij met onze klanten moeten bespreken. Die 5 poeders verkopen we morgen en appen we sowieso morgen. Tegen welk tijdstip heb je de pap nodig. Morgen verlopen als goed is onze pgps. Morgen in de loop van de dag ontvangen we twee nieuwe pgps.
[verdachte] : ‘Gaan die 25 stuks morgen door of niet.’
[medeverdachte 1] : ‘Als het goed is komen die spullen vandaag.’
[verdachte] : ‘Ja maar weet je geen tijd? Of hoeft er vandaag niet betaald te worden.’
[medeverdachte 1] : ‘Ongeveer 12u. Vandaag moet er wel betaald worden.’
[verdachte] : ‘Dan moet je ook even een klant zoeken want kan nu pas hoe of wat gaan informeren. Moment ga eens ff alles controleren.’ ‘Maar is we’ll zeker glas of niet.’ ‘Is M er al’?’
[medeverdachte 1] : ‘ [alias 5] staat meteen in verbinding met cahauf tota.’
[verdachte] : ‘ [alias 5] heeft nog niks…’
Dezelfde dag om13.41 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of hij om 14.45 u bij [alias 5] kan zijn voor glas. [verdachte] antwoordt; ‘Ja maar weet niet of ik alles nog voor vandaag verkocht krijg…’
Dezelfde dag om 14.05 mailt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] : ‘ [alias 7] krijgt over half uur dat glas maar zit te huilen dat ie zn spullen niet verkocht krijgt vandaag. Kan je hem ff helpen? Je moet ff 3 gram eruit halen en apart als monster afgeven aan diegene die de pap van het glas moet krijgen en dat die unit weer netjes dichtmaken.’ [medeverdachte 2] mailt terug dat hij om half vier glas kan aanpakken en: ‘Ga ff rond mailen kan er wel wat weg doen.’
[medeverdachte 5] laat [medeverdachte 1] per mail weten dat hij net 25 heeft gekregen en gegeven. Valk komt morgen niet met 4 vaten. Dat is pas woensdag en dan zijn ze er niet. Wat te doen?
‘Top’, mailt [medeverdachte 1] . [medeverdachte 5] vraagt of [medeverdachte 1] ook over morgen heeft gelezen en [medeverdachte 1] schrijft: ‘Oh. Laat valk naar dieren zelf gaan.’ ‘Ok dan geef ik adres?’, mailt [medeverdachte 5] .
[medeverdachte 2] vraagt per mail aan [medeverdachte 1] wat glas inkoop kost. [medeverdachte 1] antwoordt: 44.
[verdachte] mailt aan [medeverdachte 1] dat om 20 uur in Weert 5 poeders worden afgerekend. 13 Glas moet ’s avonds in Arnhem worden afgerekend en hij zit te wachten op iemand die nog 5 stuks wil. Daarvan moet de klant nog bevestigen en dan is er nog een klant die eigenlijk alles wil maar [verdachte] kan niet iedereen tegelijk aanbieden.
[medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 1] per mail of hij al iets over die ‘aa’ weet. [medeverdachte 1] zal het vragen.
[medeverdachte 1] mailt [verdachte] of hij kan doorgeven hoe het nu staat met de verkoop en stuurt een mailtje met precies diezelfde tekst een minuut later aan [medeverdachte 2] .
[verdachte] mailt [medeverdachte 1] met een nieuwe pgp [alias 7]
[emailadres 13]VIP.
‘Hey. Waarom heb je een 2e pgp?’, vraagt [medeverdachte 1] .
[verdachte] : ‘Eerste 13 worden nu weg gebracht met pap. Dat brengen we je vanavond en die 5 poeders ook zo met pap.’
[medeverdachte 1] : ‘Hoeveel units zijn er verkocht en pap ontvangen?’
[verdachte] : We zitten zo op 13 units en 5 poeders met pap.’
[medeverdachte 1] : ‘Ok. Mooi. Vandaag de hele dag griep. Morgenochtend heb ik rechtzaak scheiding. Leo om 10u. daarna. Kan je dan?
[verdachte] : ‘Ik maak we’ll tijd. Morgen is zeker alles verkocht met pap.’
[medeverdachte 1] : ‘Ok.’
[verdachte] : ‘Je moet mijn pgp adres veranderen. Dit is mijn nieuwe. Die oude is weg. We hebben zoals je ziet nu domeinhosting uit Colombia. ‘
[medeverdachte 1] : ‘Type je nieuwe adres voor mij en stuur. Ik kan niet zien of jouw pg eindigt met .com of .co.’
Tot slot is er een mailwisseling tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 2] op de vraag hoe het staat met de verkoop aangeeft dat de eerste 13 zijn verkocht.
De politie vermeldt in het proces-verbaal dat met glas vermoedelijk glaswerk wordt bedoeld dat wordt gebruikt tijdens de fabricage van synthetische drugs. De rechtbank betwijfelt of dat in de context van bovenstaande e-mails juist is, bijvoorbeeld omdat glas in verband wordt gebracht met samples, en het de rechtbank ambtshalve bekend is dat ‘glass’ ook een benaming is voor methamfetamine.
Op 30 september 2013 in de avond mailt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘Heyy, mijn pgp is verlopen heb nu een ander kaartje erin. Eerste 13 zijn verkocht mail je zo nog.’
Notities in de BlackBerry van [medeverdachte 1]
In de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat een onderdeel ‘Notities’. Hierin heeft de politie onder meer het volgende aangetroffen:
In het blad Notities onder 8: de titel ‘ [naam 33] ’:
Betaald op 200kgP:
15.000 17-8
5.000 17-8
5.000 17-8 [alias 7] lening
20.000 20-8 [naam 31]
9.000 21-8 [alias 7]
20.000 21-8 voorschot A
6.000 22-8 [alias 7]
4.000 22-8
Totaal 86K
------------------------------
[alias 19] ; 3000 wij
3000 [alias 18]
4000 [alias 21]
Betaald: 50k aanb [alias 19] (150)
2,5k 5% 14-9
In het blad Notities onder 19: de titel ‘Ontvangen’:
25000 [alias 7] 5-7 ivm [alias 20]
1plaat afg 1100 8-7 sl naar bol.
760 A tot nu toe ontv [alias 11]
200 A ont [alias 11] 28-8
117.500st tick ontv [alias 11]
37.100 [alias 7]
9.000 [alias 7] ivm met [alias 16]
20.000 [alias 7] 16-7
25.900 [alias 7] 17-7
2.000 [alias 7] 20 - 7 ( [alias 5] )
26.000 [alias 7] ivm (tikkets+A)
39.000 [alias 7] 1-8
10.000 [alias 7] 6-8
5.950 [alias 7] 7-8
5.950 [alias 7] 7-8
25.000 [alias 8] 13-8
60.000 [naam 31] 13-8
10.000 [naam 31] 3-9
1.000 [alias 10] 30-8
In onderling verband en samenhang bezien met de e-mailberichten concludeert de rechtbank dat bovenstaande lijstjes de administratie bevatten van de handel in verdovende middelen en grondstoffen voor drugs.
Tussenconclusie
Uit de inhoud van de BlackBerry van [medeverdachte 1] zoals hierboven weergegeven trekt de rechtbank de conclusie dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] zich gedurende de ruim drie maanden waarover het berichtenverkeer zich uitstrekt gezamenlijk hebben beziggehouden met kort gezegd de handel (in- en verkoop) in harddrugs en drugsprecursoren zoals apaan en formamide. Die onderlinge samenwerking was gezien de hoeveelheid communicatie, de inhoud ervan en de hoge frequentie intensief en gestructureerd.
Zaaksdossiers 1A en 1B
In de zaaksdossier 1A en 1B staan twee locaties in Eindhoven centraal: de [adres 33] en de [adres 1] . Dit zijn twee appartementen met bergingen die de politie tijdens de actiedag op 1 oktober 2013 is binnengevallen en heeft doorzocht. De politie beschrijft met betrekking tot beide panden de resultaten van de doorzoekingen.
Verdovende middelen [adres 33]
Op 1 oktober 2013 is forensisch onderzoek verricht in en nabij een woning aan de [adres 33] te Eindhoven. De woning betrof een appartement in een appartementencomplex en was gelegen op de tweede verdieping. Door de verbalisanten werden in het appartement onder meer de volgende stoffen aangetroffen en nader onderzocht:
- SIN AAFO0546NL (referentie spoornummer: OPO44.04.01.006), brokje bruin poeder van 5,27 gram. Uitslag: Inconclusive. Monster van 2,2 gram genomen, met SIN AAEF6685NL.
- SIN AAFO0545L (referentie spoornummer: OPO44.04.03.001), rose poeder van 109,05 gram. Gestest met TrueNarc voor amfetamine. Monster van 4 gram genomen, met SIN AAEF6691NL.
- SIN AAFO0547NL (referentie spoornummer: OPO44.04.01.005), 5 groene pillen. Uitslag: Inconclusive. Monster van 5 pillen genomen, met SIN AAEF6692NL.
Na de doorzoeking van de woning werd een bij dit appartement behorende berging doorzocht. Hierbij werden diverse mogelijke verdovende middelen aangetroffen. In een jumbo boodschappentas zat een verpakking met bruine korrels en in een zwarte plastic draagtas zaten 5 verpakkingen met een wit poeder. Door de verbalisanten werden de verpakkingen met de bruinachtige korrels en één verpakking met het witte poeder getest met de TrueNarc. Tijdens deze test was de uitslag van de bruine korrels MDMA en de uitslag van het witte poeder amfetamine.
De forensische opsporing heeft vervolgens drie verpakkingseenheden ontvangen die waren aangetroffen tijdens de doorzoeking in de berging behorende bij perceel [adres 33] te Eindhoven. Deze betroffen onder andere het navolgende:
- In verpakkingseenheid 1 zat een witte plastic draagtas met daarin een zwarte plastic draagtas. In deze zwarte draagtas zaten 5 gesealde plastic pakketten met daarin een witte substantie. De 5 pakketten waren allen dubbel geseald verpakt.
o Pakket 1, gewaarmerkt AAER6314NL, had na weging een bruto gewicht van 1030 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 5 gram uit pakket 1 werd gewaarmerkt AAEI9202NL.
o Pakket 2, gewaarmerkt AAER6312NL, had na weging een bruto gewicht van 1020 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 5 gram uit pakket 2 werd gewaarmerkt AAEI9203NL.
o Pakket 3, gewaarmerkt AAER6320NL, had na weging een bruto gewicht van 1030 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 6 gram uit pakket 3 werd gewaarmerkt AAEI9204NL.
o Pakket 4, gewaarmerkt AAER6323NL, had na weging een bruto gewicht van 1040 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 5 gram uit pakket 4 werd gewaarmerkt AAEI9205NL.
o Pakket 5, gewaarmerkt AAER6325NL, had na weging een bruto gewicht van 1050 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 6 gram uit pakket 5 werd gewaarmerkt AAEI9206NL.
- In verpakkingseenheid 3 zat een plastic boodschappentas met het opschrift “JUMBO”. In deze tas zat een transparante gesloten sealzak met daarin bruine brokken. De bruine brokken uit de sealzak werden netto gewogen en werden getest met de MMC XTC/MDMA test. Deze test was positief op MDMA. Het gewicht bedroeg 5000 gram. Een monster van 5 gram bruine brokken werd gewaarmerkt AAEI9207NL.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) d.d. 10 december 2013 volgt onder meer dat de monsters met kenmerk AAEF6685NL en AAEF6692NL beiden MDMA bevatten. Tenslotte volgt uit het rapport dat het monster met kenmerk AAEF6691NL amfetamine en 4-methylamteamine bevat. Amfetamine, 4-methylamfetamine en MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) zijn vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Uit het rapport van het NFI d.d. 23 oktober 2013 volgt voorts dat het monster met kenmerk AAEI9207NL MDMA bevat. Uit het rapport volgt voorts dat de monsters met de kenmerken AAEI9202NL, AAEI9203NL, AAEI9204NL, AAEI9205NL en AAEI9206NL voornamelijk amfetamine als werkzame stof bevatten. Naast amfetamine is eveneens een lagere concentratie van methylamfetamine aangetoond (indicatief: circa een tiende deel ten opzichte van amfetamine). Van de drie mogelijke methylamfetamines (2-, 3- of 4-methylamfetamine) is alleen 4-methylamfetamine vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. Met de gebruikte methode kan geen uitsluitsel worden gegeven welke van de drie methylamfetamines het betreft. Amfetamine en MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) zijn vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Verdovende middelen en apaan [adres 35]
Op 1 oktober 2013 heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden in de woning aan de [adres 1] te Eindhoven. De woning betrof een appartement op de vijfde verdieping. De bij de woning behorende berging bevond zich op de begane grond van het appartementencomplex. Tijdens dit onderzoek werden in de berging onder meer de volgende stoffen aangetroffen en ander onderzocht:
- SIN AAEE1704NL (IBN code: EC778.08.01.001), draagtasje met sealzak inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van 5 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5164NL.
- SIN AAEE1701NL (IBN code: EC778.08.01.002), draagtasje met sealzak inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van 5 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5169NL.
- SIN AAEE1703NL (IBN code: EC778.08.01.003), draagtasje met sealzak inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van 5 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5163NL.
- SIN AAEE1702NL (IBN code: EC778.08.01.004), draagtasje met sealzak inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van 3 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5165NL.
- SIN AAEE1705NL (IBN code: EC778.08.01.005), draagtasje met 2 sealzakken inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van totaal 10 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5162NL.
- SIN AAEE1710NL (IBN code: EC778.08.01.010), gripzak met crèmekleurige stof van 255 gram netto. Monster: AADN5161NL.
- SIN AAEE1711NL (IBN code: EC778.08.01.011), gripzak met crèmekleurige stof van 94 gram netto. Monster: AADN5159NL.
- SIN AAEE1712NL (IBN code: EC778.08.01.012), gripzak met witte poeder/brokjes van 270 gram netto. Monster: AADN5158NL.
- SIN AAEE1713NL (IBN code: EC778.08.01.013), sealzak met crèmekleurige stof van 890 gram netto. Monster: AADN5160NL.
- SIN AAEE1714NL (IBN code: EC778.08.01.014), 1 roze tablet los in doos.
- SIN AAEE1719NL (IBN code: EC778.08.01.017), draagtas inhoudende twee plastic zakken met witte substantie van totaal 2000 gram netto. Monsters: AADN5151NL en AADN5156NL.
- SIN AAEE1716NL (IBN code: EC778.08.01.021), draagtas inhoudende 14 sealzakken met witte substantie van totaal 14.000 gram netto. Monsters: AADN5157NL, AADN5170NL, AADN5171NL, AADN5172NL, AADN5173NL, AADN5174NL.
- SIN AAEE1720NL (IBN code: EC778.08.01.024), draagtas inhoudende 6 sealzakken met witte substantie van totaal 6.000 gram netto. Monsters: AADN5154NL en AADN5155NL.
- SIN AAEE1724NL (IBN code: EC778.08.01.025), vuilniszak inhoudende een jerrycan met 20 liter vloeistof. Monster: AADN5139NL.
- SIN AAEE1725NL (IBN code: EC778.08.01.029), Jumbotas met vuilniszak inhoudende een jerrycan met 20 liter vloeistof. Monster: AADN5137NL.
- SIN AAEE1726NL (IBN code: EC778.08.01.027), Jumbotas met vuilniszak inhoudende een jerrycan met 20 liter vloeistof. Monster: AADN5138NL.
- SIN AAEE1728NL (IBN code: EC778.08.01.033), C-1000 tas met vijf jerrycans inhoudende een totaal van 24 liter vloeistof. Monsters: AADN5166NL, AADN5167NL, AADN5168NL.
- Monster SIN AADN5140NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (5 liter).
- Monster SIN AADN5142NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (5 liter).
- Monster SIN AADN5143NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (5 liter).
- Monster SIN AADN5144NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (5 liter).
- Monster SIN AADN5145NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (4 liter).
Er werd een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van in totaal circa 23.329 gram netto aan amfetamine, circa 28.000 gram aan MDMA en circa 270 gram netto aan cocaïne.
Daarnaast werden de volgende monsters genomen:
- SIN AAEE1707NL (IBN code: EC778.08.01.006), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5148NL.
- SIN AAEE1706NL (IBN code: EC778.08.01.007), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.990 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5150NL.
- SIN AAEE1708NL (IBN code: EC778.08.01.008), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5153NL.
- SIN AAEE1709NL (IBN code: EC778.08.01.009), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5146NL.
- SIN AAEE1717NL (IBN code: EC778.08.01.015), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.990 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5175NL.
- SIN AAEE1718NL (IBN code: EC778.08.01.016), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5147NL.
- SIN AAEE1722NL (IBN code: EC778.08.01.022), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.990 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5152NL.
- SIN AAEE1723NL (IBN code: EC778.08.01.023), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5149NL.
Er werd een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van in totaal 199.820 gram apaan.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) d.d. 13 november 2013 volgt het navolgende:
- De monsters ‘lichtgele vloeistof’ met de kenmerken AADN5137NL, AADN5138NL, AADN5139NL, AADN5140NL, AADN5142NL, AADN5143NL, AADN5144NL en AADN5145NL bevatten amfetamine. Ook de monsters ‘crèmekleurige vloeistof kristallijn poeder’ met de kenmerken AADN5151NL, AADN5156NL, AADN5154NL, AADN5155NL, AADN5157NL, AADN5166NL bevatten amfetamine. Dit geldt eveneens voor het monster ‘crèmekleurig geklonterd poeder’ met kenmerk AADN5161NL, en tenslotte ook voor de monsters ‘crèmekleurige substantie’ met de kenmerken AADN5166NL, AADN5167NL, AADN5168NL, AADN5170NL, AADN5171NL, AADN5172NL, AADN5173NL en AADN5174NL.
- Het monster ‘monster crèmekleurig poeder en brokjes’ met kenmerk AADN5158NL bevat cocaïne.
- De monsters ‘beige kristallen en poeder’ met de kenmerken AADN5162NL, AADN5163NL, AADN5164NL, AADN5165NL en AADN5169NL bevatten MDMA, evenals het monster ‘tablet (0,42 gram), roze, diepdruk: “db”, in een gripzakje’ met kenmerk AAEE1714NL.
- Het monster ‘lichtgeel geklonterd poeder’ met kenmerk AADN5159NL en het monster ‘crèmekleurig geklonterd poeder’ met kenmerk AADN5160NL bevatten amfetamine en 4-methylamfetamine.
Cocaïne, amfetamine, MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en 4-MA (4-methylamfetamine) zijn vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
- De monsters ‘crèmekleurig kristallijn poeder’ met de kenmerken AADN5146NL, AADN5147NL, AADN5148NL, AADN5149NL, AADN5150NL, AADN5152NL, AADN5153NL en AADN5175NL bevatten apaan.
In relatie tot de productie van verdovende middelen is het bekend dat deze stof kan worden omgezet in benzylmethylketon (BMK), een grondstof voor o.a. amfetamine of metamfetamine.
Samengevat is op het adres [adres 33] in totaal ruim 5 kilo amfetamine aangetroffen en ruim 5 kilo MDMA en op het adres [adres 1] in totaal ruim 23 kilo amfetamine, 28 kilo MDMA, 270 gram cocaïne en ongeveer 200 kilo apaan. Op basis van de omvang van deze partijen harddrugs en apaan concludeert de rechtbank dat het hier gaat om opslaglocaties.
Relatie [verdachte] tot het pand [adres 33]
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 33] te Eindhoven heeft de politie onder meer schriftelijke bescheiden aangetroffen die gericht zijn aan [verdachte] , te weten:
- een nota van Brabant Water N.V. voor een bedrag van € 68,00 en gedateerd 29 juni 2013, gericht aan E. [verdachte] , [adres 33] , [postcode 2] Eindhoven. Op deze nota is met pen geschreven ‘
- een brief van ‘Endinet’, inzake de meteropname op het verbruiksadres [adres 33] , [postcode 2] Eindhoven, gedateerd 30 mei 2013 en gericht aan dhr/mevr [verdachte] ;
- een aantal stukken van UPC Nederland inzake het ‘Alles-in-1-Standaard pakket’, gedateerd 30 mei 2013 en gericht aan E. [verdachte] , [adres 33] , [postcode 2] Eindhoven, waarin [verdachte] als nieuwe klant wordt verwelkomd door UPC Nederland. Tussen deze stukken bevindt zich tevens een factuur van UPC Nederland, voor een bedrag van € 158,25 en gedateerd 25 juni 2013, gericht aan dhr. E. [verdachte] , [adres 33] , [postcode 2] Eindhoven. Op deze factuur is met pen geschreven ‘
Tijdens de doorzoeking in de woning heeft de politie ook 4 doosjes van mobiele telefoons inbeslaggenomen. In een berghok werd op/in een witte box 1 doosje (verpakking) van mobiele telefoons aangetroffen. In de woonkamer, werden op/in een dressoir 3 doosjes (verpakking) van mobiele telefoons aangetroffen. Hieronder bevond zich een verpakking met de gegevens: Telefon Komorkowy Blackberry 9790, Black, met IMEI: 359202049995714. . Het IMEInummer van deze telefoon komt overeen met het IMEInummer van de inbeslaggenomen Blackberry, die is aangetroffen op de [adres 17] te Eindhoven, onder beslagnummer GC004.01.02.001.De politie heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat het adres [adres 17] te Eindhoven het GBA-adres van [verdachte] betreft.
Uit door [woningbouwvereniging] verstrekte gegevens volgt dat vanaf 2006 mevrouw [naam 34] , geboren op [geboortedatum 2] te Helmond, de woning [adres 33] huurt. Bij het pand wordt een berging gehuurd. Ambtshalve is het bekend dat mevrouw [naam 34] de dochter is van [medeverdachte 1] en dat zij daadwerkelijk woonachtig is op het adres [adres 34] te Eindhoven.
Op 14 februari 2013 om 10:21:24 uur vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [naam 34] . Uit de OVC-opname van dit gesprek volgt onder meer het navolgende:
[…]
Sessie 2
[medeverdachte 1] : “Weet je wat je nu alvast wel kan doen als de telefoon werkt, afspraak maken dat ze de bel komen maken. [woningbouwvereniging] bellen en afspraak maken dat ze de sleutels komen…”
[naam 34] : “ja dat kan ik dadelijk doen, ik zal eerst proberen zelf die sleutel te doen…
[medeverdachte 1] : “Dan is dat in ieder geval, want dit flatje dat houden we aan.”
[naam 34] : “Want? O ja dat heb je gezegd.”
[medeverdachte 1] : “ [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] gaat er waarschijnlijk wonen. [verdachte] wil niet de hele tijd bij zijn moeder zitten en dit is te betalen. We laten het dus helemaal zoals het is, je blijft die flat houden, ik wil die flat ook houden, ik weet niet waarom, je weet maar nooit.”
Op 23 maart 2013 om 19:19:44 uur vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en een NN-man, vermoedelijk [persoon 3] . Uit de OVC-opname van dit gesprek volgt onder meer het navolgende:
[…]
Sessie 17
NN-man vraagt hoe is het met dat ding is afgelopen, met [verdachte] ?
[medeverdachte 1] : … onverstaanbaar …. laten we zitten, voorlopig.
[…]
NN-man: en hoe is het met die andere?
[medeverdachte 1] : zijn maat?
NN-man: zit die in dat flatje?
[medeverdachte 1] : nee daar zijn ze weg.
NN-man: nu al?
[medeverdachte 1] : … onverstaanbaar… ja dat willen ze niet meer, dat is echt… onverstaanbaar…
NN-man: hebben ze doorverhuurd?
[medeverdachte 1] : ja, volgens mij wel. Of nee, ze hebben toch wel betaald. Hebben betaald tot oktober. Maar ja ik vond het op een gegeven moment toch niet meer zo best. Al een paar keer eehh… zitten…
NN-man: echt een depressief flatje.
[medeverdachte 1] : dat sowieso. Hijzelf pakt het flatje van [naam 34] . Dat is een hele leuke flat, daar gaat hij ook echt wonen. Hij woont nog wel bij zijn moeder, maar dan heeft hij ook iets van zichzelf, waar hij meisjes kan uitnodigen en zo.
NN-man vindt [verdachte] een beetje kinderlijk.
Op 8 juli 2013 om 15:39:56 uur wordt [verdachte] gebeld door een medewerker van [woningbouwvereniging] . Uit de weergave van dit telefoongesprek volgt het navolgende:
Medewerker vraagt of hij spreekt met [naam 34] . [verdachte] zegt: “Ja daar spreekt u mee”. Medewerker zegt dat de huur van juni nog niet is overgemaakt en dat er een betalingsherinnering is gestuurd. [verdachte] zegt dat hij geen factuur heeft ontvangen en dat hij de betaling zal overmaken.
Op 15 juli 2013 om 15:59:04 uur belt [verdachte] zijn moeder, mevrouw [naam 35] . Uit de weergave van dit telefoongesprek blijkt het navolgende:
[…]
[verdachte] zegt dat ze anders naar het appartement van [naam 34] (ng+fon) moet komen.
[naam 35] zegt ok.
[verdachte] zegt dat hij daar nog wel even is en dat daar een overstroming is en dat hij het moet fixen.
[naam 35] zegt ok.
Gesprek gaat verder over dat [naam 35] naar het appartement van [naam 34] moet komen.
[naam 35] vraagt wat het nummer is.
[verdachte] zegt dat [naam 35] moet bellen als ze er is, omdat ze niet kan aanbellen.
[verdachte] zegt dat hij dan naar beneden moet lopen.
[verdachte] zegt bij nummer 40 daar. […]
Overweging van de rechtbank over het beheer van de [adres 33] in Eindhoven
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien kon [verdachte] , in ieder geval vanaf medio 2013, als heer en meester over het appartement – en daarmee over de daarbij behorende berging – aan de [adres 33] beschikken. [naam 34] is volgens de verhuurder de officiële huurster van deze woning. Uit de OVC-gespreken tussen [medeverdachte 1] en [naam 34] respectievelijk [persoon 3] in februari en maart 2013 volgt dat [verdachte] de woning van [naam 34] zal gaan bewonen. Tijdens de doorzoeking zijn er vervolgens facturen gevonden van voorzieningen die het appartement betreffen en die op naam zijn gesteld van [verdachte] . Deze facturen dateren van 30 mei 2013 en 29 juni 2013. Op 8 juli 2013 wordt [verdachte] gebeld door een medewerker van de verhuurster. Tijdens dit gesprek deelt [verdachte] mee dat hij ‘ [naam 34] ’ is en zegt hij toe een achterstallige betaling te regelen. Uit een tapgesprek van 10 juli 2013 blijkt dat [verdachte] toegang heeft tot het appartement. Ook geeft [verdachte] op 15 juli 2013 instructies aan zijn moeder met betrekking tot het brengen van een bezoek aan dit appartement. Tenslotte is er 1 oktober 2013 een verpakking aangetroffen van een BlackBerry, die op het GBA-adres van [verdachte] is inbeslaggenomen.
Relatie [verdachte] tot het pand [adres 35]
Uit de huurovereenkomst zelfstandige ruimte van het appartement aan de [adres 1] te Eindhoven volgt dat dit appartement vanaf 27 oktober 2004 door [naam 36] wordt gehuurd van Woningstichting [naam 37] .Op 7 juni 2013 heeft [naam 36] aangevraagd dat [verdachte] als tijdelijke huisbewaarder zal optreden vanwege haar tijdelijke arbeid of studie in het buitenland. Dit formulier is door hen beiden ondertekend.
Op 8 juli 2013 vindt er om 20:56:05 uur een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en een NN-vrouw. Dit gesprek luidt onder meer als volgt:
[…]
NN-vrouw vertrekt morgenvroeg naar Curaçao.
NN-vrouw zegt plotseling:
van wie is die schuur beneden he… godverdomme… he?
[verdachte] :
ik zit er zelf nooit.
NN-vrouw:
je moet die schuur leeghalen man, want mijn moeder komt die fiets ophalen binnenkort, als ze dat ziet gaat ze echt flippen. Ik ben vandaag die koelkast gaan halen dus ik zag iets, ik zei O...
[verdachte] :
meen je dat want ik zie die jongen nou.
NN-vrouw:
ja maar die jongen heeft gezegd dat is niet van mij, ik weet niet van wie dat is.
[verdachte] :
o, dan ga ik er nou heen, weet ik effe voldoende, dat vind ik helemaal super
NN-vrouw:
maakt niet uit, maar ik wil die shit echt weg. Weet je de woningbouw heeft tegen mij gezegd, ik heb die vandaag gesproken, hun zeggen omdat het de [adres 35] is kan ik sowieso niet voor een lange periode. Ze houden het elke keer bij, want ze zeiden de [adres 35] is altijd met wiet en shit, dus ze gaan het nou extra in de gaten houden, dus please geen shit in mijn huis.
[verdachte] :
ik heb de sleutel niet eens man.
[…]
[verdachte] :
nee ik heb geen sleutel of niks, maar er is wel een andere persoon die een sleutel heeft en daar ga ik nou heen, dan gaan we effe mooi met z’n drietjes zitten. Hij zal (onverstaanbaar) als (…) geen sleutel hebt.[…]
Uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Eindhoven volgt, zakelijk weergegeven, dat [naam 38] vanaf 21 december 2011 staat ingeschreven op het adres [adres 33] , [postcode 3] Eindhoven.
Verklaring getuige [naam 38] over de adressen [adres 33] en [adres 35]
Op 1 oktober 2013 heeft de getuige [naam 38] verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij sinds half augustus woont op het adres [adres 1] te Eindhoven. [naam 38] huurt deze woning van [verdachte] . [verdachte] is een donkere Surinaamse jongen, 31 jaar, kort haar, stevige jongen en bijna 2 meter groot. [naam 38] heeft verklaard dat hij 850 euro per maand betaald aan [verdachte] en dat [verdachte] dit weer aan ‘haar’ betaalt. [naam 38] kent haar niet, hij heeft haar maar één keer ontmoet. Zij woont in het buitenland. Het mobiele telefoonnummer van [verdachte] is 06-31523153. [naam 38] heeft [verdachte] leren kennen tijdens een schildersklus bij een maat, Pascal. [naam 38] heeft verklaard dat hij nooit in de berging is geweest. Hij wist niet van het bestaan van die berging en heeft er ook geen sleutel van gekregen. Volgens [naam 38] heeft [verdachte] hem nooit over die berging verteld.
Bij de politie heeft [naam 38] op 15 januari 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij [medeverdachte 1] in 2006 heeft leren kennen, toen hij in de woning van een zekere Pascal werkte. Toen [naam 38] bij [medeverdachte 1] in het appartement aan het werk was, kwam hij [naam 34] tegen. Zij vertelde hem dat zij een stiefdochter van [medeverdachte 1] was. Op enig moment had hij geen woon- of verblijfplaats. [naam 38] kwam Pascal tegen en deze zei tegen hem dat hij ging verhuizen en dat zijn appartement vrij kwam. Dit appartement was gelegen aan de [adres 33] te Eindhoven. Pascal huurde dit appartement van [naam 34] . Pascal vertelde [naam 38] dat als hij een overeenkomst zou kunnen krijgen met [naam 34] , [naam 38] dit appartement dan kon huren. [naam 38] is toen met een kopie van het huurcontract en een handtekening van [naam 34] naar de gemeente Eindhoven gegaan en heeft zich op het adres [adres 33] te Eindhoven laten inschrijven.
Toen Dion zijn relatie was verbroken heeft [naam 38] aangeboden dat Dion bij hem in de woning kon gaan wonen. [naam 38] is daarna in Helmond gaan wonen waar [verdachte] contact met hem opnam. [verdachte] vroeg [naam 38] of hij het appartement gelegen aan de [adres 33] wilde opknappen. [verdachte] wilde in het appartement gaan wonen. [naam 38] had aan [verdachte] aangegeven dat hij ook nog steeds op zoek was naar woonruimte. [verdachte] bood hem een appartement aan gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven. Dit appartement zou van een meisje zijn, dat op dat moment in het buitenland verbleef. Eind juli, begin augustus 2013 is [naam 38] in het appartement gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven gaan wonen. [verdachte] vertelde hem dat op de galerij rechts naast de voordeur een berging zat waar de spullen van het meisje opgeslagen lagen. [naam 38] is nog nooit in deze berging geweest. Hij heeft daar nooit een sleutel van gekregen of gezien. Hij heeft alleen van [verdachte] één sleutel van de voordeur gekregen. Verder heeft hij van [verdachte] één elektronische sleutel (druppel) gekregen zodat hij toegang kreeg tot de ingang van het appartementencomplex. [verdachte] was zelf ook in het bezit van de sleutels van dit appartement. [naam 38] heeft nooit geweten dat er beneden ook een schuur zat. Een paar dagen voor de politie-inval kwam er een Marokkaanse vriend van [verdachte] langs. [naam 38] weet de naam van deze vriend niet, maar weet wel dat het de maat van [verdachte] was. Hij kwam gewoon zonder aankondiging binnen in het appartement. Hij had daar kennelijk een sleutel van. Deze vriend had voor [naam 38] in het appartement aan de [adres 35] gewoond. [naam 38] heeft deze vriend twee à drie keer ontmoet, één keer voordat hij in het appartement aan de [adres 35] ging wonen en één keer een paar dagen voor de politie-inval. De eerste keer dat hij de vriend had gezien was bij het appartement aan de [adres 35] . [verdachte] liet [naam 38] toen het appartement zien en deze vriend was daar aanwezig. [naam 38] heeft deze vriend ook gezien toen hij aan het werk was aan de [adres 33] te Eindhoven.
Toen [naam 38] in het appartement aan de [adres 33] te Eindhoven woonachtig was, was hij in het bezit van 2 sleutels van het appartement en 2 sleutels van de bijbehorende schuur. Toen Dion bij hem in kwam wonen, heeft hij 1 setje sleutels aan Dion gegeven. Toen [naam 38] , en later Dion, waren vertrokken uit het appartement zijn de sloten van het appartement vervangen door [verdachte] met uitzondering van de centrale toegangsdeur. [naam 38] heeft daar maar 2 maanden gewoond.
Op foto 1 heeft [naam 38] [medeverdachte 1] herkend, op foto 2 Dion en op foto 3 [verdachte] . Op foto 4 heeft [naam 38] de vriend van [verdachte] herkend, waarvan hij de naam niet meer precies weet.
De rechtbank merkt met betrekking tot de fotoherkenning het volgende op. Bij het verhoor van [naam 38] zitten vier bijlagen met in elke bijlage een foto. De politie heeft echter niet in het proces-verbaal vermeld wat de naam is van de man die op foto vier staat. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen dat het een foto van [medeverdachte 2] is, omdat dezelfde foto aan [medeverdachte 12] is getoond tijdens diens verhoor en daar vermeldt de politie in het proces-verbaal wèl dat een foto wordt getoond van [medeverdachte 2] .
Bij de politie heeft [naam 38] op 16 januari 2014 nog verklaard, zakelijk weergegeven, dat de vriend van [verdachte] waar over hij eerder heeft verklaard (NN1) in zijn telefoon staat als ‘ [alias 22] ’ met nummer [telefoonnummer ] . [naam 38] belde hem op te kijken waar hij was en toen stuurde hij niet bellen, alleen whatsapp. [naam 38] belde hem omdat hij hem de huur van de eerste maand heeft betaald. De huur van de [adres 35] ging volgens [naam 38] altijd contant. [verdachte] zou het geld van de factuur aan [naam 38] overmaken en [naam 38] zou de huur aan [verdachte] contant terugbetalen. De eerste maand huur op de [adres 35] heeft hij contant gegeven aan die vriend van [verdachte] .
Overweging van de rechtbank over het beheer van de [adres 1] in Eindhoven
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] de huisbewaarder was tijdens de afwezigheid van de bewoonster [naam 36] vanaf 9 juli 2013. Daarna heeft [verdachte] vervolgens de woning onderverhuurd aan [naam 38] . Volgens [naam 38] had hij zelf geen sleutel van de berging. Uit het tapgesprek tussen [naam 36] en [verdachte] op 8 juli 2013 volgt dat [verdachte] kennelijk wel toegang tot deze berging kon krijgen en dat er die dag ‘
shit’in de berging lag die onmiddellijk verwijderd moest worden. [naam 38] was op 1 oktober 2013 nog altijd woonachtig op de [adres 1] te Eindhoven en niet is gebleken van een verandering in de beheertaken van [verdachte] of de toegang tot het appartement.
Observaties en tapgesprekken met betrekking tot de [adres 35]
Op 10 januari 2013 wordt het perceel [adres 1] geobserveerd door de politie. Uit deze observatie volgt, zakelijk weergegeven dat om 12.30 uur [medeverdachte 2] met een zak met eten in zijn hand de flat aan de [adres 35] binnengaat. Omstreeks 16.48 uur worden [medeverdachte 2] en [verdachte] waargenomen bij hotel De [X] in Leende terwijl zij een ontmoeting hebben met twee onbekende mensen die Duits en Nederlands spreken. Het observatieteam hoort dat de Nederlands-sprekende man aan [medeverdachte 2] vraagt hoe het met [verdachte] ging. Vervolgens werd gehoord dat [medeverdachte 2] tweemaal ‘ [adres 35] ’ zei. Later op de dag wordt waargenomen dat [verdachte] de parkeerplaats van de [adres 35] oprijdt, in de richting van de flat loopt en met [medeverdachte 2] en een onbekende man de flat ingaat.
In een tapgesprek op 19 januari 2013 om 1.18 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door een onbekende man. [medeverdachte 2] vraagt of de man er is. De onbekende man zit nog in de auto. [medeverdachte 2] zegt dat hij maar op de bel moet drukken. De man weet het nummer niet en [medeverdachte 2] zegt: “778”.
Dezelfde avond wordt [medeverdachte 2] gebeld door een onbekende vrouw aan wie hij vertelt dat hij nu in Eindhoven woont.
Op 4 februari 2013 belt [medeverdachte 2] naar [naam 39] . [naam 39] is er en vraagt welk nummer. [medeverdachte 2] zegt: “778”. [medeverdachte 2] maakt open.
Op 6 februari 2013 wordt [medeverdachte 1] geobserveerd. Om 10.59 uur rijdt hij in een Volkswagen Polo ( [nummer 13] ) weg bij zijn woning in gezelschap van een onbekende man op de passagiersstoel. Om 11.12 uur parkeert [medeverdachte 1] op de [adres 35] in Eindhoven ter hoogte van een flat met het nummer 4. Om 12.34 uur ziet het observatieteam dat [medeverdachte 1] met de onbekende man naar buiten komt uit de portiek waarin ook perceel 778 is gevestigd en dat beiden weer in de auto instappen en wegrijden.
Op 15 februari 2013 wordt het perceel [adres 1] vanaf 08:30 uur geobserveerd door de politie. Uit deze observatie volgt, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] om 12:12 uur en een onbekende man (NN1) voor de portiek stonden van het flatgebouw waarin onder andere perceel [adres 1] is gevestigd. [verdachte] belde aan bij één van de deurbellen. Om 12:13 uur gingen [verdachte] en NN1 de deur van de portiek binnen. Om 12:30 uur kwamen [verdachte] en NN1 uit de deur van de portiek. [verdachte] droeg op dat moment een witkleurige plastic tas. Om 12:31 uur stapten [verdachte] als passagier en NN1 als bestuurder in een personenauto, merk Audi, type A4, kleur wit en voorzien van Belgisch kenteken 1-DMB-210.
Om 13:19 uur kwam [medeverdachte 2] uit de portiek. Hij hield een zichtbaar gevulde blauwkleurige plastic tas van de Albert Heijn in zijn hand. Om 13:20 uur stapte [medeverdachte 2] als bestuurder en enige inzittende in de [nummer 14] , met de blauwe tas in zijn hand, waarop deze [nummer 14] vertrok. Deze werd vervolgens om 13:22 uur geparkeerd op een parkeerplaats van Winkelcentrum Woensel te Eindhoven, ter hoogte van supermarkt Albert Heijn. Een onbekende man stapte als passagier in de [nummer 14] . Deze NN2 had niets zichtbaar in zijn handen bij het instappen. Om 13:31 uur stapte NN2 uit, met de blauwe tas in zijn hand. Hij liep naar een bedrijfsauto, merk Volkswagen, type Caddy en voorzien van kenteken [nummer 15] en opende de achterdeuren van de laadruimte. NN2 borg de blauwe tas op in de laadruimte aan passagierszijde. Om 13:32 uur kwam NN2 uit de laadruimte van de [nummer 15] , zonder blauwe tas. NN2 stapte als bestuurder en enige inzittende in de [nummer 15] en vertrok. Om 13:33 uur liep [medeverdachte 2] vanaf de parkeerplaats richting de ingang van supermarkt Albert Heijn.De [nummer 15] staat op naam van [naam 40] en in het bedrijfsprocessensysteem van de politie staat een mutatie geregistreerd waarin deze [naam 40] in verband wordt gebracht met het dealen van verdovende middelen. Het gaat om een melding van 26 juni 2012 dat er geregeld werd gedeald op het terrein van Vita Zorg en Welzijn. Die dag werd tussen een persoon in een personenauto en twee jongens geld gewisseld tegen een zakje met onbekende inhoud. De personenauto stond ook op naam van [naam 40] .
Op 4 maart 2013 wordt het perceel [adres 1] vanaf 14:30 uur geobserveerd door de politie. Uit deze observatie volgt, zakelijk weergegeven, dat een man (later door het observatieteam herkend als [medeverdachte 2] ) bij een personenauto, merk Volvo, type S60, kleur zwart en voorzien van het kenteken [nummer 16] , stond. Deze auto stond geparkeerd op de parkeerplaats bij een flatgebouw waarin onder andere [adres 1] is gevestigd. Om 17:02 uur liep [medeverdachte 2] naar een personenauto, merk Honda, type CRV, kleur grijs en voorzien van kenteken [nummer 17] . [medeverdachte 2] keek aan de bestuurderszijde in de [nummer 17] . [medeverdachte 2] liep naar de [nummer 16] en stapte als bestuurder en enige inzittende in en vertrok. Om 17:09 uur stopte de [nummer 16] op de parkeerplaats bij winkelcentrum Woensel ter hoogte van de Albert Heijn. [medeverdachte 2] stapte uit en maakte contact met de bestuurder van een bestelauto, merk Volkswagen, type Caddy, kleur rood en voorzien van kenteken [nummer 15] . [medeverdachte 2] opende de kofferbak van de [nummer 16] en pakte een zwart tasje van ongeveer 25 bij 15 centimeter uit de kofferbak. [medeverdachte 2] gaf dit aan NN2. NN2 legde het tasje in de laadruimte van de [nummer 15] . NN2 werd herkend van de observatie van 15 februari 2013. NN2 stapte om 17:14 uur als bestuurder en enige inzittende in de [nummer 15] stapte en vertrok. Om 17:15 uur stapte [medeverdachte 2] als bestuurder en enige inzittende in de [nummer 16] en vertrok.
De rechtbank merkt op dat de gedragingen zoals beschreven in de observaties van 15 februari 2013 en 4 maart 2013 alle schijn hebben van een mogelijke drugsdeal; een korte ontmoeting op een parkeerplaats waarbij men even bij elkaar in de auto zit, iets wordt overgedragen en men weer uit elkaar gaat.
Peilbakengegevens
De politie vermeldt dat [medeverdachte 2] en [verdachte] gebruik maakten van een Volvo S 60 met het kenteken [nummer 16] waaraan een peilbaken was geplaatst. In de periode tussen 30 december 2012 en 14 februari 2013 werd 29 maal een stop geregistreerd in de onmiddellijke omgeving van het pand [adres 1] in Eindhoven. [verdachte] maakte ook gebruik van een Audi met kenteken [nummer 18] waaraan een peilbaken was geplaatst. In de dagen tussen 10 maart 2013 en 15 maart 2013 werden 19 stops geregistreerd in de onmiddellijke omgeving van de [adres 1] in Eindhoven.
Slotsom van de rechtbank
Deelname aan een criminele organisatie (feit 9)
De rechtbank komt tot het oordeel dat er sprake is geweest van een criminele organisatie. Zij stelt aan de hand van de bewijsmiddelen daartoe het volgende vast.
Uit het e-mailverkeer in de BlackBerry van [medeverdachte 1] valt in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen op te maken dat zowel [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] als [medeverdachte 5] zich op grote schaal bezighielden met de in- en verkoop van diverse soorten synthetische drugs en precursoren. De e-mailberichten worden ondersteund door OVC-gesprekken. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de e-mailwisselingen tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] op 5 juli 2013 en het OVC-gesprek in de auto van [medeverdachte 1] waaraan zij op diezelfde dag ook alle drie deelnemen. De aard en de inhoud van de onderschepte communicatie laat redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat het hier gaat om handel in verdovende middelen, zeker nu elke verklaring van de zijde van verdachten volstrekt is uitgebleven. De genoemde aantallen in de notities in de BlackBerry van [medeverdachte 1] geven bovendien een indruk van de omvang van de handel. Die was aanzienlijk.
Wat betreft de onderlinge verhoudingen heeft [medeverdachte 1] een aansturende rol. Hij onderhoudt de contacten met producenten/leveranciers en afnemers en [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] verrichten de diverse uitvoerende werkzaamheden. Zo laat [medeverdachte 1] [medeverdachte 5] samples maken (e-mail van 5 juli 2013) en uit e-mail verkeer op 16 juli 2013 is op te maken dat [medeverdachte 5] een levering van 6 dozen pillen in ontvangst zal nemen, [medeverdachte 2] 200 A meeneemt en [verdachte] kan beginnen met de verkoop. [medeverdachte 2] houdt zich ook bezig met het afleveren van bijvoorbeeld pillen (zie het e-mail verkeer tussen 25 en 28 juli 2013) en [verdachte] int geld dat hij vervolgens afdraagt aan [medeverdachte 1] , zo volgt bijvoorbeeld uit mailverkeer tussen beiden op 29 en 31 juli 2013. De hoeveelheid ‘pap’, een term voor geld, wordt uitgedrukt in ‘K’ (1.000 euro) en wordt meestal genoemd in relatie tot leveringen van amfetamine(olie) en pillen. [medeverdachte 1] laat zich geregeld door [verdachte] en [medeverdachte 2] informeren over hoe de verkoop verloopt en geeft prioriteiten aan.
Uit de verklaring van [medeverdachte 12] blijkt dat [verdachte] alle soorten verdovende middelen kon leveren, zoals MDMA, xtc-pillen van 140 mg en cocaïne. [medeverdachte 12] kende [medeverdachte 2] in december 2013 ongeveer een jaar en ziet hem als de rechterhand van [verdachte] . De nauwe band tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] wordt ook bevestigd door de verklaring van [naam 38] .
De rechtbank concludeert verder dat er intensief wordt samengewerkt. Het gaat hier niet om individuen die ‘ieder voor zich’ werken. Vrijwel dagelijks is er op verschillende momenten contact en er wordt efficiënt gecommuniceerd en afgestemd. Men heeft aan een half woord genoeg. Communicatie verliep via zogenaamde encrypted BlackBerries die alleen werden gebruikt om versleutelde e-mailberichten te versturen en te ontvangen. Hiertoe werden onderling e-mailadressen uitgewisseld. [verdachte] speelde een rol bij de organisatie van de BlackBerries, zo volgt ook uit zijn mails van 22 augustus en 30 september 2013. De rechtbank gaat dan ook niet mee in het verweer van de raadsman van [medeverdachte 2] dat niet kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 2] de (unieke) gebruiker is, te meer nu is gebleken dat [verdachte] op 30 september 2013 aangeeft dat ‘we’ twee nieuwe pgp’s ontvangen en wat de adressen van hemzelf en [medeverdachte 2] daarvan zijn. Ook [medeverdachte 2] laat die dag weten dat zijn kaartje was verlopen en dat hij een nieuw adres heeft. Dat duidt naar het oordeel van de rechtbank niet op incidenteel gebruik, maar op structureel gebruikerschap.
Verder wijst de rechtbank op de bergingen van de appartementen aan de [adres 33] en de [adres 35] in Eindhoven die gezien de grote hoeveelheden amfetamine, MDMA en apaan die daar werden bewaard, moeten worden beschouwd als opslaglocaties van het samenwerkingsverband. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat zowel [verdachte] , [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] in relatie zijn te brengen met deze ‘stashpanden’. Het gaat in de eerste plaats om de opslag van middelen waarin zij handelen en voortdurend met elkaar in contact staan, zo blijkt uit de onderschepte communicatie. Daarnaast worden zij er vanaf 10 januari 2013 soms alleen, soms in elkaars gezelschap gezien en [medeverdachte 2] gedraagt zich (komende van de [adres 35] ) op de parkeerplaats van het winkelcentrum de Woenselse Poort op 15 februari en 4 maart 2013 op een manier die alle schijn heeft van een drugsdeal. [verdachte] houdt zich bezig met de huur van beide locaties en ook [medeverdachte 1] is hier blijkens de onderschepte communicatie geheel van op de hoogte.
Het oogmerk van de organisatie was gericht op de handel in synthetisch drugs, de handel in precursoren en daarmee op voorbereidings- en bevorderingshandelingen in het kader van de productie van synthetische drugs. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] een substantieel aandeel gehad in de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Tot slot wordt uit de bewijsmiddelen hun bewuste betrokkenheid bij de organisatie en het opzet op het oogmerk van de organisatie om opiumwetmisdrijven te plegen afgeleid.
Feit 5 (zaaksdossier 1 – [adres 33] en [adres 35] te Eindhoven)
Onder feit 5 wordt [verdachte] verweten dat hij op 1 oktober 2013 op twee adressen – te weten: de [adres 33] en de [adres 1] in Eindhoven – samen met één of meer anderen verdovende middelen aanwezig heeft gehad.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de politie op 1 oktober 2013 in totaal 28 kilogram amfetamine, 33 kilogram MDMA en 270 gram cocaïne heeft aangetroffen op de adressen [adres 33] en [adres 1] te Eindhoven.
De rechtbank heeft ook al overwogen dat [verdachte] vanaf medio 2013 als heer en meester kon beschikken over het appartement inclusief de berging aan de [adres 33] en dat hij de beheerder was van het appartement en de berging aan de [adres 1] .
Voorts heeft de rechtbank hierboven wettig en overtuigend bewezen geacht dat [verdachte] en [medeverdachte 2] met onder anderen [medeverdachte 1] deel uitmaakten van een crimineel samenwerkingsverband dat zich in ieder geval tot 1 oktober 2013 bezighield met de handel in harddrugs zoals amfetamine en MDMA. [verdachte] en [medeverdachte 2] verrichtten uitvoeringstaken waarvan het afleveren van bestelde drugs een belangrijk onderdeel was. Naar het oordeel van de rechtbank dienden de bergingen van de genoemde appartementen als opslaglocaties voor voorraden verdovende middelen en precursoren.
Uit onderschepte communicatie is bovendien gebleken dat [medeverdachte 2] kennelijk op de hoogte was van en toegang had tot voorraden en uit diverse bewijsmiddelen blijkt dat hij ook bij de beide opslaglocaties is waargenomen. [naam 38] heeft hem enkele dagen voor de politie-inval ook nog in het appartement aan de [adres 35] gezien onder omstandigheden waaruit [naam 38] de conclusie trok dat [medeverdachte 2] over een sleutel beschikte.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 1 oktober 2013 samen met anderen of een ander in totaal 28 kilogram amfetamine, 33 kilogram MDMA en 270 gram cocaïne voorhanden heeft gehad op de adressen [adres 33] en [adres 1] in Eindhoven.
Feit 8 (zaakdossier 18 – witwassen)
Tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met 1 oktober 2013 al dan niet samen met anderen voorwerpen, te weten:
€ 87.880 aangetroffen in zijn woning aan de [adres 17] te Eindhoven;
€ 187.745 aan contante stortingen op privé- en zakelijke rekeningen;
een Mini Cooper [nummer 19] ;
een Chopard horloge.
heeft witgewassen en van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Voor het startpunt van de relevante periode gaat de rechtbank uit van het moment waarop [verdachte] zich voor het eerst met de criminele activiteiten is gaan bezig houden waarvoor hij bij dit vonnis zal worden veroordeeld, te weten 28 juni 2010 (zie feit 6), en als eindpunt geldt 1 oktober 2013.
Voorwerpen
ad a. Aangetroffen geld
Op 1 oktober 2013 is [verdachte] in zijn woning aan de [adres 17] te Eindhoven aangehouden en is de woning doorzocht. Op de zolderkamer bij het bed werd een zwarte tas aangetroffen met in een zijvak stapels bankbiljetten voor in totaal € 83.800,-. In de portemonnee van [verdachte] werd € 4.080, aan getroffen. Bij elkaar is dit een bedrag van € 87.880.
ad b. Contante stortingen
Bij de Kamer van Koophandel is informatie opgevraagd over ondernemingen op naam van [verdachte] . Hieruit is onder meer gebleken dat [verdachte] bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven als eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 18] . Als startdatum van de onderneming staat ingeschreven 1 oktober 2010 en als datum van opheffing 30 juni 2011. Ook blijkt hieruit dat [verdachte] sinds 24 juli 2009 staat ingeschreven als gevolmachtigde van CV [bedrijf 12] waarvan geregistreerd staat dat die onderneming met ingang van 31 mei 2012 is opgeheven. Verder blijkt hieruit dat [verdachte] staat ingeschreven als directeur/aandeelhouder van [bedrijf 12] BV, ingeschreven sinds 4 maart 2011.
De volgende bedragen zijn de contante stortingen in de periode van 28 juni 2010 tot 1 oktober 2013. Het totaal bedrag van de contante stortingen in deze periode bedraagt € 166.289 en wordt gevormd door contante stortingen op diverse ondernemersrekeningen en de privérekening van [verdachte] bij elkaar op te tellen.Het gaat om de volgende bedragen:
- er is in totaal € 114.415 contant op de privérekening van [verdachte] bij ABN AMRO met het nummer 52.83.60.229 gestort in de periode van 28 juni 2010 tot 1 oktober 2013;
- er is in totaal € 11.630 contant gestort op een ondernemersrekening van [bedrijf 18] bij ABN AMRO met het nummer 60.93.91.755 in de periode van 26 januari 2011 tot 21 juli 2011, waarbij de politie concludeert dat dit ‘kennelijk’ door [verdachte] is gebeurd;
- er is in de periode van 1 januari 2010 tot 1 oktober 2011 contant een bedrag van in totaal
€ 36.085 op een rekening-courant met het nummer 1502.64.976 op naam van CV [bedrijf 12] gestort, waarbij de politie concludeert dat dit ‘kennelijk’ door [verdachte] is gebeurd. Het dossier bevat geen specificatie van dit totaalbedrag. De rechtbank zal dit totaal bedrag evenredig verdelen over de bewezenverklaarde periode (in totaal 22 maanden, waarvan 16 maanden in de bewezenverklaarde periode, hetgeen (in het voordeel van verdachte) neerkomt op € 36.085 gedeeld door 22, keer 16 = € 26.244.
- op 22 februari 2011 wordt tweemaal € 7.000 contant gestort met pasnummer 17, in totaal dus € 14.000, op een Ondernemersrekening van [bedrijf 12] BV bij ABN AMRO met rekeningnummer 43.61.29.019.
[verdachte] heeft de conclusie van de politie niet weersproken dat de hierboven genoemde contante stortingen en opnames door hemzelf zijn gedaan, zodat de rechtbank hiervan uit zal gaan. Hij heeft zich grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank neemt in deze zaak niet alleen de contante stortingen van [verdachte] op zijn privérekening mee, maar ook op de rekeningen van zijn ondernemingen. Uit het bewijs zoals opgenomen voor feit 6 en 7 (zaaksdossier 22) volgt dat zowel [bedrijf 12] CV als [bedrijf 18] zijn gebruikt voor het bestellen en betalen van apaan en de bij het laboratorium in Gastel aangetroffen hardware. In totaal wordt derhalve een bedrag van € 166.289 aan contante stortingen meegenomen.
ad c. Mini Cooper
Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) blijkt dat [verdachte] sinds 10 juni 2013 een Mini Cooper op zijn naam heeft staan. Uit onderzoek blijkt dat de Mini Cooper is geïmporteerd uit Duitsland en dat de vorige eigenaar Sebastian Engels was, wonende in Ludwigshoehe. Voorts blijkt dat autobedrijf J. de Laat Auto’s te Eindhoven een invoerkeuring voor de Mini heeft verzorgd, waarna het RDW akkoord heeft gegeven voor het afgeven van het kentekenbewijs [nummer 19] op naam van [verdachte]. [verdachte] heeft zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Ter zitting heeft hij echter wel een verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt in dat hij de auto op zijn naam heeft laten zetten ten behoeve van een vriend van hem, [naam 41] , die zelf de auto niet op eigen naam verzekerd kreeg. Het aankoopbedrag van € 1.500 heeft [naam 41] contant betaald. [naam 41] heeft met de auto gereden en daarvoor vele boetes gekregen, ook toen [verdachte] in detentie zat. Zelf heeft [verdachte] er maar een enkele keer in gereden. [verdachte] betaalde ook de verzekering en de wegenbelasting. [naam 41] betaalde de boetes, de verzekering en de wegenbelasting contant aan [verdachte] terug. Ter zitting is een verklaring van [naam 41] overgelegd waarin hij dit bevestigt.
De rechtbank constateert dat [verdachte] hiermee een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor een andere financiering van de Mini Cooper dan een financiering uit criminele gelden. De verklaring wordt bovendien niet weerlegd door uit het dossier gebleken feiten en omstandigheden. [verdachte] zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
ad d. Aangetroffen horloges
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] werden tevens een Rolex en twee Chopard horloges aangetroffen. Slechts één Chopard horloge is tenlastegelegd. Ten aanzien van dit horloge heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal [verdachte] inderdaad vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging nu uit het dossier niet is gebleken dat het horloge afkomstig is uit misdrijf of dat het niet anders kan dan dat dit horloge met criminele gelden is gefinancierd. In het dossier staat niets over het horloge, ook niet over de waarde ervan, behalve dat het in beslag is genomen.
Afkomstig uit enig misdrijf
Voor een veroordeling voor witwassen is allereerst vereist dat aannemelijk is dat het voorwerp/geldbedrag waarop de verdenking van witwassen is gebaseerd afkomstig is uit enig misdrijf. Als op grond van de bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp/geldbedrag en een bepaald misdrijf, het zogenoemde grondmisdrijf, kan niettemin bewezen worden verklaard dat het voorwerp/geldbedrag een criminele herkomst heeft als het op grond van de vastgestelde omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de tenlastegelegde witgewassen voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Daarvan kan sprake zijn als de omvang van aanwezige gelden of gedane uitgaven veel groter is dan uit legale inkomstenbron financierbaar is. Er is dan zogenaamd onverklaarbaar vermogen.
Het bedrag van € 87.880 aan contant geld dat is aangetroffen in de woning en het totaalbedrag van de contante stortingen van € 166.289 op de hierboven genoemde rekeningen waar [verdachte] toegang toe had, is niet aan een concreet misdrijf te koppelen. [verdachte] wordt bij dit vonnis weliswaar veroordeeld voor diverse Opiumwetdelicten waaronder deelname aan een criminele organisatie, maar er is niet duidelijk een verband te leggen tussen een specifiek delict en de contante stortingen. Daarom moet worden bezien of het niet anders kan dan dat [verdachte] deze bedragen uit misdrijf heeft gefinancierd.
Heeft [verdachte] het totale bedrag van € 254.169 (€ 87.880 en € 166.289) uit legale inkomsten kunnen financieren?
Inkomsten [verdachte]
Uit een opgave van de Belastingdienst blijkt dat de Belastingdienst in 2010 ambtshalve een verzamelinkomen heeft vastgesteld van € 35.197. Bij de Belastingdienst zijn geen loongegevens bekend over 2011, 2012 en 2013 en [verdachte] heeft over die jaren geen aangifte gedaan zodat geen inkomensgegevens bekend zijn. Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij door een tien maanden lange detentie in België er niet toe is gekomen aangifte te doen, maar dat hij toen hij vrij was contact met de Belastingdienst heeft gehad waarna ‘alles was rechtgetrokken’. Uit zijn Justitiële Documentatie blijkt dat [verdachte] door het Tribunal Correctionel Hasselt op 8 juni 2012 is veroordeeld voor illegale handel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren, waarvoor hij 30 maanden gevangenisstraf heeft gekregen.
Ondernemingen [verdachte]
Zoals hierboven reeds vermeld is [verdachte] bij verschillende ondernemingen betrokken geweest. [verdachte] heeft niet concreet gesteld of en zo ja welke legale inkomsten hij uit zijn ondernemingen heeft gehad. De rechtbank merkt hierbij op dat het er bovendien blijkens de betrokkenheid van de ondernemingen bij criminele activiteiten veel meer op lijkt dat hij criminele inkomsten in plaats van legale inkomsten uit de ondernemingen heeft gehad. Hoe dit ook zij, [verdachte] is bij de politie driemaal verhoord en heeft zich telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Pas ter terechtzitting is hij voor het eerst gaan verklaren en dan nog maar fragmentarisch. Hij heeft verklaard dat zijn administratie in beslag is genomen en maar deels is teruggegeven, zodat hij allerlei stukken niet meer kan achterhalen.
Witwasvermoeden
De rechtbank constateert derhalve dat over de periode 2010/2013 door [verdachte] aangifte is gedaan van € 35.197 aan inkomen in totaal en zal er ten faveure van [verdachte] vanuit gaan dat dit legaal inkomen betreft. Van ander legaal inkomen uit zijn ondernemingen is niets gebleken en niets dan wel onvoldoende gesteld. Uit het bedrag van € 35.197 aan legaal inkomen kan het bedrag van € 254.169 niet zijn gefinancierd. Gezien deze feiten en omstandigheden is zonder meer sprake van een vermoeden dat het bedrag van € 254.169 afkomstig is uit enig misdrijf.
Verklaring alternatieve herkomst
In zo’n geval mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de legale herkomst van de gelden die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. [verdachte] heeft als verklaring gegeven dat zijn vader kostbare juwelen bij zijn moeder heeft achtergelaten toen hij haar verliet en dat [verdachte] die juwelen heeft verkocht. De opbrengst hiervan is minimaal € 80.000 geweest. Bij pleidooi heeft hij enkele stukken overgelegd die certificaten van diamanten en een briljant lijken te zijn in het Italiaans, maar bij ontbreken van een nadere toelichting is daaruit niets af te leiden over de waarde, de datum van verkoop en de opbrengst. Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij de juwelen in Antwerpen in achterkamertjes heeft verkocht zodat daar geen papieren spoor van bestaat. Hij heeft de juwelen laten taxeren bij Sotheby’s maar het stuk dat daarop ziet is inbeslaggenomen.
De rechtbank vindt deze verklaring voor een legale herkomst van het geld onvoldoende concreet en niet min of meer verifieerbaar: iedere papieren onderbouwing in de vorm van taxaties en facturen onderbreekt. Er zou slechts een taxatie van de juwelen door Sotheby’s bestaan. Die taxatie bevindt zich echter niet in het dossier en een enkele taxatie is ook niet voldoende om aan te tonen wanneer, door wie, welke opbrengst ermee is gegenereerd. Verder weegt mee dat [verdachte] pas op de terechtzitting, jaren na dato, met deze verklaring is gekomen en dat hij bij dit vonnis voor diverse Opiumwetdelicten en lidmaatschap van een criminele organisatie zal worden veroordeeld. De verklaring van [verdachte] biedt daarom onvoldoende tegenwicht aan het vermoeden dat het totaalbedrag van € 254.169 is gefinancierd uit criminele gelden. Met voldoende zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden een legale herkomst hebben zodat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Uit eigen misdrijf verkregen/ontslag van alle rechtsvervolging
Gezien de delicten waarvoor [verdachte] zal worden veroordeeld waaronder deelname aan een criminele organisatie, kan het niet anders dan dat de gelden uit eigen misdrijf van [verdachte] afkomstig zijn.
Op grond van artikel 420bis Sr is sprake van witwassen indien van een voorwerp/geldbedrag dat afkomstig is uit enig misdrijf de werkelijke aard, de herkomst of de vindplaats wordt verborgen of verhuld (de a-variant van het artikel) of het voorwerp/geldbedrag door de verdachte wordt verworven, voorhanden wordt gehouden, overgedragen of omgezet (de b-variant van het artikel). Bij gelden die afkomstig zijn uit eigen misdrijf is volgens vast jurisprudentie het enkele verwerven of voorhanden hebben van de gelden niet voldoende om tot witwassen in de zin van 420bis Sr te komen. Er dient dan tevens sprake te zijn van verhullen/verbergen van de gelden om tot een witwasveroordeling te komen. Dit om te voorkomen dat automatische verdubbeling van de strafbaarheid optreedt doordat iemand een gestolen goed ook voorhanden heeft. Die nadere motiveringseis wordt door de Hoge Raad in beginsel niet gesteld als de gelden zijn gebruikt, omgezet of overgedragen. Dit is anders indien dat overdragen, omzetten of gebruikmaken van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en de daarmee door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien het omzetten van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen bestaat uit het storten van contante geldbedragen op de eigen bankrekening. Er zijn dan extra gedragingen van de verdachte nodig gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele afkomst.
Ten aanzien van het contante geldbedrag dat [verdachte] in zijn woning voorhanden heeft gehad, is geen sprake van het verhullen of verbergen van dat bedrag. Evenmin is het bedrag overgedragen, omgezet of gebruikt. Hieruit volgt dat weliswaar bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] dit bedrag voorhanden heeft gehad, maar dat dit niet kan worden gekwalificeerd als witwassen, waardoor hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor dit bedrag.
Ten aanzien van de contante stortingen op zijn eigen bankrekening kan worden gesteld dat [verdachte] van de gestorte bedragen ook gebruik heeft gemaakt door er rekeningen mee te betalen. Echter, ook het enkele gebruiken van contante stortingen is niet voldoende om tot een kwalificatie van witwassen te komen. De rechtbank verwijst hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2913. Ook op dit onderdeel dient [verdachte] daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit echter met uitzondering van een bedrag van € 5.817,97 in totaal dat [verdachte] heeft gebruikt om huur- en energie rekeningen van [medeverdachte 1] te betalen (op 1 december 2010 € 1.077,30 en op 2 februari 2011 € 876,39 aan [energiebedrijf] met omschrijving ‘ [medeverdachte 1] [adres 16] ’ en op 5 januari en 21 februari 2011 tweemaal € 1.962,14 aan [woningbouwvereniging] GroepBV met omschrijving ‘Huur [medeverdachte 1] [adres 16] ’). Door rekeningen van [medeverdachte 1] met het geld te betalen en het daarmee als het ware ‘te witten’ wordt een extra verhullingshandeling gepleegd. Ook voor de contante stortingen op rekeningen van de ondernemingen van [verdachte] kan worden gesteld dat er een extra gedraging is gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de gelden. Door de gelden op een rekening van de onderneming te storten, wordt namelijk getracht de gelden in een legale setting ‘onder te brengen’ en daarmee de schijn van wit geld te geven.
Dit betekent dat bewezen zal worden verklaard dat [verdachte] een bedrag van € 166.289 heeft witgewassen, maar dat hij voor een bedrag van € 108.597,03 (€ 114.415 - € 5.817,97) ten aanzien van contante stortingen op zijn privérekening zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Conclusie
Bewezen wordt verklaard dat [verdachte] in de periode van 28 juni 2010 tot en met 1 oktober 2013 in Nederland voorwerpen te weten
- een geldbedrag van € 87.880 aangetroffen in de woning aan de [adres 17] te Eindhoven en
- een bedrag van € 166.289 aan contante stortingen op privé- en zijn zakelijke rekeningen
voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en/of gebruikt terwijl hij wist dat die geldbedragen middellijk of onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Van het overige tenlastegelegde wordt [verdachte] vrijgesproken. Voor het in de woning aangetroffen bedrag van € 87.880 en een bedrag van € 108.597,03 aan contante stortingen op de privé rekening geldt dat dit niet worden gekwalificeerd als witwassen omdat de geldbedragen afkomstig zijn uit eigen misdrijf van [verdachte] . Daarom wordt [verdachte] voor die bedragen ontslagen van alle rechtsvervolging.